Kon. Ver. „Litteris Sacrum"heft na 125 jaar nog steeds fier het hoofd hond zoekt huis Midas is geen allemansvriend erdams im vai om n en te |t die [er niet, ^gevers ïseur feenoten It ex-f [bij de I op aar In, en e HAAC intwer STAD LEIDSE COURANT ZATERDAG 28 FEBRUARI 1981 PAGIP tteri ima TERD sbonde Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. orting 1200 itermn man). STAMMEND UIT DE TIJD VANPIETER STASTOK, ROOSJE EN 's A VONDS FIJN RECITEREN In de zwaarmoedige dagen van de domineespoëzie, van Pieter Stastok en van een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout, toen Beets in zijn Camera Obscura het verlegen Roosje deed uitnodigen tot „reciteer 'reis een poosje", diep in het bed der romantiek sluimerde rond de helft der vorige eeuw bij sommige lieden het verlangen tot verheffing der zinnen. Weg uit de vervlakking en de fabrieksdamp en een stuk uit de buurt van des werkmans lust. Vooral in onderwijzerskringen wenst*, men zijn toevlucht bij iets spirituelers te zoeken. Deze kringen bepaalden toendertijd de sfeer der verheffing en heel bourgeois haalde men de Salon terug om de avonden te vullen met reciteren en verfijnde voordrachtMen maakte verzen, schreef regelen en verhalen. Dat was de opzet. Ondermeer daaraan heeft Leiden zijn Koninklijke Vereeniging „Litteris Sacrum" te danken: de Letteren Gewijd. Op 20 februari 1856 was het in de statuten te lezen: Ene Vereeniging tot Bevordering der Uiterlijke Welsprekendheid. Eén der oudste, zo niet de oudste, amateur toneelverenigingen van ons land ging met veel uiterlijk vertoon geschiedenis maken. Vandaag, na 125 jaar, is dat vertoon goeddeels verdwenen. Men acht zich als Litteranen nog steeds uit de kunst, maar dan wel als een club die niet boven haare gelijken meer uitsteekt. De edelgardisten van het Leidse amateurtoneel die ze zich enkele tientallen jaren terug nog wat elitair waanden en zelfs het Nationaal Landjuweel veroverden zijn zoekenden geworden die tegen de weinig cultuur- vriendelijke klippen van een gemeentelijk recreatiebeleid moeten zien op te tornen. „Litteris" weet zich nog gesteund door zowat honderd grijze dames en heren, donateurs, die de zaal van de Leidse schouwburg trouw, keurig en aandachtig spaarzaam vullen als er twee keer in het jaar opgetreden wordt. Het spel is nog immer sterk; aan talent heeft het de Koninklijke Vereeniging nooit ontbroken. Men is wat men is, al 125 jaar lang, en het vertrouwen in eigen kunnen heeft „Litteris" tot aan vandaag gebracht Geen uitbundige feestviering, omdat de pover gevulde kas iets dergelijks niet zou toestaan. Intern werd het glas geheven en, ja zeker, er werd gedeclameerd, voorgedragen; en het waren vooral de oud-Litteranen die hierbij het hoogste woord voerden. Zoals vroeger, toen „Litteris" nog met de neus in de wind op de planken stond. In *78 kwam de „Koninklijke Vereniging" op deze manier uit de voeten met „Kabaal In Chloggla" van Goldonl. Het is een onderwijsman, die me er meer van vertelt Jan de Graaff, die in verenigingsverband de „openbare betrekkingen" als p.r.-functionaris behartigt. „Wat nog enigszins aan de tijd van de zorgvuldige avonden in de vorige eeuw doet denken is de ballotage-lijst die door „Litteris" wordt gehanteerd, maar primair zijn we vandaag gewoon een club die zich met toneel bezighoudt. We hebben veel meer dan tweehonderd stukken in de loop van onze historie gespeeld. Vooral na de Tweede Wereldoorlog waren het gouden tijden voor het uitgaan en theaterbezoek. We hebben jaren gekend, dat we ruim duizend donateurs hadden; en drie keer in het jaar een full house in de schouwburg. En de vele „uitkoopjes" hè, in de hele regio en daarbuiten. Kwaliteit verzekerd. Dat was het beslist!" Behalve de kwaliteit is het allemaal wat minder geworden. Tweemaal twee avonden per jaar zijn de koninklijke amateurs aan het werk. Dat wil zeggen: men ziet ze dan. Wat de bezoekers niet zien, zijn de bijna onuitputtelijke avonden aan repetities en handenarbeid (eigen decors) die daaraan voorafgaan. Jan de Graaff: „En dan maar hopen op wat uitkopen. Vroeger kwam „Litteris Sacrum" overal. Je moet die verhalen maar eens horen van Bob Hageman, over die oude cafeetjes en zaaltjes. Een optreden op Terschelling kostte je ongeveer twee dagen: met de boot (en de decors) heen en weer en op het eiland slapen. Ja, op het ogenblik van recessie mikken we vooral op de middelbare scholieren, die Brecht of klassieke schrijvers op hun boekenlijst kunnen zetten. Op zo'n avond vang je ongeveer 750 gulden; dat klinkt als aardig wat, maar je houdt er geen cent van over. We zijn al erg blij met onze eigen decorbouwer Bob Hageman, artistieke, ingenieuze spil en ruggegraat van „Litteris", daar kun je niet om heen. Als Bob niet meer bij de club zou zijn, wist ik niet hoe we verder moesten". De publieke belangstelling is tanende; het aantal donateurs loopt terug en het bestand daarvan vergrijst Volgens De Graaff is er te weinig jonge instroom, „maar onze actieve leden vertonen geen vergrijzing; de gemiddelde leeftijd ligt tussen de 30 en 40, dat is geen ouwe hap dus. Ongeveer 30 leden hebben we, met een harde kern van, zeg maar, een stuk of 15 spelers en speelstere. Bloedarmoede bij de heren in alle leeftijdsklassen, dat wel. Dat is een probleem van alle verenigingen. Maar actief Litteris-lid zijn, betekent een soort ziekte, tot achter de schermen toe. We zijn niet echt een gezelligheidsvereniging. Er zijn mensen bij die erg serieus het toneelspel willen bedrijven en dat lokt veelal bij de pers positieve reacties uit. Dat zijn dan de vruchten van ongeveer dertig repetities voor een stuk. Keihard werken, tot drie Keer in de week en in de weekeinden vlak vóór de uitvoering". „Litteris Sacrum", met de aan de letteren gewijde cast, heeft decennia lang bewezen bestaansrecht te hebben. Maar de „Koninklijke" heeft de laatste jaren zo'n beetje het gevoel een speelbal van de gemeente Leiden te zijn geworden. Jan de Graaff (zonder direct in mineur te vervallen) heeft het gevoel •open deuren in te trappen: „De gemeente stelt andere prioriteiten en maakt het de vrijetijdsbesteding der mensen moeilijk. Initiatieven worden niet beloond. In feite zijn we een reizend gezelschap, steeds gepakt en gezakt en gereed voor vertrek. We hadden onze repetitieruimten in het Rembrandt-lyceum, aan de Pieterekerkgracht, we zijn nu de Morepoortkazerne uitgesloopt en over drie jaar moeten we weer de Barbara-school aan het Levendaal verlaten hebben. Daar tornen we nu vaak 's avonds op tegen de koperen klanken van De Burcht; overigens een onvolprezen muziekkorps, daar niet van". Repeteren en timmeren in één leslokaal. Daar bereiden de Litteranen zich als een nomadenvolkje voor op de volgende opvoering. Eind mei, een stuk van Molière: „De heer van Poureaugnac", in de bewerking van Erik Vos van het Appel-theater in Scheveningen. Molière neemt hier de adel, notabele dikdoeners en het hele establishment (van de 18e eeuw) op de hak. Grote bezetting; koren op "Litteris" molen. Voortgaan op een doorwrocht stramien, beantwoordend aan de roep die de „Koninklijke" binnen het amateur- vakgebied heeft. Sjouwen en bezigblijven met rondtrekken. „Litteris" hoog, en „Litteris" laag. „Je bent eigenlijk net hartstikke gek", vindt Jan de Graaff, met procuratie. „Je hebt pech met je lokaliteiten, we hebben minder de gelegenheid naar buiten te treden in die Leidse binnenstad. Ik heb mensen van ^en Leids muziekgezelschap weieens horen zeggen: de muziek wordt op 3 oktober in de Grote Optocht verwacht; dan moeten we meelopen, maar daarna is de gemeente je alweer vergeten..." Nee, het zijn geen jubileumklanken, die De Graaff laat horen. „Er wordt van gemeentewege niet tegengewerkt, maar ook zeker niet meegewerkt. Initiatieven op cultureel en artistiek gebied van amateurs worden doodgemaakt, en voor de rest mag je uit de boom vallen. Met 3000 gulden subsidie 's jaare. Koop daar maar 'ns een redelijk bankstel voor. We hopen in de toekomst iets meer contact met K O te - kunnen maken, voor wat organisatorische steun uit die hoek. We zitten nu nog in de boot bij de gemeente en dat is geen goede zaak. Toneel als amusement is een teruglopend iets. De teevee zal daaraan schuldig zijn en ook de pittige entreeprijzen. Toneel is onzeker: wat krijg ik vanavond op m'n boterham. Bij teevee verander je in een seconde van net. De j moeite die je voor toneelkijken moet doen wordt steeds meer nagelaten. Maar met behoud van kwaliteit blijfi „Litteris" toch streven na% wat meer bekendheid, vooral bij de jeugd. „Cashl and carry-toneel" met shiif reclame zie ik nog niet zitten". Maar laten we optimistisclj^ blijven. Ook „Litteris i-j I Sacrum", dat van verguld-*"*" avondjes is afgedaald tot een stel mensen dat met goed toneel aan -m* klantenbinding wil doen, J_ ij houdt de moed erin en blijl varen op de koers van het serieuze werk, afgewisseld met wat blijspelen, omdat de boog niet steeds >TERD gespannen kan blijven. 'V"A de Teren op „vroeger" Nee^Pro£ra dat heeft weinig zin. Maar' &aa* u het was wel wat, hoor: uminko „Litteris Sacrum" met haa3^ s^aa hang naar perfectie, naar professioneel gehalte. Het4e "na regende eerste prijzen op tongres wedstrijden onder top-regi(n6 's Het was eens het tiidvak 'iteitenli van opmerkelijke bloei, me^e k°°F gebeitelde acteurs- n het b geslachten: Co Hageman- 4it niet. Verhagen, Bas Hageman, en 4e c Han de Wilde, Pim ihoud v. Dikkere, Truus van congres Oortmerssen, Hans Bentz zoals: v.d.Bergh. Hou maar op, iders of want je slaat algauw anderfren zie groten over; en die telde 'l beval 1 „Litteris" bij bosjes. Jonge-' tarieve generaties hebben de taak,rn van I soms meer dan verdienstelijk, «lering overgenomen. „Een anderf*vd A-cc willen ziin op het toneel, 'ergaand moet toen wel een hele tic£n: geven. En laten we vanda^e6ratie ook even eerbied hebben hkomens voor de ouderdom. Ben °P 4 hoogte •ngeach Inderdaad: zo „vorstelijk" waren de Emigranten die van Oortmerssen, Pim Dikkers, Co Hageman-Verhagen Litteris" in '38-'39 neerzette in en J.C.Dros. IHING1 lrijke I John rtn de s de stri; ren pr riseerd iet stat inbomn de Leidse schouwburg, met onder anderen Truus ieentda Pigde VEEL REACTIES VOORFIDOC LEIDEN Nog maar kort in het asiel en nu al is Midas in de weekaanbieding. Deze pikzwarte Duitse herder met een vleugje Groenendaler, is een teefje van 2 jaar oud, met zo'n prachtig glanzend vel, dat asielhou der Wil Tiele er bij gebrek aan een spiegel zijn haar in kan kammen (iets wat de van alle ijdelheid gespeende asielbeheerder ove rigens niet vaak zal doen). Verder heeft Mi- das mooie staande oren en een hangende staart Midas is een oude bekende voor Wil Tiele, want toen Midas slechts drie en een halve maand oud was, werd zij reeds aan de zorgende handen van Wil Tiele toevertrouwd. Midas ver dween al spoedig naar een Leids gezin, maar deze mensen brachten Midas twee weken gele den terug naar het asiel, omdat de hond naar een klein kind had gegromd. Een vreemde reden om een hond voor weg te doen", vindt Wil Tiele, al kan de volgende „eigenaar" maar beter geen kleine kinderen hebben. „De hond is beslist geen allemansvriend. Zij is heel lief voor de mensen die ze kent, maar voor vreemden is ze vaak onaardig en gereserveerd, vooral als deze mensen haar direct willen aan raken of haar maar wat toeroepen. In dat op zicht lijkt Midas dus wel een beetje op mij", zegt Wil Tiele. „Als mensen mij zo maar beet f>akken, word ik ook kriebelig en als ze, hé Tie- e, roepen dan houd ik daar ook niet van. Die hond heeft dus wel wat van mij weg. Echter ook kinderen vindt ze niet zo aardig, al heeft ze er nog nooit één gebeten". Kortom Midas is erg waaks (beschermt Wil Tie le als hij 's avonds over een eng stil laantje loopt, maar ook overal elders), houdt niet van vreemden, (een gezin dat veel visite krijgt, lijkt dus ook geen goed tehuis voor haar te zijn), houdt niet van kleine kinderen, maar is erg lief en aanhankelijk voor de hooguit één of twee mensen die ze kent. Omdat ze bepaald niet het formaat schoothond bezit, is het ook wel prettig als Midas wat de ruimte zou krijgen. Een kleine woning zonder tuin is eigenlijk geen goed te huis voor haar. Fidoc Fidoc, de ontzagwekkende, maar tegelijkertijd zachtaardige hond wiens levensverhaal vorige week in de publiciteit kwam, heeft onderdak gevonden bij een gezin uit Voorburg. Hoewel imponerende Fidoc er niet over zou peinzen om kwaadwillige inbrekers een stuk uit de broek te bijten, heeft het dier een imposant nieuw thuis, compleet met voor- en achtertuin (uit zicht op een park). Het kleine meisje uit het ge zin viel in het bijzonder op de dubbelgeklapte oren van de goedige reus. Maar de nieuwe „ei genaren" zijn niet alleen op uiterlijkheden af gegaan. Kortom, Fidoc lijkt op zijn plaats. Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de „Hond zoekt huis". In deze rubriek wordt een soms ook wel een kat) beschreven die in het as blijft om daar een zekere dood het dier een goed tehuis vindt. I ven honden zijn óf gevonden, óf door naar het asiel gebracht. Ze worden om denen afgestaan, vaak begrijpelijk, maar soms lagen onzinnig. De in „hond zoekt huis" ren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur gaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van gulden ten bate van zwerfdieren zijn ze af te Adres: Nieuw Leids Dierenasiel, Besjeslaan 6b, Tel.: 411670. Geopend di. t/m vr. 10-12 en 14-17 uur, tot 12 en 14-16 uur. Zondag en maandag gesloten. in twee tenlanc e Zuid ter Wie [mint op Ui

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 4