w Ria en Bettine, twee doorbijtsters in de topsport ,r J kersdij! dacteui 'imentei ERSUI n om chap sselini ld kor Alle in wèl n in C J tussc Bettine bleef staan, maar Ria ging op een gegeven moment onderuit. Uitglijder Mooie aanleiding om die andere val ter sprake te brengen: de gigantische, door sommigen als sexy gewaardeerde uitglijder op de 3000 meter tijdens de Olympische Winterspelen in Lake Placid. De verwondering van Ria klinkt oprecht: „Was dat zo'n uitglijder? Ik kan het me nauwelijks meer herinneren. Kijk, ik had natuurlijk het zilver op de 1500 meter al. Die medaille was het enige waaraan ik dacht. Dus heb ik verder niet stilgestaan bij die val. Ik ben meteen met Haitske Valentijn andere dingen gaan doen en 's avonds was ik het alweer vergeten. Ik ben er doorheen gelopen als door een waas. Met janken schiet je niks op, nee toch?" Later in het gesprek zal ze uitleggen hoe ze weigert op trainers of coaches te leunen wanneer de topsport haar door diepe dalen voert. „Het meeste heb ik van mezelf geleerd. Ik knok alles uit in mezelf". Het ware hout. We praten in het restaurant van de Uithof dat zich voornamelijk onderscheidt door de snelheid waarmee stoelen worden weggegrist zodra iemand even de rug heeft gekeerd teneinde zichzelf te bedienen. Een keiharde competitie om zitplaatsen. Goed sfeertje voor het citeren van een uitspraak die de veelvoudige Nederlandse tafeltenniskampioen Bert van der Helm ooit aan Bettine heeft gewijd. „Weerzinwekkend. Begrijp me goed, ik heb ontzettend veel waardering voor haar als sportmeisje. Wat ze presteert, is ronduit fantastisch. Maar de manier waarop spreekt me niet aan. Ze motiveert zichzelf door oorlogje te voeren tegen de rest, zo in de trant van: die andere meiden moeten er worden afgeslagen, die trutten kunnen er niets van". Stoot onder de gordel? „Welnee", schokschoudert Bettine. ,,lk vind die uitspraak een compliment. Zo moet je zijn in de topsport. Je moet op het beslissende moment kunnen doorbijten. Dan zie je aan de andere kant van de tafel niet een persoon staan. Al was het bij wijze van spreken je eigen moeder..., je veegt ze weg. Hekel aan een tegenstandster? Welnee, dat heeft er niks mee te maken. Je wilt gewoon winnen en daarvoor is nodig dat de ander verliest. Maar tafeltennisvriendinnen heb ik niet, op een paar in China na. Dat klopt. Je moet vijanden blijven, vind ik. Als je tegen een vriendin speelt, loop je onbewust het risico dat je niet fanatiek genoeg bent". Knokken Zaterdagochtend en zeer winters. Drie kwart Nederland draait zich derhalve op het andere oor. Maar Ria Visser zit al te wachten, haar wangen nablozend van de training die ze om half zeven is aangevangen. Meisje uit Oud-Beijerland waar het leven ook best mag heten. Kan zo in een reclamespot voor iets smakelijks. Even later komt Bettine Vriezekoop binnen, aanzienlijk bleker en brozer. Stads witneusje, zou je denken als je niet wist dat ze in Hazerswoude getogen is. Veel jeugdiger ook, hoewel ze allebei negentien zijn. In welke spot zou Bettine passen? De bondsspaarbank? Of Openbaar Kunstbezit? ...want wanneer ze aarzelt tussen lachen of niet, heeft ze opeens de onderhuidse schoonheid van een Botticelli. Ria natuurlijk is een jofele Jan Steen. Ze blijken elkaar al te kennen van een AVRO-uitzending. Ria informeert onmiddellijk naar de brand waarin alle bezittingen van Bettine verloren zijn gegaan toen ze twee maanden trainde in China. „De bekers en medailles weg was het ergste niet", zegt Bettine.- „Maar gewoon mijn eigen spulletjes. Die miste ik verschrikkelijk toen ik terugkwam van de reis". Later voldoen ze gedwee aan het verzoek van de fotograaf om samen al schaatsende op het kunstijs van de Haagse Uithof te poseren. Prompt slaat het noodlot toe. Ria, de schaatster die alleen maar tafeltennist „als ik toevallig zo'n ding zie staan", komt schutterig ten val; Bettine, de tafelten nister die zelden schaatst „èén of twee keer per jaar en dan nog op een stH slootje blijft volleerd overeind. Het kan verkeren, ook onder kampioenen. Voorpret op de tribune van de Haagse Uithof. Ria valt van harte bij. „Je mag het natuurlijk nooit hardop zeggen: die trutten kunnen er niets van. Maar ik vind het een prima opstelling. Je moet jezelf bij een wedstrijd zo ver zien te krijgen dat je ze wel op kunt vreten. Je moet zeggen: die pak ik even. Zeker op de 500 meter probeer ik me verschrikkelijk kwaad te maken. Ik rijd gewoon harder als ik boos ben". En de overwinningsbloemen dan die ze aan Haitske Valentijn wegschonk toen die door een val het Nederlands kampioenschap had verspeeld? Sinds wanneer stellen aartsrivalen zulke gebaren? „O, maar ik gaf Haitske die bloemen omdat ik vond dat ik niet echt gewonnen had. Ik vond het eerlijk jammer voor haar dat ze gevallen was. En jammer voor mezelf. Ik had liever het hele duel yol uitgevochten. Er komt bij dat Haitske eigenlijk ook de enige schaatsvriendin is die ik heb. Er bestaat namelijk geen concurrentie tussen ons, want zij is een sprintster en ik ben een allrounder. Maar met de rest is het knokken. Je weet allemaal dat er drie naar de wereldkampioenschappen gaan of vier naar de Olympische Spelen, niet meer. En daar wil je koste wat het wil bij zijn?". Topsport is oorlog en in een oorlog heet alles geoorloofd te zijn. Trucs? Gemenigheidjes? Hier aangekomen onthult stil ach, 06 H an i H Stoppenvoor En nu, sportminnende natie, legioen van chauvinisten..., nu [uiten wordt het tijd bekommerd overeind te veren. Want nog zo'r overeenkomst tussen Bettine Vriezekoop en Ria Visser is, dL__ ze allebei binnen afzienbare tijd willen stoppen met topspor[ Niks heia heia meer. Voorbij de smashes met snelheden vai 150 kilometer per uur of meer. Een voorbode van het nieuw lag al besloten in het antwoord dat Ria gaf op de vraag of z er wel eens aan dacht wat er met haar sportcarrière zou [NGj gebeuren als ze door onvoorzichtigheid een been brak. „Mij benen zijn niet verzekerd, als je dat wilt weten. Zoveel verdienen we niet. Maar serieus, ik heb er wel eens bij stil gestaan. Toen is in Inzeil het moment gekomen dat ik dach^ jullie bekijken het maar; ik ga lekker mee skiën en wat gebeurt, dat gebeurt; anders heb ik geen leven meer. Hoe belangrijk is je sport eigenlijk?" Waarna de ontboezeming: „Ik ga nog vier jaar door en dan i het lang genoeg geweest. Ik ben trouwens al bijna zo ver geweest dat ik wilde stoppen, dat ik mezelf afvroeg: waarvot zou ik het nog doen? Of ik baalde? Nou: zacht gezegd. Ik wilde er niks meer mee te maken hebben. Uit dat dal ben i| op eigen benen weer omhoog geklauterd. Daar kan niemani je bij helpen, want jij moet er die twee maal anderhalf uur trainen per dag plus de krachttrainingen voor over hebben, j moet de mentaliteit kunnen opbrengen, jij moet voor hondenJ procent achter je beslissing staan. Doorslaggevend is toen dl gedachte geweest: Ria, je bent nog pas negentien, je beleeW veel plezier aan je sport, je leert er heel veel mensen door kennen, je ziet iets van de wereld en je hoeft niet van half negen tot half zes op kantoor te zitten. Maar aan de andere" kant ben ik niet van plan op mijn eenëndertigste als een ou( vrouwtje over het ijs te gaan. Dus heb ik de Olympische Spelen straks in Serajewo als einddoel genomen. Goud, als het kan, want met het zilver van Lake Placid was ik echt nie A zo gelukkig. Je kunt in een wedstrijd beter tiende worden dai tweede, hoe gek het ook klinkt. Maar of ik het haai, weet ik^|| nog niet. Je kunt je leven niet plannen". Bettine: „Ik word wel eens niet goed van al dat praten over tafeltennis. En al heb ik minder verschrikkelijk gebaald dan Ria, ook voor mij staat vast dat ik over drie, vier, hooguit vij jaar stop. Mijn einddoel is Europees kampioene te worden. Zodra ik dat ben; zet ik er een punt achter. Het is voor mij he (Vai hoogste wat ik kan bereiken. Verder hoef ik niet. Daarna ka|)£2^ het alleen nog maar slechter. Je moet niet proberen jezelf tK overtreffen. Ik ben nu derde geworden,. Mijn pech is dat der*, Europese kampioenschappen tafeltennis maar om de twee i»®* jaar worden gehouden. Ik moet dus minstens geduld hebbeilit C tot 1982 in Boedapest. Wereldkampioene? Ben je gek! In d$our Aziatische landen zijn er wel vijftig dames die op mijn niveafg spelen. Het is onbegonnen werk om die allemaal van tafel tb r meppen". Wie eenmaal stopt, is binnen een jaar vergeten. Zo snel gang vervluchtigt wierook in de ijle hoogten van de sport. Bettine ebedr Ria weten dat en ze zeggen elkaar na er niet mee te zitten.Veel „Helemaal niet". Ze zien integendeel uit naar het einde, niet wekken althans de indruk. „We zijn door de topsport ook verschrikkelijk eenzijdig bezig". Maar ze zullen niet met leg#;355 handen staan als het laatste baantje is getrokken, het laatst*1® balletje gemept. Ria heeft haar Atheneum met goed gevolg proc doorlopen en probeert nu haar eerste slagen op het gladde ijfce v< van de journalistiek. Bettine zit in de zesde klas Atheneum eu - wil gaan studeren; ze denkt aan talen. Effect met woorden. L>or( Speciale school aa°°r( Beiden zijn gelukkig met hun opleiding en loven de medewerking die ze van hun leerkrachten hebben gekregen KKa bij het combineren van iets schier onmogelijks: topsport en school. „Maar eigenlijk zou dat doodnormaal moeten zijn", mijmert Bettine. „Die medewerking zou van hogerhand bevorderd moeten worden door het ministerie. Zoiets zou df""" sport geweldig ten goede komen, vind ik". En Ria: „Neem noi de Duitse jongens. Daar is een speciale school voor. Als ze j naar het trainingskamp moeten, gaan de leraren mee. Wij zij(k gedwongen geweest het zelf uit te knokken. Nou hebben wip nog het geluk gehad dat we allebei uit een dorp komen, uit een kleine gemeenschap waar wel iets te plooien valt. Voor hetzelfde geld woon je in de stad en kan er niks. In die grot< schoolgemeenschappen redeneren ze natuurlijk: de een is mmm goed in sport, de ander in boetseren, daar kunnen we allemaal geen rekening mee gaan houden". „Maar met die medewerking van school alleen ben je er niet"N H haast Bettine zich te waarschuwen. „Je moet ook iets extra'^ Vo hebben, iets in jezelf. Zeventien, achttien jaar, dat is een |en moeilijke periode om door te gaan in de sport. Je krijgt iraa verkering. Je wilt naar de discotheek. Dan gebruiken veel g z jongens en meisjes de school als een smoes om op te houdernen met hun sport, zo van: ik heb het te druk met huiswerk, ik st^ j voor een schoolonderzoek. Maar waar een wil is, is een wegr^ei Ik heb toch ook altijd gewoon mijn huiswerk kunnen maken, ondanks twee keer twee uur trainen per dag en drie keer in d£^ week conditietraining? Je moet kunnen doorbijten". PIET SNOEREN_ Oorlogvoering Bij het schaatsen van hetzelfde laken een pak. Ria beaamt vlot: „Natuurlijk hebben we onze trucs. Ik ook. Welke? Dat zeg ik niet. Ik ben daar gek. Maar je kunt van me aannemen dat wedstrijden een heel eind gewonnen worden in de kleedkamer. Daar speelt zich een hele, psychologische oorlogvoering af. Kijk, Bettine staat een uur of langer tegenover een tegenstander, maar bij ons is het starten, weg en hopen dat je elkaar niet meer terugziet. Als je wilt intimideren, moet je het vóór de wedstrijd doen, zo van: zien jullie wel hoe mentaal sterk ik me voel? Sytje van der Lende kan het verschrikkelijk goed. Sommige meisjes vinden dat zoiets niet zou mogen. Of ze hebben het niet door. Nou: mij mogen ze van alle kanten proberen te pakken.lk sta flink sterk in mijn schoenen". De ene overeenkomst na de andere levert de verbale confrontatie van twee topsportsters op. Zo schrijft Bettine haar successen voor een groot deel toe aan het voordeel dat ze veel met heren heeft getraind en ook in de herencompetitie mee heeft mogen draaien. „Als ik in de damescompetitie was gebleven, zou er een grote kans zijn geweest dat mijn spelontwikkeling tot stilstand was gekomen. Per slot van rekening Is de tegenstand bij dames gering. De meeste meisjes spelen te traag, doen niets dan afwachten en blokken, kunnen een topspin niet terugspinnen. Heren spelen nu eenmaal veel vaster. De bal blijft langer op tafel. Het is voor mijn ontwikkeling erg belangrijk geweest dat ik de speeltrant van de heren heb leren kennen en beantwoorden". Ria vertelt, haar totaal andere sportgebied ten spijt, een eensluidend verhaal. „Ik heb vanaf mijn negende met jongens getraind. Gewoon, omdat er weinig meisjes waren. Dus heb ik altijd gereden tegen Iemand die sterker was dan ik. Met Rien de Roon heb ik veel getraind, de Nederlandse kampioen marathon. Nou: daar krijg je snelheid door. Het is een groot voordeel voor me geweest. Je schaatst met het idee: ik laat me door zo'n knul niet op m'n kop zitten. Waarom de dames kernploeg dan niet met de heren traint, als het zo nuttig is? Dat zouden de heren niet zo leuk vinden, denk ik. We zouden remmend werken". Bettine het geheim achter haar uiterlijk van tafeltennisrobot, van slagenmachine. „Het verbergen van mijn emoties is een vorm van intimidatie, een manier om een tegenstandster van haar stuk te brengen. Als je onbewogen blijft, ook bij fouten, maak je een zelfverzekerde indruk, zo van: mij kan toch niets gebeuren. Maar inwendig gaan er best emoties door me heen. Ik sta heus wel eens te vloeken. Trucs? Tafeltennis is één en al truc. Je probeert je tegenstandster voortdurend uit haar ritme te halen, door kwasi je schoenveter vast te maken, door je handdoek te pakken. Als anderen mij zoiets flikken, geef ik ze groot gelijk. Ik doe het zelf ook".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 26