JAN KLAASSEN e Joe je beest!' een gebochelde rebel in „gewone taal of salon-taal" ^c7sa^^am^i,er,ein,oord*""ni9#on,6n,8i,,ajanKiM"en",an ?c«rf ie „5 ?£rt jpflfbisch krabbelwerk I moralistische tal Martin Simek Het is vergeefse moeite de in 1968 naar Nederland gekomen Tsjech Martin Simek in een hokje onder te brengen. Nederlanders hebben hem sindsdien leren kennen als een begaafd tennisleraar. als acteur-in- spe op de Amsterdamse Toneel school. als journalist in wijlen Nieuwsnet en in de NRC, als regie assistent van Nicolai van der Heyde bij diens laatste film „Laat de dok ter maar schuiven", als maker van een korte CRM-film „Beroep: Revo lutionair", als acteur in Otakar Vo- toceks korte film „Schijnbewegin gen" (in Den Haag bekroond met de Cine Q-prijs en op de televisie vertoond) en waarschijnlijk vergeet ik dan nog een paar verschijnings vormen van durfal Simek. In elk ge val deze: Hij is ook nog tekenaar en daar gaat het in dit geval om. Bij uitgeverij Tiebosch verscheen zijn bundel tekeningen, eigenlijk car toons, „Doe je beest!", door hem ondertekend met het pseudoniem AnoNe (Tsjechisch voor Ja-Nee). Nico Scheepmaker vertelt op de achterkant van het boek het ver haal van Simeks tekenaarschap. Voor journalist Nol van Dijk teken de hij voor NRC-Handelsblad een serie strip-cartoons. Daar begon het mee. Toen Nieuwsnet ver scheen solliciteerde Simek als teke naar. „Kom maar langs met je werk" was het antwoord. Maar Si mek had geen werk en begon koortsachtig te werken, tekende na een week tijd alweer veel beter dan voor die tijd en werd aangenomen. Het is „tekenend" voor Simek, die iemand lijkt met een perfect aan passingsvermogen, een handig be- nutter van zijn eigen mogelijkheden, maar tegelijkertijd iemand die een stap terug kan doen, vanaf een af standje wat cynisch naar zichzelf kan kijken en relativeert. „Begaafd chaoticus", schreef een Amsterdamse krant boven een in terview met hem. Op de foto op de achterkant van zijn bundel cartoons zette Simek er een s tussen: „Be- sgaafd chaoticus". In „Doe je beest!" zet hij een beetje beestach tige wereld neer, soms nogal bitter in zijn spot, maar achter een stevig stuk cynisme blijft steeds de mora list zichtbaar. „Mijn cynisme is slechts een masker", zegt een fi guurtje vóór in zijn boek. Hij heeft een dodelijk grijnzend masker afge zet, maar daaronder laat hij een zelfde verbeten smoelwerk zien. Simek is niet in de eerste plaats te kenaar. Zijn cartoons zijn wilde, met veel dynamiek neergezette krabbels, die zeker niet de typisch eigen stijl van de tekenaar hebben. Hij lijkt hier en daar beïnvloed (in de opzet van een aantal tekeninge- tjes-in-serie zeker door Jules Feif- fers werk), is meer leverancier van ideeën, mini-filosofietjes en dwarse, rauwe doorkijkjes in een maat schappij, die hij ziet vol facades, harteloosheid, frustraties en schijn- vormen. Het is vaak nogal hard. hier en daar stevig scabreus en de zachtere humor is in de minderheid, al vind ik die vaak wel 't aardigst. Simeks definitie-per-tekening van een impasse: een moeilijk verwron gen man die zegt: „Zonder dat ik 'n behoefte voel om op te staan heb ik er schoon genoeg van om te blijven 2itten". Eenzelfde toon voor de tan deloze man die uitroept: „Ik heb veel meegemaakt.nooit wat ge maakt". Simek hekelt anonimiteit, niet-crea- tiviteit, en weet ook dat je om bij een Hollander succes te hebben je die maar het best met zijn ondeug den om de oren kunt slaan. Dat doet hij volop: de man die liever een kaaskop is dan achtereenvol gens een Chinees, een Duitser, een Turk of een zigeuner, of de figuur die zijn emoties alleen maar ken baar kan maken via nagelbijten, zweten, trillen of het-in-z'n-broek- doen. „Laten we eens kijken wat onze geënqueteerde jongeren van de toekomst verwachten", zegt een ambtenaar achter een stapel for mulieren. Hij raakt duidelijk steeds verwarder en aan het eind van het rijtje tekeningen roept hij woedend uit „Schorem, jullie verdienen niet beter". Nog meer toekomst en jeugd bij moralist Simek: onder de titel „Kleine man.wat nu", een jongetje temidden van een hoop speelgoed in gesprek met z'n va der: „Paps, de juf zei dat de jeugd geen toekomst heeft". Vader: „Je kan niet alles hebben". Roland Topor maakte een gastteke- ning voor Simek en het voorwoord is van Freek de Jonge: een zelfpor tret van Freek die door een met bandrecorder beladen reportertje wordt benaderd. „Waar heeft u een hekel aan?" vraagt die. ,,'n Voor woord", antwoordt Freek. BERT JANSMA „Doe je beest!", door AnoNe, Uit geverij Tiebosch, 16,50. lHS. jou beat eena kunnen dat het op 21 Januari taande 275 Jaar geladen ,1 in een Nederland» lenkaat het hoog gerug- podgeneuade fenomeen de acherpe tong en een handige vrouw geboren la we vandaag nog ken- 1 '"Sale Jan Klaaaaen. Het Holuheat eena kunnen, want ü22|elteli|k zicht op de hia- van de nationale rebel- ■ftt-klein ia door allerlei intiaeringen wat ver- I |erd. Er zijn bronnen die pn dat ene heer Jan isen in 1664 in Amster- <J' werd geboren en aan- srtje fclijk de kost verdiende Tei. ojrompetter van de lijf- it van prins Willem III, BI na diens overlijden ji|ïhakelde op het beroep I «reever. Toen dat niet al »st ging moet hij een ^lenkast zijn gaan ex- iren, waarin hij zichzelf b1n echtgenote Katrijntje "'■'"'tra tot hooldporaonan leerde einde de dag voor de kerkeraad helding aanvroeg van ("Mee Ka, die aan de k verslaafd zou zijn en |ief duchtig tuchtigde de stok. Dat moment £1 januari 1706 en het geboorte van de fi- [die nu nog voortleeft in irverhalen, poppenkas ier en der, in het bijzon- lie van Dirk Kersbergen S Amsterdamse Dam. naenlou best kunnen. Het klinkt plausibel M93.tg: de artiest die zijn stof puurt uit ei- Hnlsère. Want wie zei dat ook weer, en moeilijke jeugd de belegde boter- kme^s van menig successchrijver? Maar jstorici zijn het niettemin niet eens de oorsprong van Jan Claessen, Jan ■■of Jan Klaassen, hoe zijn naam in de der tijden ook gespeld mag zijn. Pop- jeler Wim Meilink heeft in zijn boek ^.jceel van Jan Claeszen de mogelijk- n ooit op een rijtje gezet. Amsterdam ivaneijich rond de wisseling van de zeven- nce naar de achttiende eeuw Inderdaad vermaakt met de huwelijksmoeilijk- n resfl van linnenwever Jan Claassen en i sep vrouw Catrijn Pieters die nogal luid- si. oi dg verlopen moeten zijn. Ten onrechte met leze Jan aangezien zijn voor de trom- nkrijkr van dezelfde naam, hetgeen een envfp van verwarring heeft gelegd In de enkelen van de historie. Maar er is meer. 5°o si in 1682 werd op de Amsterdamse en voor het eerst het toneelstuk Jan of de gewaande dienstmaagd ver- I. Een eersteling op blijspelgebied iNKf6 schrijver Thomas Asselijn en ook Jan Klaaz was een schelm die in zijn 33fHAS heel wat rode oortjes van opwin- V. Chyeroorzaakte. den. por akers artf betas Asselijn werd In Frankrijk en wel embadjppe geboren uit Frans-protestantse res Vs die om geloofsredenen naar Ne- mentsÉnd kwamen. Asselijn begon als schrij- 1 CD forst met ernstige stukken, In de trant de toen populaire Jan Vos, en moest fobben van Indrukwekkende vertonin- anboit veel spektakel, brandende fakkels, laux vlvants, hoofden en spiesen en^ van dat moois. Literair stelde het veel voor, al Is diezelfde Asselijn wel jnt op het huldigingsfeest van Joost ■■en Vondel In 1653 In de St.-Jorlsdoe- naar hij een gedicht van eigen hand voordragen. Later neemt Asselijn Mig tegen het mooischrijverige klassl- 5 van de rederijkerskamer Nil Volentl- yduum met de stelling, dat er minder Volgd moet worden en meer werk van .-I vinding moet komen. Dat deed hij iehui/an Klaaz- w,e het stuk 'n h®' kader faies jet 700-jarlg bestaan van de stad Am- ijenrol8"1 n°9 9®zien heeft In de opvoering Xndré van den Heuvel en Kitty Jans- mder de titel Jan Klaaszen In 't Katte- inlijk een compilatie van de drie ten die Asselijn aan zijn figuur wijd- weet dat Asselijn een stevige en vaak I scrabeuze satire op mensen en ge lenissen uit zijn tijd leverde. Zijn stuk It In het milieu van de Mennlsten, die lijn over één kam scheert met de tere. Vrome, godvrezende lieden in gelederen nogal wat, achter uiterlijke N. ihelllgheid verborgen, moreel kwaad ^gekropen. Jarenlang heeft Amster- lkrom 0®l®9en om de slijmerige „Zóó t' van de schijnheilige sukkel Reinler |ensz („zoo zoo's" werd sindsdien de am van de Kwakers) en Asselijns Is zelfs verboden geweest, onder an- ^lom „zo goddeloos een taal als nooit VAnig Tooneel gehoord is". Jan Klaaz is [W rtet gewenste rakker in het nette huls- waar hij zijn liefje Saartje vindt. Hij |t er binnen verkleed als dienstmaagd 'Ijgt de opdracht 's nachts bij Saartje id te kruipen om haar tegen mogelijke lagen op haar maagdelijkheid te be rmen. Dat Is dus hetzelfde als de vos et kippenhok opsluiten. Die nacht t er ten huize van Saartje „speulman artf w hfilöft" gehouden, zoals in die tijd Ijslaap voor het huwelijk heette. Om l® 9r schandaal te voorkomen moeten getrouwd met een posmommeltje, een hondje van een wijfje. Ze heeft een neus als mijn klomp en een mondje om een paardenzoen op te geven". Van Maurik vindt het dan maar niks en herinnert zich drie legendarische vertoners van het pop penspel uit zijn jeugdjaren, Sampimon. Verhoeven en Mullens. Sapperdekriek! „Edel driemanschap" schrijft Van Maurik verder, „ge waart doodeenvoudige men- schen, maar wij hadden u lief. Wij zagen de „keesjes" (tabakspruimen) niet achter uwe maaltanden, o kunstenaars; wij roken de jeneverbes bij u niet op een meter af stand. Uw geruite' broeken vonden wij fas- hionabel, en uw taal klonk voor ons meer vreemd dan onfatsoenlijk". En over Ver hoeven: „Hoe eerlijk was de uitdrukking van uw gelaat, als gij, bij 't afsluiten van een speel-contract met dezen of genen, vroegt: Gewone taal of Salontaai? De laat ste koste een derde of vierde van den ge wonen prijs meer. 't Was billijk, uiterst bil lijk, want 't is geen kleinigheid om een ge- heelen avond in plaats van jij en jou, U, Uwes en Uwé te zeggen, of in stede van de bijna onmisbare, krachtige, kernachtige vloeken, In den dialoog de woorden Gom- meniekes, Heerenkrlntjes, Sapperdekriek of Slapperdemallemosterdpot te gebrui ken". En Van Maurik citeert een van de dialogen tussen Jan Klaassen en zijn Katrijn uit het begin van de negentiende eeuw: Jan: „O Trljn, kom eens kijken". TrIJn (achter de schermen): O Jantjelief, wat is er?" Jan: TrijntjeJakomljntje, Suikerappeltje, er Is een oom van uwé uit Qostinje geko men". Trijn (opkomend): „Waar is hij Jantje, prui- medantje?" Jan: „Hij zit in mijn stoel een uiltje te knappen". Trijn (bemerkt den dood in den stoel zit tend): „Ach, heerekrlntjes, wat ziet hij bleekt 't Lijkt de bakker van Halfweg wel". Jan: „Weet uwé, Trijn, hij is een beetje ontdaan van den langen kuier. Zou je hem niet eens even een klein mokkeltje geven, Trijn?" Trijn: „Slaapt uwes, oome?" De dood: „Prrt, prrieterietietl" Trijn: „Jan, wat zeit oome?" Jan: „Dat's Bokkeneesch, Trijntje, en dat beteekent zoveel als: geef me een zoen- tje". Trijn (kust den dood): „Heerekrintjes Jan! Wat heeft oome een rare lucht bij hem". Wie Is grootgebracht met Kersbergens poppenkast op de Dam, moet die negen tiende eeuwse tekst bekend in de oren klinken. Want zo klonk het en zo ging het. De Dood van Pierlala die onder luid geloei door het publiek wél, maar door Jan Klaassen niet als een dreiging werd her kend. De dialogen met Katrijn -die steevast in een stapel stokslagen op het hoofd van roodgekoonde Jan eindigden. De veld wachter die In een almaar openklappende kist werd gestopt of eindigde aan de galg waar eigenlijk Jan Klaassen had moeten bengelen. Volkstheater, rauw, weinig ver fijnd, maar maalde je daarom? Je speelde het thuis als jongetje opgewekt na in de min^-poppenkast en met de huisvlijtige lappen poppen die Sinterklaas je bezorg de. Veel triester Is het dat die traditie vao de „ronzebonzen" (poppen) Jan en Katrijn misschien wel ooit verdwenen zal zijn.- Voorgoed verleden tijd; want wie zal nog zo gek zijn om zo goed als zonder subsidie - het Hollandse klimaat te trotseren langs.-. de openbare weg. Jan Klaassen en Katrijn*: zullen dan alleen verder leven in handboe ken, musea en krantearchieven. Net zoals het verhaal van die historische Jan Claasz.; uit de Anjelierstraat en Catrijn Pieterse uit de Tuinstraat die in 1686 in de Nieuwe Kerk op diezelfde Dam trouwden en twin- tig jaar later op 21 januari 1706 aldaar vol gens de archieven van de hervormde ge meente van Amsterdam „in dronkenschap verloopen" voor de kerkeraad verschenen. En daar „de censure aangeseght kregen". Een scheiding die de geboorte van de poppenkastfiguren Jan Klaassen en Ka- trijn zou worden. Althans.dat zou best eens zo geweest kunnen zijn. BERT JANSMA MACARONI, JEAN POTAGE, JACK PUDDING EN HANSWORST Links: De speelman voor en in de kast met een stereotype Jan Klaassen- achtige pop (Museum voor het poppenspel). Rechts: Dirk Kersbergen, nazaat van de familie Cabalzi en voortzetter van het volkstheater van Jan Klaassen en Katrijn. Ruziënd 17e-eeuws echtpaar basis voor huidige Jan en Katrijn de ouders dan wel In het huwelijk van Jan Klaaz en Saartje toestemmen. Pulcinello Die razend populaire Jan Klaaz (in 1741 werden zijn avonturen nog in Hamburg ge speeld) moet volgens de schrijver Arnold Islnghs en zijn studie in het Nederlandsch Magazijn van 1864 dezelfde geweest zijn die later in de vaderlandse poppenkasten terechtkwam. Maar de waarheid zal ook hier wel een ineenstrengeling van elemen ten zijn. Want de spotzieke, verbaal niet op zijn mondje gevallen, rebelse figuur die Jan Klaassen was, bestond al veel eerder internationaal. Hij is verwant met de Turk se Karagöz-figuur, met de Romeinse Mac- cus en de Italiaanse Pulcinello en de figu ren die later weer in Italië, Frankrijk, Enge land en Duitsland achtereenvolgens Maca roni, Jean Potage, Jack Pudding en Hans worst zijn gaan heten, merkwaardigerwijs allemaal vernoemd naar het lievelingsge recht uit de landen van optreden. De En gelse Jack Pudding werd later weer Punch, en diens koppeling aan Judy heeft weer wat weg van Jan Klaassens verhou ding met Katrijn. Een feit is echter dat al die Internationale invloeden, vooral te weeggebracht door reizende poppenspe lers, veelal kermisgasten, in de figuren van Jan Klaassen en Katrijn typisch Hollandse trekken kregen. Wie in Amsterdam Is op gegroeid en als kind aan de hand van pa en ma veelvuldig de Dam bezocht, hoorde daar vanuit de kast van Teatro Cabalzi, de taal en de kwinkslagen van de straat en kon nog niet vermoeden dat als vader en moeder ook lachten er uit de monden van de handpoppen politieke of maatschappe lijke toespelingen rolden. Amsterdamse kermis Voor vele generaties Nederlanders Is de fi guur van Jan Klaassen vooral verbonden met die poppenkast op de Dam. Niet zo verwonderlijk, want ook die heeft een his torie van anderhalve eeuw. In 1830 trok ene Cabalzi met vrouw en kinderen vanuit Italië met gedresseerde vogels naar Ne derland. In Amsterdam begon de familie In de tent De Vier Kroonen op de beroemde Amsterdamse Kermis met poppenkast- vertoningen. Een attractie met een traditie sinds het begin van de achttiende eeuw, vertolkt door een kleurrijke groep van in ternationale artiesten die er Chinese^ schimmenspelen, marionetten- en hand poppenspel brachten. Waarschijnlijk In een allegaartje van talen, want bezoekers klaagden aan het begin van de negentien de eeuw over een Franse heer Dennebecq die nauwelijks verstaanbaar was, en dat niet alleen door het enorme lawaai buiten het tent-theater: „Het was te wenschen dat de heer Dennebecq zich de Neder- landsche, of tenminste de Hoogduitse taal eigen maakt". Dat Jan Klaassen er een topper werd, ge tuigt de Amsterdamsche Courant van 1847: „In de van ouds gerenommeerde Vier Kroonen hoort gij weèr het zelfde gejuich en geschater, als de draak zijn' gloeljende muil opent, als de kip uit een heerleger van kiekentjes verschijnt en vooral als Jan Klaaszen alles ten onderste boven werpt". In die omgeving assimileer den de Cabalzl's zich en veranderden hun naam In Kabalt. Hun nakomeling Janus Kabalt heeft tot 1935 op de Dam zijn plaats gehad, waar die overgenomen is door een andere tak van de familie, en daar tot op vandaag door kleinzoon Dirk Kersbergen wordt ingenomen. Bargoens Die Dirk Kersbergen zei In een interview uit 1977: „In grote lijnen zijn mijn Jan Klaassen en Katrijn net zoals grootvader Janus ze bracht. Diens poppenkastverha- len zijn nooit opgeschreven, maar Ik heb ze van mijn moeder geleerd. Die had ze zo vaak gehoord, dat ze ze uit haar hoofd kende. Ik vul die oude verhalen wel aan met actuele zaken, dat deed Janus Kabalt tenslotte ook". Hij noemt zijn Jan Klaas sen „de enige onvervalste" en zegt dat zijn spel „een beetje rauwbonkerig is, met een tekst vol Amsterdams-joodse uitdruk kingen en woorden ontleend aan het bar- goens". Dat past dan weer in de typisch Amsterdams geworden Jan Klaassen-tra- ditie zoals die in de loop der tijd is ont staan. Jans drama's werden vertoond door spullebazen die bij elkaar woonden in het warnet van steegjes tussen de Re- guliersbreestraat en de Botermarkt, later het Rembrandtsplein. Een buurt die eerst nog de Dulvenhoek werd genoemd naar de duiven die de bewoners er op hun plat jes hielden. Een naam die door de reputa tie van de aldaar huizende waarzegsters, orgelmannen en marskramers, veranderd werd in de Duivelshoek. De kroniekschrijver van het Amsterdamse volksleven, Justus van Maurik, verhaalt in zijn bundel Burgerluldjes (derde druk, 1888) hoe hij op straat langs een poppen kast komt: „Terwijl Ik de groote steenen oversteek, hoor ik de heesche stem van den vertooner: Ik heef van morgen mijn bruiloft gevierd. Jal Jal Jan Klaassen is Rechts: Punch en Judy, de Engelse tegenhangers van Jan Klaaseen en Katrijn, in de stra ten van Londen in een gravure uit 1825 van Robert Cruikshank. Links: Het Italië aan het eind van de middeleeuwen met z'n commedia del- l'arte, Pulcinella en Macaroni, expor teur van vele pop penspelers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 23