Wie in Ierland investeert in heimwee zit gegarandeerd op rozen KILLARNEY De zoemende vogel daalt nu al een kwartier de riemen vast, de sigaretten gedoofd en voorin bij de deur naar de cockpit de bleekste stewardessen op dit ondermaanse, gebogen over de duiten, die zojuist verdiend zijn met de verkoop van accijnsvrij vuurwater maar het eiland van Sint-Patrick en alle heiligen weigert nog steeds zich bloot te geven. Ook op deze decemberavond ligt een winterdeken van mist over vier miljoen leren, vier miljoen rozenkransen, tienduizend kerken en kapellen, duizend dodenakkers, veertigduizend balkende ezels, twee miljoen open haardvuren, honderdenzestig ton weke turf en ontelbare voile aflaten met doorlaatbewijs voor de hemelpoort. Achter de patrijspoorten van de DC 9 zweven grijze banieren, die tranen met tuiten janken op de ruiten; druppels in doodsnood ijlen over het glas, versmelten erv vallen weer uiteen. „Namens gezagvoerder O'Henry wensen wij U een prettig verblijf in Ierland". Het is een welkom dat de buitenlandse bezoeker als een kaakslag treft. V Het vliegtuig is nagenoeg vol. Veel Brit- M se zakenlieden, die zwijgend hun para- 1 plu onder hun stoelzitting hebben ge- legd en sindsdien gedempt met elkaar hebben geconverseerd met behulp van een ingebouwde tabulator, die elk vijfde fS woord tot tweemaal toe stotterend uit fross hun keel liet springen. De rest bestaat had uit leren op pelgrimstocht. Zonder uit- %erd) zondering mannen in vormeloze pakken as met laaghangend kruis, met bordkar tonnen koffertjes en gekerfde stiere- Idige nekken. Ook zij spreken Engels, maar wt dan op de manier van cafébezoekers, daar die tegen sluitingstijd de laatste whisky's te haastig in hun keelgat gie ten, waardoor de meeste klinkers voor tijdig verdrinken en de zinnen gerafeld arter over hun lippen vallen. ime God bless our beloved Ireland. Ze heb- wht 1360 haast want Kerstmis nadert en ze ons willen hoe dan ook op tijd thuis zijn ak". voor de plumpudding, de kalkoen en de guyness, dat verfoeilijke dropwater, waarmee ze de hemel voor enkele uren naar beneden halen. Thuis bij Paddy en John, waar de gele rook van het turfvuur je tegemoet waait, en straks in de kerstnacht wadend door de modder naar de dorpskerk, waar de weeë wierookgeur zich blijvend vast hecht aan natte jassen. En daarna de- kaars voor je raam aansteken, want Maria en Jozef mogen onder geen be ding verdwalen tijdens hun reis naar Bethlehem. Ze zijn jaren geleden weggegaan, ge vlucht van het eiland, waar ze harts tochtelijk verliefd op zijn gebleven. Sindsdien hebben ze wel goed geboerd, maar toch bleven ze het grootste deel van hun tijd op aarde dromen van turf, whisky, guiness en kaarsen. Het zijn verspilde jaren geweest, ze geven het grootmoedig toe, maar God begrijpt hen en geeft Zijn pappenheimers een knipoog als bewijs, dat Hij het hun al lang royaal vergeven heeft. Air Lingus, de Ierse luchtvaartmaat schappij doet rondom Kerstmis altijd goede zaken, want wie in heimwee in vesteert, zit op rozen. Op een grijze de cemberavond komen ze gegarandeerd terug, de tienduizenden spijtoptanten, die Ierland eens de rug hebben toege keerd. Ze komen uit zee als radeloze lemmingen en ze kussen de doorweekte grond, die voor hen even heilig is als voor paus Wojtyla, die ze op hun televi sieschermen met tranen in de ogen hebben zien neerdalen. En bij die gele genheid hebben ze de longen weer eens uit hun lijf gezongen van Ave Maria tot de Rose of Tralee en A "nation once again want die witte verschij ning op een zomerdag in 1979 was voor hen het bewijs, dat God Zijn oogappels niet laat versukkelen. Merel Voordat hij begint aan de autotocht rs naar Lis Ard House Hotel in Skibbereen slaat Joe °'Reil|y 600 breed uitgemeten raia kruis en daarbij kijkt hij naar het dash- an board van zijn wagen, waar een fluores- net cerende Moeder Maagd met twee schroeven naast de sigaretteaansteker is gemonteerd. Maria schenkt een glim lach retour. Dezelfde glimlach, waarmee ze indertijd in de plasticfabriek uit de 9 machine is verrezen. Buiten Cork begint det joe gelijk te zingen met een stem als "at een kerkorgel die het geruis van de mo tor royaal overstemt. En over zijn °°r schouder roept hij tussen twee couplet jeten door: „leren zingen altijd. Iedere Ier, neem dat van mij aan, heeft een merel in zijn hart. Een ander jankt, als hij ver driet heeft, maar wij leren hebben geen tranen meer over. Onze tranen liggen ,f begraven naast de miljoenen, die de n hongersnoden en de vrijheidsoorlogen niet hebben overleefd. Honderd jaar geleden had dit land nog negen miljoen inwoners. Nu zijn het er krap vier mil joen. Als je op dat dieptepunt bent aan gekomen, heeft het alleen nog maar zin om te zingen. Het is immers een groot geluk tot de overlevenden te behoren". O'Reilly, die als een missionaris de va kantiemogelijkheden van zijn land pre dikt aan eenieder, die wil horen en voe- len, wat het is om in het aards paradijs te zijn, is enkele maanden geleden in Pa Rome op bezoek geweest bij Paus Woj- iar tyla en is er nog steeds niet ten volle 'in van bekomen. „Die Poolse gewelde- 35 naar", zegt hij, „heeft precies begre- l0- pen, wat wij leren nodig hebben. Het r0~ Ierse volk bestaat uit boeren, die eeu- a/- wen door de Engelsen zijn gekneveld. ,n~ Onder hun bestuur hadden we geen ei- tjo gen land, nauwelijks vee, geen stem- lat recht en geen onderwijs. Maar wat de *ol Brit niet van ons af kon pakken, was 9 onze fantasie en ons geloof. Wij leren W- hebben danige moeite met de werke- 00 lijkheid en vluchten, als we maar even 'O- de kans krijgen, in de veilige omarming d- van sprookjesvertellers. Het woord »/»- overleeft alle rijkdommen van deze aar- 'S- de. En een lied, door mensen gezongen, ns blijft langer bewaard dan het lied van »/>'- de vogels". Zo Op je weg door het verpletterend mooie Ierland la veer je voortdurend tussen de ezels en de koeien, die hier de voornaamste weggebruikers zijn. „Onthoud dat voor eens en voor-'altijd: van ons wordt beweerd, dat we room ser zijn dan de paus. En dat klopt nog ook. Want zonder ons geloof betekenen we niks en zijn we verloren. Het geloof doordesemt ons leven en ons land en is een onmisbaar onderdeel geworden van de politieke machinerie in Ierland. Noem het voor mijn part een vlucht. Maar bedenk dan wel, dat het voor ons een vlucht is naar de enige zekerheid, die wij nog hebben". Grijze kerken De weg, die O'Reilly voor ons heeft ge markeerd, leidt van de ene begraaf plaats naar de andere. Van Cork naar Skibbereen en vandaar naar Kenmare en het schiereiland Iveragh en verder langs Moll's Gap naar Killarney, Bantry, Limmerick en Dingle. Overal in het intens groene landschap staan grijze zerken met namen, die door de aanhou dende regen zijn uitgewist. Op de gra ven liggen tuiltjes plastic bloemen on der hevig transpirerende plastic koepel tjes: gebaksdozen voor ontslapenen. Op het vliegveld van Cork had manager Gerry Holahan na de tweede whisky al verteld, dat je een Ier alles kunt verko pen, als het de doden maar ten goede komt. Uit voorraad leverde hij ook Kelti sche sagen, die hij opdiende met een frisse roomse dipsaus erbij. „Heb ik je dat verhaal al verteld van Daniel Crow ley, die kistenmaker was in Cork en geen tijd had om aan trouwen te den ken? Op een dag moest hij een kist af leveren in een huis in de stad, waar drie oude vrijsters de dodenwacht hadden betrokken bij hun gestorven vader. Spontaan begon hij met hen mee te jammeren en dat viel blijkbaar in goede aarde, want prompt kreeg hij van een van de drie dochters een huwelijksaan zoek. Maar hij schudde zijn hoofd en antwoordde: „Er is geen vrpuw, die kle ren draagt en die ik zou willen trouwen. Er is geen vrouw met wie ik bereid ben mijn brood te delen". De afgewezen vrijster onstak daarop in woede en riep: „Daar zul je spijt van krijgen, ouwe. Je zou royaal de grootva der van mijn kind kunnen zijn. Maar jij denkt alleen aan de doden en verdient aan ze". „Daar heb je gelijk in", mompelde Crowley, „ik geef verre de voorkeur aan doden boven levenden. Vooral als ik jou aankijk. Aan de levenden kan ik penny verdienen, want die hebben kisten nodig". Daarop liep Crowley naar buiten en riep: „Mannen, vrouwen en kinderen, soldaten, matrozen en maitresses, voor wie ik in de loop der jaren kisten heb getimmerd. Horen jullie me? Ik nodig jullie allemaal uit voor een groot feest, dat ik vanavond bij me thuis geef". Op weg naar zijn huis kocht hij in de pub van Tim O'Conner een literfles whisky en toen hij zijn woning naderde zag hij, dat de winkelluiken geopend waren en daarachter brandden de kaar sen. Toen hij bij de drempel was kwam er iemand naar hem toe, die hij van vroeger meende te kennen. „Weet je nog wie ik ben?", vroeg de man. „Moet ik je dan kennen?", zei Crowley aarze lend. De man lachte en riep: „God, wat ben jij vergeetachtig geworden. Ik ben Samuel Folley. Ik ben de eerste, voor wie je een kist getimmerd hebt. Hon derdendertig pond vroeg je ervoor, vui le oplichter". „Kom, het ismu niet de tijd om praatjes te verkopen", zei een vrouw met nog maar weinig vlees op haar botten, „la ten we dansen". En ze trok Crowley mee naar het midden van de winkel en begon aan een polka. „Ik kan me niet herinneren, dat ik je permissie heb gegeven om met mijn vrouw te dansen", hoorde Crowley even later achter zich schreeuwen en toen hij omkeek zag hij een reus van een kerel met een gelig glanzende schedel, die dreigend op hem afkwam. Crowley kon nog maar net de vuistslag van de man "ontwijken en raakte daarbij diens hoofd, dat als een stuiter uit het putje van zijn nek wipte en geluidloos naar een hoek van de winkel rolde. Daarop verloor Crowley het bewustzijn. De volgende dag vand zijn meester knecht hem onder de werkbank. Naast hem lag een lege fles. Crowley had vuurrode striemen op zijn armen en op zijn.gezicht en in zijn hals waren sporen van geronnen bloed zichtbaar. „Meneer Crowley", riep de knecht, „wat is er in 's hemelsnaam met U ge beurd?" „Ik kan het me niet meer herinneren", stamelde Crowley, „misschien heb ik gisteravond iets te veel gedronken. Dat zal de oorzaak zijn". Over zijn nachtelij ke ontmoeting met de doden van Cork zweeg hij wijselijk. Hij was niet van plan om zich door hen te laten kisten". Druipneus Waar Ierland eindigt, in het verre wes ten, ligt de punt van Europa. Een druip neus in zee, ontveld en gehavend. Op weg naar dat einde van een werelddeel, ben je de laatste kilometers begeleid door kale, grijze bergen, roerloze kud des olifanten met gladde ruggen, de stomme, gepolijste koppen diep in de natte aarde gestoken. Daarna ook de li chamen. Bergen worden heuvels, heu vels molshopen en als tenslotte het land aan het einde van zijn latijn is en sierft is er alleen nog wier over. En rotsblok ken, holle kiezen, door de eeuwenlange zwanezang van de oceaan tot bijlen ge slepen. Op dat moment besef je pas, dat je het laatste uur geen kerkhoven meer bent gepasseerd. Achter Dingle is het land uitgestorven en vindt zelfs de dood geen handel meer. Alleen een Ier, die in zijn bloed de een zaamheid en de armoe van eeuwen voelt kloppen, houdt het in die streek uit. Hij graaft het losse, verraderlijke veen meter voor meter af, voedt zijn ezel en drinkt zelf twee keer per i zijn pint guiness in de Krugerbar ergens® diep in de oneindigheid, waar hij kletst 1 met de mannen, die hetzelfde loodzwa re juk dragen. Hij droomt en zwamt, zwetst en zevert, zuipt zich een vlucht weg naar de duisternis van de slaap, die hier de taak heeft van een heilsol daat. De nacht teert behoedzaam de schrikwekkende contouren weg. En wat er morgen komt is nu niet van belang. Nu nog niet. Eerst moet er gedronken worden. Op niets. Op niemand. Een glas zonder op dracht, een dronkenschap zonder be vrijding. Want Guiness geeft nooit recht op een volle aflaat, maar schenkt slechts uitstel van het stervensuur. Vogelvrij Dat is het schiereiland achter Dingle: eenstreek, die je treft als een zweep slag. Arm als een kerkrat, romantisch genoeg om als decor voor een succes film als „Ryans dochter" te dienen, ge lovig, tot de dood er op volgt. Een land dat zich heeft volgezogen met de lucht van donker, schraal bier, whisky en turf. Een land, dat voortdurend boet voor zonden, die het godsonmogelijk bedre ven kan hebben. Dat lijdt onder de ge rechtigheid, die voor de meeste leren niet is weggelegd. Je rijdt er verbijsterd doorheen. Lave rend tussen de ezels en de koeien, die hier de voornaamste weggebruikers zijn. De ezels zijn heer en meester en beschouwen het leven als één lange, geprolongeerde snipperdag. Ze kijken je van opzij aan met een dromerige blik, die al het menselijk gesappel al genade loos ontmaskerd heeft. Wie als ezel in de streek achter Dingle leeft, heeft ver reweg het beste deel van de schepping verkoren. Oorlog en vrede, gebonden in één groene prachtband. In de bar van Paddy, waar de zee bij hoogtij tot aan de tapkast kruipt en de vloer altijd vochtig is, alsof de stamgas ten hun behoeften vrijelijk de loop la ten, hangt tussen de flessen een oor konde van de paus, waarop in sierlijke letters gecalligrafeerd is, dat de Konin gin van de Allerheiligste Rozenkrans Paddy en zijn huisgenoten en voorts alle leren ter land, ter zee of waar ook op aarde, beschermen zal tegen de in fluisteringen van de duivel. Paddy grijnst naar schatting 32 roestbruine tanden en kiezen bloot, als hem ge vraagd wordt, of die aanbeveling inmid dels al geholpen heeft. „Dit blijft een vreemd land", zegt hij verontschuldi gend, „dit is een land vol sherifs, maar zonder onderdanen. De paus is een goeie man. Ik heb ook gejankt toen ik hem op de televisie zag, maar hij moest uit Ierland komen en niet uit Polen". Achter hem dreint de vijfde van Beetho ven uit een aamborstige luidspreker. George Bernard Shaw Tegen sluitingstijd wankelt een man in onze richting, die van verre vraagt, of we George Bernard Shaw hebben gele zen en Oscar Wilde en James Joyce. Daarna begint hij hortend flarden uit het werk van Samuel Becket te citeren. De anderen in de pub klappen ritmisch mee. De man zuigt na enkele minuten op nieuw zijn longen vol en roept: „Ierland is een paradijs voor schrijvers. Want wij leren weten, dat woorden het enige is, wat ze niet van je af kunnen pakken. Kent U het werk van Yeats en van Bren dan Behan? Ah, dat is ook zo schitte rend. Dat moet u beslist lezen. Want dan gaat er een wereld voor u open". Hij pakt zijn glas van de tap en maakt een paar danspassen. „En Sibelius", roept hij, „dat is muziek, die past bij ons land. Zwaar op de hand, maar mooi. En Grieg. Grieg kan er ook wat van. Wat een geluk, dat God mijn huis hier heeft gebouwd". Het is inmiddels al over elven. De hoog ste tijd. Eén voor één verdwijnen ze in het donkere gat, waar wind en regen vrij spel hebben. Ze zwaaien luidruchtig door de hellende straten van hun dorp, dat op geen enkele landkaart voorkomt. Dertig huizen, een dichtgeslibde haven, drie kroegen, een lekkendé kerk en een beeld van de Moeder Maagd, dat met blinde ogen naar de hemel staart. Om half twaalf die avond is de'dorps straat verlaten en zijn de lichten achter de vensters gedoofd. Beneden bij de haven brult de oceaan zijn onbehagen uit tegen de Schepper van hemel en aarde, die geen krimp geeft. Ook Maria en Maria Magdalena, die onder het enorme kruis op de scheiding van water en land waken, zijn uiterlijk onbewogen. In afwachting van de nieuwe dag wordt in dertig huizen onder de wijwaterbak jes met verdorde palmtakken zwaar en uitzichtloos gedroomd van hel en ver doemenis. Oh God, bless Your beloved Ireland. LEO THURING FOTO'S: FRANS SANDBERGEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 23