-
Jack Poirrié
heeft
de muze
broodnodig
Lékker thuis
van kunst
genieten,
het parool
bij „hoog"
en „laag"
Kunst is geen luxe, zeker niet In een tijd van
inzakkende economie, die honderdduizen
den mensen in hun alledaagse maatschap
pelijk functioneren bedreigt. We hebben de
muzen broodnodig. Alleen Adam en Eva
konden zonder kunst. In hun paradijselijke
wereld bestond het woord tekort nog niet.
Kunst moet het menselijk tekort compense
ren. Een van die tekorten noemen we com
municatiestoornis. En wie zal ontkennen dat
steeds meer mensen over steeds minder
met elkaar kunnen praten. De samenleving
is ondoorzichtig geworden. De specialisatie
in het arbeidsproces, gevolg van de snel op
elkaar volgende ontwikkelingen op technisch
gebied heeft daar mede schuld aan. De be
langen van de mensen lopen in steeds ster
kere mate uiteen met als resultaat dat er van
communiceren weinig terecht komt. Woor
den schieten tekort om elkaar te bereiken.
En dan is er de taal van de-kunst om het in-
formatie-vacuüm op te vullen. Misschien
nooit eerder heeft de kunst de functie van
communicatiemiddel zo doeltreffend kunnen
vervullen als in deze tijd.
NEGENENZESTIG
PROCENT VAN
NEDERLANDERS
DOET NOOIT IETS AAN
KUNST IN VRIJE TIJD
DEN HAAG
BEEKBERGEN Het
sociaal-wetenschappelijk
studiecentrum voor kunst
en cultuur, de Dr. E.
Boekmanstichting in
Amsterdam, heeft in de
jaren zestig eens een
conferentie gehouden die
geheel gewijd was aan de
communicatie tussen
kunstenaar en publiek. Het
was de toenmalige
directeur van het
studiecentrum, drs. W.
Zweers, die bij die
gelegenheid zei: „Het gaat
in eerste instantie om een
herkennen van de eigen
gevoelswereld die men op
de een of andere wijze in
een kunstwerk
weerspiegeld vindt of vorm
ziet aannemen. Dit
impliceert een bepaalde
activiteit van de zijde van
het publiek, bijvoorbeeld
creatief vermogen of
projectie. Men moet
eigenlijk kunnen zeggen:
zo zou ik het ook gemaakt
(kunnen) hebben. Men kan
dit communicatie noemen,
maar alleen wanneer men
aan dit begrip een veel
ruimere strekking geeft:
elk kunstwerk is een
uitdaging en de
beantwoording daarvan
vormt het
„communicatieve"
element".
Een tekening van Poirrié. „Ze zeiden: teken dat
i voor me. En dat deed ik dan.
En: „Een goede communicatie met het
kunstwerk vereist een bepaalde instelling
van de kant van het publiek. Deze Instelling
hangt samen met en wordt bepaald door
een waardensysteem dat wel zo ongeveer
diametraal tegenovergesteld is aan de waar
den. die in onze maarschappij als min of
meer officieel erkend worden".
Tenslotte: „Om te komen tot een behoefte
vergroting op kunstgebied Is kunstzinnige
vorming een eerste vereiste. De woorden
„begrip kweken" hebben niet aan bruik
baarheid ingeboet en het gehele onderwijs,
van kleuterschool tot universiteit zal een veel
grotere aandacht moeten besteden aan de
kunstzinnige vorming, als een het gehele on
derwijs inspirerend element. Het gaat er uit
eindelijk om de kunst op de een of andere
wijze weer te integreren in het leven van de
Kunst moet
Wie de stroom kunstnota's, die rijk, provin
cie en gemeenten van de pers doen komen,
doorbladert, hoort de slogan die als een kla
roenstoot door het kunstbeleid klinkt: kunst
moet, kunst is goed voor u.
Uit de nota Kunst en Kunstbeleid van CRM-
minister Van Doorn uit '76 bijvoorbeeld: „De
regering kan en wil geen schepper van kunst
zijn, zij is niet meer. maar beslist ook niet
minder dan schepper van voorwaarden om
kunst mogelijk te maken en om kunst te
doen opnemen in bredere culturele proces
sen. De regering heeft vanuit deze benade
ring een kunstbeleid op het oog dat kunste
naars de gelegenheid biedt kunst te maken
en dat tegelijkertijd de wegen aanlegt waar
langs kunst zich in een samenleving kan be
wegen. Omdat de vergroting van de moge
lijkheden tot ontwikkeling en produktie van
kunst volgens deze regering niet in dezelfde
mate geleid heeft tot vergroting van de be
trokkenheid van meer en andere mensen bij
kunst, zal het beleid zich sterker dan tot nu
toe richten op de onmiskenbare wisselwer
king tussen kunst en maatschappij".
Participatie
Kunstenaars kunnen rekenen op financiële
steun, kunstbedrijven worden gesubsidieerd
en de consument kan gemakkelijk toegang
krijgen tot de kunst. En die consument hoeft
niet alleen passief de kunst te ontmoeten, hij
kan ook zelf de kunst beoefenen, actieve
participatie heet dat in die nota's.
Een paar jaar geleden heeft de al eerder ge
noemde Dr. Boekmanstichting een onder
zoek gedaan naar de amateuristische kunst
beoefening. Gebleken is toen dat van de Ne
derlandse bevolking 69 procent op geen en
kele wijze aan amateuristische kunstbeoefe
ning doet. De overigen doen er wel op de
een of andere manier aan en soms beoefe
nen ze meer dan één kunst. De grootste
groep is die van de mensen die met textiel
werken: die omvat 10 procent van de Neder
landers. Zeven procent gaf op te tekenen,
schilderen of grafiek te maken. Nog eens 7
procent filmt. Vijf procent bespeelt een toets
instrument, 3 procent een snaarinstrument
en 1 procent een blaasinstrument. Telkens 1 DOOdziök
procent staat er verder genoteerd voor to
neelspelen. baltetdansen, volksdansen en
proza en poëzie schrijven. Verder werd nog
becijferd dat 3 procent fotografeert en dat 2
procent beeldhouwt, boetseert of keramiek
of sieraden maakt.
„In de derde wereld liggen de zaken veel simpeler, daar hebben ze tenminste nog
een doel om naar te streven.
Vrije tijd
De toenemende vrije tijd zal invloed hebben
op al die procenten. De creativiteitscentra
merken het. Cursussen zijn snel volgeboekt.
De automatisering zal het proces van toene
ming van de vrije tijd gaan versnellen. De fu
turoloog Fred Polak heeft eens gezegd dat
wij ons tot dusver stipt hebben gehouden
aan wat wel eens „het evangelie van de ar
beid" is genoemd. In de toekomstige maat
schappij zal men de norm „loon naar wer
ken" niet meer kunnen hanteren. Dan zal
nog altijd volgens professor Polak men
bijvoorbeeld de volgende norm moeten -kie
zen: „U behoort tot een bepaalde volksge
meenschap en op grond daarvan moet aan u
een menswaardig bestaan worden gegaran
deerd afgezien van de vraag hoeveel en welk
werk door u wordt verricht".
De veranderingen in de huidige situatie vra
gen om een vernieuwing in opvoeding en
vorming, welke naast elementaire vorming
en vakvorming zich richt op de ontwikkeling
van een meer uitgesproken culturele identi
teit en op het vermogen zin te geven aan de
verandering en aan de conflicten die in elke
verandering liggen opgesloten. De accent
verlegging van de arbeid naar vrije tijd zal
op den duur niet aan de vorming kunnen
voorbijgaan.
De vrije tijd is in opmars. Werktijdverkorting,
vervroegde pensionering, werkloosheid, het
zijn allemaal economische gegevens die de
dagorde van menigeen heeft veranderd.
Sergeant I
Neem maar eens de Beekbergense oud-mili
tair Jack Poirrié. Toen deze sergeant I in '70
de deur van de tekenkamer van de Staf Eer
ste Legerkorps in Apeldoorn voor het laatst
achter zich kon dicht doen en het technisch
tekenen kon laten voor wat het was, zou het
vrij tekenen zijn lust en z'n leven worden. De
creativiteit resulteerde in stapels tekeningen
en een welhaast ontelbaar aantal cartoons.
Poirrié (54) in zijn woning in de schaduw van
de eeuwenoude hervormde kerk van Beek
bergen: „Ik wist niet wat me overkwam die
vrije tijd. Alles wat los en vast zat tekende
ik. Familieleden en kennissen wisten me te
vinden als er iets moest worden getekend.
Dan zeiden ze: teken dat eens voor me. En
dat deed ik dan. Ik heb er altijd lol in gehad,
in dat tekenen. Vroeger had ik vaak een
schetsboekje op zak. Maar echt tijd om te
tekenen had ik toch niet. Toen ik in '51 van
uit Indonesië naar Nederland kwam heb ik er
wel eens aan gedacht de militaire dienst te
verlaten om van het tekenen m'n beroep te
maken, maar het onzekere bestaan weer
hield me ervan. Ik durfde de gok na zoveel
jaren niet meer aan. Het risico was te
groot".
Met veel enthousiasme wierp hij zich na zijn
pensionering op het tekenen, vooral op het
maken van cartoons. Poirrié lachend: „Maar
toch heb ik meer geschreven dan getekend,
geschreven naar allerlei bladen om de car
toons geplaatst te krijgen. Ik kreeg er meer
terug dan er geplaatst werden. Doodziek
werd ik van dat wachten op antwoord. En
die antwoorden waren lang niet altijd posi
tief. Later ging het beter. Ik kreeg het er
zelfs druk mee. De laatste tijd teken ik vrij
wel uitsluitend voor een paar vaste bladen,
zoals Motor, het orgaan van de KNMV, Sa
murai en het Indisch tijdschrift Moesson".
Van de in het laatstgenoemde blad geplaat
ste cartoons zijn nu reeds twee bundeltjes
gemaakt, „Onder de kokospalm" en het en
kele weken geleden verschenen „Daar heeft
onze wieg gestaan"; cartoons „uitsluitend
bestemd voor vergevordèrden in de kennis
van het Indisch en Indonesisch".
Poirrié is er voor naar Indonesië geweest.
Dertig jaar'nadat hij voet aan Nederlandse
wal zette kwam hij weer in het land waar hij
geboren was. Hij keerde gebroken in Beek
bergen terug. Een half jaar duurde het voor
dat hij alles had verwerkt. De tekenaar: „Ik
heb nooit heimwee naar Indië gehad maar
toch heeft dat bezoek me veel gedaan. We
zijn twee weken over Java en Madura ge
trokken. Veel gezien hebben we, niet de toe
ristische attracties maar wel de ellende die
alom heerst. Het Is er mooi maar de mensen
zijn er verschrikkelijk beroerd aan toe".
Vliegende keeper
Op Zuid-Sumatra is hij geboren waar zijn va
der beroepsmilitair was. Hooguit twee jaar
woonde hij op dezelfde plaats. Steeds werd
zijn vader overgeplaatst. „Ik voelde me
vliegende keeper", zegt nu Poirrié die in zijn
jeugd veel indrukken kreeg te verwerken.
Later zou hij zelf als vrijwilliger tegen de Jap
vechten om na de oorlog beroepsmilitair bij
het KNIL te worden. „Je hebt dan de veer
kracht van de jeugd. Bovendien was het ei
genlijk een avontuurlijke tijd daar, het was
pionieren. Toen ik in Nederland kwam be
gonnen de problemen. Je moest in het ga
reel lopen. Discipline had ik in Indië geleerd
maar daar was toch binnen die discipline
ruimte voor eigen initiatief. Daarvoor ont
brak hier de ruimte. Misschien mede daar
door kreeg ik steeds meer de behoefte me
in tekeningen en cartoons te uiten. Ik geloof
dat het maken van cartoons een soort vlucht
voor me is. Ik ben niet humoristischer dan
een ander. Ik beleef de grap die ik teken niet
van binnenuit. Ik bekijk alles van buitenaf als
een toeschouwer. Maar veel van wat ik te
ken heb ik zelf meegemaakt, zelf gezien. Dat
komt nu naar boven. Het verleden van mij is
erg gewelddadig geweest. In de cartoons is
dat nog wel eens te merken. Je drukt het
verleden niet zomaar weg".
Jack Poirrié tekent zijn verleden, tekent zijn
indrukken. Voor hem is het tekenen brood
nodig. Het is zijn manier van vertellen.
Jong
c
Het wordt nog wel eens be
weerd: kunst is elitair. Alleen
een kleine maatschappelijke
bovenlaag, een bevoorrechte
klasse, zou van kunst genie
ten. Met de passieve partici
patie van de Nederlandse be
volking in haar geheel aan de
diverse vormen van kunst zou
het slecht gesteld zijn.
Misschien geldt dat voor bui-
tenhuiselijke cultuur-partici
patie, maar de binnenhuiselij-
ke participatie floreert in alle
lagen van de bevolking.
De meting van de participatie
gebeurt hoofdzakelijk in de
vorm van allerlei tellingen van
aantallen personen die een
cultuurmanifestatie bezoe
ken. Deze buitenhuiselijke
cultuurparticipatie neemt
echter een ondergeschikte
positie in en vertoont met
uitzondering van het mu-
seumbezoek sinds het be
gin van de jaren zestig (het
tijdstip dat het tv-kijken meer
algemeen werd) een daling.
De binnenhuiselijke mogelijk
heid tot cultuurparticpatie
-door middel van tv-kijken, het
beluisteren van grammofoon
platen met stereo-installaties
etc. lijkt een directe concur
rent te zijn geworden voor de
buitenhuiselijke consumptie.
Cultuurgenieter
Over cultuurparticipatie zijn al
vele dikke rapporten ge
maakt. De nadruk ligt dan
echter vrijwel altijd op de bui
tenhuiselijke participatie. En
uit die publieksonderzoeken
is altijd het keiharde resultaat
uit de bus gekomen dat men
sen met hogere inkomens,
hogere opleiding en hoger
gekwalificeerde beroepen het
gezicht bepalen van de be
zoeker van kunstuitingen.
Deze bezoeker werd dan
weer gemakshalve gelijkge
steld met „de cultuurgenie
ter". Niet alleen dat dan geen
rekening werd gehouden met
het binnenhuiselijk kunstge
not, maar ook bij die pu
blieksonderzoeken zijn vraag
tekens te zetten. Neem maar
eens het ervaringsfeit dat
heel wat hoger opgeleiden
nog nooit in de schouwburg,
concertzaal of het museum
zijn geweest, terwijl onder de
bezoekers toch altijd wel een
portie lager opgeleiden te
vinden is. En dan is er nog-
wat anders: de relatie tussen
het kunstaanbod en het pu
bliek. Een populair-klassiek
concertprogramma trekt an
dere bezoekers dan een pro
gramma met avant-gardisti-
sche muziek; een tentoonstel
ling van Carel Willink wordt
bezocht door een andere pu
blieksgroep dan die welke
naar een expositie van Peter
Struycken gaat.
Weekeinde
-v.
Het thuis bewust luisteren naar muziek scoort hoge ogen als een vorm van vrijetijdsbesteding.
patie. In '72 is in Rotterdam
een onderzoek gedaan naar
de vrijetijdsbesteding in een
weekeinde. Niet minder dan
53 procent gaf het thuis be
wust luisteren naar muziek op
als vrijetijdsbesteding, een
hoog percentage vooral ge
zien tegenover de 30 procent
die opgaf in het weekeinde
naar de film, het toneel, con
cert of cabaret te zijn ge
weest. Bij analyse van die 53
procent is gebleken dat alle
sociale lagen erin vertegen
woordigd zijn.
Lekker thuis van kunst genie
ten is het parool bij „hoog"
en „laag".
Conclusies zijn er best te
trekken. Zoals deze: culturele
belangstelling hoeft niet sa
men te gaan met opleiding,
welstand etc. Kunst en cul
tuur hebben aantrekkings
kracht op brede lagen van de
bevolking. De één gaat wat
vaker naar een buitenhuiselijk
evenement dan de ander,
maar thuis wil iedereen profi
teren van het kunstaanbod.
De „thuisblijvers" zijn boven
dien geïnteresseerd in meer
dere muzen. Zij die naar de
schouwburg, concertzaal of
musea gaan zijn niet zelden
monomusisch. Zij lopen alle
toneelvoorstellingen af maar
laten concerten links liggen
om maar een voorbeeld te
geven. De „thuisblijvers" pik
ken van alle muzen een
graantje mee.
Met
meer
tikele
Nede
artik<
jaar
zesti<
Uit e
Nede
spon
voor
Ivindt
oefei
cond
krijg*
Sto
De s
vijftlt
onde
aanti
Fede
joen
gen
spon
door
jaar
In he
fenin
oplei
stanc
geda
creat
klass
men
naar
aan
Nede
A. B
van I
koop
artiki
tusse
schill
zien
Bij te
spon
zo r
vond