„We zijn zuiniger op onze dijken dan op onze jeugd" 4- Jeugdcriminaliteit en vandalisme met sprongen omhoog fi Zwemmen hoogst gewaardeerd^; sport bij jongeren Jeugd onder de loep Voor de samenstelling van deze pagina over „Jeugd en vrije tijd" ging een onzer verslag gevers onder andere op bezoek bij de jeugd- en onderwijspsycholoog F. van der Linden, verbonden aan het Hoogveld Instituut in Nij megen. Het instituut houdt zich bezig met so ciaal-wetenschappelijk onderzoek naar de si tuatie van de jeugd in het gezin, de school, het werk en de vrije tijd. Dit studiecentrum werd in 1948 opgericht. Het instituut is ge noemd naar de Nederlandse hoogleraar in de wijsbegeerte en pedagogiek J.H.E.J. Hoog veld, die van 1923 tot 1942 aan de Nijmeegse universiteit doceerde. Hij schreef een aantal artikelen over theoretische pedagogiek, die tot het beste behoren dat op dit gebied in Ne derland is verschenen. Jeugd- en onderwijspsycholoog F. van der Linden doet nu dertien jaar onderzoek bij het Hoogveld Instituut. „We laten de jeugd zelf aan het woord via enquêtes en interviews". Het Instituut krijgt meestal opdrachten van de overheid. Vaak gaat het om de vraag of subsi dies wel op de goede plaats terechtkomen. Om een onderzoek naar vrije tijd wordt over het algemeen gevraagd door een jeugdraad of een gemeentelijke commissie. PSYCHOLOOG F. VAN DER LINDEN: „Heel lang geleden wisten we precies wat vrije tijd was. De tijd dat je niet werkte was je vrije tijd. Nu zeggen we, het is pas vrijetijdsbesteding als een persoon vanuit z'n eigen gevoel zegt, dat iets voor hem vrijetijdsbesteding is. Het is de tijd die overblijft na Verplichtingen en waarin je zelf bepaalt wat je gaat doen". Dat zegt jeugd- en onderwijspsycholoog F. van der Linden (43), die zich bij het Hoogveld Instituut in Nijmegen bezig houdt met jeugdonderzoek. Hij werkte onder andere in 1976 en 1977 aan een onderzoek naar de leefsituatie, met het accent op de vrijetijdsbesteding, van de jeugd van 15 tot en met 21 jaar in Roosendaal en Nispen. De dansomgeving biedt de mogelijkheid een partner tegen het lijf te lopen. Jeugd- en onderwijspsycholoog F. van der Linden: „Verveling is een vorm van onWel- zijn". Van der Linden constateert dat er al vanaf 1960 een achterstand is ip landelijk jeugdon derzoek. „Het behoort ook een vorm van overheidsbeleid te zijn, maar men zag er in het verleden het nut niet van in. Bovendien is er nu geen geld voor. Landelijk onderzoek kan weliswaar nooit in details treden, maar het gaat om een raamwerk, waarbinnen de gemeenten de eigen problemen beter kun nen bepalen. Men heeft het belang van de vrije tijd niet onderkend. Er zijn branden ge-' blust in plaats van ze te voorkomen". Van der Linden vindt dat de overheid de jeugd maar een beetje laat aantobben. Pas als er iets misgaat moet er ineens een on derzoek komen. „We zijn zuiniger op onze dijken dan op onze jeugd", meent de jeugdpsycholoog. Met de invoering van de 40-urige werkweek werd de Nederlander geconfronteerd met een ongekende hoeveelheid vrije tijd. Ook de welvaart nam toe en dat betekende meer geld. Tussen 1950 en 1970 is er ontzettend veel veranderd op het gebied van de vrije tijd, ook voor de jeugd. Velen wisten en we ten daar nog geen raad mee. Nu komt daar het probleem van de werkloosheid bij, nog meer vrije tijd. In de toékomst zullen jonge ren de gevolgen van de werkloosheid blijven voelen. Als ze al gaan werken, zullen het part-time banen gaan worden. Ze zijn niet gevormd om met de vrije tijd op een per soonlijke, zinvolle manier aan de gang te gaan. Gevolg: verveling, een vorm van on welzijn. „Ik ben bang dat veel werkloze jon geren een vervelingsprobleem zullen heb ben. Geen mens houdt het vol zich dag-in- dag-uit te vervelen". Van der Linden ver wacht dat de jeugd haar tijd gaat vullen in de consumptieve sfeer, in het café bijvoor beeld. een trend die zich overigens al heeft ingezet. Als je de verhalen moet geloven was er vroeger, in die goede oude tijd, nauwelijks verveling. Was het allemaal gezelliger. Fijn met z'n allen bij de kachel spelletjes doen. Alles koek en ei. Van der Linden: „We heb ben het dan over de jeugd uit de midden klasse. De arbeidersjeugd moest hard wer-, kén en kwam moe thuis. Natuurlijk waren er in de dertiger jaren ook problemen, maar de organisaties waren hechter. De maatschap pij was meer besloten. De mensen bleven binnenshuis met hun onvrede. En we waren met minder Nederlanders. We weten er trou- wéns té weinig van af, we romantiseren het een beetje". De vrije tijd is een van de probleemkinderen van onze tijd. De Nijmeegse jeugdpsycho loog ziet hier een belangrijke taak wegge legd voor het onderwijs. „In het onderwijs wordt veel aan creatieve vorming gedaan Dat zou je vrijetijdsvorming kunnen noemen Als je dat jong leert, kun je later met de ge geven mogelijkheden creatief 'omgaan. He voortgezet onderwijs zou via projecten veel voorbereidend werk kunnen doen". Herkenningselement Hoe groot de verschillen tussen de diverse groepen jongeren ook zijn, er is één essen tiële overeenkomst: jongeren zoeken elkaar op. „Jongeren willen het huis uit, dat hoort bij de leeftijd. Ze willen bij elkaar zijn en daar kun je alle vormen van vrijetijdsbeste ding van afleiden. Jongeren hebben behoef te aan veiligheid en zoeken contact om dat gene te doen dat hen bezig houdt. Jong zijn is een herkenningselement dat bindt. Het zijn geen kinderen meer, maar ze zijn ook anders dan die volwassenen, die het alle maal zo goed weten en de macht in handen hebben. In de strijd na^ar onafhankelijkheid heeft de jeugd een stuk solidariteit nodig Soort zoekt soort is in dit geval een waar heid als een koe. Studenten zoeken elkaar op, de werkloze jeugd klontert bij elkaar en hetzelfde geldt voor de werkende jeugd. „Ze hebben ook de eigen café's. Ze zoeken toch weer een warm plekje. Onzekerheid is een kenmerk van jongeren. Juist binnen een jeugdgroep mag je onzeker zijn. Je bent ge borgen en je bent onder elkaar. Je kunt een beetje jezelf zijn. Vanuit dat veilige gevoel kun je bepaalde vrijetijdsactiviteiten onder nemen", aldus Van der Linden. Er zijn meer factoren die een stempel druk ken op groepsverschillen. Factoren als woonplaats en milieu. „Een jeugdige Am sterdammer heeft een heel andere sociale situatie dan iemand die in een dorp woont. Dat uit zich in een grotere keuzevrijheid van mogelijkheden en in een grotere kans op verloren lopen. Het voordeel van jongeren in kleine steden of dorpen is het veiligheidsas pect. Maar daar word je bijvoorbeeld weer meer aan een sociale controle onderworpen. Dat wordt als benauwend ervaren. Net als meisjes het ouderlijk gezin als benauwend kunnen ervaren, veel meer dan jongens". „Sociaal milieu speelt ook een rol en hangt samen met het opleidingsniveau. De jeugd met een hogere opleiding leest bijvoorbeeld meer en doet meer aan culturele zaken. Dat is eigenlijk het enige verschil. Ze hebben al lemaal dezelfde behoefte, maar ieder in z'n eigen kringetje. Tennis, hockey en voetbal zijn sterk aan het sociaal milieu gebonden. Een massaal popconcert speelt in op een meer algemene groep. Toch komen de mi lieus in hun vrije tijd niet met elkaar in con tact". Verschil Meestal wordt gepraat over dé jeugd. Het is duidelijk dat deze benaming alleen de hele Platen, boeken en disco scoren hoog Uit een zogenaamd leefsitus tieonderzoek dat het Cer» traal Bureau voor de Static tiek instelde, blijkt dat twee» derde van de jongeren vaal, platen draait. Lezen acoorj ook hoog: 46 procent van dj lagere-schooljeugd heeft Ie. zen als hobby, 78 procen van de jongeren in de leeK tijdsgroep van 17 tot 24 jaar leest hoofdzakelijk dagbla den. Bovendien leest miiv stens de helft een boek er tijdschriften om te ontspan nen. Informatieve en vormen de boeken komen duidelijl achteraan. Voor 9- tot 17-jari. gen moet een boek „span nend" zijn. Ook vinden zij het belangrijk dat „je vlug snapt waar het boek over gaat". Muziek, zang, dans, toneel, fil men en fotografie word» door jonge mensen in de Ier tijd van 18 tot 29 jaar meel- beoefend dan door oudererr»/v vanaf 30 jaar. Vrouwen houp" den zich meer dan mannerj bezig met creatieve activitei- ten als schilderen, knutselen I en tekenen. Ongeveer 30 procent van dq I 18 tot 29-jarigen bezoek', „soms" of „vaak" toneel, concert, cabaret of ballet. In vergelijking met toneel, mu ziek en musea is het bezoek van de jeugd aan de film ver reweg het grootst. Slechts eer kwart zegt „zelden" oj „nooit" naar de bios te gaan Naarmate men ouder wordl daalt de animo voor de film. Meer dan de helft van de jon geren tussen 18 en 24 jaar bej zoekt „zeer geregeld" een club, café of disco-avond. groep dekt als het om leeftijd gaat en de be hoefte elkaar op te zoeken. Een verschil da zo voor de hand ligt dat het wel eens verge ten wordt, is het onderscheid tussen jongen en meisjes. Uit het onderzoek dat het Hoogveld Instituu in Roosendaal en Nispen deed, werden nie minder dan 56 verschillen gevonden. Eer aantal voorbeelden: er zijn meer jongens lie van een club of vereniging dan meisjes. JonfQQ gens komen meer in een café, ze werketn meer in hun vrije tijd, ze zijn vaker lid varP sportverenigingen met een wedstrijdkarakfluif ter. Jongens dansen minder dan meisjes. ^j|j, is wel te begrijpen, maar beroerd voor djlHf meisjes. Het werkt een bepaalde ontwikkepgfi ling in de hand. Het sterke mannetje en he^ afhankelijke vrouwtje. Wil dat verandererP®r dan moet eerst de opvoeding veranderen"5er 3ie Rellen bj|j Het deelnemen aan rellen door jongereifetgi heeft volgens de jeugdpsycholoog te makeif met de zinloosheid die de jeugd aan den lijWH ve ondervindt. „Ik denk niet dat de jeugd lu^® is. Niet alle passief-zijn hoeft luiheid te zijn Het gevoel je eigen leven een beetje zinvc te maken, betekent bijvoorbeeld verdient* geld zelf te kunnen besteden. Zinloosheid i: er bij werkloze jongeren. Als er dan eer kraakpand wordt ontruimd, ontdekken ze in eens een stuk „zinvol" bezig zijn. Deelne men aan een rel is een stuk avontuur. Het ii zeker ook een protest tegen een aantal fou ten die de samenleving maakt en waar dt jeugd last van heeft". Ren Onvrede en problemen genoeg bij jongereri! Het zinvol leren omgaan met de vrije tijd kat... veel daarvan wegnemen. „Vandalisme is zinloos voor de sa menleving, maar niet altijd voor de vernieler zelf", zegt de Leidse psy choloog dr. A.R. Hauber, hoofdme dewerker bij het Criminologisch In stituut van de Rijksuniversiteit Lei den. „Bij vandalisme kan de jeugd algemene gevoelens van onvrede af reageren: bij het vernielen van de dingen krijgt men een kick. Het is spanning zoeken in een spanning loos bestaan. Men verzet zich te gen de oudere generatie, hoewel bij het ouder worden de vernielzucht afneemt". Volgens deze psycholoog gaat ongeveer 5 procent van de jon geren op volwassen leeftijd door met vandalisme. Dat zijn degenen die definitief in de maatschappij mislukt zijn, of althans dat gevoel hebben, en ook niet beschikken over een vaste relatie (vriend of vriendin). Zij leven in een sfeer van voortdurend falen, waardoor zij ge makkelijk gefrustreerd raken en agressief worden. Wat dit laatste betreft liegen de crimi naliteitscijfers over het eerste halfjaar van 1980 er niet om: een toename over die zes maanden met maar liefst 19 procent en dan betreft het alleen gevallen die bij de politie bekend ge worden zijn (misdrijven). Om een in druk te krijgen van de toename van criminaliteit door minderjarigen wat cijfers. In 1965 werden 1.503 jongens en 40 meisjes veroordeeld. Acht jaar later gaat het om 2.202 jongens en 32 meisjes, maar in 1976 wordt al straf opgelegd aan 3.398 jongens en 77 meisjes. Dan 1978: in totaal 5.417 jongens en 165 meisjes. Vorig jaar ging het om 4.747 jongens en 145 meisjes. Vooral onder de al wat oude re jeugd leidt werkloosheid tot verve ling en dat werkt bijvoorbeeld crimi naliteit In de hand. Vandalisme Een hoofdstuk apart vormt het van dalisme, dat een ontstellende toena me vertoont. Landelijk bezien werden in de loop van 1965 ruim 7.000 ver nielingen bij de politie gemeld, Der tien jaar later. In 1978, was dit aantal opgelopen tot 51.000. Vandalisme bezorgt Justitie handen vol werk. Niet altijd wordt er door de (klnder)rechter straf opgelegd. De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek geven wat de vernielingen betreft het volgende beeld: in 1970 werden 343 minderjarigen (338 jongens en 5 meisjes) veroordeeld. Over dezelfde periode werden 548 gevallen gesepo neerd (536 jongens en 12 meisjes). In de daarop volgende jaren tot 1978 blijkt het aantal veroordelingen in traag tempo te stijgen; het aantal se- po's neemt echter sterk toe. In 1974: in totaal 299 gevallen waarbij straf is opgelegd (296 jongens en 3 meisjes), aantal sepo's in dat jaar 709 (692 jon gens en 17 meisjes). In 1977: in 446 gevallen is er sprake van een vonnis (de jeugd komt meestal bij kinder-, kanton-pf politie rechter; bij misdrijven wordt men be recht door een meervoudige strafka mer) en dan gaat het om 432 jongens en 14 meisjes. In 1978 werden 446 jongens en 12 meisjes gestraft we gens vandalisme, maar in 2.009 ge vallen was er sprake van een sepo, een toename ten opzichte van het jaar ervoor met 1.552. Het laat zich gemakkelijk raden dat de vernielzucht vorig jaar is toegeno men. Landelijk cijferwerk is nog niet voorhanden, maar wel het feit bij voorbeeld dat in 1979 in het Rotter dams openbaar vervoer voor ruim 2,5 miljoen gulden is vernield aan trams, bussen en metro. Straatschenderij Ook ten aanzien van het delict straat schenderij is er in het tijdvak 1970- 1978 sprake van een flinke toename. In eerstgenoemd jaar werden 398 jeugdigen (minderjarigen) bestraft terzake van baldadigheid op de open bare weg; 471 gevallen werden gese poneerd en in 137 gevallen kon het Openbaar Ministerie transacties bin nenhalen. In de daarop volgende ja ren wordt het aantal veroordelingen geleidelijk minder (71 gevallen in 1977 bijvoorbeeld), maar het aantal sepo's stijgt van 442 in 1974 tot 902 in 1978. Het aantal transacties stijgt in laatstgenoemd jaar niet ten opzich te van 1975: 117 jongens en 2 meis jes. Conclusie: Jusitite is niet bij machte alle ter kennis van de politie gekomen delicten te vervolgen, om dat dit veel te veel tijd vergt, waar door andere, door de bank genomen veel ernstiger zaken, in de knel ko- „Sport wordt ontzettend veel door jongeren beoefend, zowel door jongens als door meisjes. Het gaat niet per se om het vere nigingsleven, want er wordt ook veel op eigen houtje getrimd, ge- geving is ook een kan. ftp 2 Wat krijgt bij een bepaald soort menjje ti sen."flele- Volgens de jeugdpsycholoog tytijc dansen meer dan je energie op eei£ehC fijne manier kwijt raken. „De om;jrjn(: zwommen en een balletje getrapt. Zwemmen is de hoogst gewaar deerde sport bij jongeren. Zowel de ontspanning als de sexuele ontwikkeling spelen hier een rol. Het zwembad is een heerlijke ontmoetingsplaats om contact te maken. Je ziet meteen wat voor vlees je in de kuip hebt. Iedere gemeente zou een zwembad moeten hebben", zegt psycho loog F. van der Linden. Door het onderzoek dat hij deed op het terrein van jeugd en vrije tijd kan hij een goed beeld ge ven van zaken waaraan jongeren in hun vrije uurtjes de voorkeur ge ven. Behalve sport verheugt ook handenarbeid zich in een grote belangstelling. „Er zijn veel hobbyverenigingen. Het is leuk om creatief bezig te zijn. Bovendien komt er geen wed strijdelement bij. Het is gezellig en je ontmoet mensen met dezelfde interesses. Bovendien is er een grote keuzemogelijkheid, je kunt op allerlei manieren bezig zijn. Ik denk dat het onderwijs hier al een bijdrage heeft geleverd. En je ziet de oudere generatie aan een twee de jeugd beginnen. Moeders bij voorbeeld gaan dit soort dingen ook doen." Dynamisch Van der Linden is ervan overtuigd dat luisteren naar en beoefenen van muziek en dansen een belang rijke sociale functie vervult. „Ik denk dat het iets fundamenteels is. Het geeft je een fijn gevoel. Pop muziek is een bron van ergernis voor ouderen, omdat het zo dyna misch is. In muziek en dans komt vitaliteit naar voren. Ik denk dat ouderen dat hebben afgeleerd. We reserveren het voor de jeugd, als het maar gedaan wordt in een ruimte waar we er geen last van hebben. Muziek is voor jongeren een stuk sfeer. Het accent wordt gelegd op het goede gevoel dat je om eefcen partner tegen het lijf te lopen. Hel,jng klassieke dansen komt terug. Efc wordt weer gezocht naar een vas(ant patroon, de mensen zijn een beetj%n(j bang voor de vrijheid. De vrijheithjst van de zestiger jaren was een ver)ree worven vrijheid. Nu is het een kant^i en-klare vrijheid. De behoefte aa^ag( structuur is kenmerkend". >Ver Jongens krijgen meer vrijheid daijruk meisjes, maar het is opvallend d4aar meisjes veel minder angst voo^ng vrijheid hebben. Van der Lindenjegr „Alle knullen zeggen dat ze willer|ing trouwen, kinderen en een huis wilje 2 len. Steeds meer meisjes willeiave persoonlijke vrijheid, juist omdaj|aa. 'eferd Alcohol nis De jeugd gaat in het weekeind£"9 massaal naar café en discotheek®® en gebruikt daar nogal veel alcoj! hol. „De vrije tijd is een ontmoejï r tingsveld waar jongeren met elkaar!': leren omgaan. Het meteen in bec®'a duiken, loopt zo'n vaart niet. Her" alcoholgebruik wel. Een pilsje pak'.®V ken hoort bij de vrije tijd, maar zuijj^®1 pen omdat je niets anders te doerr"1 hebt niet. Alcohol is net als muziek®"- belangrijk sfeerbepalend", vindPrre Van der Linden. Behalve dat de overheid via heMk onderwijs de jeugd een helpende. hand kan bieden, zou ze ook viis. subsidies de mogelijkheden orrj vrije tijd in te vullen wat ruime kunnen maken. Van der Lindenr. „De subsidies moeten eerlijkei worden verdeeld. De overheic®" heeft ook een pedagogische plicht. Ze moet kijken wat bevorderlijk er® wat belemmerend is voor de ont- wikkeling. Ik vind bijvoorbeeld rejr creatiesport bevorderlijker voor dr ontwikkeling dan wedstrijdsport. De maatschappij is al genoeg od. prestatie gericht. Mijn principe ii' eigenlijk, dat in de vrije tijd ieder"- persoon aan zijn trekken moet ko- 1 men. Dus hoe gevarieerder hel aanbod, hoe beter." m Vandalisme: afreageren van algemene gevoelens van onvrede.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 14