BuiierSkvorecky en Hotz:
schrijven over jazz.
Jazz in China, Nederland
en Tsjechoslowakije
Drie Beatles weer samen
The Plasmatics moeten
het van de show hebben
wmÊÊÊm
Boeiend orgelportret van Hendrik Andriessen
JAZZ
PLATEN
„Het is weer eens zover, de afdeling
verlakkerij van het Algemeen Neder
lands Jazzgebeuren is met de al de tot
haar beschikking staande middelen
(hoofdzakelijk de Volkskrant) bezig
het publiek een portie zand in de ogen
te gooien, waar baggermaatschappij
Bos en Kalis jaloers op zou zijn. Wat
is er namelijk gebeurd in dit zo ramp
volle jaar: de jarenlange stelselmati
ge ophemeling van het „grappige tan-
go-freakpiepen-nog-grappiger-mars"-
systeem van eigen bodem, dat als een
loodzware depressie boven ons cultu
rele hoofd hing, heeft moeten plaats
maken voor een nieuw lage drukge-
bied, luisterend naar de naam „Loft
jazz". Citaat van zomaar het begin
van zomaar een hoofdstuk uit Jans
Dulfers „Jazz -in China" (Uitgeverij
Bert Bakker, f 22,50).
Een boek over jazz dus, en wie boven
staande regelen leest, zal denken: dat is
mannentaal, dat is andere koek. En zo is
het ook, want saxofonist Duif er heeft het
gekste en. tegelijkertijd leukste boek over
jazz geschreven dat er waar-dan-ook te
vinden zal zijn. De enige slechte reactie
op Dulfers boek (samengesteld door Bert
Vuijsje uit reeds in diverse bladen ver
schenen artikelen van Dulfer) stond in
het Jazz Nu-nummer dat deze week uit
kwam. Die reactie is van ene Bertus
Moes, onder de kop Dulfer tot Moes ge
slagen". Maar lees je diens stuk goed,
dan krijgt daarin de schots-en-scheve op
somming van kritische noten zo'n posi
tieve werking voor Dulfer, dat je niet
anders kan concluderen dan dat die be
spreking ook wel weer een grap uit het
moestuintje van Dulfer zal zijn.
Dulfer haalt in „Jazz in China" (dat in
trigerende China uit de titel is trouwens
een metafoor voor ons landje, met z'n
cultuurpolitieke sluipwegen en z'n ben
des van vier of meer) van alles over
hoop: Jazzstijlen, festivals, het jazzbeleid
op de radio, concerten en zeer persoonlij
ke belevenissen. Hij ironiseert tachtig
procent van wat hij te berde brengt,
maar uit die overblijvende twintig pro
cent blijki duidelijk waar hij staat. Dul
fer is - en dat weerspiegelt zich trouwens
in z'n eigen muzikale werk op de tenor
sax een „non-nonsense"-man, iemand
die niet houdt van moeilijk doen, iemand-
die schijngestaltes met veel bombarie
overhoop prikt en die de wat zwaardere
tenorsaxofonisten bewondert (een klas
sieker is inmiddels zijn verhaal over een
optreden van Illinois in een Antwerps
feestzaaltje voor de handbalvereniging
Brabo). Zelf blijft Dulfer wat buiten
schot, maar dat heb je met zo'n picareske
stijl uiteraard en dat hindert ook niet. Je
steekt aardig wat op van dat gekke mu
zikantenwereldje en je kan heel wat af-
lachen of meegrijnzen om zijn relative
rende commentaar. Zoals bij- de door
hem gepresenteerde tenorsax „battle"
van een van Paul Ackets Northsea Jaz
zfestivals, waar Illinois Jacquet aan de
bar eindigt met Stan Getz te willen kiel
halen, Rosa King in een grafkist te wil
len bijzetten vanwege haar feminisme op
de sax en David Murray naar de Volks
muziekschool wil sturen. Murray moet
het als David Hurry trouwens nog eens
ontgelden in een fake-interview over de
loft scene in een Amsterdams toilet, en
het typische producersdilemma van ie
mand als Paul Acket wordt prachtig ge
typeerd met een scene rond niet-bestelde
rozen voor Ella Fitzgerald op Schiphol
waarbij Acket het telefonisch geharre
war doorbreekt met een „Het kan me
niet schelen wat het is als het maar een
fro te bos is en niet meer dan 15 gulden
ost". "Meesterlijk, wat een combinatie
van zakeninstinct en tempo kan die man
ontwikkelen" besluit Dulfer. Wanneer je
Dulfers „Jazz in China" weer doorbla
dert, krijg je steeds grotere neigingen om
méér te citeren. Een betere kritiek is er
niet, dacht ik.
Hotz
De schrijver F.B. Hotz is, of eigenlijk
was, jazzmuzikant. Wie zijn eerste twee
bundels korte verhalen (waarvoor hij de
Bordewijkprijs kreeg), Dood weermid
del" en „Ernstvuurwerk" heeft gelezen,
zal dat wel begrepen hebben. Hotz, die
zich bij voorkeur op de achtergrond en
uit de publiciteit houdt, was trouwens af
gelopen week op de radio present in een
programma over jazz. Zijn laatste bun-
Concertagenda J
7 februari Camel, Congres
gebouw in Den Haag, Plasma
tics, Paradiso in Amsterdam,
Hi Jinx, O' 16 (Oosteinde 16)
in Voorburg.
8 februari Adam and the
Ants, Paradiso in Amsterdam.
9 februari Camel, Vreden-
burg in Utrecht.
10 februari Laxative, De
Paap, Papestraat 32 in Den
Haag.
11 februari Manfred
Mann's Earthband, Congres
gebouw in Den Haag. Voor
programma Grand Prix. U2,
Paradiso in Amsterdam.
12 februari U2, Paard van
Troje in Den Haag (worden
door de VARA opnamen van
gemaakt).
13 februari Gruppo Sporti-
vo, Congresgebouw in Den
Haag, U2, Eksit in Rotterdam,
Golden Earring, Velo Sporthal
in Wateringen.
14 februari Judas Priest,
Jaap Edenhal in Amsterdam.
18 februari Raymond van
het Grocnewoud, Jeugdcen
trum Over de Brug in Gouda.
20 februari Bow wow wow,
Eksit in Rotterdam.
21 februari Bow wow wow,
Paradiso in Amsterdam.
9 maart Millie Jackson,
Vredenburg in Utrecht.
14 maart Hawkwlnd, Para
diso in Amsterdam.
Hans Dulfer, auteur van „Jazz in China".
del, „Proefspel" (De Arbeiderspers,
24.50) telt weer een aantal van die ver
halen en juist die zijn, wat minitieuze
sfeerbeschrijving betreft, prima om te le
zen. Hotz, zelf trombonist en op die
trombone een fijnzinnig stylist, beschrijft
het Haagse muziekleven Oude Stijl en
zet het wat troosteloze pogen van een
aantal oude stijl-fanaten aldaar weerga
loos mooi neer. Het titelverhaal verwijst
naar het orkest waarvan Hotz deel uit
maakte, de Canal Street Jazzband, met
o.a. Frits Müller op klarinet (tegenwoor
dig tekenaar bij de Haagse Post) en de
verering van die musici voor cornettist
Bix Beiderbecke. Zij hadden een Haags
Bixorium ingericht, een soort qltaartje
voor Bix waar volgens de insiders altijd
een kaars brandend gehouden werd. Na
vraag bij trompettist Wybe Buma lever
de nog een mooie anecdote uit Hotz'mu-
zikantenjaren op, die hijzelf niet ver
werkt in z'n naar de werkelijkheid gete
kende precisiewerk. Als het zesmansor-
kest van Hotz speelde, moest er altijd
een zevende stoel op het podium staan.
Dat was een eis waar niemand om heen
kon. En als er, langzamerhand toch
nieuwsgierig, gevraagd werd: Waarom
eigenlijk? kwam het gefluisterde ant
woord: Voor Bix!.
Skvorecky
Jazz en literatuur is ook een zeer norma
le verbinding bij de Tsjechische schrijver
Josef Skvorecky. In Nederland ver
scheen kortgeleden van hem een bundel
met twee verhalen, „De bassaxofoon"
(Bert Bakker,). Het zijn eigenlijk comple
te novelles, het eerste „Emöke, een le
gende" over een ontmoeting met een
meisje, waarbij droom en werkelijkheid
voor de ik-figuur op een aangrijpende en
gevoelige manier botsen, het tweede (ti
tel) verhaal, „De bassaxofoonover een
jongeman die in het door de Duitsers be-
zette ^Tsjechoslowakije op de bassaxofoon
invalt in een nazi-orkestje, waarbij die
bassax een soort blikopener wordt voor
een bizarre wereld van belemmerde vrij
heden, verlangens en onmogelijkheid
daarvan, waarbij de persoonlijke bele
vingswereld en de werkelijkheid van de
tijd door elkaar heen schuiven. Het eer
ste verhaal dateert al van 1959, het twee
de van 1965. Ouder werk dus, maar
Skvorecky heeft meer geschreven. Dat
werk is voornamelijk in het Engels ver
taald, terwijl zijn werk in Tsjechoslowa
kije zelf taboe is. Skvorecky, in 1924 ge
boren, is een Tsjechische emigrant, die
na de Praagse lente, in Canada terecht
kwam waar hij aan de universiteit van
Toronto doceert in de moderne Anglo-
Amerikaanse literatuur. Hij schreef o.a.
ook filmscenario's voor Milos Forman en
een serie romans waarin ironie en bitter
heid elkaar zeer speels afwisselen.
Wat de iazz betreft, die gebruikt hij al
eerder als verhaalstof in het bij mijn we
ten hier nooit vertaalde verhaal „Song of
the forgotten years" en het merkwaar
dige bij hem is dat die jazz een soort me
tafoor wordt.
In dat laatstgenoemde verhaal staat die
jazz tegenover de strenge Tsjechische
vijftiger jaren waarin de decadente,
Amerikaanse muziek taboe was in een
land dat in de greep was van het Stali
nisme, net zoals de jazz in "De bassaxo
foon" tegenover de Duitse tijd van de
tweede wereldoorlog geplaatst wordt.
Skvorecky schrijft een briljante stijl, al is.
die niet gemakkelijk. Hij doorbreekt zijn
vertellende verhaallijn namelijk zeer
frekwent voor een pas op de plaats in
een zin van zeg-maar een hele bladzij,
waarin de handeling zich naar binnen
keert. Jazz en literatuur, ook daar zit
müziek in*.
BERT JANSMA
Warren Zevon Stand in the Fire (WEA)
De in ons land tamelijk onbekende Ameri
kaan Warren Zevon heeft, ofschoon zijn af
komst anders doet vermoeden, niets te ma
ken met de bekende „West-Coastmusic" van
de Eagles en aanverwanten. Hoewel hij Jack-
son Browne, Waddy Watchel, J.D. Souther,
Joe Walsh, Glenn Frey en Don Henley tot
zijn beste vriendjes mag rekenen, weet hij
toch, ondanks (of misschien wel dankzij) de
hulp die hij van hen krijgt, duidelijk disso-
nante muziek te maken. Veel gespierder dan
de overbekende country-rock, en eerder nei-
fend naar de stads-rock van Springsteen en
ëger.
Na drie studio-elpees is er van Zevon in Ne
derland nu een live-elpee uitgebracht, voor-
wel denken wat te voelen voor de muzikale
eenling, schaffen met Stand in the Fire een
prima live-plaat aan die niet onder doet voor
studiowerk, maar er, eerlijk gezegd, ook bij
zonder weinig aan toevoegt. Het is een best
of"plaat, maar omdat een „greatest hits" van
een zanger die nog geen milimeter heeft ver
kocht wat vreemd overkomt, is het produkt
in een live-jasje gestoken. Daarom verdient
het aanbeveling voordat men Stand in the
Fire gaat beluisteren eerst eens te vragen
naar Warren 's vorige elpee, Bad Luck Streak
In Dancing School. Daarop is Zevon 's mooiste
nummer (Jeanie Needs A Shooter, gesel
Hen met Bruce Springsteen) verpakt in
heel wat evenwichtiger, sfeervoller oven
van 's mans kunnen, dan het geval
Stand in the Fire. Desalniettemin is
kenners Stand in the Fire een plaat waJ
niet om heen kunt. Al is het alleen maar
Werewolves of London en de niet eerderf
gebrachte titelsong van de plaat.
LONDEN De drie overgebleven De drie, Paul McCartney, George Har- De plaat zou worden opgenomen ij
Beatles zijn van plan opnieuw samen rison en Ringo Starr, zullen de plaat studio van producer George Martiim
een plaat op te nemen. Zo heeft het opdragen aan John Lennon, het vierde het Caraibische eiland Montse\
Britse dagblad „The Sun" gisteren be- lid van de voormalige Britse popgroep, Martin was ook de vroegere prod A
richt die vorig jaar december in New York van de Beatles,
werd doodgeschoten.
AMSTERDAM The
Plasmatics deden gisteren
tijdens hun eerste Europe
se tournee Paradiso aan.
Vanavond is de herhaling
in dezelfde Amsterdamse
rocktempel. Wie voor de
muziek naar het concert
gaat komt bedrogen uit
Het is een brij van onme
lodieuze klanken en onsa
menhangende teksten die
onverstaanbaar uit de
speakers komen. Het
show-element met veel
rookbommen en sex, roept
samen met de muziek ech
ter een spanningsveld op,
dat de concerten tot een
onvergetelijke gebeurtenis
maakt
De Amerikaanse Plasmatics
kwamen begin vorig jaar
voor het eerst in het nieuws.
Zangeres Wendy O. Wil
liams trok daarbij de meeste
aandacht. Deze voormalige
striptease- danseres die to
pless optreedt, verzint samen
met haar groep stunts als het
laten exploderen van auto's
en het met een voorhamer
in elkaar slaan van televisie
toestellen. De show zorgde
er afgelopen zomer voor, dat
een optreden van de groep
in de Londense Hammers
mith Odeon werd afgezegd.
In Nederland was het resul
taat dat een aflevering van
dé TROS Top 50 niqt werd
uitgezonden, omdat de
TROS-directie het door Wim
van der Linden opgenomen
filmpje van The Plasmatics
té aanstootgevend vond.
De succesvolle Amerikaanse
tournee, die de groep juist
achter de rug heeft, is niet
geheel zonder moeilijkheden
verlopen. Na een optreden
in de Milwaukeese club
„The Palm" in de Ameri
kaanse staat Wisconsin,
werd Wendy gearresteerd
omdat ze een aantal onzede
lijke handelingen op het po
dium zou hebben verricht.
Vier agenten voerden haar
mee naar buiten, waar nog
eens vijf agenten stonden te
wachten. „Ik werd tegen de
grond gedrukt en vervolgens
geschopt en geslagen" ver
telt Wendy door de telefoon.
„Toen mijn vriend Rod
(Swenson, manager van The
Plasma tics) en leden van de
groep probeerden het schop
pen en slaan tegen te gaan.
r agenten tegen de grond gedrukt na een concert in Milwa^
druk
dingen geholpen te worc(e"
De snee boven m'n oog ~®j?
met twaalf hechtingen
dicht Daarna werd ik
naar de gevangenis ïr"
bracht". 5
The Plasma tics werden li
op borgtocht vrij gela °|PS
maar zij moeten zich o
zes weken voor de rwf"5®
bank verantwoorden.
De concerten zijn voor 4~n'
Plasma tics geen goedkretJ
aangelegenheid. Tijdens c6.?
openlucht-optreden in Ar®
York werd voor 10.000
laraan apparatuur vernicn\
Eerder had de band tijdl a'
een concert in het Santa if1®!.
nica Civic Center zonder
vaar voor het publiek en.
groep een gloednieuwe w'e a
Cadillac laten exploderen.. m'
Van The Plasmatics is j!'
dus ver één elpee verse"
nen: New Hope For c
Wretched. In verband
de Europese tournee h<'je c
hun Nederlandse plat v'
maatschappij Inelco d" "r
plaat opnieuw uitgebrach 1
HANS Pi).
werd Rod bewusteloos gesla
gen en de groepsleden gear
resteerd".
Wendy O Williams liep tij
dens de arrestatie een wond
boven haar rechteroog op.
„Ik moest naar het zieken
huis om aan mijn verwon-
Koor en orgel hebben In de
eredienst, de rooms-katholie-
ke zowel als de protestante,
hun plaats gevonden maar het
belang dat aan die muzikale
media werd en wordt toege
kend, wisselt sterk naar tijd,
plaats en karakter van de
dienst Jongeren hebben een
andere liturgie en andere in
strumenten in de kerk ge
bracht en het lijkt een beetje
tragisch dat van de belangrij
ke artistieke vernieuwingen
die Hendrik Andriessen en
zijn geestverwanten voor en
na de laatste wereldoorlog
wilden invoeren, de laatste
tijd niet meer zoveel behoefte
lijkt te bestaan. Toch is An
driessen, die 17 september 89
jaar hoopt te worden, wel met
zijn tijd meegegaan. Negen
jaar geleden schreef hij zijn
eerste mis in de volkstaal en
nam daarbij de gemeentezang
harmonisch heel ongedwon
gen in het geheel op.
Eigenlijk was Andriessen de
man van de doorgecomponeer-
de missen. In de jaren dertig
heeft hij'in het tijdschrift De
Gemeenschap, van de toenma
lige katholieke jongeren, ver
dedigd dat de eredienst ook
muzikaal stilistisch een een
heid diende te vormen en dat
de componist daarom zowel de
vaste als de wisselende gezan
gen moest toonzetten. Dat
principe huldigt Andriessen
nog altijd maar het werd niet
gemakkelijk aanvaard. Of gre
goriaans, of modern, zei hij
toen, maar hij wist wel dat wie
geloven niet moeten haasten.
Andriesen was trouwens niet
voor één gat te vangen. Als
groot organist maar vooral als
groot improvisator kqn hij
zonder dat er ook maar het ge
ringste aan de liturgie veran
derd behoefte te worden, het
orgel in zijn streven naar een
heid een krachtiger bindmid
del laten zijn dan tot dan ge
bruikelijk was. Ik weet niet of.,
hij het al deed toen hij als 24-
jarige zijn vader opvolgde op
de orgelbank van de Sint Jo
zefkerk in Haarlem, maar hij
deed het zeker toen hij in 1934
organist werd van de Utrecht
se kathedraal. Hij koos uit de
gezongen mis één essentieel
thematisch gegeven, pakte dat
al aan in het voorspel, ging er
mee door tijdens het offertori
um en na de heenzending in
het naspel, liet hij zijn fantasie
de vrije teugel om te komen
tot een glorieuze samenvatten
de climax van het centraal ge
stelde thema.
Dat gedurfte optreden bleet
niet onopgemerkt, niet bij de
bezoekers van de Utrechtse
Kathedraal maar evenmin bij
de orgelliefhebbers in de pro
testantse kerken in de buurt
Zelfs buiten Utrecht hoorde
men er weldra van. Ook ik, uit
Den Haag komend, heb op een
zondagmorgen tegen twaalven
dat naspel van de Utrechtse
hoogmis een paar keer mogen
ervaren, samen met dat groep
je gelijk- of andersdenkenden
achter in de kathedraal. En
Hendrik Andriessen
wat deed die stoute Andries
sen dan? Hij gaf speciaal voor
die fans een toetje: een koraal
van Franck, een stuk van
Bach.
Er zal van die unieke orgelim
provisaties wel weinig of niets
zijn vastgelegd. Toch ben ik er
van overtuigd dat de bejaarde
Andriessen nog altijd improvi
seert, al was het maar in zijn
hoofd. Hij componeerde toch
ook altijd zonder instruifienta-
le steun, aan de schrijftafel af
gaande op zijn innerlijk oor?
Nu we zijn improvisaties niet
meer kunnen horen, moeten
we des te dankbaarder zijn
met het boeiende orgelportret
dat Albert de Klerk zojuist
van Andriessen heeft ge
maakt. Op het romantische,
Frans georiënteerde Adema-
orgel van de Haarlemse St. Jo
zefkerk speelde hij zes werken
die Andriessen op verschillen
de tijdstippen voornamelijk
aan dit orgel (of met dit orgel
in gedachten) componeerde.
EMI zorgde onder nr. 057-
26494 voor de oude registratie.
De Klerk die het repertoire
waarschijnlijk samen met An
driessen zal hebben vastge
steld, brengt het eerste Choral
uit 1913, een hommage aan de
mystieke lyriek van Franck,
het werk van een 21-jarige be
wonderaar, die zijn hele leven
bewonderaar zal blijven. Dan
is er de eigenaardige toccata
uit 1917, eigenaardig omdat
een hooggestemde cantabiliteit
hier veel belangrijker is dan
een op grond van de titel ver
wacht virtuoos loopwerk. Het
is al herhaaldelijk opgemerkt
dat deze toccata eigenlijk fan
tasie moest heten. Het verras
sende Te Deum aan het slot
verwijst naar Andriessens
tweede muzikale peetvader:
Diepenbrock.
Denkend aan die peetvaders
maar veel onafhankelijker
staat Andriessen in zijn aan
grijpende pascaglia uit 1929
waarin een geëmotioneerde
variatiereeks voert naar een
dramatische climax. De direct
aansprekende en dan ook zeer
geliefd geworden uit 1927 da
terende sonata Da Chiesa, va
riaties maar van een ander ka
rakter is natuurlijk eveneens
aan wezig. Tenslotte zijn er nog
twee korte karakteristieke
stukken: het laatste vande
twaalf Intermezzi, een punt
dicht uit de oorlogstijd, en een
toccatina „In dulci jubilo", een
puntdicht 1961, gelukkiger tij
den dus. Vergelijkt u die twee
puntdichten maar eens.
Andriessen is aanzienlijk veel-
zijdiger dan uit een enkele or
gelplaat zou kunnen blijken.
Deze prachtige plaat moet dus
op allerlei manieren worden
aangevuld. Voor het compo
nistenportret volledig te doen
zijn. Maar heeft Andriessen
zelf niet bij een van zijn vele
jubilea gezegd: „Ik kan me
niet herinneren dat ik niet
componeerde, ik kan me even
min herinneren dat ik geen
orgel speelde".
JOHN KASANDER
ild rr
in hi
VOlIl
het
tou j
aar
nodi
toe
ursu
vol,
tlijst
kor
aanu
een