A.D. pier: een wereld van glas Scherts en satire vanJ.P. Donleavy W. F. rmans op reis naar Troje De verschijnselen die het leven onophoudelijk biedt, zijn telkens weer even dankbaar voor Ironie dan wel parodie. Vooral „het betere milieu", „de hogere standen" zijn uiterst aantrekkelijk voor spotters en andere geestige lieden, die vlijmscherp maar humoristisch de hedendaagse maatschappij haarfijn willen doorlichten. J.P. Donleavy, de Iers-Amerikaanse succesvolle roman- en toneelschrijver, heeft zich in hun rijen gevoegd. Zijn boek over „die betere klassen" heet „De onverbeterlijke parvenu". Het is een soort handleiding om te overleven in alle listige hinderlagen die de maatschappij je stelt, vooral in de betere klassen, niet zoals de achterflap van de Nederlandse uitgave met een merkwaardig gebrek aan inzicht stelt: „het „streberschap" irv alle sociale klassen". Immers, steeds Is sprake van personeel, zoals dienstmeisjes en zelfs hulsknechten. De In bespreking komende openbare gelegenheden zijn van het betere soort, of het nu om een restaurant, theater, cinema, of sex-show gaat. Het gaat over dure feesten In kapitaalkrachtige kringen, om paarderennen en om veel sjieke 6ex. Een lange reeks aanwijzingen, hoe je te gedragen in het leven, in allerlei omstandigheden. De titels van de vele korte paragraafjes wijzen daar al op: „Over confrontatie met een Inbreker"; „Over uw schaapjes op het droge hebben"; „Over doodgaan en schaamte"; „Over het verlaten van het schip"; „Over dames die te dik zijn voor een taxi, helpen er in te komen". Donleavy laat niet af zichzelf en zijn lezer te vermoeien met zijn geestigheden. De lezer zal tijdens een verloren uurtje met enig genoegen door zo'n boek bladeren en hier en daar wat lezen, om grinnikend geamuseerd te raken en eventueel daar een ander in zijn omgeving even deelgenoot van te maken, door een aardigheid voor te lezen. Maar Donleavy houdt het zo'n kleine 300 pagina's vol en door deze hoeveelheid krijgt zijn cynisme of zijn humor iets maniakaals. JAN VERSTAPPEN J.P. Donleavy: „De onverbeterlijke parvenu", met tekeningen van de schrijver. Vertaald door Rob van der Veer. Uitgave Meulenhoff. Prijs 36,50. In zijn laatste novelle, „Homme's hoest" Is W. F. Hermans opnieuw bezig met ondergang, afbraak en mislukking. Zijn voorlaatste verhaal, „Filip's sonatine" was de geschiedenis, van vernietiging van illusies en levensverwachting, de ondergang is nu completer, maar deel van alles wat in het verhaal een rol spoelt. En dat Is niet alleen de gang van zaken tijdens een reis door de landstreken ten oosten van de Middellandse Zee, met alle banaliteit en ongemak van dien, het is zowaar de hele symbolenwereld van de Griekse oudheid, die hier voor schut gaat. „Je weet toch dat de goden hem die kwaadspreekt over Helena met blindheid slaan? 't Is daaraan dat de blindheid van Homerus dan ook wordt toegeschreven", zegt een Amerikaan aan het slot van het verhaal tegen de vrouwelijke hoofdpersoon. ZIJ heet Helena en we ontmoeten haar in het begin van het verhaal In een auto, die ergens langs ean Turkse weg zojuist is geslipt e.i total loss gereden Is. De chauffeur Is dood. Het was niet zomaar een auto, het was een zilvergrijze Rolls Royce en de eerste auto die bij een ongeluk stopt is ook niet de eerste de beste. Dat Is een Jaguar type E. Homme Is met de Jaguar op reis in Turkije. Daar wil hij de auto voor een goed prijsje verkopen, om rijker terug te keren naar Nederland. Zijn ontmoeting met Helena wordt hem noodlottig: hij neemt haar mee en wat aanvankelijk een lift leek, die hij gaf aan dit meisje, dat in een liftpartij In een andere auto gestrand was, wordt snel een erotische verhouding en zelfs een machtsstrijd, waar Homme het in verliest. Aan het slot van zijn Homerische zwerftocht, verongelukt hij ook, waarna Helena met een Amerikaanse archeoloog, die op de plaat3 van het ongeluk langskomt In een zilvergrijze Rolls Royce, verder trekt. Een nieuw avontuur aangaat, dat haar opnieuw naar Troje zal brengen, waar ze Homme óbk al heen stuurde. In de tocht door de binnenlanden van Turkije zorgt Helena ervoor dat Homme het spoor totaal bijster raakt. Zijn auto raakt steeds meer in het ongerede door de slechte wegen, waar hij op terecht komt door de omwegen die Helena wil, hij wordt steeds zieker (zijn hoestbuien nemen hand over hand toe). Zijn geld raakt op. Hij wordt steeds radelozer, maar durft Helena niet aan de kant te zetten. Zijn blindheid Is er al, lang voordat hij de kans zou hebben kwaad te spreken over Helena. Hij is een anti-Homerus, die door louter toeval en onmacht gedreven terecht komt in Troje, dat een antl-Troje lijkt. Hij kan Immers werkelijk niet geloven, dat de puinhopen die hij ziet, de plaats van nanoeiing geweest kunnen zijn van het klassieke verhaal. De feiten zijn In strijd met de mythen. Homme kan geen hpld zijn, zoals bij Hermans niemand een held kan zijn. Helena vervult de rol van Lilith: zij Is de drijfveer van alle kwaad, alle ondergang, alle terleurstelling. Zij laat niet af van man tot man te gaan en leder nieuw slachtoffer te beroven van alles wat hem waardevol lijkt. In een kort bestek van nog geen 70 pagina's geeft Hermans opnieuw al zijn cynisme over de driften, die mensen in het leven beheersen. Over de cultuur, die maar schijn is, omdat de waarden, die daarin zijn vastgelegd (zoals je bij Homerus een erkend voorbeeld vindt), bij de meest eenvoudige controle al zonder betekenis blijken. Veel scherper dan in „Filip's sonatine" verbeeldt Hermans in dit verhaal dat door De Bezige Bij op vrijwel Identieke wijze is uitgegeven, aan de hand van een aantal onontkoombare gebeurtenissen, zijn opvattingen over het menselijk bestaan. Jan Verstappen Willem Frederik Hermans: „Homme's hoest". Uitgsvsrij De Bezige Bij. Prijs 16,-. STERDAM „Ik vind het nog steeds een goed Andries Dirk Copier zegt het op een toon, die m m helemaal vrij is van trots, terwijl hij peinzend het 7 7 raamde gildeglas want daar gaat het om 'zijn vingers laat spelen. Om hem heen staat een ipje honderduit vragende museummedewerkers, die al geïnteresseerd blijken te zijn in het hoe en waar- Van het fabricageproces van glas en glazen. Onver- Jibaar, vaak met een sereen glimlachje om de llp- hf»verte,t de 11 ianuarl 8ü iaar geworden Copier over l o°. Jwrpen, die tot 19 april tentoongesteld staan in een iaar e!d0za,en van het Rotterdamse Boymans van Beu- IAIe h^0 museum. pre-tentoonstelling deze „A.D. Copier 80", die een m piemelden) overzicht biedt van hetgeen Copier in zijn ende f aan glazen heeft ontworpen. De expositie laat erblev(z'en a,s een succesvol industrieel vormgever, die oceduiljkertijd een fijnzinnig kunstenaar is, zoals onder door i blijkt uit zijn vele unica, die samen met het mas- ;tond led in Rotterdam geëxposeerd zijn. en 's »rdzee" luidt de titel van zijn laatste serie „vrij tpen. [f, die ontstaan is in „De Oude Horn" in het aan de nlijk gelegen Acquoy, waar Copier samen met Willem te gaajen (en glasblazer Piet van Klei) uiting geeft van de Later handigheid, dat hij nog steeds gefascineerd wordt vachte g|as en de mogelijkheden zich daarin artistiek uit lukken. Zijn Noordzee-serie bestaat uit cilinderach- (evormde objecten met tintelende belletjes en uit- erende wieren. Typisch blauwe en groene kleurac- en versterken de indruk als zou het gaan om in zee 3nderv*mde en op het strand aangespoelde transparante e eerdyerpen. Om na een eindeloos lijkende reis terecht de h^men in een vitrine van een Rotterdams museum, vult aa Termite reeksen ien cfer heeft Van meet af aan unica gemaakt naast zijn is ®r 'als ontwerper van de Leerdamse glasfabriek, waar 1 u'h 13-jarige jongen reeds terecht kwam, omdat zijn J? vjjf daar hoofd van de decoratie-afdeling was. Tot hii p!971 het iaar van Zi^n Pensionering zal hij aan rak to« *abr,ek verbonden blijven, en in die periode ko- iQ kwaer honderden- duizenden ontwerpen van zijn te em qjVel- 'n ons land was er in de periode van 1920 tot i andeidan 00k biJna 9een huishouden, dat niet beschikte een glazen voorwerp, waarvan het ontwerp door d het was gemaakt. In onvoorstelbare reeksen werden de knPrinkserviezen, compötekommen, bloemvazen, as- ns heden, toiletstellen vervaardigd. /as on^tterdam. waar vanaf 1975 werk van Copier wordt ans. V)meld, zowel unica als industriële produkten, begint i die averzicht van diens werk met een servies uit 1922, bekend werd onder de naam „smeerwortel" naar l| 'egt Gelijknamige plant, waarvan Copier de bloemknop eriee3spirat,ebron voor z'in ontwerp gebruikte. 1922 is t dictejfQt jaar> Waarin Copiers interesse in de glaskunst Yan 3t gewekt door een tentoonstelling in het Boymans mg najjeunjngen museum van oud (Perzisch) glas. Vanaf ofptum dateert zijn bijzondere relatie met het Rotter- dat ef museurT). waaraan hij in 1976 een 16-tal unica 'ondervktf ziinde de hoofdmoot van zijn collectie „vrij dat dit museum van Copier heeft. periode 1928-1935 ontstaat de serie „granlver" peperst glas. In 1930 volgt dan het veel geroemde h Jfllas, dat ontworpen werd in samenhang met de' Sorfn'flde Nederlandsche Wijnhandelaren, die het glas .lómbi OoK zouden propageren. :past jeglas van#11 gildeglas beantwoordde Copier geheel aan het i\ aitfl» dat de toenmalige directeur van de Leerdamse s", zeftortskon Cochius voor ogen stond: iets maken, dat (e trotiedereen is en dat niet aan modetendenzen onder- noeml is, waardoor het lang meegaat. Ruim vijftig jaar ens mfet ontwerp zegt Copier dat het gildeglas „nog elijk e( de uitvoerder van zijn ideeën Piet van Klei, die een unica uit de serie „Noordzee" op de glaspijp A.D. Copier (80): denken aan glas. steeds een goed glas is" en de gretigheid waarmee het nog steeds gekocht wordt, bewijst dat hij zich niet ver gist. In de loop der jaren, waarin produktiemethodieken ver anderden ook in de glasindustrie waren de wijzi gingen, die het gildeglas onderging, slechts minimaal: een iets dikkere bodem en een kleine verandering aan de steel. Maar de uitgangspunten van weleer gemak kelijk schoon te maken, de steel met drie vingers vast kunnen pakken en geschikt zijn om de wijn er in rond te walsen, benevens een licht naar binnen gebogen kelk teneinde het bouquet vast te kunnen houden zijn recht overeind blijven staan. „Het heeft iets weg van een tulp", zegt Copier vandaag de dag. Hij voegt eraan toe het maken van goede, func tionele glazen altijd als een uitdaging te hebben be schouwd. Daaruit blijkt dat hij het industrieel vervaar digde produkt nooit als iets minderwaardigs heeft be schouwd in vergelijking met de unica, die hij ook in die tijd reeds vervaardigde. De vormen, die hij in de jaren '30 en '40 gebruikte voor zijn „vrije glas" komen terug in het werk, dat hij heden ten dage maakt in „De Oude Horn". Daar steekt glasblazer Piet van Klei op aanwij zingen van Copier de vloeibare glasmassa aan de pijp en begint het spel van vorm en kleur, dat al naar gelang Copiers inzichten, begint dan wel eindigt. Zelf hanteert hij de glasblaaspijp niet. Heeft er ook nooit behoefte aan gevoeld. Het ontwerpen en het op de voet volgen van het ontstaansproces aan de hand van zijn (stringen te) aanwijzingen is hem altijd voldoende geweest. Zowel in de tijd toen hij nog werkzaam was bij de glasfabriek Leerdam als nu wanneer hij op gezette tijden naar Ac quoy reist. Daar ontmoet hij Willem Heesen die na 30 jaar de glasfabriek „ontvlucht" is, o.a. omdat hij zich niet langer kon verenigen met de omstandigheid, dat hij concessies moest doen aan het industriële vormproces. Bekendheid Zo niet Copier, wiens industriële ontwerpen van meet af aan gestoeld zijn op de wiskundige verhoudingen van de gulden snede. Als esthetisch leider van de Leerdam se glasfabriek heeft hij er veel toe bijgedragen dat de naam van het Nederlandse glas ook in het buitenland bekend en gewaardeerd werd. (In 1958 verwierf de in zending van de fabriek op de Brusselse Expo de Grand Prix). Niet alleen werkte Copier met „gewoon" glas, ook hanteerde hij het fijnere kristal, hoewel zijn tegenwoor dige unica louter en alleen vervaardigd worden van het materiaal dat uit zand, kalk en soda (glas) wordt samen gesteld. Echter de helderheid ervan doet in niets onder voor die van kristal. In 1963 maakte hij evenwel nog ob jecten van kristal, waarbij hij kubussen, bollen en cilin ders als grondvormen hanteerde: prachtige stukken, die met de mond geblazen werden en met de hand gesle pen. Vandaag de dag blijkt Copier een man te zijn, die met bijzonder veel plezier praat over zijn werk dat hij maakt in „De Oude Horn". Vandaar dat deze „laatste perio de" wellicht wat oververtegenwoordigd is op de exposi tie in Rotterdam. Hoewel, het is buitengewoon moeilijk van deze glaskunstenaar een overzichtstentoonstelling samen te stellen, al was het alleen maar vanwege de enorme produktie, die hij in de loop der jaren heeft ten toongespreid. Echter, zijn „vrije ontwerpen" blijven het meest boeien, omdat hij hierin zichzelf is (gebleven) en geen enkel compromis behoefde te sluiten met wie dan ook. Met behulp van metaaloxyden brengt hij kleuren aan in de gloeiend hete glasmassa, waarbij effecten ontstaan, die een geheel nieuwe dimensie aan het ont werp toevoegen. Zo werkt en experimenteert Copier voort. De draad, die in 1971 met de persionering van de industriële vormgever Copier werd afgesneden, werd door kunstenaar Copier weer opgevat. Op onnavolgba re wijze. Helder en boeiend, zoals het materiaal, waar mee hij werkt. KLAAS GOINGA Copier (rechts) met heett.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 21