„Kleintje Pils" krijgt steeds meer aanvragen te verwerken „Het Peuterhoekje" vierde een uitzonderlijk carnaval Leidschendam neemt begin april achttien bootvluchtelingen op Leimuidenaar beboet wegens achterlaten jonge hondjes van '[vrijwilligers helpt bu integratie D'66 vindt inspraak verordening te terughoudend ^STAD/REGIO LEIDSE COURANT DINSDAG 3 MAART 1981 PAGINA 5 Dl HOFKAPEL VAN DE SAKSEN IS BIJNA OVERWERKT... Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel1 len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. Wanneer u dit leest is „Kleintje Pils" waarschijnlijk al eervol verdronken in de poel van carnavalsuitbarstingen. Sinds afgelopen week vrijdag was er geen contact met de pretband meer mogelijk. Ach, niemand kan het helpen: het is nu eenmaal onberedeneerde pret, tot morgenavond laat, en wie daarna nog doorgaat is gewoon een professionele doorzakker of een gepatenteerd brok eigenwijs. Dan heet het ook geen carnaval meer, maar wat anders. In elk geval zal „Kleintje Pils" wel weer boven water komen, overmorgen of zo. Dat moeten de jongens ook wel, want men ziet ze graag terug, die vijf blazers, een roffelaar en een hoempa man, de hele streek en het land door bekend. Pretband- blaaskapel „Kleintje Pils". Laten we het er even over hebben. Ze horen of zien er zelf op het moment toch niets van. Zelfbewust zijn de zeven enthousiaste knapen wel: het zou hen niks verbazen als hun „kleintje" de meest populaire pretband van boven de Moerdijk was. Overigens hebben ze zich op deze carnavalsavonden, temidden van de dolle pret die met mombakkesen, boerenkielen en feestneuzen gemarkeerd wordt, verschanst bij Cees Ineke in Sassenheim, hun bloedeigen residentie en die van gelegenheidsgever De „Kleintje Pils" heeft handenvol werk In deze vrolijke dagen vlak voor de Vasten tijd. Saksen, Sassems carnavalsvereniging. Hofkapel, zogezegd. Maar er wordt hier en daar gefluisterd, dat „Kleintje Pils" weieens voor de laatste keer het feestgedruis van De Saksen zou hebben opgeluisterd met z'n koperen klanken. Immers: de stroom aanbiedingen voor optredens in de lage landen wordt almaar groter en er is bijna geen bijbenen meer aan. Maar Ruud Bakker, promotor achter „Kleintje Pils", ziet het afstoten van de carnavalstaak nog niet zo direct zitten, ondanks een roodgloeiende telefoon van kandidaat-afnemers die om de pretband zitten te springen. Maar ze maken het er zelf naar, de „pilsjes". Hun repertoire is veelzijdig en hun pret oprecht. Ze bespelen een gebied dat zich niet laat inpakken. Daar past van alles in: carnavalsmuziek, dixieland, rock 'n roll, „populaire muziek" en Latin American als specialiteit. Daarom zeggen ze zelf ook: „unieke muziek voor elk publiek". Maar een beetje extra aandacht kan geen kwaad, dacht Ruud Bakker, toen hij een beroep op deze rubriek deed. Nu is „Kleintje Pils" dus niet slechts hofkapel die in de kaart van De Saksen speelt (hoevelen zijn er niet die willen dat Sassenheim de geavanceerde voortzetting is van een nederzetting met ruige Saksische oer- voorvaderen), de band is ook nog de vaste „promotion- pretband" van een Amerikaanse vrijetijdskleding-gigant die de naam draagt van een Weense walsenkoning uit de tweede helft der 19e eeuw: een soort Buffalo Bill aan de mooie, blauwe Donau. Er kan geen nieuwe vrijetijdsbroek (op de teevee zingt men zelfs iets op de wijs van Rule Britannia, als- ie wordt uitgetrokken, en daar is gheen touw aan vast te knopen) op de markt verschijnen, of des gigants eigen lijfkapel blaast krachtig victorie. Een nieuwe jeans-zaak komt de vrije tijd aankleden, en meteen staan de „pilsjes" in spijkerstof klaar om de rijen wachtenden tot kopen te bewegen. Al is de broek ook nog zo snel, „Kleintje Pils" bespeelt 'm wel. De jeans bereiden min of meer de weg voor „Kleintje Pils", de band die zich rept van braderie tot personeelsfeest en winkelopening. Zo'n band kan niet stuk gaan. En dan nog: hun sponsor-contract met de Amerikaanse stamgenoot van Max Tailleur veroorlooft de jongens het dragen van gratis spijkervaste kleding en het verzorgen van promotions-optredens overigens een woord waar ik best pap van lust, want iedere taalzuiverheid lijkt hier zoek; en dat vind ik heerlijk. „Kleintje Pils" ontstond ongeveer zes jaar geleden. Vijf jonge Voorhouters, helemaal „in" voor een grap, begonnen een pretband die even later de status van boerenblaaskapel kreeg. De jongens van het bandje hadden meer in hun mars dan aanvankelijk werd verondersteld en ze werden alras door De Saksen „geannexeerd". Er kwamen (en echt niet als „orde commissarissen") twee geboren Sassemse leden bij. Samen gingen ze voort op de muzikale weg, die landelijke uitlopers kreeg. De „pilsjes" (de naamgeving duidt op een nauwelijks mis te verstane, ofschoon niet duidelijk omschreven, vrijetijdsbesteding) waren niet meer klein te krijgen. Ze werden, „heel concreet", zoals dat heet, de smaakmakers van menige veelbelovende feestavond. Er is één „kleintje pils" die zowat alle arrangementen voor z'n rekening neemt, zodat in de loop der jaren sprake kon zijn van een specifieke „Kleintje Pils"- sound. En een kleintje pils heeft dan ook nog de eigenschap, dat het er niet bij één blijft: pittig en geëigend tot doorgaan, 't Kon niet uitblijven, dat een grote brouwerij eveneens een gigant dus vat kreeg op „Kleintje Pils". Van broek tot bier: een glissando in de pretsector. De onderhandelingen zijn nog gaande, hoorde ik, maar de vooruitzichten zijn uitstekend; met een wenkende schuimkraag. „Kleintje Pils", zo verzekerde Ruud Bakker me, „moet helaas nogal eens aanbiedingen voor pretmakerij laten schieten. Te druk. Een paar dagen Duitsland hebben we moeten laten lopen, omdat het grote jubileumfeest van De Saksen vóór ging". Maar ze staan aan allerlei verleidingen bloot, en regelmatig komt de onbevangen jeugd van „Kleintje Pils" bij uitvoeringen in aanraking met artiesten die op de Gooise matras tot uitschieten zijn gekomen en daarna wel uitgeslapen zijn: Maywood, Ria Valk, Cocktail Trio, Dolly Dots, Ben Cramer (die zelf aan de rand van de matras woont). En over enige tijd het secunderen van Vader Abraham, De Twee Pinten (wel „familie", maar toch heel anders dan kleintjes pils), Rita Corita, Sandy en Imca Marina. Wie vinden er in „Kleintje Pils" een uitlaatklep voor de dagelijkse spanningen des levens? Wel, dat zijn: promotor Ruud Bakker („ik, zei de gek", bij het opstellen der informatie), zich op de been houdend als elektrotechnisch tekenaar- projecttechnicus; Theo van der Lans, grondwerktuigkundige bij de Luchtmacht; Gerard Bakker, douane-ambtenaar; Jos Hoek, aspirant detailhandelaar, althans winkelier; Peter Rietveld, onderwijzer; Jan van der Hulst, accountant; en Pieter van Kampen, uit de horeca- sector, maar voor enige tijd landelijk beschikbaar als dienstplichtig militair. Buiten de pretband spelen, al meer dan twaalf jaar, vijf Kleintjes-leden nog in de drum- en showband Adest Musica en twee in Voorhouts eigen „St. Cecilia"; routine verzekerd. estuu e raai te zijl el; de gj srdii iploii neenj indii telt ting daar* an i i om van g onzi /an h de g n bn er e« omen van et on /an andei or lijl verbii Gistermorgen, toen hele groepen deelnemers aan het arbeidsproces in Noord, maar vooral in Zuid, het werk hadden neergelegd om de geneugten van het Carnaval te kunnen smaken, was er in Leiden Zuid-West iets opmerkelijks aan de gang. Ook de scholen hadden overal vrij-af gegeven, vanwege de krokus-vakantie die voor het gemak op de carnavalspret (ook boven de eeuwige grote rivieren kunstmatig geinsemineerd) geënt is. Maar geen vrij-af in de grote benedenruimte van de Rijnlandflat, langs de Churchilllaan. Daar is sinds een jaar of vijftien de oudste peuterspeelzaal van Leiden doende met het opvangen van de allerleukste peuters die, vanwege de werkzaamheid van vader en/of moeder, van negen tot twaalf een paar uurtjes aangenaam beziggehouden moeten worden. Ook gisteren. Carnaval of niet. Het werd een kostelijk begin van de nieuwe week, daar bij „Het Peuterhoekje". Ouders veel moeders, maar ook vaders kwamen om een uur of half tien even kijken en genieten van het feest dat hun-grut aan het vieren was. Inmiddels waren ze ook wel weer hartstikke blij, dat de kinderen ook deze maandagmorgen weer even van de huiselijke vloer waren. Dat spreekt; een peuterspeelzaal is niet gebaseerd op een speelse inval. Maar wat de ouders zagen loonde de moeite van het komen: enkele tientallen schatjes in de meest uiteenlopende en aandoenlijke aankledingen waren bijna beduusd bezig onder zoveel plotseling prachtigs en zoveel belangstelling. Doorgaans zijn er ongeveer 18 peutertjes per ochtend, maar gisteren was de zaal vol. Het was er bijna een sprookjesbos: met schitterende kleurige slingers en ballonnen, en de kindjes zelf zoveel ontwapenender dan hun volwassen carnavalsgenoten zagen er geweldig Het Peuterhoekje was voor de gelegenheid omgetoverd In een sprookjesbos. gekostumeerd uit. De moeders hadden meer dan hun best gedaan. Ze (de kindjes dan) hadden op hun kop nog geen kamerbreed tapijt nodig, al speelde de bandrecorder deze schlager nog zo breeduit. Hossen en springen in mini-formaat. Met rateltjes, toetertjes, fluitjes en vuurrode feestneusjes. Er werd ook, voor deze gelegenheid, erg weinig gehuild. Een zekere opluchting voor hoofdleidster Mary Dekkers en haar vier medehelpsters. Alle scholen waren uitgestorven, maar Het Peuterhoekje, met al die eenzamen en alleenwonenden erboven, bruiste van vitaliteit Wèèr een feest erbij, sinds een jaar of wat. Hadden ze in de wingewesten allang. Normale zaak; aan de middeleeuwen ontsproten en nu ook tegen de klippen op gedijend in het verenigde rijk dat na de Dordtse Synode zonder enig getierelier, maar wel manmoedig, gestalte kreeg. „Pioew", deed een meiske, met een mondharmonikaatje en stralende ogen. Prrrr, deed het rateltje naast haar. Bijna gedwee. Want feestvieren is een hele inspanning, als het op 't programma staat. De jongste jeugd heeft nog niets te vertellen. Dat is duidelijk. Terugkoppelen is vrij eenvoudig, maar spontaneïteit is dan een toevalstreffer. Peuters echter zwemmen algauw als vissen in het water, als de ouderen noodgedwongen uit de band willen springen. En dan zien ze eruit als roodkapjes, smurfen, verpleegstertjes, pipo's, clowns, paljassen, een haremheer en toverfeeën. En een dorst dat je van dat zingen en springen krijgt! Die is alleen met limonade te verhelpen. Dinsdag vrij. Dan is er geen crèche. En woensdag zeggen de peuters weer tegen elkaar: goh, joh, wat was het leuk hè, maandagmorgen. Geloof het maar; dat zeggen ze helemaal niet. Die beginnende wereldburgertjes leven nog niet zo snel als hun ouwelui.... Maar ze raken wel gewend, aan 't één en ander. ïdha* e bij- hulp. iëtei* ;lbcr* 1 racht an de venvoorde, die binnenkort eveneens worden opgeleverd, zouden dan tien flats voor deze ca- tergorie beschikbaar moeten worden gesteld. Omdat ze voor de uit drie en vier personen be staande vluchtelingen-families te klein zijn, heeft de woonruimteverdelingscommissie ze „geruild" voor vijf vrijkomende vierkamerflats. De inschakeling van de vijf volwassen mannen in het arbeidsproces is nog niet helemaal rond. De heer J.C. Aalbers, die zich voor de gemeen te met het project van de bootvluchtelingen be zig houdt, zegt dat dit verband houdt met het arbeidsverleden van de mannen in Vietnam. „Ze moeten misschien worden bij- of omge schoold, maar de leeftijd speelt een grote rol. Als het om ongeschoolden gaat, wordt gedacht aan inschakeling in de tuinbouwsector; dat ligt in Leidschendam het meest voor de hand Hoewel ze al van zes tot negen maanden in Ne derland zijn, hebben de Vietnamezen nog niet gewerkt. Bij de definitieve huisvesting zou het werk namelijk weer moeten worden opgege ven, wat tweemaal achtereen aanpassingsmoei lijkheden zou geven. De eerste besprekingen over de opvang van bootvluchtelingen in de Haagse regio dateren al van juli 1979. Vorig jaar januari is in Zoeter- meer een bijeenkomst gehouden van wethou ders en ambtenaren uit acht gemeenten die sa men circa 35 woningen beschikbaar wilden stellen. De heer B. rammers van de Vereniging Vluchtelingenhulp Nederland gaf daarbij de nodige voorlichting. De gemeenteraden rea geerden daarna positief op medewerking. Vol gens de heer Lammers zijn Vietnamezen ge neigd zich heel gauw aan te passen en er veel voor te doen. Eén van de grootste problemen is echter de taal. In de periode voorafgaand aan hun definitieve plaatsing krijgen ze dan ook circa 400 uur taalles. De negen kinderen in Leidschendam zullen waarschijnlijk.-de plaatse lijke scholen gaan bezoeken. Gebleken is dat ze later soms als tolk vóór de ouderen functione ren. Voor de volwassenen denkt men aan een taaldocent, misschien in samenwerking met an dere gemeenten. Uit een nota „knelpunten" van een vrijwilligers- en begeleidingsgroep van vluchtelingen in Maassluis is gebleken dat het taalonderwijs en de onderwijsfaciliteiten de grootste problemen zijn. In Maassluis hebben enkele gastgezinnen zich bereid verklaard te helpen bij aanpassing aan de plaatselijke sa menleving, contacten die „erg leuk liepen" en „weinig problemen" gaven. De Vietnamese vluchtelingen, zegt de VVN, hebben zo goed als zeker geen weg terug en daarom moet het doel zijn deze mensen op zo kort mogelijke termijn in de Nederlandse samenleving te integreren. In de eerste periode van hun vestiging in Leid schendam zal een medewerker van de VVN helpen met de begeleiding. In samenwerking met plaatselijke instellingen en verenigingen zal ook hier een werkgroép van vrijwilligers worden opgericht LEIDEN In een reactie op de ont- werp-inspraakverordening van het college van b en w stelt D'66, dat de verordening een te bestuurlijk stuk is geworden dat in de uitvoering te te rughoudend is. Zo vindt de partij dat sommige artikelen in de nota de gemeente de nodige slag om de arm ge ven en dat bijvoorbeeld het voorgestelde tijd stip waarop de inspraakprocedure kan starten, ruim geïnterpreteerd kan worden. D'66 vindt dat dergelijke artikelen niet de benodigde dui delijkheid aan de inspreker geven. Verder protesteert de partij tegen de door het college geformuleerde resultaten van de in spraak, zoals meningen, wensen en bezwaren van de bewoners. Naar de mening van D'66 is dit begrip van inspraak te oppervlakkig. D'66 wil in de verordening opnemen dat, wanneer blijkt dat de door b en w verstrekte gegevens onvolledig of foutief zijn, dit nog tijdens de pro cedure hersteld wordt. „Wanneer de inspraak niet kan leiden tot een daadwerkelijke beleid sombuiging, zal de inspraakverordening een fraaie, maar desondanks lege huid zijn", is de eindconclusie van de democraten. LEIDEN Een 20-jarige inwoner van Leimulden, die in het bos nabij congrescentrum „Leeuwenhorst" in Noordwijker- hout drie jonge hondjes uit de auto zette en de dieren ver volgens aan hun lot overliet, is door de Leidse kantonrech ter veroordeeld tot een boete van driehonderd gulden. Van de geldstraf is tweehonderd gulden voorwaardelijk opge legd met een proeftijd van twee jaar. De zoon van de eigenaar had de hondjes en een korst brood in het bos gedropt. De eigenaar, die gisteren eveneens in de rechts zaal aanwezig was, achtte zich niet schuldig aan „het bestaan" van de puppies, omdat loslopende honden van de buren ervoor gezorgd hebben, dat zijn hond drachtig werd. De verdachte ver klaarde, dat hij de hondjes uit de auto had gezet, omdat twee asielbeheerders hadden geweigerd de dieren te accepteren. Vol gens de man waren de zes maanden oude hondjes „te jong". „Desnoods moeten ze afgemaakt worden, maar dit is niet de ma nier. Het gebeurt echter nog veel te vaak. U had er beter aan gedaan als u uw hond had laten steriliseren. Dan was de hele kwestie niet eens ter sprake gekomen," aldus de officier van jus titie, mevrouw Tan. Kantonrechter Van Dijke kon het betoog van de officier volledig onderschrijven en vond het eveneens een ergerlijk geval. De rechter beweerde, dat de hondjes tegen betaling wel degelijk bij het asiel afgegeven hadden kunnen worden. Overigens vroeg de officier van de driehonderd gulden boete (subsidiair twaalf dagen hechtenis) de helft als onvoor waardelijke straf. De rechter kwam uiteindelijk vijftig gulden lager uit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 5