riln de kroeg
V3HE CiiD
3 kom je van
ïi alles tegen"
Stabilisatie
bioscoopbezoek
verwacht
Schouwburg:
rustpunt in
onpersoonlijker
wordende wereld
Hi Op de kermis is
H iedereen gelijk
I i! j. Uitgaan Is In trek. Miljoenen Nederlanders ne-
en un, men de reclamekreet „Uit, goed voor u" in
hun vrije tijd ter harte. Opvallend is dat een
9 nnpri \zoor u srote 9roepmet f,inke pqs °p pad 9aat- °n~
fsitu» i? geveer zeventig procent van de Nederlanders
van vijftien jaar en ouder wandelt in de vrije
tijd. Ongeveer 75 procent bezoekt in de vrije
uurtjes natuurparken. Ook de fiets is populair,
54 procent haalt na de verplichte bezigheden
het stalen ros van stal.
Het café, de snackbar, de club of de sociëteit
krijgt meer mannen dan vrouwen binnen de
muren: 44 procent van de mannen gaat regel
matig naar één van deze gelegenheden, ter
wijl maar 28 procent van de vrouwen zich er
vertoont.
Precies een-derde van het aantal Nederlan
ders bezoekt min of meer regelmatig concert,
opera, toneel, cabaret of ballet. Musea, gale
ries en andere tentoonstellingsruimten mogen
zich verheugen in de belangstelling van onge
veer 37 procent van de bevolking. Een-derde
van het aantal vrouwen en 37 procent van de
mannen gaat regelmatig naar de bioscoop.
De kermis tenslotte mag zich verheugen in
tien miljoen bezoekers per jaar. Op deze pagi
na worden enkele „toppers" uit het uitgaans
leven onder de loep genomen.
meei
;dhe^AFE BLIJFT TREKPLEISTER
lanneii
tiviteij
ezoekt
gaan
wordl
film.
Cen.
Statist
twee
vaal,
scoort
ran dé
oft Ie;
rocen
i leel.
!4 jaai
agbla
mint
>ek eit
(spant
rmen.
idelijl
17-jari
,span
en zij
vlug
ovei
oei, filj
De mensen zullen altijd blijven uitgaan.
De één zal een bioscoopje pikken; de
ander maakt er een gezellig avondje uit
van. Ook in de toekomst zullen we blij
ven uitgaan, want het is toch gezellig.
De mening van een middelgrote bioscoopex
ploitant in Nederland. In zijn zak het statis
tisch zakboek, waarin hij de voor zijn be
drijfstak belangrijke cijfers met rood heeft
aangestreept.
Hij citeert: „In 1965 telden we 36 miljoen be
zoekers in 537 bioscopen met 255.000 zit
plaatsen. Vijf jaar later waren het er 24 mil
joen in 411 bioscopen met 200.000 zitplaat
sen. In 1977 keerde het tij en bezochten 26
miljoen mensen de bioscoop. In 1978 30 mil
joen en vorig jaar 28 miljoen. Het aantal
bioscopen nam in de afgelopen drie jaar toe
van 452 tot 507, terwijl het aantal zitplaatsen
gehandhaafd bleef op 157.000".
Verbouwingsgolf
Met deze cijferbrij geeft hij meteen een ten
dens aan. In de laatste jaren is door het Ne
derlandse bioscoopbedrijf een verbouwings
golf gegaan. De traditionele, grote biosco
pen, zijn vaak opgesplitst in kleinere com
plexen. Die grote zalen waren nooit vol en
waren ook ongezellig met die paar mensen.
De stoelen stonden veel te dicht op elkaar.
De meeste bioscopen bieden de mensen nu
meer comfort. Makkelijke stoelen, meer
'beenruimte.
Met die vernieuw- en soms zelfs nieuwbouw
heeft het bioscooppark zich willen aanpas
sen aan de eisen van de tijd. Mede daardoor
is de dalende lijn in het bezoek geremd. Men
verwacht ook in de komende jaren een sta
bilisatie van het bioscoopbezoek van die 28
tot 30 miljoen, hoofdzakelijk jeugdige, be
zoekers.
Het bioscooppubliek is jong. Ook dat zal
niet veranderen. „Ons publiek varieert in
leeftijd tussen de 15 en 26 jaar. Is men ou
der, dan zijn er meestal kinderen die men
niet alleen thuis kan laten. Zijn de kinderen
het huis weer uit, dan heeft men meestal te
veel andere interesses en komt er niets
meer van uitgaan naar de bioscoop", aldus
de exploitant.
Concurrentie
En hoewel ook hij geen koffiedik kan kijken,
gelooft hij dat er in de toekomst niet erg
veel zal veranderen. „Noch video, noch sa
telliettelevisie kunnen de bioscoop vervan
gen. Immers, thuis blijft het onrustig. Niet le
dereen wil naar hetzelfde programma kijken,
de telefoon blijft altijd gaan. Kortom, er is
geen rust.
„Voetbal op de televisie is anders* dan In een
bomvol stadion. Je mist er de herhalingen,
maar er hangt een sfeer die je thuis nooit
treft. Zo is het ook met de bioscoop. Dat
grote doek, de donkere ruimte, de onbeken
de mensen, het zijn sfeerbepalende facto
ren. Zo is het altijd geweest en zo zal het al
tijd ook wel blijven. Details zullen misschien
veranderen. Andere stoelen, een andere
projectie, maar de bioscoop zal naar mijn
Idee blijven, omdat we blijven uitgaan. Uit
gaan om de huiselijke sfeer te doorbreken".
Veel van de toekomstige extra vrije tijd is i
Het theater, de schouwburg, het cultureel
centrum, ze doen allemaal zo ongeveer
hetzelfde en allemaal zullen ze straks een
deel van de toenemende vrije tijd moeten
opvangen. Maar veel van die extra vrije tijd
is niet zo bruikbaar voor het theater. De
meeste voorstellingen worden immers
'e avonds gegeven en juist met die avon
den verandert niet zo veel: de meeste
mensen zijn dan al vrij en dat blijft gewoon
zo. Zeven avonden blijven zeven avonden.
Op langere vakanties kan het theater al
evenmin inspelen. In de zomer bijvoorbeeld
gaan de deuren juist dicht. Het is dan de tijd
voor het grote onderhoud van de gebouwen,
er zijn geen artiesten en er is geen publiek.
In Amerika en in sommige Europese landen
wordt er toch iets aan gedaan in de vorm
van het summer-theater in de open lucht,
maar het valt te betwijfelen of daar in ons
land goede mogelijkheden voor zijn.
Meer vrije tijd kan wel complicaties geven
voor onder andere de schouwburgwereld.
Wat gaan de mensen bij een vierdaagse
werkweek doen met het weekeinde van drie
dagen, als ze minder geld (voor minder
werk) te besteden hebben? Velen trekken
waarschijnlijk naar hun vakantiehuisje of ca
ravan. waaraan immers vaste kosten ver
bonden zijn, en dat natuurlijk een betrekke
lijk goedkope vrijetijdsbesteding is. Als de
donderdag dan de meest geliefde uitgaans
avond wordt in plaats van de vrijdag, dan
vallen voor velen zowel de vrijdag- als de za
terdagavond uit voor theaterbezoek. Door
méér vrije tijd zou het theater dan misschien
juist minder voorstellingen kunnen geven.
Tijd voor amateurs
Ook voor de amateurverenigingen blijven er
iet zo bruikbaar voor het theater.
maar zeven avonden. Het zal dus niet zo
gauw gebeuren dat deze verenigingen twee
stukken per jaar gaan instuderen in plaats
van één. Een andere zaak is, dat het mee
doen aan een amateuruitvoering heel veel
vrije tijd kost. Als er dan meer vrije tijd komt
is het denkbaar, dat mensen eraan mee
gaan doen die het nu te druk hebben met
hun werk. Dat geldt niet alleen voor ama
teurtoneel, maar ook voor activiteiten als
volksdans, koorzang of muziek, bloemschik
kers en ga zo maar door. Die activiteiten
zouden ook wel eens bekroond mogen wor
den met een happening in het schouwburg
gebouw.
Een handicap kan daarbij zijn, dat vooral ou
dere schouwburgen niet gebouwd zijn voor
dat multifunctionele gebruik. Zulke gebou
wen missen de faciliteiten voor activiteiten
op het gebied van sport, handenarbeid, pot
tenbakken, werkshops en dergelijke. Kansen
dus voor een vestzaktheatertje, ais aanvul
ling op de grote schouwburg. Ook vanuit de
professionele hoek wordt wel naar zo'n Ini
tiatief gelonkt. Er worden nu vele voorstellin
gen In de „kleine zaal" van een schouwburg
gegeven, die veel beter tot hun recht zouden
komen in een wat meer intieme, maar toch
goed geoutilleerde ruimte buiten de schouw
burg. Waardoor de kleine zaal van een
schouwburg uiteraard even zovele malen be
schikbaar komt voor ander, meer voor die
ruimte geëigend wérk.
Wezenskenmerk
Het schouwburgpersoneel Is dan meteen
verlost van het arbeidsintensieve karwei dat
steeds weer opduikt wanneer de kleine zaal
met kunst en vliegwerk nóg kleiner moet
worden gemaakt om er een gezelschap van
honderd man publiek niet in verloren te la
ten gaan.
Wat er ook gebeurt, één wezenskenmerk zal
het theatergebeuren altijd blijven omgeven.
Dat is de ontmoeting van mensen in een ge
meenschap die door haar woonvormen en
door allerlei andere omstandigheden steeds
onpersoonlijker wordt. De ontmoeting mét
en in het theater schaaft daar weer wat van
af en dat blijft voldoening geven voor alle
partijen.
de be
hil da
verge-
ingen;.
stituu
i. Een
ens lid
s. Jonfoon Hermans zong er onlangs
icTvata de nog over in miljoenen
karawiuiskamers: „Café biljart, café
;jes biljart, een klein stukje groen
;nlh^jioor een eenzaam hart". Al
jo'r dsinds mensenheugenis is er het
wikkegjafeetje-om-de-hoek en heeft ie-
derenfter dorpspleintje een kerk en
:ren "jen kroeg, waar de geuren van
bier en koffie zich mengen, de
Biljartballen ketsen en mannen
js^terke verhalen vertellen.
zinvc, TIEN MILJOEN
rdientt BEZOEKERS PER JAAR
ieid ii
Het café: voor de gezelligheid
Tussen de stamgasten zit Jan, amper 60 en
tevreden met z'n bestaan. Hij is eerr echte
„kroegloper" van het fatsoenlijke soort. En
vraag je Jan waarom hij er zit, dan kijkt-ie
eerst stomverbaasd. Een bijna ongepaste
vraag, want het moet toch duidelijk zijn:
voor de gezelligheid.
„Kijk jongen, ik kom hier hoofdzakelijk om
een praatje te maken, niet zozeer om het
drankje, dat kan ik thuis ook wel drinken.
Maar hier praat je over voetballen, over
vroeger en over van alles. Het gaat om de
sfeer hè, je komt je vrienden tégen, je maakt
een toepje of speelt een potje biljart. Trou
wens, in de meeste zaken hebben ze het bil
jart opgedoekt, het is niet meer zoals vroe
ger", legt Jan even duidelijk uit.
Hij weet er alles van, werkte zelf in de hore
ca, als barkeeper in Scheveningen en Zand-
voort, als kroegbaas in Borculo, Leerdam,
Roermond, Nijmegen, Nijkerk, Arnhem en
tenslotte is hij terecht gekomen in Veenen-
daal.
Even er uit
Of het waar is dat de mensen die in de
kroeg zitten thuis iets missen? „Nou, nee,
lang niet allemaal. Goed, er komen wel men
sen met moeilijkheden, maar d'r hoeft be
slist niet altijd iets aan te haperen als een
man de kroeg binnenstapt. Een stukje vrije
tijd, wat afwisseling, even er uit. Je kunt toch
niet altijd met je hobby bezig zijn of naar die
stomme televisiekast koekeloeren?".
Jan voelt zich in de kroeg evenzeer thuis als
„bij moeders" en als kenner weet hij een
tap-pilsje te waarderen. Maar het motief
voor het café-bezoek omschrijft hij toch als
„een stukje sociaal contact". Voor hem is er
in de kroeg altijd wel wat te beleven.
„Ik zit 'n keer in een café en daar komt een
fotograaf binnen. Die jongen had een op
dracht van een worstfabriek en zocht een
man voor een reclame-plaatje. Je weet wel,
man aan een bar die een worstje eet van
een bepaald merk. Nou, hij zocht eigenlijk
een jongere man, maar ik kon er ook wel
mee door. Ik aan de worst en hij foto's ma
ken. Kreeg ik toen ook nog dertig gulden
voor, in tien minuten verdiend. Kijk, ik be-
Tien miljoen bezoekers: men vraagt zich soms
Jf waar ze allemaal vandaan mogen komen,
id karÜ,aar ze z''n er e,k *aar weer: tien biljoen Ne-
J Mandors op de kermis. Zelfs wanneer men
er rekening mee houdt dat sommigen zo'n
^^Jteer of tien op hetzelfde kermisterrein ver-
^^■chijnen en anderen nooit, dan nog blijft het
>en indrukwekkend fenomeen. Een fenomeen
r/jéovendien, dat zijn oervorm van eeuwen her
neeft behouden. De vorm en het eigene van
fen volksfeest is, dat men er niet omheen
xan. Het geeft ook iedereen de ruimte om het
b zijn eigen manier te beleven.
jVat zou die kermis in
merwe tijd tussen de Mid
deleeuwen en nu toch
°9 'Wijd staande hebben
jp eeijehouden, zonder
e omjrjncjpiële veranderin-
m eeften jn ^aar verschij-
n- "fülngsvorm?
J9- Eh Apeldoorn, in het
n vaslantoor van jjg Neder-
beetj%ndse Bond van Ker-
rijhen^jsbedrijfshouders,
n ve[)reekt voorzitter B.
i kant)on|<s 2|ch tiaar njet
te aai)age|jj|<s het hoofd
h Jver Er z'in in deze
d °aiSrukke bedrijfstak,
id da^aarjn hijzelf van
^°°pngsaf met ere is op-
'"ji^jegroeld, wel andere
te doen, zoals
om het hand-
'an de staan-
in de steeds
dichtgroeiende
Iteden. Der stadsbe-
(turen vinden de ker-
his heus nog wel be-
<eind(Pn9r'ik een «e-
ïtheeireente met 150.000
alcoPwoners vangt toch
itmoell1'^ no9 anderhalf
elkaaP^06" 9u,den pacht-
n beceld voor een kennis
t. He|an zes da9en maar
a pak et word» steeds moei-
ar zuiger om in het stads-
i doeitentrum ruimte te vin-
nuziel!en- En dóélr hoort dit feest toch thuis. Niet op een industrie-
vindPrrein of iets dergelijks.
nngen i
Ie zorg
laven v
ia heMiemaal gelijk
Dk "vil'5 Donks zich dan toch eens wil verdiepen in het geheim van
n onT 'evenskracht van de kermis vindt hij wel degelijk herken-
'uime are Punten- Ean belangrijk aspect lijkt te zijn, dat iedereen
inden'p de kermis eens „zijn dagelijkse toog kan afwerpen". Op
irlijkeï'lwel al,e ar,dere plaatsen waar de uitgaande mens zich ver-
grhei<f?nt' behoudt hij het maatschappelijk omhulsel van alledag,
plicht*ie ter kermis gaat, beweegt zich echter onder zijns gelijken,
lijk er?e beste plaatsen worden niet gekocht met geld, maar ver-
a 0nt'orven met vrijmoedigheid, zo men wil met brutaliteit. Verder
ild rejan eenieder doen en laten wat hij wil: duizelingwekkende
>or d<feren ondernemen tot hoog in de lucht of alleen maar kijken
sport" wat rondslenteren in de consumptietenten,
eg 0d.ermispret kent geen leeftijdsgrenzen; voor ouderen blijft al-
ipe ispd de herinnering levend aan wat ze er als kind genoten heb-
iedeleb- Daar°m alleen al maakt zich van zovelen een plezierige
et kO'nrust meester zodra de kermistijd weer aanbreekt.
De kermis is
een echt
volksfeest,
dat iedereen
de ruimte
geeft om het
op zijn eigen
manier de be
leven.
Waar het mogelijk is neemt de kermiswereld trouwens ook
zelf het initiatief om de verbondenheid met de maatschappij
gestalte te geven. Zo zal er nergens een kermis worden ge
houden zonder dat lichamelijk en geestelijk gehandicapten
voor een middagje worden uitgenodigd. Zo'n feest moet men
eens gezien hebben om de betekenis ervan naar waarde te
kunnen schatten.
Dure tijden
Nog een laatste bijzonderheid: de kermis is een van de welnj-
ge ondernemingsvormen die niet al te veel te duchten heeft
van conjuncturele schommelingen. De bezoekers laten haar
niet gauw in de steek, at lopen natuurlijk in dure tijden ook
voor de kermisondernemers de kosten op en moet er uiterst
scherp gecalculeerd worden; een hele toer, gezien de grote
investeringen die van tijd tot tijd nodig zijn. Pluspunt is weer,
dat er van buitenaf weinig concurrentie is te duchten, of het
zou moeten zijn van de sterk in aantal toenemende pretpar
ken. Maar, zo zegt de kermisexploitant, die kunnen toch nooit
de sfeer geven zoals de kermis die biedt.
De kroeg, waar
de geuren van
bier en koffie
zich mengen, de
biljartballen ket
sen en mannen
sterke verhalen
vertellen.
doel maar, in de kroeg kom je van alles te
gen".
Schuchter
De kroeg boven de grote rivieren is een ech
te mannengemeenschap. Jan bevestigt dat:
„Vrouwen kom je maar zelden tegen. Dat
komt omdat vrouwen schuchter zijn, omdat
er gauw iets verkeerds van gedacht wordt
als een vrouw de kroeg binnenstapt. Dat is
nou eenmaal zo".
Jan geeft gul toe: „Er zit het nadeel aan dat
je blijft plakken. Een veel voorkomend ver
schijnsel in de kroeg. En juist dat „afzakker
tje" kan net teveel zijn. Maar daar staat te
genover dat je in de meeste kroegen een
beste bak koffie onder de neus kunt krij
gen".
Uit een rijke ervaring oordelend zegt Jan:
„Er is de laatste jaren veel veranderd. In de
meeste kroegen is het niet meer wat het
was. Dat begint al bij de kroegbaas. Ze heb
ben vaak geen vakmanschap meer, ze weten
niet wat het is om gastheer te zijn. Je ziet
het aan het inschenken. Een long-drink uit
de gezinsfles, minder aandacht voor de
klant, ach nee, het verandert allemaal".
Pleisterplaats
Toch blijft de kroeg een pleisterplaats. Het
„even aanleggen" is oeroud en voor miljoe
nen mannen een stukje vrijetijdsbesteding.
Ook al veranderen de tijden en gewoonten,
de kroeg blijft voortbestaan, zelfs als er
geen dorpspleintjes meer zijn.
Voor „neut en leut" is er het dorpscafé of de
bruine kroeg, waar vanwege de nostalgie
weer wit zand op de vloer wordt gestrooid,
een dambord aanwezig is en de grote fles
met leverworst in 't zuur op de tapkast staat;
waar eenzame harten stil huilen en de bluf
fers hun prestaties kunnen vertellen; waar
ook ouwe vrienden elkaar tegenkomen en
vragen: „Hoe is het met jou, ouwe jongen?".
En Jan voegt daar filosofisch aan toe: „KijlC,
in de kroeg kan een man nog wel eens het
schouderklopje krijgen dat in de harde
maatschappij van vandaag niet meer gege
ven wordt".