Nederland telt miljoen gewoonte drinkers Het poppendorp van Lenie Prins telt300 vertroetelde „kinderen" EIDSE PROMOVENDUS DRS G.M. SCHIPPERS: Lichte stijging afvaltarieven Garagebedrijf Kagerstraat bij Raad van State EIDEN/REGIO LEIDSE COURANT WOENSDAG 24 JUNI 1981 PAGINA 5 mm Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elt uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. LI im aankleden. Het is een pop met linnen handen, voeten en een gezicht dat beschilderd werd met olieverf. Dat is een uitzonderlijk bezit, waar ik erg trots op ben. Ik ben er helemaal aan verslingerd; als ik zo'n oude pop zie kan ik gewoon in extase raken. Trouwens, vlak die oude Armand Marseille ook niet uit. Dat was een Franse poppenmaker die in het Duitse walhalla werkte. Ik heb er twee van: biskwiepoppen met compositielijfjes en losse gewrichtjes, ook van rond de eeuwwisseling". Oude poppen doen Lenie Prins 't meest; met die oogopslag: „dat gevoel raak je niet kwijt". „Duitse poppen, ja, die zijn erg belangrijk. Zo heb ik er één van koper, zonder merkteken; wat je noemt onbreekbaar en ongeveer een eeuw oud. Plastic poppen zijn wel leuk hoor, maar als je ziet hoeveel werk er aan die oude poppen is besteed. Dat is toch veel mooier Dat kan allemaal niet meer. Hier heb ik een babypop, compositie, met stenen hoofdje en slaapogen. Dat is m'n (merkloze) lieveling van een jaar of 60. En hier een heel klein antiek babypopje, een echte schat, met enige tandjes". Lenie Prins laat twee Chinese poppen van stof'zien (ze zitten, broer en zus, in een stenen waskom), en een Japanse „Nippon" een ware „karakter"-pop met „blank" uiterlijk. En een mooie „Heubach", met flirtogen, die heen en weer schieten en je heel IN VIER JAAR WERD EEN RIJK IN BISCUIT, COMPOSITIE, RUBBEREN PLASTIC, IN GEITEHAAR EN KANT OPGEBOUWD verleidelijk aankijken, tot je er bijna verlegen onder zou worden. De driehonderd poppenkinderen van Lenie Prins zijn met zorg verzameld, en gekoesterd als haar eigen oogappel. Zittend op satijn of fluweel of kant. Vele ook met kant an me broek. Daar heeft Lenie wel voor gezorgd. Prille en gevorderde baby's, koudweg blikkend in het niets. Een fikse zolderkamer, waarin honderden poppenlijven in doodskleed gehuld zijn bijgezet, als in een mausoleum. Zo zien velen onzer dat. Maar zo niet Lenie Prins- van den Hoed, die in vier jaar tijd een liefde heeft ontplooid die ze zelf voordien voor onmogelijk had gehouden. En werkelijk: er zijn kunststukken onder, waaraan Lenie Prins honderden uren in toewijding heeft besteed, om ze te kunnen voorzien van een gehaakte kraag, kanten onderjurkje, een ordentelijke chemise, een keurige overgooier of hesje. „Altmodische" toerusting, die vaak voor het oog ongezien blijft, maar juist daarom zo tekenend is voor het verborgen leven van een „middelbare poppenmoeder". En als het 's winters erg koud is, brandt er in het „dorp" een kacheltje. Dat is dan geen overdreven adoratie, maar gewoon zorg voor het welzijn: „want bij lage temperaturen hebben de gezichten te lijden en gaan de oogjes vastzitten. Ja, ik ben wel goed, maar niet een cyclus die enkele weken in beslag neemt. Een maandje rust en dan begint de behandeling weer van voren af aan. Lenie Prins bedient zich van handboeken met poppenliteratuur, ook al met het oog op de restauratie van oude kleertjes. En zo heeft ze ook geleerd, dat er poppen zijn van plastic, van rubber en celluloid, van biscuitporselein en van „compositie", of van blik, hout en steen. „Biskwie, dat is zeg maar een dubbelgebakken hoofd, althans bij antieke poppen. Zo ging dat vroeger: eerst bakken, dan kleuren en daarna opnieuw bakken. Dat leverde de originele porseleinen kop op. En compositie, dat is iets met een mengsel van organisch afval en gips. Een karakterpop; dat is ook weer zowat. Dat is een kind, bijna fotografisch nagebootst. Niet zo stijfjes, maar levensecht". Heiena's poppen (een 70 cm hoge boy is de langste van de collectie, en in de schoot van een beauty in doopjurk kruipen, pro memorie, twee blinkende negertjes van amper een decimeter), komen overal vandaan; vergaard op vakantiereizen door Frankrijk en Spanje, tot uit Amerika toe. Geen folkloristische poppen; daar geeft Lenie niet om. Die Amerikaanse pop is een echte, kostbare Martha Chase. „Dat waren poppen die ooit zo'n tachtig jaar geleden in ziekenhuizen werden gebruikt om de nurses te leren hoe ze kinderen moesten rechterarm, staat poppen- Beatrix daar. Want dan had Lenie weer iets met die wijs- en middelvingers moeten doen. Dat waren extra hoofdbrekens geweest, en daartoe ontbrak de gelegenheid, want Lenie Prins wilde vorig jaar op tijd klaar zijn met haar royale Beatrix. Zonder meer het sierstuk van haar populaire collectie. Niet het kostbaarste. Maar daarover straks meer. Populair. Dat is het woord. Immers, wat Lenie Prins aan poppen verzamelde, in een spanne van vier jaar, is uitgegroeid tot een „gepeupel". Een kamer verder, boven, waar we zouden kunnen spreken van de „overloop", sta ik voor een „dorp" met nagenoeg driehonderd inwoners. En dat is een redelijke populatie voor een „vlek". Tussen de kamer met de „baby" en de koningin, ligt een wijdse corridor (de hele bovenverdieping staat tot Lenie's beschikking, sinds zoon en dochter het ouderlijk zijn ontgroeid), waar enkele poppen vestigingen te vinden zijn. En bij de drempel van het „dorp" (des zoons voormalige grote kamer dus), tref je zelfs een soort „voorstad" aan, met ettelijke rustende, letterlijk niets zeggende produkten van vermaarde Europese poppenbouwers. In het „dorp" zelf heerst de rust van een dode, in zichzelf verzonken, gemeente, maar de inwoners wekken de indruk dat ze zo uit de band zouden willen springen, als het sprookje werkelijkheid kon worden. En kraaien, natuurlijk, en zingen, huilen en steunen, en zoenen met de gespitste lipjes, en pianospelen achter een muziekdoos. Het kindvrouwtje uithangen vooral; met de onschuldig blauwe knipperogen, de halfopen getuite mondjes, het nog redelijk functionerende binnenwerk met de aanlokkelijke, vertederende „signalen", die door een batterij gevoed worden. Waarlijk: met honderden tegelijk houden ze, in het Prinsen-dorp, hun armpjes opengespreid, of zitten er in een houding alsof elke hoop al vijftig jaar geleden was opgegeven. Maar Lenie Prins' hoop en vertrouwen aangaande het bijeengaren is nog lang niet de bodem ingeslagen, ofschoon ze het nu een beetje kalmer aan doet: „Het moet leuk blijven, en het is al duur genoeg. Bovendien ben ik aan het schilderen; ik zit bij Ars op de tekenacademie waar ik cursus 7 volg en ik doe er zelf schilderen bij, want ik knoei graag. Met de poppen is Lenie Prins, in «die onschuld, vier jaar geleden begonnen. „Onze hond Rocco stierf toen. Veertien jaar werd-ie. Z'n bankie was leeg; daar sliep-ie altijd op. Nou, die Lenie Prins- van den Hoed in een hoekje van haar poppenrijk; een kind met pijpekrullen, pruime- mond en afgezakte kou sen op schoot. bank moest weer vol, om het gemis weg te maken en de lege plek te vullen. Ik had nog een paar poppen van vroeger, van mezelf. Dat vond ik leuk staan en ik dacht: daar moeten nog een paar bij, op de bank. Nou, en daarna is het volkomen uit de hand gelopen, zoals u ziet. Ik liep rommelmarkten langs, kocht een pop hier en een pop daar, verstelde de boel, zette een oog erin, naaide ei een arm aan. Veel krijgertjes ook waren er bij. Later ben ik mooie, goeie en wel dure poppen gaan kopen. Dat kun je niet voihouden. Nu koop ik pas wat, als ik ertegen aan loop. En als ik jarig ben hè, dan vraag ik poppen.Ik ben gewoon zuinig om* de poppen, en op de poppen natuurlijk. Tot aan het kleinste kruippoppetje toe. Kleding voor de poppen gaat bij mij vóór". Kleertjes in voorraad maken, dat is ook zo'n bezigheid van Lenie Prins. De naakten (meest nieuwe poppen, en eerst van boven tot onder gewassen) worden gekleed: „met breien en haken en alles; het meeste naai ik met de hand. Ondergoed voor de oudjes en voor de moderne poppen, als ze niks aanhebben, maak ik alles nieuw, tot en met het in de krul zetten van het haar". Antiek en „modern" (25 jaar oud, noemt Lenie Prins al modern) bevolken het poppendorp, in verscheidene „woonlagen". Ik zou het haar niet nadoen, dat afstoffen met een kwastje: hoekje voor hoekje en rij voor rij. Maar dat is De verwarring was er meteen al, bij mevrouw Helena Prins- van den Hoed boven. Er stond een deur open en ik zei: „Ssstt (dat zeg je, als je geluid wilt onderdrukken), we mogen, geloof ik, wel stil zijn, want daar ligt een baby te slapen!Natuurlijk had mevrouw Lenie Prins die suggestie zelf kunnen doen, want je weet in je eigen huis wel wat er zoal gaande is. Deed ze dus niet, en ik had er beter over kunnen zwijgen. Niettemin zag ik een alleraardigste wieg in een ruime kamer staan en ik had stellig de indruk, dat er een reeds wat rossige zuigeling onder het blauwe dekentje lag te doezelen en zo. „O nee hoor", weerlegde mevrouw Lenie, op haar rondleiding, mijn veronderstelling; „die wieg, daar heeft mijn dochter nog in gelegen, een hele tijd geleden. Daar ligt nu een pop in". Dekentje terugslaan en ja, warempel, daar lag een levenloze pop. Maar dat zei ik niet tegen Lenie Prins, want voor haar leven zowat alle poppen ter wereld en ze vormen de ziel van haar hobby: poppen verzamelen en desnoods aankleden. Niét zelden zat ze tot drie uur, half vier 's nachts verstelwerk voor haar poppen te verrichten, haakte ze kraagjes uit grootmoeders tijd, of naaide luiers en ander ondergoed. Nog wel zit Lenie Prins te nachtbraken, maar dan achter haar ezel, vanwege haar vervangende bezigheid: schilderen. Lenie Prins-van den Hoed, geboren Leidse, wonende aan de Geversstraat in Oegstgeest, heeft onderwijl al een expositie achter de rug. „In de etalage van de zaak van mijn man, die een ambulancebedrijf heeft". De inhoud van die kleine tentoonstelling staat nu in dezelfde kamer waar de wiegepop een vreemdeling tot op de tenen naderbij sluipen verleidt. Het is een bijna weergaloze weergave van onze hare majesteit: een fikse „compositie"-pop, in de leeftijd van ongeveer 40 jaar, met stenen kop. Zo ongeveer zag de vorstin er uit bij haar inhuldiging. Lenie Prins: „De pop lijkt ook nog, vooral van die dag, de koningin was toen zo ernstig". En zowat dezelfde kleur haar, heeft de pop. Niet het haar zelf, want dat kan geitehaar zijn. Om de vorstelijke pop heen en ik ga nu maar door in de „tegenwoordige tijd", omdat dit ook past en gemakkelijker is staan de „koninklijke regalia" opgesteld, zoals scepter en rijksappel. Nagemaakt, tot in de puntjes en kruisjes, met pareltjes en glitterwerk, waarvan Lenie Prins dozen vol heeft staan. De poppenkoningin staat daar met open armen en met de donkerrode mantel, bezet met leeuwtjes, om. Met nagemaakte sjerp. Precisiewerk. „Het is allemaal ingeborduurd, op die mantel, want echt hermelijn is niet te betalen". Nog net niet met de tot de eed geheven Koningin Beatrix, als pop, bij Lenie Prins op zolder, omgeven door 's rijks regaliën in schijn en glitter, en staande op een tafelkleedje dat, de vorige eeuw, aan haar grootmoe der was gewijd. EIDEN In Nederland hebben naar schat- ng een kwart miljoen mensen problemen met ezondheid, sociale relaties, werk, justitie en crgelijke in verband met alcoholgebruik. Het intal drinkers met drinkgewoonten die een erhoogde kans op problemen geven (meer dan es tot acht glazen gemiddeld per dag) kan rorden geschat op 600.000 tot één miljoen, tlnds de jaren vijftig is er een aanzienlijke toe- ame in alcoholgebruik. )it zegt drs. G.M. Schippers in zijn proefschrift Alcoholgebruik en alcoholgerelateerde problema- iek" waarop hij gisteren aan de Leidse universiteit iromoveerde tot doctor in de sociale wetenschap- en. Daarbij komt de promovendus tot de conclu- ie, dat overmatig drinken het best te verklaren is loor alcoholgebruik op te vatten als een gewoonte gedrag dat iemand geleerd heeft in zijn persoonlij ke geschiedenis. De heer Schippers zegt in zijn proefschrift dat mannen meer drinken dan vrouwen en dat er meer mannen zijn die drinken. Alcohol wordt gro tendeels gedronken en geschonken in het ritme van werk en vrije tijd en ingebed in het gezinsle ven. Dat wil zeggen meestal thuis, 's avonds en in het weekeinde. In het verlengde van de verhoogde consumptie is er volgens Schippers sprake van een toenemend alcoholprobleem. Ongeveer tien pro cent van de verkeersongevallen is direct of indi rect te wijten aan het gebruik van alcohol. Onge veer één procent van het aantal opnamen in zie kenhuizen is gediagnóstiseerd als een aandoening die het gevolg is van overmatig drinken. Dit ciifer lijkt klein, maar het aantal opnamen waarbij alco hol een verergerende of uitlokkende factor is, wordt geschat op tien procent, ofwel 100.000 geval len per jaar. Van de mannen tussen de 25 en 50 jaar die bij een huisarts komen met psychische, psychosomatische of vage klachten, kan van het merendeel gezegd worden dat ze overmatige drinkgewoonten hebben. Drinkgewoonten Drinkers variëren sterk in hun drinkgewoonten en de daarmee samenhangende problemen. Zo kunnen overmatige drinkgwoonten geleidelijk ont staan, maar ook plotseling. Er zijn er velen die pe- riode's overmatig drinken afwisselen met tijden „droog" staan. Het proefschrift beschrijft de be langrijkste effecten van alcohol: stimulerend bij lage dosis en verdovend bij een hoge dosis. Een be langrijk effect is de probleemverdrijvende wer king, vooral bij grotere hoeveelheden. Alcohol is bij uitstek geschikt om gevoelens van onlust, irrita tie, angst en spanning weg te nemen. Behalve li chamelijke effecten heeft alcohol een rituele bete kenis, bijvoorbeeld iets vieren of de gezelligheid verhogen. Onze cultuur kent verankerde opvattingen die de rituele betekenis van alcohol vastleggen en waar van men zich niet kan losmaken. In het gewoonte- denken van de drinkers komen opvattingen voor die geleerd zijn zoals „als er wat te vieren valt, hoort alcohol erbij" en „als je thuiskomt pak je een borrel". Het is in onze samenleving al zo, dat door het proces van socialisatie (het overnemen van op vattingen en gedragingen uit de sociale omgeving) eenieder zich al drinkgewoonten toeeigent, voor dat hij zijn eerste glas zelf heeft gedronken. Door al deze factoren heeft een drinker „altijd" wel een reden om het glas te grijpen. Om een drinker te kunnen behandelen moeten hem alternatieve ge dragingen worden geleerd en getraind. Het drink gedrag kan echter ook afhangen van de alcohol- prikkels die aanwezig zijn. De beschikbaarheid is van belang. Daarom moet bij de preventie worden ingegrepen in de drinkmogelijkheden, vindt drs. Schippers. Zo kan het volgens hem zinnig zijn, het aantal verkooppunten van drank te beperken, en de verkoop van drank los te koppelen van de ver koop van brood en melk (supermarkten) en niet in elke kantine of clubhuis de verkoop van drank mogelijk te maken. BASSEN AAR De tarieven voor het ver- terken van afval dat aangeboden wordt loor particulieren gaan met ingang van 1 inuari volgend jaar enigszins omhoog. Dit lesloot de algemene raad van de gemeen- thappelijke vuilverwerking voor Leiden omgeving gistermiddag. Net geldend tarief van 9,70 per 100 kilo of *n gedeelte daarvan wordt verhoogd tot 10,20 per 100 kilo en het tarief per ton zal volgend jaar 101,70 bedragen voor „grote" particulieren, zoals bedrijven. Het tarief voor „kleine" aanbieders, die incidenteel afval kwijt moeten, wordt met twee kwartjes verhoogd en zal volgènd jaar 5 per maximaal vijftig kilo bedragen. Deze tariefsverhogingen zijn volgens de het college van beheer van de gemeenschap pelijk vuilverwerking noodzakelijk, omdat het verwerken van dit afval zonder de verhoging in 1982 niet meer kostendekkend zal kunnen zijn. LEIDEN/DEN HAAG De gemeente Leiden heeft het beroepschrift van een inwo ner van Hoogmade over de uitbreiding van zijn garage bedrijf aan de Kagerstraat 26 in Leiden niet-ontvanke- lijk verklaard op louter for mele gronden. Ben W heb ben zich niet uitgesproken over de vraag of de garage daar al dan niet terecht is. Dit betoogde de heer N. Kette- nis namens de gemeente Lei den gistermorgen tijdens een zitting van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State. Hij kwam tot de conclusie, dat ook de Raad van State het beroep niet-ontvankelijk dient te ver klaren. Aan de Kagerstraat 26 is sinds jaren een benzinepomp geves tigd. Eigenaar J. van der Hoorn uit Hoogmade heeft voor deze benzinepomp een hinderwetvergunnning. In de loop der jaren is er ook een ga ragebedrijf bij de benzinepomp tot stand gekomen. Hiervoor heeft de Van der Hoorn echter geen vergunning. Vorig jaar kwam de gemeente dit op het spoor en meldde de heer Van der Hoorn, dat hij een vergun ning moest aanvragen. Van der Hoorn vroeg een vergun ning tot vestiging van een ga ragebedrijf, maar zo zei de ge meente, volgens de regels had een uitbreidingsvergunning aangevraagd moeten worden. De aanvraag werd dan ook af gewezen en het beroep, dat Van der Hoorn indiende bij de gemeentelijke commissie voor de beroep- en bezwaarschrif ten werd niet-ontvankelijk verklaard. De commissie voer de ook als argument voor haar uitspraak aan, dat de tekenin gen niet klopten. Mr. Schaper betoogde namens Van der Hoorn, dat gemeente het wer ken door deze formele opstel ling wel erg moeilijk maakt en vroeg de Raad van State om vernietiging van de het besluit van de gemeente.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 5