Het verhaal van Jansen de eerste verdieping woonde Martje haar vader en moeder en grote broer ^Hs. Daarboven Toos (waar Jansen in ^He van hield, maar Toos had geen oog ^Hr Jansen). Toos was verkoopster in een ^R/ge aardewerk en porseleinwinkel. Weemaal op zolder, in een klein grijs ka- sl0et Jansen z'ïn ieQ° dagen. Met ■is Dina die ongevraagd bij hem was In- ywokken en waar Jansen voortdurend ru- Mmee had. „Zo, vervelend poesmens. Je Amlebak is weer schoon. Vooruit, ga van ^■7 bed af. Hier, eet maar weer tartaar mijn laatste centen. Dacht je dat ik zo een televisie kon sparen?". Maar ^Bs Dina was poes Dina en ze beant- ^miirdde Jan sens gemopper met vernieti- Wmde blikken. Vlieg op, Jansen. Van jou Hf n er dertien in een dozijn. Een bruin- Bls mannetje ben je, waarmee ze de ^Bchten wel kunnen dempen Hi die ruzie Jansen te veel werd, dan ^Kgide hij de radio aan en zei tegen die rende koningin op zijn bed: „Zo, dan 1 je je vervelende kop tenminste eens ht". pand kerstverhaal voor de jeugd is geschreven door Simone Schell, moeder 1 drie kinderen. Zij kreeg twee maal de Gouden Griffel, een prijs, die jaarlijks >dt uitgereikt voor het beste jeugdboek. 1975 voor „De nacht van de heksenketeldandij" en dit jaar voor „Zeezicht". Kerstvertelling voor de jeugd Jansen stond op. „Mart", probeerde hij zo luchtig mogelijk te zeggen. „Mart, ik moet je wat zeggen. Ik heb besloten hier weg te gaan. Niet om jou hoor Mart. Maar een beetje om de dove dame. De huur is te hoog en mijn kamer te koud. Een beetje omdat je vader zijn fiets hier wel binnen mag staan en de mijne niet. Een beetje omdat ik hier nooit een hartelijk woord krijg. Nu ja, een beetje om ai die beet jes. „Maar, waar ga je dan naar toe?", vroeg Martje. Uhhstamelde Jansen. „Ik uhh, ik ga naar de dieren In het bos. Het lijkt mij daar veel leuker. Wil jij voor poes Dina zorgen? Wat in deze tas zit is voor jou. Het is niet veel bijzonders maar misschien heb je er wat aan. Doe mijn groeten aan Toos". Martje staarde naar de deur waardoor Jansen was verdwenen. Martjes moeder werkte op een kantoor en kwam wat later thuis. Meestal gebruikte Martje de tijd om te spelen in het trappenhuis. Touwtje springen, leuninkje glijden of stiekem in de salon van de dove dame kijken. Een kille sombere kamer met een grote open haard, een lange spiegel met dof gouden rozen langs de rand. Onder de kroon van aan elkaar geregen pegeltjes glas stond een grote ronde tafel met wel tien kaars rechte stoelen daar omheen. De laatste tijd maakte Martje vaak een praatje met Jansen die geen werk meer had. Martje ging op de trap zitten en ze keek In de tas. Er zat een klokje in en een spaarvarken dat rammelde en een bruin ouderwets boek: „Voor Martje, van Jan sen" stond er in. Martje klopte op de deur bij de dove dame maar ze wachtte niet op antwoord. „Weet u dat Jansen weg is en hij komt niet meer terug", schreeuwde ze. „Nou en?", zei de dame, „voor Jansen duizend anderen. Hij heeft de huur be taald, dus wat kan mij dat schelen". Martje holde naar de jongeman beneden in het souterrain. „Kent u Jansen van bo ven? Hij is weg en hij komt nooit meer te rug. Hij is naar de dieren in het bos". De jongeman lag op bed. Hij tilde even zijn hoofd op en zei: „Dat is erg verstandig van Jansen. Als Ik niet zo moe was dan ging ik ook". „Maar waar moet Jansen dan wonen?", vroeg Martje. „Weet ik veel, kind", kreunde de jonge man. „Als Jansen het maar weet". Martje snelde naar boven. Haar moeder, beladen met kerstboodschappen, duwde met een elleboog de deur open. „Mart?". „Mam", riep Martje. Jansen is weg en hij komt niet meer terug. Hij zei, dat hij naar de dieren in het bos ging. Kijk eens wat ik heb gekregen". „Help me eerst even met de boodschap pen", zei haar moeder. „Wie is Jansen eigenlijk? Oh, dat manne tje van boven". Martje begon te huilen. „Weet je waarom? Omdat hij hier nooit een aardig woord kreeg. Om de hoge huur, een beetje om alle beetjes en nu wacht hij nooit meer op me als ik thuis kom". Martjes moeder keek verwonderd in de tas en toen naar Martje. „Kind, doe niet zo mal. Ik kende die man toch helemaal niet. Nou ja, ik groette hem wel eens op de trap. Ik gaf zijn poes ook wel eens een schoteltje melk. Ik kan het ook niet helpen dat die man weg is". Martje hoorde Toos thuiskomen. „Wat is er met jou?", vroeg Toos. „Jansen weg? De groeten van Jansen? Hoe kom je daar nu bij?". Een rode kleur kroop uit haar nek om hoog. „Wat kan ik daar trouwens aan de zich te herinneren hoe hij er uit zag en haar slechte geheugen kleurde zijn pak donkergrijs, zijn overhemd helderwit. Een zwarte hoed en een paraplu om zijn pols zoals de baas van de winkel. Toos dacht aan Jansen en aan haar kribbige zuster in Kaatsheuvel waar zij de Kerst zou gaan doorbrengen. Wie was Jansen? De dove dame stond te schreeuwen: „Waarom zou ik dank je zeggen. Ik ben geen bedelares. Mijn kamers zijn goed. Die Jansen had niet te klagen". Martjes vader kwam thuis. „Martje naar Jansen aan het zoeken? Maar het is glad en koud. Jansen naar de dieren in het bos? Mijn hemel, we moeten Martje zoe ken". „En Jansen", zei Toos beverig. „Gaan jullie die Jansen zoeken?", vroeg de dove dame. ted", zei Jansen. jn besluit staat wel vast. Ik wacht al- 1 nog even op Martje. Wat zal ik zeg- Mart, ik ga naar de dieren in het sen zat op de trap in de hal van het \e huis aan de gracht. „Ik zal zeggen: ter Mart, het lijkt mij beter om naar de en in het bos te gaan", sen had zijn jas al aan en zijn pet hing zijn knie. Voor zijn voeten stond een met spulletjes voor Martje. ogen gleden over het donkergroen ge le trappenhuis, over de dikke engel- in het plafond. Over de rode, kale trap- r. De koekoek wipte viermaal uit zijn (e. Martje zou nu zo wel thuiskomen en sen werd een beetje zenuwachtig. „Tot s, Mart", repeteerde hij. „Als je ooit leen eens ,n m-,jn bos komt, kijk dan uit eter r een bonte kraai want ik ben van plan ktijk bonte kraai te worden". ••'k \r binnen in hem trok iets samen tot k bij pijn deed. bsr. deur ging open en de eigenaresse van ®^n huis slofte door de gang. De zeer bij- zo n de dame zag Jansen niet zitten en liet zou groet onbeantwoord. Ze droeg een Die ie zwarte japon en aan haar taille ram- 9n '- de een sleutelbos. De lucht die uit haar 660 \er kwam rook naar drie katten. De *rt'9 de kat was verhuisd naar de kamer ooft Jansen want het dier kon niet overweg te- pe andere. Het benedenhuis werd al- 1 be, bewoond door de dame die boven- zou 1 nog zeer doof was. In het souterrain HJke ,nde een jongeman die altijd klaagde jrkt. r pe vochtigheid daar beneden en over m'in lawaai in huis en of daar niet eens iets 5 be gedaan kon worden. De dove dame >ys't k wel uit. Ze antwoordde daarop een- 660 dig dat ze hem niet kon verstaan en 1 enr? tijd had. „Poeh", riep ze tegen haar ben 'en. ff Voor hem duizend anderen. Als oor- hem niet bevalt dan krast hij maar Usen wachtte op Martje. Hij wees met I. 1 trillende vinger de dove dame na. „Als 1. naar weet dat ik hier met de Kerst niet s er ben. De huur is te hoog en als ik - imaal in de week kom betalen dan kan t geen bedankje af. U krijgt daar nog i ff van". 1, ar de dove dame slofte door op haar - Jnen muilen met een pot thee voor -1 r en de poezen. Ze hoorde niet eens 3 v eigen sloffen over de marmeren vloer 9 in. - ar bleef Martje toch? - groeten aan Toos, zou hij zeggen. deur ging open en Martje kwam bin- Met rode wangen van het hollen. 1, die Jansen". Kerstpuzzel De kerstpuzzel van dit jaar is een Zweeds kruis woordraadsel. Kenmerk van deze puzzel is dat de omschrijvingen niet naast of onder het dia gram staan, maar in het kruiswoordraadsel. De wijze van oplossen is als volgt: wijst het pijltje naar rechts dan moet het antwoord horizontaal worden ingevuld, wijst het naar beneden dan dient de oplossing verti caal te worden ingevuld. De vraag is: welke uit drukking vormen de let ters uit de vakjes van 1 t/m 35? Wijze van inzenden Schrijf als oplossing al leen de uitdrukking op een briefkaart en zorg ervoor dat deze kaart ui terlijk zondag 4 janu ari in ons bezit is. Zen den naar Redactie Leid- se Courant, Postbus 11, 2300 AA Leiden, onder vermelding van „Kerst puzzel". Prijzen Voor de goede inzendin gen zijn vier prijzen van 75,- beschikbaar. NAAM ADRES doen. Ik kende die man helemaal niet". Plotseling werd partje woedend. „Nie mand vindt het erg dat Jansen weg is. Het is allemaal jullie schuld". Martjes broer Kees kwam net binnen. „Jij hebt Jansen altijd gepest", schreeuwde Martje. „Wat heb ik nou weer gedaan?", riep Kees. Martje holde van alle trappen en greep haar jas van de kapstok. „Ik ga Jan sen zoeken", riep ze naar de verbouwe reerde gezichten die her en der boven balustrade uitstaken. Het trappenhuis was vol van gegons van stemmen. „Martje, blijf hier, zeg ik. Het wordt al donker". Toos stond aarzelend voor haar kamer deur. De groeten van Jansen? Ze probeer- Kleurwedstrijd Wanneer je tijdens de vakantie nu eens geen zin hebt om buiten te spelen is het misschien wel leuk om te gaan kleuren. Je kunt er nog een prijs mee winnen ook! Deze tekening hoort bij „Het verhaal van Jansen". Het doet er niet toe wat voor ma teriaal je gebruikt. Vilt stiften, kleurkrijtjes, kleurpotloden, Wasco, alles mag. Wanneer je zin hebt om de plaat te beplakken, dan mag dat ook. Als je de tekening af hebt, knip haar dan uit, vul het strookje on der de tekening in met je naam, adres, woon plaats, leeftijd en bij jongen/meisje streep je door wat je niet bent. Je doet de tekening en het briefje in een envelop, waarop je linksboven „Kerstkleurwedstrijd" zet. Je stuurt die brief uiterlijk zondag 4 janua ri aan Redactie Leidse Courant, postbus 11, 2300 AA Leiden. Daarna zoekt een jury de mooi ste tekeningen eruit. De winnaars en winnares sen worden dan zo snel mogelijk bekend ge maakt. Veel succes! LEEFTIJD JONGEN/MEISJE WOONPLAATS „En dan kan ik zeker weer met koude voe ten in het souterrain blijven zitten?", riep de jongeman uit. Martje sprong door de gang. „Kunnen we het niet allemaal samen vieren?", riep ze. Wat zegt ze toch?", vroeg de dove dame. En toen Martje dat tien keer had herhaald, zei ze: „Hó ja, ik heb toch net de salon ge stoft". Martje zat de volgende avond naast Jan sen. Ze had haar mooie nieuwe fluwelen jurk aan en Jansen fluisterde dat hij nog nooit zo'n mooie jurk had gezien behalve bij koningskinderen. Aan de andere kant zat Toos te glimmen in het licht van de kaarsen. De dove dame hief het glas. „Ik begrijp niet waar die koude schotels zijn geble ven", zei ze. Jansen knipoogde naar Martje. „Ach", zei hij, „bonte kraaien zijn dol op boerenkool met kip. Zeker met Kerstmis". Ergens kwam Jansen Jansen tegen in de spiegelruit van een café. „Zo", zei Jansen tegen Jansen, „jij wilde dus naar de dieren in het bos? Jij wilde graag een bonte kraal worden? Ik zou maar maken dat ik thuis kwam voordat ze je kamer alweer heeft verhuurd aan een andere Jansen". 'De dove dame stofte de salon, de familie portretten en de kandelaren en ze zong er een kerstliedje bij. Op de trap zat Jansen. Zijn ogen gleden over het donkergroen geverfde trappen huis, over de dikke engeltjes in het pla fond. Over de rode, kale traploper. De koekoek wipte zeven maal uit zijn hokje. De deur ging open en daar stond Martje. En achter Martje aan kwamen haar vader en moeder en toen Toos en de Jongeman. Naar Jansen zoeken is zoeken naar een naald In een hooiberg", zei de jongeman. „Zeg meneer? Heeft u soms een zekere Jansen gezien?". „Ja, die ben ik onderweg wel tegengeko men", lachte Jansen. „Dus u bent Jansen?", zei Toos. „Is die Jansen nu al terug?", vroeg de dove dame die haar hoofd om de hoek van de salon had gestoken. „Ik had hem namelijk willen vragen of hij met mij de kerstmaaltijd wil gebruiken". „Dat had Ik nu ook net willen doen", zei Toos. Poes Dina kwam op het lawaai af en ze keek alsof ze wilde zeggen: „Waar blijft die Jansen met zijn tartaar?" Ze praatten allemaal door elkaar en liepen In optocht naar Jansens kamertje. Op de tafel lag een briefje. „Ik Jansen verklaar hierbij dat ik Martje een tas met spulletjes heb gegeven. De kou hier binnen kan niet erger zijn dan de kou buiten". De jongeman uit het souterrain was ook op het lawaai afgekomen. „Schitterend, het lijkt wel een gedicht. Als ik dat had ge weten dan had ik wel eens een boom met hem opgezet". „Laten we nou gaan zoeken", piepte Toos. De dove dame beklom nog steeds de trap pen om te zien wat er gaande was. Buiten in de natte sneeuw liep Martje en ergens anders liep Jansen. Hij staarde naar de weerspiegeling van de huizen in de gracht. Martje liep langs de winkels. Alle mannetjes met petten op, leken op Jansen. Martjes vader en moeder gingen de ene kant op, Toos en de jongeman de andere. De dove dame stond in de deuropening en haar geluidloze wereld leek plotseling vol rumoer van mensen waar zij zich jaren niets van had aangetrokken. Het is met mij eigenlijk net als met Jansen, dacht ze. Hij was een gemakkelijke huur der. Ik hoop dat ze hem vinden. Als hij te rug komt dan krijgt hij een nieuw kleed en een kachel. En toen slofte ze naar de tele foon. „Ik wilde graag koude schotels bestellen en gebak. Ziet u, ik vier waarschijnlijk de Kerst met Jansen. We zijn allebei alleen, moet u weten". „Wat moet het zijn? Wat mag het kos ten?", herhaalde de stem aan de andere kant van de lijn en tenslotte werd de hoorn neergelegd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 25