Helft Zuidhollandse molens is behoorlijk onderhouden Volkenkundige musea zullen de hand in eigen wereldwijde boezem moeten steken UIT JAARVERSLAGEN 1979/80 BLIJKT: INieuw Voordorp spoedig onder slopershamer FEESTBUNDEL VOOR VOLKENKUNDE- IDIRECTEUR PROF. PETER POTT 'AGIICTAD/REGIO LEIDSE COURANT VRIJDAG 6 FEBRUARM981 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. Ruim een jaar geleden vierde prof. dr. Peter Hendrik Pott zijn zilveren Jubileum als directeur van iet Rijksmuseum voor Volkenkunde, gelegen achter de Leidse Steenstraat. Het was een feest in stricte stijl, aangelengd met natjes en droogjes die de heer Pott overigens niet van z'n stuk konden brengen. Een kwart eeuw leiding geven in een zich veranderende museumwereld; een ontwikkeling die niet ongemerkt aan de nu 62- jarige wetenschapsman Peter Pott voorbijgaat. Hij zal het besturen van een museale inrichting zachtjesaan voor gezien houden; een jaar terug zei hij al tegen me: „Je krijgt wel wat voor je kiezen, van 's morgens vroeg tot 's avonds kwart over zes en dan de weekeinden nog". De VUT-regeling zou uitkomst kunnen bieden aan deze hoogleraar in de Museologie. Overigens heeft het zilveren feest van prof. Pott (er was in 1956 een expositie „Van klei tot pot", maar dit terzijde) nog een aangename uitloper, die dezer dagen in de openbaarheid is gekomen: een prachtig verzorgde en rijkelijk geïllustreerde feestbundel, waaraan een stel de heer Pott welgezinden, gewoon vrienden dus, bijna twaalf maanden heeft kunnen werken. Het was Peter Pott (die nauwelijks iets gemeen heeft met Peter Pan) al beloofd: „Je krijgt van ons een „liber amicorum", een boek door vrienden samengesteld". Het werd Pott onlangs aangeboden. De in het Engels verschenen bundel onder redactie van drs. Willem van Gulik, mr. Harald van der Straaten en dr. Gerd van Wengen draagt de titel „From Field-case to Show-case" („Van veldwerk tot vitrine") en bevat bijdragen met een eigen visie van veel stafleden van i „Volkenkunde" en van het Volkenkundig Museum „Justinus van Nassau" in Breda. Het showt, als veelzijdig „veelkleurig boeket" van professionele belangstelling en werk. bijdragen van „Ons kleutertje plagen"; Sjanghai 1963. conservatoren en oud- onderdirecteur dr. Simon Kooijman over hetgeen op het gebied van onderzoek, verwerving, presentatie en publiciteit in dit Leidse museum wordt verricht. De bundel zal, naar Harald van der Straaten, P.R.-man, verwacht „een groot leesbereik hebben" en z'n weg weten te vinden naar alle windstreken; immers, overal ter wereld zijn vrienden en relaties van Volkenkunde en Pott te vinden. Men vindt in de bundel, onder meer, opmerkingen over menselijke figuren op Chinese schilderingen, een hoofdstuk „Made in Japan", de beschrijving van een „Zuidzee-eiland in Leiden", de viering van Allerzielen in Mexico, de Noordafghaanse Bazaar en uiteenzettingen van het educatieve museumwerk en de afdeling Public Relations, vandaag en in de toekomst. De toekomst is heel belangrijk. Ook in deze feestbundel, die prof. Pott ongetwijfeld veel voldoening zal geven. Het museum van vóór de Tweede Wereldoorlog zag er heel anders uit dan het zich voor een groot deel is de verandering al evident in het Westen in de toekomst zal moeten gaan vertonen. Over het aspect van „de ethnografische musea in een veranderende wereld" heeft drs. Jan B. Avé, conservator Indonesisch Cultuurgebied, een 'intrigerende bijdrage geschreven. „In het begin waren er geen volken-beschrijvende musea", aldus start Avé z'n beschouwing enigszins bijbels. Althans, niet aan het begin der negentiende eeuw; „er waren alleen maar „rariteiten kabinetten", die zeldzaamheden verzamelden. Volkenkunde als wetenschap ontstond pas onder de invloed van de sociaal-kritische Franse Encyclopedisten, zoals Voltaire, Diderot, Rousseau, die exacte beschrijvingen gaveft van de zeden en gewoonten van vreemde volkeren en deze vergeleken met, wat zij zagen als verouderde, instellingen in West- Europa. De gewekte volkenkundige belangstelling bereikte al spoedig een nauwelijks te vermoeden sneltreinvaart: bijna alle musea werden gebouwd in de tweede helft van de vorige eeuw. De Nederlandse musea namen daarbij, zowel door aantal als door de vroege datum van oprichting, een vooraanstaande plaats in. „Volkenkunde" in Leiden (onder een andere naam van Japans ethnografisch materiaal in 1837) is een van de oudste „volkenkundige" musea van Europa, zo niet de oudste. Duitsland, dat een jaar of dertig, tot aan het einde der Eerste Wereldoorlog, een kolonialiserende mogendheid was geweest, bracht ook aardig wat in. Het had het grootste aantal musea op dit terrein: meer dan twaalf werden er gesticht tussen 1868 en 1904. Tegen het eind der vorige eeuw kwam er ook een einde aan de koloniale expansie: er waren geen landstreken meer te veroveren, de wereldkoek was verdeeld. De volkenkundige musea deden inmiddels hun werk. In Engeland (waar de nadruk viel op, bijvoorbeeld, religie en tovenarij) weer even anders dan in Duitsland of in Nederland, waar de „materiële" cultuur meer de aandacht kreeg. Koloniale oriëntatie was de basis en de musea, vaak rijk voorzien, hadden daaraan de verzamelende handen vol. De Tweede Wereldoorlog bracht ook hier een sterke verandering in belangstelling. Drs. Avé signaleert, dat de ethnologie in West-Europa nog steeds „zoekende" is en nog niet helemaal ingespeeld op de veranderde situatie in de wereld na de oorlog. De voormalige koloniën, het best bekend, krijgen nog steeds de meeste aandacht. Gedeelte van een Japanse kamer, met poppen en een gamelan-orkest. Maar er is sprake van een kentering; accenten worden verlegd. Men staat in het Westen steeds meer op gelijke voet met „de landen die eens onder Europese invloed verkeerden". Er is sprake van her-oriëntatie en er wordt opnieuw ge- evalueerd. Er is haast bij, voor de musea die zich met „vreemde volkeren" bezighouden. Het toerisme is enorm aan het groeien, de mensen van alle geledingen in de westeuropese maatschappij zijn vandaag in de gelegenheid de „drome-landen somewhere" van gisteren te bezoeken. Men maakt zelf ter plaatse kennis met wat vroeger'in musea „thuis" stond opgeslagen. En de Derde Wereld komt in al z'n realiteit op de onbevangen Europeaan af. Drs. Avé vraagt zich af: zal de zich veranderende wereld invloed hebben op alle musea die zich met het verschijnsel „volkeren" bezighouden In „Leiden" is dat al gebeurd; de aanpassing is er onmiskenbaar. „Het lijkt echter onvermijdelijk, dat alle musea die te maken hebben met de volken van de derde wereld, een verandering zullen moeten accepteren. Op alle fronten van onderzoek, verzamelen, het bewaren, de toelichting, in presentatie en in het ten toon stellen, zullen veranderingen moeten plaatsvinden, zonder dat er een standaard-type „volkertkundig museum" verwezenlijkt moet worden. De basis-collecties van de verschillende musea zijn uiteenlopend geweest vanaf het begfn, evenals de verdere ontwikkeling en uitbreiding van hun inventaris". Die identiteit zal blijven. Toch zullen de musea, hoe aangepast ook, niet kunnen ontsnappen aan de eisen van deze tijd. Er zal een oplossing gevonden moeten worden in een bredere opstelling van „thema's" die een gróter gebied dekken. „Dat Europese volken zich niet bevinden tussen de studie-objecten in de meeste Europese volkenkundige musea, wordt dikwijls in de derde wereld uitgelegd als een onoverkomelijk overblijfsel van de koloniale mentaliteit. Maar dat kan anders. Er zou aandacht geschonken kunnen worden aan, bijvoorbeeld, ecologische problematiek, culturele geschiedenis, aan traditionele spelen en sporten, aan de kennis van de natuurlijke omgeving die door de ene generatie aan de volgende is doorgegeven, en zoveel meer. „Maar alle types van musea zullen verder moeten gaan mét een noodzakelijke aandacht voor het „esthetische" aspect, want „schoonheid" blijft overal. Het is geen vraag meer, dat de behoefte aan esthetisch plezier ontdaan van elke praktische bruikbaarheid dan ook onontbeerlijk is yoor de mens, ongeacht tot welk deel van de wereld hij ook behoort". „In dit opzicht", schrijft Avé, „ben ik het helemaal eens met Pott, die het noemt „de wens om het gevoel voor schoonheid te ervaren en te genieten van de schoonheid van kunstvoorwerpen (Pott, 1978)". Hoe dan ook, zo besluit Avé zijn (door mij nogal vrij vertaalde) zienswijze in de Pott toegewijde bundel: „op enigerlei wijze, en zeker zoals aangegeven, zouden wij, Europese musea, de geschiedschrijvers kunnen worden van de verschillende bevolkingsgroepen van de herenigde naties". „Volkenkunde" in Leiden heeft zich daartoe al gewapend. En met succes. De bundel a la Pott is in al z'n glorie te koop voor 36 en een halve gulden, vanaf 15 februari. EIDEN Van de 213 molens die Zuid-Holland op het venblik telt, verkeert ruim 50 procent in een goede staat ■in onderhoud. Bijna 36 procent is in een matige staat, ter- 'jijl van 5 procent het onderhoud ronduit slecht mag wor* tn genoemd. Dit staat in het verslag over 1979 en 1980, dat edeputeerde Staten ter kennisgeving aan Provinciale Sta in hebben gestuurd. Volgens G.S. is het contact met de ver- hillende overheidsinstanties,die zich in de afgelopen vee jaar met de restauratie hebben bemoeid, goed te noe- e rapporteurs zeggen daarover: „Hoewel de Monumentenwet ilks niet voorschrijft, is het verheugend te constateren dat er ;de onderhoudsregelingen bestaan van rijk, provincies en ge enten. Deze regelingen werken goed". De controle op het on- irhoud van de molens wordt uitgevoerd in samenwerking met Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De provincie voert de intröle uit, het rijk houdt toezicht. 1S®| èrschillende molens bleken in de verslagjaren hard aan een 1 d iknapbeurt toe te zijn. Zo moest het metselwerk van de Stads- olen in Leiden nagenoeg geheel worden afgebroken. De molen inmiddels al weer als nieuw opgeleverd. Het herstel van de Subsidies Oosduinse molen in Den Haag vordert verder gestaag, terwijl kene Bovenmolen in Leidschendam nieuwe roeden (wieken) i reeg. Van sommige molens is de restauratie klaar. Als voor belden noemt het verslag de molens van de voormalige Tuin- pknapbeurt der- en Kogjespolder in Warmond en de Gelkenessermolen en de Achterlandse molen van de Alblasserwaardse molenstichting. De onderhoudsregeling is als volgt: het rijk geeft subsidie tot een maximum van 40 procent van 3000 gulden (1200 gulden) voor in bedrijf zijnde molens, en 40 procent van 2000 gulden (800 gul den) voor niet-gebruikte molens en de provincie betaalt tot een maximum van 800 gulden voor in werkende molens en 500 gul den voor een niet-werkende molens. De gemeenten kennen in de meeste gevallen een soortgelijke regeling als de provincie. De rest van het bedrag wordt door particuliere stichtingen opge bracht. De molen wordt in vele gevallen beheerd door vrijwilli ge molenaars opgeleid door het Gilde van Vrijwillige Molenaars. Dit gilde heeft in de afgelopen jaren een kleine veertig cursisten opgeleid tot molenaar. Om na te gaan of hoe in de toekomst het onderhoud nog beter kan, heeft een werkgroep van de Vereni ging De Hollandsche Molen een onderzoek onder handen, dat een analyse verricht naar de periode 1973 tot 1978. De gegevens uit dat onderzoek worden gebruikt om een meer-jarenplanning op te zetten. Zo verwacht de provincie in de komende vijf jaren (1981 tot 1985) ruim twee miljoen bij te dragen. Het rijk betaalt 5,7 miljoen gulden en de gemeenten ruim 4 miljoen gulden. :i nuil OORSCHOTEN De raadscom- kan lissie voor openbare werken voor zoue eerste maal onder voorzitter- ;tenchap van wethouder Ir. J. van De eeuwen kreeg de mededeling, dat reft e aannemingsmaatschappij Ba- *uni on zeer spoedig de sloop ter hand zij al nemen van het voormalige kin den ertehuis „Nieuw-.Voordorp" aan rin* e, Leidseweg. Vorig jaar rukte de ime randweer 14x uit na een brand- lding in het gebouw. Thans is ver et oude gebouw een ruïne, dat in dat liets meer herinnert aan het impo- ler ante buitenhuis van vroeger. Vol gens plannen zal er te zijner tijd een kantoorpand gebouwd worden. Het bouwplan SchooU'-aat 6-8-10 (drie woningen thans) -diend dor de architect van Albrecht-super- markt heeft niet de goedkeuring ver kregen van de welstandscommissie. Ook de raadscommissie voor openba re werken meent, dat het bouwplan niet past in het kader van het huidige dorpscentrum. De architect ziet wel mogelijkheden om het bouwplan enigszins aan te passen, madr Al- brecht heeft voorlopig alle aktivitei- ten stop gezet. Burgemeester en wethouders hebben een oud transformatorhuisje gekocht van de gemeente Den Haag een zoge naamde „Peperbus". Ook ditmaal kwam de raadscommissie niet tot een eensluidend advies. B en W willen de „Peperbus" plaatsen op het parkeer terrein aan het begin van de School straat en bestemmen voor idiële re- klame. VVD en CDA vinden de aan koop een miskoop en achten alleen een plaatsing op het parkeerterrein aan de Treubstraat acceptabel. PvdA en D'66 menen, dat de reklamezuil alleen nuttig is, indien deze op de Schoolstraat gezet wordt. Ook de welstandscommissie kan akkoord gaan met plaatsing op de School straat. Aan het Van Dulmplein in de wijk Boschgeest komen 18 premie A-wo ningen, wanneer de leerlingenbouw plaats door kan gaan. Het aanne mingsbedrijf Niersman wil met deze bouw de leerlingen van de technische school de kans geven zich te trainen in hun toekomstige vak van metse laar en timmerman. De commissiele den vroegen zich af, waarom het plan bijna een jaar rond gezworven had op de gemeente-secretarie, waardoor er thans haast geboden is. Bovendien waren de commissieleden niet over tuigd, dat deze bouw zou moeten ge schieden in opdracht van. de gemeen te. De voorkeur gaat uit naar de bouw door het aannemingsbedrijf en Aikens (D'66) ziet meer heil in de bouw van woningwetwoningen, in dien er nog tijd is om het plan om te vormen. Het plan kan alleen door gaan, wanneer de bouw per 1 augus tus van dit jaar kan starten. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirviiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiirniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiitiiiiiiu Hillegomse chauffeur voorkomt verkeersongeval NOORDWIJK Door zijn kordate optreden heeft de Hille gomse chauffeur Dirk Koeman (26) gistermorgen op de pro vinciale weg een zeer ernstig verkeersongeluk voorkomen. Omstreeks half acht kreeg een volkswagenbusje, bestuurd door C. van Zuijlen (31) uit Wassenaar, ter hoogte van het Varkens- bos een klapband, waarna het voertuig tegen de vangrail botste en op het linkerweggedeelte terecht kwam. Op dat moment na derde uit de richting Noordwijkerhout een achttien meter lange dieplader met een graafmachine van Bijwaart en Zn. B.V. uit Hillegom, bestuurd door Dirk Koeman. Deze zag de volkswa genbus voor zich opdoemen, haalde met grote koelbloedigheid naar links uit en stuurde de 35 ton zware kolos de ter plaatse zeer brede talud in. De bestuurder van de volkswagenbus kwam er met de schrik af. De Noordwijkse politie zei bewondering te hebben voor de lef van Dirk Koeman, die door zijn manoeuvre voorkwam, dat het busje werd verpletterd. Wachtcommandant Siebers: „Een held ben je alleen als je iemand uit het water haalt. Deze jongen heeft net zo goed z'n leven in de waagschaal gesteld en verdient vol gens mij een lauwerkrans".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 5