erk 350 jaar
Slecht
slapende
kinderen
I vooral
«n probleem
a voor
5 de ouders
0M WAKKER VAN
TE LIGGEN
AMSTERDAM Op 8 juni zal het 350 jaar geleden zijn
het was een mooie Pinksterdag dat in de Amsterdamse
Westerkerk de eerste predikatie werd gehouden. De stad
had er een voornaam bedehuis bij. Het jubileum is aange
grepen om een herdenkingstentoonstelling in te richten die
niet alleen de geschiedenis van het monument belicht,
maar ook leven en werken van zijn bouwer. Hendrick de
Keyser. De ironie wil echter dat het element waaraan de
Westerkerk zijn grote vermaardheid dankt, de toren met de
keizerskroon, pas zeven jaar later, in 1638, werd voltooid.
De ironie wil voorts dat Hendrick de Keyser toen reeds ge
ruime tijd overleden was en dat diens zoon Pieter die de
bouw afmaakte, een heel andere toren opleverde dan zijn
vader zou hebben gewild, minder speels van belijning, veel
deftiger, aangepast aan de geest van de Burgemeesteren
met hun zwarte lakense pakken, strenge kanten kragen en
zilveren schoengespen. In tweeërlei opzicht is de expositie
(tot 20 juni in de kerk te bezichtigen; de toren beklimmen
mag ook) dus niet helemaal zuiver op de graat.
Het meest bezongen bouwwerk van Nederland, die toren:
Aan de voet van die ouwe Wester
zie je heel vaak een draaiorgel staan,
en dan zeg je al heel gauw nostalgisch:
da's de steer van die mooie Jordaan.
Daar wonen plezierige mensen,
tante Leen, ome Piet, ouwe Hein
Enzovoort. Een vals imago. De Westertoren heeft voorna
melijk de vale armoede van de Jordaan overschaduwd, de
aardappel- en palingoproeren, het achterhuis van Anne
Frank. En eens heeft hij zelfs een regelrechte ramp ontke
tend. Al kort na de bouw werden verzakkingen geconsta
teerd en op zondag 27 juli 1704 ging het mis. Nauwelijks
had de predikant Jocobus Streso in de kerk het voorgebed
besloten, of met donderend geraas stortte een deel van de
noordelijke boog van het gewelf in. Op een speciaal voor
hen gemaakte galerij bevond zich juist een groot aantal kin
deren uit het Aalmoezeniersweeshuis. Zes hunner werden
door de instorting gedood; voorts telde men vierenveertig
zwaargewonden ,,die door de bekwaamste chirurgijns wer
den verbonden en met Franse en Rijnse wijnen werden ver
kwikt".
Wat bleek? De Westertoren was tegen de kerk aan gaan
leunen en onder die druk moest het gewelf wel breken. En
hij leunt nog steeds, overigens zonder dat het tot verdere
catastrofes heeft geleid. Ook is hij in de loop der eeuwen
krom gaan trekken; ten opzichte van het hart van het
grondvlak wijkt de spits bijna een meter af. Maar regelmati
ge metingen wijzen uit dat hij sinds 1923 onwrikbaar op zijn
plaats is gebleven. Omvallen zal hij dus wel niet. En meldin
gen dat de torenspits bij stormweer hevig heen en weer
zwiept, zijn hoofdzakelijk te wijten aan de hoeveelheden
geestrijk vocht die in de talloze Jordaankroegen plegen te
vloeien. Een zekere professor Michels heeft dat eens ge
controleerd. Hij ondernam een gewaagde klimpartij totdat
hij boven op het kruis zat waarin de toren eindigt, en be
vestigde daar een schaalverdeling, een soort meetlat. Bij de
eerste de beste storm vatte hij post op de Westermarkt,
gewapend met een theodoliet, een kijker met schaalverde
ling. Hij bespiedde daarmee de schaalverdeling op het to
renkruis en kwam tot de bevinding dat het bouwwerk
slechts drie centimeter heen en weer zwaaide.
Vijfentachtig meter hoog is de „Lange Jan", zoals de volks
mond de Westertoren heeft gedoopt. Waarom juist Jan?
heeft de historicus Ter Gouw zich eens afgevraagd. Hij toog
op onderzoek uit en bevond dat deze benaming voor to
rens ook elders in zwang is. Zo heet een van de hoogste
bouwsels in Moskou „Iwan Wellki", hetgeen „Grote Jan"
betekent. De reden schijnt te zijn dat de naam Jan altijd de
meest gebruikelijke is geweest om karaktertrekken of ei
genschappen te benoemen, zowel in onze taal als in ande
re; denk aan Jan Salie, Jantje Secuur, Jan Kordaat en de
Jantjes. Wat doet vervolgens die keizerskroon op de hoog
ste plaats van een stad die altijd in hart en nieren republi
keins is geweest? Het antwoord daarop doet geschiedvor
sers elkaar nog steeds in de haren vliegen.
Vast staat dat Maximiliaan van Oostenrijk in 1489 de stad
het recht verleende om zijn keizerskroon boven het stads
wapen te voeren uit dankbaarheid voor de gulle ontvangst
die hem tijdens een bezoek ten deel was gevallen, en voor
de schepen en het geld waarmee de burgerij hem te hulp
was gekomen. De keizerskroon was in die late middeleeu
wen een kostbare gift omdat de koopvaarders die het
stadswapen voerden, er aan vijanden mee te kennen kon
den geven dat ze rechtstreeks onder keizerlijke bescher
ming stonden.
Maar droeg de stad wel een wapen dat haar toekwam?
Nee, zeggen sommige historici. Immers: Maximiliaan was
nog geen keizer toen hij Amsterdam het voorrecht schonk;
hij was slechts Rooms-Koning, dus aangewezen om de kei
zer op te volgen, hetgeen hij pas in 1508 deed. Voelde de
vroedschap ook nattigheid? In elk geval verving ze de
kroon van Maximiliaan door die welke keizer Rudolf II in het
begin van de 17e eeuw liet vervaardigen, en het zou dit at
tribuut worden waardoor Pieter, zoon van Hendrick de Key
ser, zich voor zijn bekroning van de Westertoren liet inspi
reren.
Vroeger moet het bouwwerk Amsterdam en de wijde omge
ving hebben beheerst. Toch staat hij ver van de waterkant
vandaan, het IJ, de slagader van de toenmalige stad, en dat
wekt verbazing. Men zou zo'n symbool van de stedelijke
macht en waardigheid eerder daar hebben verwacht. Maar
misschien beschouwden de Amsterdammers van toen de
IJ-kant gewoon als het werkgebied waar ze hun geld ver
dienden en verder niets. De burgerij is nooit trots geweest
op zijn IJ zie de manier waarop klakkeloos is toegestaan
dat de bouw van het Centraal Station heel het uitzicht op
de vaarweg mocht wegnemen.
Hoe het zij, aan de nu gekozen plaats dankt de wandelaar
die over de grachten gaat, het feit „dat hij steeds weer ver
rukt wordt door het stoere en trotse monument", zoals een
kroniekschrijver het heeft gesteld. Of volg deze raad van
hem op, nu het vanwege de jubileumviering massaal moge
lijk is: „Men beklimme de toren eens. De eindeloze wentel
trap die omhoog voert langs eeuwenoude eiken balken,
langs galmgaten waar de wind door jaagt, leidt tenslotte
naar de trans vanwaar men een prachtig uitzicht heeft over
de oude stad en over de gehele omgeving. Kom er in de
zomer en verbaas u erover hoeveel groen de stad bezit. Zie
de statige rijen iepen langs de grachten, zie de grote ach
tertuinen der patriciërshuizen, zie de parken en plantsoe
nen. Wat lijkt dit alles klein en wat is dit bouwwerk schoon
en groot".
PIET SNOEREN
mo
Hg«
rep
Mevrouw dr. Th. A. Cohen-Matthijsen: „Slecht slapen is meestal geen probleem voor de kinderen,
maar wel degelijk voor de ouders".
Maar liefst één op de vijf kinderen van 3 tot 5 jaar heeft slaapproblemen.
hriJIDAM Wakker liggen over sla-
aarerg is het niet, al heeft ze wel altijd
eo^gstelling gehad voor slapen en
jat daarmee te maken heeft: me-
J mr. Th. A. Cohen-Matthijsen. Ze is
van de polikliniek van de afdeling
atiychiatrie van de Universiteit van
n jam en heeft een onderzoek ver-
*r de slaapproblemen bij kinderen,
udler te willen stellen dat ze daar nu
aelvan wakker ligt, de resultaten van
a larzoek zijn in zoverre bijzonder dat
laken dat maar liefst éèn op de vijf
ma van drie tot vijf jaar slaapproble-
dkeft. Verontrustend? Haar uitspraak:
er slapen is meestal geen probleem
is t kind, maar wel degelijk voor de
is', vereist een nadere verklaring,
zw Cohen: „De kinderen die bij het
ge»ek waren betrokken varieerden in
e fan twee en een half tot vijf en een
Die klagen niet als ze niet kunnen
tfDat komt pas later. Wij krijgen dus
iral maken met klachten van de ou-
'er het slaapgedrag van hun kind.
ïnfcn probleem voor het kind zelf is
I- Dat is hooguit de volgende dag
cljleuterschool wat slaperig, maar dat
wfeonderingen. Nee, de problemen
Bnbij de ouders. Zo bleek dat van de
rM die klachten hadden over het
isêdrag van hun kinderen er aanwijs-
djsel waren die zelf ook slaapklachten
over het slaapgedrag van het kind. Moe
der wil dat het kind om zeven uur naar
bed gaat en een half uur later slaapt. Als
dat niet lukt. wordt dat als een probleem
ervaren. Terwijl de behoefte aan slaap bij
kinderen zeer verschillend is. „Maar daar
wordt vaak niet^aan gedacht", vertelt me
vrouw Cohen. „Daar komt bij dat dikwijls
moeilijk te zien is of een kind weinig be
hoefte heeft aan slaap of dat er sprake is'
van een slaapprobleem".
In totaal werden 600 moeders uit Amster
dam bij het onderzoek betrokken. Moe
ders die met hun kinderen naar de ver
schillende kleuterbureaus kwamen. Ge
woon voor controle, dus zonder specifieke
problemen. Mevrouw Cohen kwam op het
idee dit onderzoek te houden omdat ze in
haar praktijk veel te maken krijgt met kin
deren met slaapproblemen. „Eerst denk je
dat het kind iets heeft", vertelt ze. „Totdat
je tot de ontdekking komt dat het vaak
niet aan het kind zelf ligt. Het reageert ge
woon op.de omgeving".
„Alle moeders heb ik toen gevraagd een
uitgebreide lijst met vragen te willen
beantwoorden. Met vragen als: Hoe laat
gaan de kinderen naar bed? Wie brengt ze
naar bed? Kijken ze eerst naar de televi
sie? Hoe laat slapen ze? Wordt het kind
wel eens wakker en hoe vaak? Vinden de
ouders dat het kind slecht slaapt? Voelen
de ouders zich daardoor belast? Enzo
voort, enzovoort".
Twintig procent, zo bleek, had klachten
over het slapen van de kinderen. Die
klachten varieerden van „slaapt af en toe
slecht" tot langdurige slaapproblemen.
Over die langdurige slaapproblemen werd
geklaagd door ruim zestien procent van de
moeders. En dan wordt onder langdurige
slaapproblemen verstaan langer dan een
half jaar, twee tot zeven avonden per week
en per avond een half uur tot langer dan
twee uur niet slapen en aandacht vra
gen
En hoewel naar slaapstoornissen bij kin
deren nog. niet zo erg veel onderzoek is
gedaan, is toch wel duidelijk dat deze cij
fers aardig overeenkomen met die uit het
buitenland. De resultaten van het onder
zoek zijn in grote lijnen dan ook algemeen
geldend, al zou het volgens dr. Cohen in
sommige plaatsen enigszins anders kun
nen liggen.
Wat zijn de meest voorkomende oorzaken
van slapeloosheid bij kinderen? In elk ge
val niet zaken als verkeerslawaai en woon
omstandigheden, zoals iedereen waar
schijnlijk in eerste instantie zou veronder
stellen. Volgens mevrouw Cohen is dat
echter niet gebleken, al zal het „wel eens"
een rol spelen.
„Kinderen die slecht slapen hebben niet
aantoonbaar vaker last van lawaai. Zoiets
wordt kennelijk in het algemeen niet als
een probleem ervaren. Aan de andere
kant wil dat niet zeggen dat verkeersla
waai geen invloed heeft. Je zou kunnen
zeggen dat uit het onderzoek blijkt dat het
voor kinderen niets uitmaakt of ze aan een
drukke weg wonen, maar hoe op latere
leeftijd de gevolgen zullen zijn, weet je na
tuurlijk niet. Om dat te weten te komen
zou je eerst meer onderzoek moeten doen.
En hoewel bekend is dat volwassenen ook
vaak wennen aan verkeerslawaai, zijn er
aanwijzingen dat het lichaam niet aan alle
reacties op geluid went".
De bepalende factor bij de slaapproble
men van kinderen is volgens mevrouw Co-
hen de relatie tussen ouders en kind. „Het
begint er al mee dat een kind naar bed toe
gaat op een andere plaats dan waar de
ouders zijn. Dat mag heel gewoon klinken,
maar het is voor een kind een hele over
gang. Soms wil het kind niet de enige zijn
die buitengesloten is. want zo kan het kind
het naar bed gaan ervaren. Verder kan
angst voor bepaalde dingen een rol spe
len. Of het feit dat het net als de ouders
ook 's avonds nog iets wil doen, al of niet
samen met de ouders. Ook zijn er kinde
ren in de koppigheidsfase die een soort
claim leggen, de ouders niet willen losla
ten".
„Ook kan de onervarenheid met opvoeden
bij ouders een belangrijke rol spelen. Voor
veel ouders is opvoeden geen vanzelfspre
kende zaak. Niet iets dat je zomaar even
doet. Veel mensen vinden opvoeden erg
moeilijk. Daar komt vaak bij dat veel ou
ders nog jong zijn en eigenlijk onervaren.
Je merkt dan ook dat de slaapklachten
vaak betrekking hebben op het eerste en
tweede kind uit een gezin. De kinderen die
later worden geboren blijken daar veel
minder last van te hebben. Dat zou dus
kunnen liggen aan de ervarenheid die later
bij de opvoeding wel aanwezig is".
„Vooral het eerste kind is waarschijnlijk
veel nauwer betrokken bij de ouders dan
zijn latere broertjes en zusjes. Ook laat de
invloed van meer kinderen in een gezin
zich sterk gelden. Je kunt het wel vergelij
ken met bijvoorbeeld de zindelijkheidstrai-
ning. Die wordt in een gezin met meer kin
deren ook beïnvloed door de ouderen. Op
de manier van: zie je wel, die kunnen het
ook"
„Of dat een aanwijzing zou kunnen zijn dat
er meer slaapproblemen bij kinderen zijn
dan vroeger? Het ligt wel voor de hand om
dat te veronderstellen omdat de gezinnen
nu veel kleiner zijn dan toen. Het pro
bleem is alleen dat er geen cijfers van
vroeger beschikbaar zijn. Aan onderzoek
naar slaap werd heel weinig gedaan. Ook
in de opleiding werd er vroeger eigenlijk
geen aandacht aan geschonken. Er was
maar heel weinig over slapen bekend, be
halve dat je niet wakker was. Als er slaap
stoornissen waren, gaf je medicijnen en
daar hield het mee op. Nu weten we bij
voorbeeld dat hersens tijdens de slaap
heel anders functioneren dan wanneer je
wakker bent".
De oplossingen die dr. Cohen in het kader
van het onderzoek aandroeg gingen niet in
de richting van medicijnen. „Dat hielp ge
woon niet of het hielp maar een paar da
gen. Daar kwam je al snel achter want het
slaapprobleem kwam weer terug. Kinde
ren reageren blijkbaar niet goed op die
medicijnen. Dat bleek dus weinig zinvol.
We hebben toen de ouders aangeboden
om minstens één keer in de twee weken
een gesprek over de slaapproblemen te
hebben. Die gesprekken bleken te helpen,
al namen sommige moeders eerst een af
wachtende houding aan. Vaak vinden ou
ders dat ze eerst zelf moeten proberen het
probleem op te lossen. Het vragen van
hulp zou een bewijs van onvermogen zijn".
„Verder zagen we dat een aantal gevallen
van slapeloosheid na verloop van tijd van
zelf overging. Misschien ook omdat de be
trokkenheid bij het onderzoek voor som
mige ouders aanleiding was om zelf nog
weer eens over een oplossing na te den
ken. Ze probeerden dan bijvoorbeeld iets
minder toegeeflijk te zijn tegenover het
kind of meer regelmaat aan te brengen".
Vooral het laatste is volgens mevrouw Co-
hen erg belangrijk: „Waar het om gaat is
dat je er als ouder voor moet zorgen dat je
kinderen een regelmatig slaappatroon ont
wikkelen. Want van onregelmatigheid krijg
je later alleen maar last. Verder vraagt elk
slaapprobleem om zijn eigen oplossing. Je
kunt een paar algemene richtlijnen geven,
maar voor de rest hangt het erg van het
kind en van de ouders af. Laten de men
sen vooral niet denken dat ik al die slaap
problemen wel eventjes kan oplossen
GERRIT WOLTERS