Gotthilf Fischer houdt de voerbak laag BETHLEHEM LESSEN IN GASIURUHEID wij hem Gotthilf noemen". Het werd een jongen, hij groeide op en besloot in arren moede onderwijzer te worden (zijn moeder jubelde: „Eindelijk iets fatsoenlijks") en de zaak leek in orde. Leek, want vader Gottiob Fischer (zo origineel was „Gotthilf" dus ook weer niet ondanks de barensnoden) kende het verlangen in het hart van zijn zoon. Hijzelf was reuze muzikaal „en zoiets ban je niet zo maar uit". Fischer junior ging door met dirigeren, werd steeds populairder en zijn koren groeiden in aantal. Nu, vierendertig Kerstmissen later, tellen de Fischerchöre dertien eigen verenigingen (totaal aantal leden 2500) en een dikke veertig Partnerchöre, die ook alle de naam Fischer dragen. Bijbeldik credo Inmiddels is Gotthilf (52) de „bekendste man" van Duitsland geworden („Ik heb Helmut Schmidt van de eerste plaats verdrongen"), zijn er maar liefst zes miljoen elpees van de Fischerianen verkocht en klinkt zijn boodschap tot in het Vaticaan en het Witte Huis door: „Vrede zij deze wereld beschoren". Paus Johannes Paulus II zei ervan: „U levert een bijdrage tot een goede verstandhouding onder de volkeren en tot de vredesgedachte in de wereld." en aan Jimmy Carter werd Gotthilfs „Friedensmesse" opgedragen. Het thema vrede laat Fischer niet los, het is inmiddels uitgegroeid tot een bijbeldik credo. „Wij zingen vrede in de harten van de mensen. Ze voelen dat wij echt menen wat wij zingen. Daarom komen onze programma's zo goed over. Ik voel het als mijn opdracht om de vredesboodschap overal uit te dragen. Ik denk, dat juist zingen daarvoor hét middel is. Eén lied kan meer waard zijn dan duizend politieke gesprekken. Hebt u ooit een liefhebber van koorzang met spandoeken zien lopen? Zangers en zangeressen zijn gelukkige mensen". Fischer is zonder twijfel een drukbezet man. Een willekeurige blik in z'n agenda: 6.00 uur: opstaan; 6.30 uur: vertrek vliegveld Stuttgart; 7.30 uur: vlucht 413 naar Berlijn; 10.00 tot 14.00 uur: besprekingen over tv- opnamen; 15.00 uur: retourvlucht Stuttgart; 17.00 tot 23.00 uur: koorrepetities; 24.00 uur: slapen. Dergelijke dagen rijgen zich aaneen, slechts onderbroken door de (veelvuldige) concertreizen. Vakantie kent Fischer niet. „Wij plannen de langere tournees in de schoolvakanties. Dat moet wel, want mijn mensen moeten natuurlijk vrij zijn". Kosten Er komt heel wat voor kijken om „het grootste koor ter wereld" (lievelingsslogan van het Fischer-imperium) reisvaardig te krijgen. Maanden tevoren worden de eerste contacten gelegd, besprekingen gevoerd en kostenberekeningen gemaakt. Dit laatste is meestal het teerste punt van de hele organisatie. Komen de centen rond, dan gaat het feest door, anders. Het vijfdaagse bliksembezoek aan Jimmy Carter en Washington kostte bijna anderhalf miljoen gulden. Een driedaagse reis naar Nederland komt al gauw op anderhalve ton. Fischer: „Ik zeg wel eens schertsend: één sanitaire stop langs de Autobahn kost ons tienduizend mark. Het publiek denkt nooit aan de organisatorische problemen. Die zien ons op het toneel staan en hebben een „prachtige avond" en zo hoort het natuurlijk ook. Wie echter in de Fischerkeuken kijkt, merkt spoedig hoeveel risico's er genomen moeten worden om het feestmaal aan te bieden". Muzikaal gesproken is Gotthilf Fischer autodidact. „Dat kun je wel horen", zeggen zijn eerder aangehaalde tegenstanders. „Zangtechnisch valt er heel wat op de Fischerchöre aan te merken en de composities van Fischer zelf lijken .ook al nergens naar: romantisch pathetisch, bombastisch en zonder inhoud". Gotthilf heeft geen moeite met deze onvervalste aantijgingen: „Ach, wat heet. Ik ga nooit met zulke mensen in discussie. Dat acht ik tijd verknoeien. Natuurlijk weet ik wel, dat er van alles te verbeteren valt. Als ik mijn honderd beste stemmen bij eikaar zou zetten, had ik een geweldig koor. Maar dan schiet ik het doel voorbij om met zoveel mogelijk mensen de vreugde van het samenzingen te beleven. Daarom passen wij ook geen voorselectie toe. ledereen met een onbesproken gedrag kan lid van een Fischerchor worden". Duitse volkslied Voor 1981 heeft „der Beutelsbacher Elvis" (plaatselijke bijnaam) al weer vele plannen gemaakt. „In de picture blijven", lijkt z'n sterkste troef. „Wij gaan 1981 uitroepen tot het jaar van het Duitse volkslied. Onze taal kent zulke prachtige liederen. Helaas raken ze zoetjesaan in het vergeetboek. Ik heb onlangs proeven genomen met mijn kinderkoren. Het bleek dat men van de twintig aangeboden liederen er maar twee kende. Dat is eeuwig zonde. De Fischerchöre gaan zich nu inzetten om te proberen te redden wat er nog te redden valt. Naar mijn mening komt er een tijd dat de mensen dit erfgoed der vaderen wel met de blote handen uit de bodem zouden willen graven, als het nog zou kunnen". Typerend voor Fischer, dergelijke uitspraken. Net als: „Een goede staat opbouwen begint bij evenwichtige gezinnen" en „Alle huidskleuren moeten een Duits lied kunnen zingen. Op het ogenblik heeft het Engels te veel de overhand". Of: „Zolang ik de leiding heb, zullen de Fischerchöre blijven bloeien". „Stoppen? Nooit! Of ik zou wegens ziekte uitgeschakeld moeten worden. Oud worden merk je niet in dit vak. Daar heb je gewoon geen tijd voor. Trouwens, Adenauer werd op z'n tachtigste nog bondskanselier en Robert Stolz keek toen hij negentig was nog naar de vrouwen. Ik heb mensen op m'n koren, die ver in de zeventig zijn. Dat is het beste bewijs dat zingen jong houdt". HERMANN HOOGAKKER BEUTELSBACH „Gotthilf Fischer is een klasse apart", zegt blonde Gretl. In haar veelgebruikt paspoort staat (nog maar pas) huisvrouw. Toch laat ze graag haar kersverse echtgenoot zo nu en dan in de steek om overal ter wereld, samen met duizend anderen, het wonder van de Fischerchöre mee te beleven. En „der alte Onkel Otto" is ook van de partij. „Voor mij is dit koor een elixer", meent hij, „ik leef op de wekelijkse repetitieavonden. Moe worden van de vele en lange concertreizen? Hoe komt u er bij? Het geeft mij nieuwe kracht, vreugde en levensmoed". Het is allemaal begonnen met Kerstmis, in Zwabenland, omgeving Stuttgart. Deizisau heette het plaatsje waar de piepjonge Gotthilf in 1946 voor het eerst de dirigeerstok hief om het plaatselijke kerkkoor door de kerstdagen te manoeuvreren. De „echte" dirigent zat in krijgsgevangenschap, vandaar. Gotthilf viel in de smaak. Zijn charme sloeg aan, evenals zijn discipline. Spoedig had hij vijf koren, die alle hun jaarlijks hoogtepunt beleefden rondom de toen nog schaars verlichte kerstbomen. Fischer wist hoe hij zijn toehoorders kon bekoren. Met „O Tannenbaum", „Kling Glöckchen kling" en (o, onvergetelijke bestseller) „Stille Nacht". Bestrijders Nu is Kerst bij uitstek een feest om de voerbak laag te houden. Dat is het punt niet, maar Gotthilf Fischer heeft deze gewoonte nooit meer afgeleerd, zo zeggen zijn bestrijders. En die heeft hij. Reken maar. Met name in de officiële muziekwereld. „In de middelmatige muziekwereld", corrigeert hij ons in zijn werkelijk schitterende (duurder dan een miljoen) woning in Beutelsbach, zo'n twintig kilometer buiten Stuttgart. „De groten hebben geen enkele moeite met mij en mijn muziek. Een Robert Stolz bij zijn leven, Bernstein en Ferdinant Leitner, die zeggen: „Gotthilf, wat jij doet is geweldig". De middelmatigen zijn de gevaarlijkste mensen ter wereld. Zij proberen alleen de poten onder iemands stoel weg te zagen, zonder dat ze zelf iets kunnen. Ik heb altijd de top willen bereiken. Mijn grootste wens was musicus te worden, maar moeder was daar fel op tegen. Musici zijn lui, drankzuchtig en gek op vrouwen, zei ze altijd. Wij zullen ons brood in het zweet des aanschijns moeten verdienen". Gotthilfs geboorte was een dubbeltje op z'n kant. Er was geen dokter aanwezig en ook de vroedvrouw liet het afweten. Vader en moeder baden en baden, tot de laatste het bewustzijn verloor. Vader ging stilletjes alleen door en hij beloofde: „Als u ons het kind schenkt, o Heer, en als het dan een jongen mocht zijn, dan zullen STILLE NACHT UIT DUIZEND KELEN HELMUT SCHÖN: „Ik noem jou Gott-half" Internationale bekendheid kregen de Fischerchöre in 1974. In miljoenen huiskamers verschenen de zangers en zangeressen van Gotthilf toen als voorprogramma van de finale om het wereldkampioenschap voetbal. Plaats van handeling: het Olympiastadion in München. Totale kosten van dit optreden: driehonderdduizend gulden. Fischer verscheen in het stadion met 1500 vocalisten: 800 volwassenen en 700 kinderen, in hun bagage ettelijke figuren en danspassen en toepasselijke liederen voor de finalisten: Song of Joy" voor het Duitse elftal en (hoe zou het anders kunnen) Tulpen aus Amsterdam" voor de Nederlanders. Het laatste lied is inmiddels uitgegroeid tot een superhit. Elk optreden in Nederland wordt er steevast mee besloten. „Het was een geweldig succes", zegt Fischer, „ga maar na, ruim een miljard televisiekijkers heeft ons toen gezien en gehoord. Reken maar dat we dat gemerkt hebben. Overal in de wereld kwam er vraag naar onze grammofoonplaten en sindsdien zijn de Fischerchöre niet meer van het wereldtoneel verdwenen". Fischer heeft een duidelijk oordeel over de wedstrijd zelf: Eerlijk gezegd vind ik dat Nederland had moeten winnen. Jullie ploeg speelde briljant, wezenlijk beter dan unsere Mannschaft". Alleen na die snelle goal leek het alsof de Nederlanders in slaap sukkelden en dat had natuurlijk nooit mogen gebeuren". Een aardige anekdote in dit verband: vlak voor de aftrap zei de toenmalige Duitse bondscoach Helmut Schön tegen Fischer: „Als mijn elftal vandaag wint, noem ik jou in het vervolg Gott- half". Fischer: „Na die tijd hebben we elkaar heel vaak ontmoet. Schön heeft woord gehouden, want hij heeft zich sindsdien nooit versproken twee boerenfamilies Bethlehem in gebruik hadden en de bena ming kasteel vervan gen was door hoeve. Mesthopen op de bin nenplaats, stallen en schuren in de vleugels. Nog maar kort geleden was dat, tot in 1953 toe. Aankoop door de Stichting Hogere Ho telschool op dat tijd stip pas bracht het jammerlijke verval tot staan. Verval. Vanaf 1941 bralde de Nationale Jeugdstorm zijn „Hei! Hitier" op tegen de muren van Bethlehem waar het zijn centrum had gevestigd. En toen die pest verdreven was, wist helemaal nie mand meer wat aan te vangen met het kas teel. Ten einde raad richtte men het perkje in als speeltuin voor de kinderen uit de buurt. En In de gebouwen Gotthilf Fischer: „Hebt u ooit een liefhebber van koorzang met spandoeken zien lopen?" Op het Sint-Pie tersplein wacht Gotthilf Fischer (midden) tot de paus ook hem de hand zal schud den en hem zal toevoegen: „U le vert met uw koor een wezenlijke bijdrage tot de vredesgedachte in dè wereld". Onder: Er zijn maar liefst zes miljoen elpees van de Fischeria nen verkocht. Applaus in Sint-Pieter Onze grootste successen zijn ongetwijfeld de reis naar Rome geweest en het optreden in Washington voor Jimmy Carter. Het enthousiasme van toen valt nauwelijks te beschrijven. Voor Rome hadden we een speciale trein afgehuurd, we reisden tenslotte met achthonderd mensen. Alleen die trein kostte ons al een vermogen". „Vlak voor de Brenner pas raakten we in een sneeuwstorm. Iets verder moesten we stoppen. Door een aardverschuiving was het spoor versperd. Uren moesten we wachten. Onze proviand raakte op, de verwarming viel uit, maar niemand was in paniek". „Zesentwintig uur later liepen we Rome binnen. Op het station zongen we: „So ein Tag, so wunderschön wie heute". In de Sint-Pieter gaven we een concert, waarbij ook de paus aanwezig was. Na afloop van het koraal „Gross ist dein Name, gross ist deine Gnade" (ik had dat stuk speciaal voor de paus gecomponeerd) barstte er een geweldig applaus los. Dit was nog nooit eerder gebeurd in deze kerk". „Ook onze Amerikaanse trip was een geweldige belevenis. We zongen op de trappen van het Kapitool, in een kathedraal in Washington (daar voerden we mijn Friedensmesseuit) en tijdens de afscheidswedstrijd van Franz Beckenbauer bij de New York Cosmos". Voor mij was de ontmoeting met Jimmy Carter een absoluut hoogtepunt. We hebben geruime tijd gesproken over mijn muziek. Ik kreeg echt het gevoel dat Carter geïnteresseerd was In ons werk. Het was zeker geen beleefdheidsbezoek". burcht het uithangbord Bethlehemschroe ven en daar bengelt het nu al weer driehon derd jaar. Eronder staat een deur uitnodi gend open. Zal dus de Ingang zijn, denk je. Het wantrouwen stijgt echter naarmate de achterliggende wentel trap verder daalt, en wordt bewaarheio wanneer je je kop stoot aan de gewelven van de wijnkelder die hier is aangelegd door de Hogere Hotelschool Maastricht, huidige ei genaar van Bethlehem. Verkeerd. De echte receptie blijkt zich te bevinden in een glazen complex dat architectonisch nogal hinderlijk aan het kasteeltje paalt. Het geurt er naar wild- gerechten, geheel in de geest van het sei zoen, want de leerlin gen bekwamen zich in het op tafel brengen Van een kerstmenu. Het Bijbelse Bethle hem was ongastvrij, gelijk we uit Lucas 2:7 weten. Het Limburgse Bethlehem daarente gen geeft lessen in gastvrijheid. Maar in de omringende lan dau wen van de heer lijkheid is het wild niet afgeschoten dat te geuren staat. Het komt van de poelier. Maas tricht is in de vorm van zijn voorwijk Limmel opgerukt tot aan de stoep van Bethlehem. Geen haas kan er zijn achterste nog keren. Pal over het parkje achter het kasteel loopt de ontsierende notenbalk van een hoogspanningsleiding. En het is nog een won der dat het parkje be staat. De Nederlandse huisvestte de directie van de Sphinx een bekende fabriek van aardewerk, weet u wel zijn Italiaanse gast- arbeidsters. Hoe de Sphinx aan Bethlehem kwam, is een ander, ouder en aardiger ver haal. We schrijven dan tweede helft vorige eeuw en hebben het over de toenmalige di recteur van de fabriek, kortweg „de oude heer Regout" geheten. Ze ven kinderen bezat deze patriarch en hij besloot in zijn rijkdom ze allemaal een kasteel mee te geven. Zeven kastelen maakte dat dus. Afrekenen, ober. Zo werd kleindochter Stevens-Regout de laatste slotvrouwe van Bethlehem. Gezien de stijgende kasteelkos- ten kan ze haar opa nauwelijks dankbaar zijn geweest voor zijn generositeit. In 1935 was het voorgoed ge daan met de aristocra tische glorie. Schraal hans werd keuken meester en het pitje ging op laag. Totdat de Hogere Hotelschool met zijn blaasbalg kwam en het wild braad weer tot geuren bracht. Plus een mo derator (geestelijk ad viseur voor de studen ten) aantrok die pas toor was In nergens anders dan het nabij gelegen Nazareth. Zo werd de cirkel in het Limburgse Bethlehem toch nog rond. PIET VAN MUIDEN Gotthilf: „Voor mij was de ontmoeting met Jimmy Carter een abso luut hoogtepunt. Het was zeker geen beleefdheidsbezoek". Het wildbraad geurt weer in het Limburgse Bethlehem. Spoorwegen wilden er na de oorlog serieus een rangeerterrein van maken. Nu denderen de treinen op de ach tergrond, redelijk on zichtbaar, maar wet dwars door de arcadi sche sfeer heen zoals Edmund Nicolas die heeft geschilderd in zijn verrukkelijke, op de kastelen Jeruzalem en Bethlehem geïnspi reerde roman „De Heer van Jericho". In de donjon (zware to ren, die de kern vorm de van vele midde leeuwse kastelen) van Bethlehem die uit 1284 stamt, zetelt het be stuur van het studen tencorps der toekom stige horeca-mana- gers. De ridderzaal met zijn hoge dak van balken is soos. Niet eens zo'n verschrikke lijke ontluistering, want hij heeft wel als hooi zolder gediend toen Slechts de vage scha kering van enkele kloostermoppen in de witgekalkte muren en het geometrische pa troon van fletse Maas keien op de binnen plaats herinneren aan de tijd dat het Lim burgse Bethlehem nog Limmale heette. Die naamsverandering ging zo. Een telg uit het geslacht Pruyn dat In de buurt een be scheiden edelmans- huls bewoonde, toog ter bedevaart naar het Heilige Land en doop te na terugkeer zijn stêe om tot „Jeruza lem". Dit nu liet de Heer van Limmale niet op zich zitten. Prompt deed hij aan zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 22