„Het nazisme was onmenselijk
deN.S.B.'ersendeS.S.'ers
waren mensen zoals u en ik"
ot
de
unnit
lesche
■iendei
beroep
1e spy
iet ai
Hij ka
>en. Vi
/cr/f/'e
maat
enwoo
'iek t
vaarti
Ijd voort te du-
aflevering I van
rdlooi'le "Nlet de
rS wel da s,raf"
fen iceerd op 2
jrtvist "erd d® aan"
anisai Bevestigd op
kum eg°rif slachtof-
OklBD hel oodogs-
nheer nu ,oa
ioe/ it Is genegeerd
•ntalleimaatschappij.
Mies (1935) en Joke
(1935), bejegent de sa
menleving hen met
meedogenloze onver
zoenlijkheid.
Hoe valt die onver
zoenlijkheid te verkla
ren? „De onmacht van
het grootstfj deel van
tot nu toe het Nederlandse volk
om daadwerkelijk ver
zet te bieden aan de
ns en dochters Duitse bozetter heeft
L
dss(
dag van vandaag, zo
bleek onder meer uit
et lijden dat de verhalen van Bea
gang Is gezet (geboren in 1933),
ins de bezet- voelens", zo stelde de
collaboreerden Utrechtse zenuwarts
fcjDuitse overwel- dr. Jaap Hofman in de
De P0 kinderen van vorige aflevering van
>rdt b I S B'ers, de deze serie (gepubli-
tenuitPmeer in het ceerd °P 9 me')- ..Dat
„foute schuldgevoel is afge-
Voor wenteld op de collabo
rateurs. Door de wan
daden van de collabo-
bt de
•nders
zo ao ergrootste deel
I part n na 193°- dra-
zorqeteze 100-999 rateurs nog zwaarder
sCfl 0 nakomelingen aan te zetten dan in
werkelijkheid toch al
het geval was, kon de
aar moeten hier- meerderheid van de
el de straf on- Nederlanders de eigen
n. Tot op de handen in onschuld
wassen. De collabora
teurs zijn in de rol van
zondebok gedrongen.
In die mate dat de sa
menleving ook hun
kinderen heeft ge
brandmerkt als „be
smet met het Kwaad".
Maar lijkt Hofman niet
de ernst van de misda
den van de foute Ne
derlanders uit het oog
te verliezen? Als je
stelt dat ze in een zon
debok-positie zijn ge
drongen, dan moet je
toch tegelijkertijd con
stateren dat ze ook in
derdaad heel zware
zonden hebben be
gaan. Van onmensen
gesproken, het is toch
ook onmenselijk mee
te werken aan de
moord op 100.000 me
demensen?
in 1936 en had tijdens de
W9^tting de jaren des onder-
/s hij ids dus nog niet bereikt.
ZENUWARTS DR. JAAP HOFMAN:
hem lat alle omstandigheden de-
jevan e waren geweest, met uit-
h" Bering van zijn leeftijd. Stel
uit Hij in 1940 negentien was ge-
Hij JL - - - - -
dat Jgntwikkelen tot een handlan-
ofs ian de nazi's?
'erven l ja» 'k weet niel- het
Er me niet zo waarschijnlijk. Ik
'neidv ij elkaar toch een probleemloze jeugd gehad.
milieu waarin ik ben opgegroeid was sterk
noem -Duits. Er zaten ook verzetsmensen in onze fa-
Zelf waren mijn ouders overtuigde SDA'ers
jaaTfe' anti-fascistisch. Dat ik „fout" zou zijn
rekkian lijkt mé niet zo voor de hand te liggen.
wJjf.nou.ik wil het niet bij voorbaat uitslui-
,t Jnee"
Jaap Hofman:
„De "gelegen
heid maakt de
dief. Het nazi
systeem maakt
de jodenjager".
.dat de
ment geneigd
is tot alle
kwaad loopt
als een rode
draad door
heel de bij
bel.
>rek is al een eindweegs
lerd. Hofman is bezig aan zijn
pijp. Eén pijp eerder spraken
Per ver de afweer van mensen,
Br ze worden geconfronteerd
i visie dat „het kwaad" bij ie-
nop de loer ligt, dus ook bij
re I. Een opvatting die toch t>e-
ijk als nieuwlichterij kan wor-
ingemerkt. Dat „de mens ge-
reniai is ,ot a"e kwaad" loopt als
lc,e draad door heel de bijbel
f bl at zeker in de orthodox-pro-
Ise geloofsbelevingen heel
CC/J al. Maar ook de katholiek er-
q n elke eucharistieviering dat
^en 'n were,d mede in
lerste wordt gehouden „door mijn
r ,door mijn schuld, door mijn
ootste schuld". Hofman:
in be,el dit 'nzicht dus geworteld is
verst diePste 'a9en van onze cul-
ande l"l'ken we het vrese'Ük moei-
I vinden om ons gedrag hier-
eliik 1 °vereensterT,niing te bren-
ee,n de Prakt'ik Z'in mensen
jrhee Qeneigd om de oorzaak van
nl n er zoal misgaat in het le-
sserIas op d® laatste plaats bij
°n m te zoeken. De schuld ligt
'I m'i' maar bij j°u- Niet bij
iemaar bi-' 'u,lie 9roeP dat is
iona lbruikeliike uitgangspunt. Erg
y :an dit eigen gelijk meestal
1 dat l0rden volgehouden, natuur-
de confrontatie met elkaar
VQ] lide partijen meestal gedwon-
incessies te doen. Maar daar-
9aaj het nog niet minder waar dat
zeg maar 9erust zéér men-
eigenschap is om „de fou-
„de schuld", „het kwaad",
'zjen jezelf te lokaliseren, bij de
of bij de anderen".
lebok
ivering II van „Niet de Schuld
'errs Wel de Stra*'' kwam oen ex-
niet variant var» dit menselijk
mmi inaar voren 'n het begrip
nietebok"-mechanisme- Hierbij
art de gemeenschap een be-
a iemand of een bepaalde
h Lmensen schuldig aan fouten.
*treólze -zondebok" in werkelijk-
imh !e,emaa' niet kunnen worden
rekend. Het aantrekkelijk ge-
oor de gemeenschap is dat
iich duidelijkheid schept om-
de oorzaak van het falen en
mém lerheid creëert hieraan zelf in
'al niet schuldig te zijn. Hof-
WÜ ?lo°9do dat na de oorlog de
':a* 'ers in een zondebok-positie
';0i 6'and. Door een kleine groep
0rateurs ndg zwarter af te
Wf wen dan in werkelijkheid toch
geval was, aldus de zenuw-
sS kon de grijze meerderheid de
l handen in onschuld wassen.
'ag rijst of je, om de kleuren-
jtpraak aan te houden,
nóg zwaarder kunt houden,
gezegd: actieve en vrijwilli-
erking aan het in stand
van het toenmalige nazibe-
toch ook een onmenselij-
instreek?
teem was onmenselijk; de
irs die het in stand hielden
dat niet; althans voor het al
lergrootste-deel niet. Op de eerste
plaats verliezen we in onze verte
kende kijk op het fenomeen colla
boratie de vaak grote verschillen uit
het oog tussen de collaborateurs
onderling. In het beeld zoals dat nu
in brede kring leeft van hetgeen er
in de oorlogsjaren is gebeurd, ne
men de foute landgenoten een dui
delijk afgebakende positie in. in
werkelijkheid echter is het trekken
van een scherpe scheidslijn onmo
gelijk. Zoals het verzet varieerde
van overvallen op distributiekanto
ren tot het uitsteken van je tong
naar een Duitser, zo, bewoog ook
collaboratie zich tussen moord
enerzijds en een papieren N.S.B.-
lidmaatschap an-
derzijds. Als je
dus de construc
tie maakt van een
welomschreven,
eenvormige groep
landverraders,
doe je de lichtere
gevallen binnen
die groep wel de
gelijk onrecht.
Op de tweede
plaats vergissen
we ons, wanneer
we de echt zware
gevaljen de
mishandelaars
dus, de jodenja
gers, de kampbe
wakers als on
menselijke lieden
beschouwen. De
centrale vraag die
ik me in mijn pro
motie-onderzoek
heb gesteld was:
hoe komt het nou
dat die extreem
foute Nederlan
ders tot zulk mis
dadig gedrag zijn
vervallen? Wat
dreef hen? Waren
het mensen met
een bepaalde, af
wijkende, per
soonlijkheid? Ik
ben tot de conclu
sie gekomen dat
het antwoord op
de laatste vraag
negatief moet lui
den. Het waren betrekkelijk gewone
mensen, zoals u en ik. Qua Inborst,
karakter, aanleg, onderscheidden
ze zich niet van honderdduizenden
andere mensen die zich in de oor
log wél min of meer fatsoenlijk heb
ben gedragen. Van huis uit waren
ze zeker niet allemaal gewetenloze
schurken, sadisten of machtswel
lustelingen. Dat betekent dat ik ook,
met betrekking tot die zware mis
dadigers zeg: wanneer je ze aan
merkt als perfide onmensen, die
doortrokken zijn van slechtheid,
doe je ze onrecht. In de loop van de
bezettingsjaren zijn ze ontaard.
Maar was de oorlog er niet tussen
gekomen, dan waren ook zij
hoogstwaarschijnlijk ordentelijke
burgers gebleven".
Hofman baseerde deze conclusie
op een litteratuurstudie en een ei-
Links: Een deel kwam uit
gezinnen waarin voortdu
rend werd geruzied. Een
ander deel kwam juist uit
heel harmonieuze gezin
nen.
Onder: „Beschikt Franz
Stangl nu maar over een
heel klein beetje wils
kracht, dan is de minste
of geringste dreiging al
voldoende om hem door
de knieën te doen gaan"
m
gen onderzoek. Voor zijn eigen on
derzoek analyseerde hij de psychia
trische rapporten die destijds in de
Psychiatrische Observatiekliniek
van het Gevangeniswezen (POK;
het tegenwoordige Pieter Baan
Centrum) zijn uitgebracht over 52
oyerwegend zware politieke delin
quenten. Dertien van hen werden
veroordeeld tot de doodstraf (die
uiteindelijk niet werd voltrokken),
terwijl twintig een gevangenisstraf
kregen van 15 jaar of meer.
„Hoe je die psychiatrische rappor
ten ook napluist", aldus Hofman,
„je komt geen gemeenschappelijke
factoren op het spoor die voor het
misdadig gedrag van deze mensen
een verklaring kunnen geven, leder
afzonderlijk vertonen ze afwijkin
gen, stoornissen in hun ontwikke
ling, tegenslagen in hun vooroorlog
se geschiedenis, waarvan je denkt:
die moeten tot hun ontsporing heb
ben bijgedragen. Maar je treft geen
betekenisvolle -kenmerken aan, die
ze gemeenschappelijk hebben.
Sommigen gedroegen zich op
school al erg lastig, anderen waren
juist heel gedwee. Een deel kwam
uit gezinnen waarin voortdurend
werd geruzied, een ander deel
kwam uit heel harmonieuze gezin
nen. De ene helft had een min of
meer mislukte beroepscarrière ach
ter de rug, de andere helft niet.
Sommigen waren intelligent, ande
ren juist dom. Een enkeling ver
toonde sadistische neigingen, het
overgrote merendeel helemaal niet.
En zo kun je doorgaan. De meest
verregaande uitspraak die je met
betrekking tot de gemeenschappe
lijke eigenschappen van deze oor
logsmisdadigers kunt doen is dat ze
In het algemeen minderwaardig
heidsgevoelens vertoonden, gel
dingsdrang en overcompenserend
gedrag. Maar hiermee is natuurlijk
niets gezegd. Er zijn, en er waren
ook in de oorlog, talloze van zulke
mensen. Die bleven zich heel ge
woon gedragen. Of toonden zich
juist actief in de illegaliteit. Stel dat
je een onderzoek zou instellen naar
karakterologische kenmerken van
de verzetshelden, van de mannen
die overvallen en sabotagedaden
pleegden ik maak me sterk dat
je ook bij hen vaak hetzelfde com
plex zou tegenkomen van minder
waardigheidsgevoelens, geldings
drang en overcompenserend ge
drag".
Als de persoonlijke geaardheid van
de oorlogsmisdadiger geen verhel
derend licht werpt op diens gedrag,
zo redeneert Hofman, dan moet de
verklaring worden gezocht in de si
tuatie waarin hij zich bevond. Meer
in het bijzonder in de noodlottige
samenloop van omstandigheden
die voortvloeide uit het optreden
van het nazisysteem enerzijds en de
persoonlijke situatie van het indivi
du anderzijds. De gelegenheid
maakt de dief. Het nazisysteem
maakt de jodenjager. De oorlog
maakt de oorlogsmisdadiger. Wordt
dan in Hofmans redenering het be
staan van een menselijke vrije wil
helemaal ontkend? Een mens kan
toch weerstand bieden aan de ver
leiding van het kwaad? Hij kan toch
weigeren een bevel op te volgen?
„De vrije wil van een mens kun je
omschrijven als een psychische ei
genschap die hij nodig heeft om
een bepaald streven te realiseren.
De wil stelt hem in staat om anti
krachten die hem van zijn doel af
brengen, te weerstaan. Daarbij
moet je je realiseren dat die wils
kracht geen absoluut karakter
heeft. De ene mens is wilskrachtiger
dan de andere, maar niemand heeft
een zo sterke wil dat hij onder alle
omstandigheden alles kan bereiken.
Of iemand al dan niet bezwijkt voor
de anti-krachten is dus op de eer
ste plaats afhankelijk van de mate
waarin zijn wil ontwikkeld is. En op
de tweede plaats van de zwaarte
van die anti-krachten. Wanneer de
Oostenrijkse/ politieman Franz
Stangl in 19^0 de leiding wordt op
gedragen over het „euthanasie-pro-
gramma" dat zou leiden tot de late
re uitroeiingskampen, heeft hij wel
degelijk de mogelijkheid om die op
dracht te weigeren. Of hij ook in
derdaad weigert hangt af van ener
zijds de mate van wilskracht die hij
in zich heeft om een integer mens
te blijven en anderzijds de aanslag
op die wilskracht door de dreiging
van allerlei represailles. Als hij de
baan niet aanvaardt, wordt zijn car
rière wellicht gebroken, verdient hij
minder geld, gaat hij misschien
zelfs de gevangenis In. Beschikt
Stangl nu maar over een heel klein
beetje wilskracht, dan is de minste
of geringste dreiging al genoeg om
hem door de knieën t9 doen gaan.
Beschikt hij over een werkelijk for
midabele wil, dan zullen de repre
sailles sterk moeten worden opge
voerd. Gebeurt dat in voldoende
mate, dan zal Stangl of wie dan
ook, in laatste instantie bijna zeker
bezwijken. Ik zeg „bijna zeker" om
dat ook op deze regel uitzonderin
gen bestaan. Er zijn mensen die
aan hun wil trouw blijven tot de
dood erop volgt. Maar het zijn er
wel heel erg weinig. Bijna iedereen
is onder de druk der omstandighe
den tot bijna alles in staat, on
geacht zijn of haar morele opvattin
gen, persoonlijke overtuigingen en
idealen".
Op de mate van zijn eigen wils
kracht heeft de mens volgens Hof
man ook maar nauwelijks invloed.
Die is weer afhankelijk van aange
boren eigenschappen, opvoeding,
milieu enzovoort. De consequentie
van deze opvatting is dat de mens
in laatste instantie niet verantwoor
delijk kan worden gesteld voor zijn
gedrag. Hoe kun je nu een samen
leving in stand houden als je nie
mand meer iets kunt kwalijk ne
men? De oorlogsmisdadiger, de
verkrachter, de leugenachtige poli
ticus, de zwartwerker en de man
die door het rode stoplicht rijdt zijn
in Hofmans ogen immers allemaal
slachtoffer van hun eigen omstan
digheden. Welke rechtvaardiging is
er dan nog voor de straf?
Straf heeft zin
„Volgens mij is het inderdaad uit
gesloten om de straf die je Piet op
legt omdat ie zijn buurman heeft
vermoord, te rechtvaardigen met
een beroep op Piets „eigen
schuld". Als je stelt dat Piet in laat
ste instantie niet verantwoordelijk is
voor zijn daden, zeg je hetzelfde
als: hij is niet toerekeningsvatbaar.
Verder zal Piet zelf een gevange-
nissstraf van tien jaar nauwelijks op
prijs stellen. En een beter mens
wordt hij er hoogstwaarschijnlijk
ook niet van. Kortom: voor Piet is
de opsluiting zinloos. Maar voor de
maatschappij heeft de straf wel de
gelijk zin. Vandaag Vermoordt hij de
ene, morgen misschien de andere
buurman. Ter bescherming van
haar eigen veiligheid is het voor de
maatschappij nodig om Piet een
tijdje achter de tralies te zetten. En
nog belangrijker: de samenleving
moet, om te kunnen overleven, aan
al haar leden goed duidelijk maken
dat ze moorddadig gedrag absoluut
niet tolereert, ledereen moet daar
van heel goed doordrongen zijn.
Om dat te bereiken is het noodza
kelijk om aan schending van de re
gel „gij zult niet doden" hoogst on
plezierige gevolgen te verbinden".
„Bij de opvoeding van onze kinde
ren volgen we dezelfde redenering.
Als Pietje zonder te vragen een
koekje uit de trommel pikt, krijgt-ie
een tik of een vermaning. Niet om
dat we het kind op grond van een
verkeerd gebruik van zijn vrije wil
verantwoordelijk stellen voor dief
stal, maar heel gewoon om hem en
de andere kinderen te leren zich
aan de regels te houden. Om hem
te conditioneren tot een bepaald,
maatschappelijk aanvaard, gedrag.
Om dezelfde reden als waarom we
onze kinderen dwingen de regels in
acht te nemen, moeten we dat ook
elkaar doen. Laten we dat na dan
ontaardt de samenleving binnen de
kortste keren in een enorme jan
boel. Naast beloning Is straf een
onontbeerlijk instrument voor die
dwang. Daaraan ontleent hij zijn
zin". WILLEM SCHEER