'Kerstgeschenk' uit handen van TopNaeffen regisseur Aart Staartjes Altijd Kerstmis voor Jos Brink Seth op kerstavond tussen Emmer en de Kribbe Als getuigen van een verkeersongeluk raakten Nannie en Koen aan de praat over het onherroepelijke van de dood en over de weinige vertrouwdheid daarmee van de volwassenen in hun omgeving. Aan zijn capaciteit als cabaretier voegt Seth Gaaikema een fikse dosis adoratie toe voor de grijze meester in zijn vak: Wim Kan. Hij heeft zelfs diens manieren overgenomen. Gewapend met een schaar en met de sporen van inspiratie op zijn gezicht dook hij dezer dagen nog de studio in om zijn kerstshow op tv vanavond aan de jongste ontwikkelingen aan te passen. Bij Veronica op Nederland II kan de kijker van 20.20 tot 21.30 uur constateren, dat hij daarbij in tegenstelling tot zijn aanbeden voorbeeld geen spiekbriefjes gebruikt, maar,spontaan toegeeft aan zijn opwellingen, hier en daar zelfs aan een denderende doordenker. Seth: „Als titel voor mijn kerstshow koos ik „Van Emmer tot de Kribbe" en hiermee bedoel ik wel degelijk Fred of diens collega die die avond het nieuws moet lezen. Mijn programma zit ingeklemd tussen het journaal en de stilte van de eenvoud waarin de mensen zich naar de nachtmis spoeden. Dan ga ik voor het laatst dit jaar de zaal te lijf. Na Kerstmis blaas ik uit in New York en bij het begin van het nieuwe jaar ga ik mijn nieuwe show schrijven, omdat ik op kerstavond definitief afstand doe van wat ik zeg in „Seth nu", mijn show op de buis. Ik schilder hierin een tijdsbeeld, dat ik zinnig-vrolijk wil laten overkomen. Niet de vluchtige vrolijkheid van mensen die wegvluchten, nee, het gaat mij om de bevrijdende lach van medemensen die diep over de dingen hebben nagedacht. De kerstnacht is de meest vreemde nacht van het jaar, in elk geval een gevoelig avondje, waarin zelfs de cafés dicht zijn. Echt een avond om de hardheid van de politiek te toetsen aan het poëtische geheim van de Kerst. Een avond ook om voorgoed van Van Agt af te komen. Je moet niet kankeren op die man. Dat legt hij uit als een aansporing om te blijven zitten. De enige manier om hem kwijt te raken is hem de hemel in te prijzen. Een rijk plekje voor hem na al die zorgen om zuinig te zijn". Seth kon niet precies zeggen wat hij allemaal in zijn tv- show doet. Verklaart hij: „Ik weet wel wat ik er in stop, maar nog niet wat ik er op het laatste moment weer uitknip". Een kerstshow als een knipwerkje. Hij vindt het heerlijk om met zijn publiek te praten. Dat zou je niet zeggen als je hem stuurs over straat ziet lopen, verscholen achter een fondsbrilletje. Je moet maar denken, dat hij dan is wat hij zich vooral voelt: een schrijver, een man van het woord, die loopt te peinzen hoe hij het vanavond weer eens zal vertellen. Toch altijd verrassend, omdat hij herderlijke vermaningen afwisselt met humoristische vuurpijlen: „Als twee mannen goed met elkaar kunnen opschieten, heet dat homofiel. Als ze op elkaar schieten, noemen we dat Unifier. Zijn leven, zegt hij, wordt bepaald door twee erfelijke doorgevers, van twee zijden een grootvader. De een was een Groningse boer met zijn beide poten hecht in de Groningse klei, de ander een licht bezielde Arameen, die virtuoos van taal zijn dichterlijkheid in zijn nazaten legde. Daar kwam voor Seth nog iets bij. In zijn jonge jaren heeft hij menigmaal een blik mogen werpen in wat hij noemt het dienstkamertje van God. Daarmee doelt hij op het vaderlijk vertrek waar de man zijn preken schreef. Met dat beeld voor ogen rijpen bij Seth de doordenkers. Eén als: „De een heeft het arm, de ander een alarm". Gezien zijn milieu krijgen zijn stof opwerpende woordspelingen al spoedig een theologisch gehalte. Zegt hij in zijn zaalshow: „De katholieken vormen een merkwaardig volkje. Zij onderscheiden zich van de rest van de mensheid doordat zij altijd gelijk hebben". Als Seth hiervan overtuigd is kan de paus het dus ook niet helpen, dat hij onfeilbaar is. Op de tv vanavond zal Seth aanhaken bij de actualiteit, zoals hij in de zaal direct reageerde op de jonge Duitse vrouw Barbara Engl, die sprekend namens de katholieke Duitse jeugd tijdens het bezoek van de paus in afwijking van haar tekst en als gezonden door de hemel grotere vrijheden voor de jeugd bepleitte dan Rome toe kan staan. Seth voegt hier spontaan aan toe, dat het tijd wordt, dat we eens een jonge paus krijgen, een van 25 jaar of zo waarop „een meid verliefd zou kunnen worden". Maar zo werken de hiërarchie van Rome en de leiding van de wereldkerk niet. Die dromerijen van Seth laten zich wel begrijpen. Hij kent het beeld van de jonge, vlotte dominee met een schat van een vrouw en een paar leuke kinderen. Maar levert een ook al door de ellende in zijn land gelouterde Pool niet een mensbeeld op, dat dichter bij de realiteit staat van geloofsgenoten in landen waar de mensenrechten geschonden worden en waar pleinmoeders in het openbaar jammeren om hun knappe zonen van 25, die rechteloos uit het leven zijn weggerukt? Zo zet Seth de mensen aan het denken, ook over Van Agt en Den Uyl, die als roependen in de woestijn hun politiek van de daken roepen. Als Kan pakt hij een stoel erbij om te praten met zijn publiek. Toch zegt Seth, flat hij niet de natuurlijke opvolger van Kan zal zijn: „Het publiek maakte van Kan een Wim Kan. Zo zullen ze van mij ook iets maken. Dan moet je wel, of je wilt of niet. Zoals de geroepene Van Agt, die in een onweer verzeild raakte en bij het vernemen van de „boem" uitriep: „Ja, Heer, ik kom al". Voor zijn musical „Maskerade" kennen we Jos Brink als een typenman. Met even groot gemak als vertoon verplaatst hij zich in de figuur van een typische telg uit een oud adellijk geslacht zowel als in de zwier van een jonge, vurige, woordenrijke minnaar van een meisje dat er wezen mag. Wie zou daar in zijn plaats niet voor voelen? Maar zeker zo gewiekst meet hij zich de rol van grijsaard aan, voorzien van een ferme mondvoorraad aan rijpe en rappe redenaties. Zo'n man met de Kerst in huis, daar kun je alleen maar plezier van hebben, dachten ze bij AVRO-TV. Zo kwam Brink aan zijn eigen show op Tweede Kerstdag op Nederland I om 21.20 uur direct na Telebingo. „Het is altijd Kerstmis", heet die. Zegt Jos: „Ik ben christelijk grootgebracht. Dat schept verplichtingen. Dan kun je niet zomaar met een fluitketel op je hoofd gaan lopen. Kerstmis blijft een zinnig feest en ofschoon ik mijn brood verdien in het amusement, moet ik van zo'n avond iets maken, waarover valt na te denken, waarvan een en ander bij de kijker blijft hangen. Daarom heb ik me op de typen geworpen. Uit de toeloop van mijn musical blijkt, dat de mensen dat waarderen. In mijn tv- show zet ik soorten van mensen neer die op hun eigen manier Kerstmis beleven. Dat hoeft niet per se de keus van de kijkers te zijn. Ik laat het alleen maar zien. Die verschillende mensentypen laat ik teksten zeggen, die passen in het zachte engagement dat men van mij uit ons cabaret Tekstpierement gewend is. Mijn cabareteske kornuit Frank Sanders wierp zich op het artistieke toezicht. Hij laat woord en beweging in elkaar schuiven". Feestelijk mag op Kerstmis en daarom leek het Jos Brink verantwoord om van zijn show een vertoning te makeh, een kijkfestijn. Hij en Frank haalden Lucy de Lange, Simone Kleinsma, Hennie Orrie en Mary Michon erbij, niet vanwege hun engelenhaar, maar om zingend en springend blikkerende ballen te bevestigen in de boom die Jos Brink spraakzaam opzet. Hij spreekt dan bijvoorbeeld door de mond van de kerstboomverkoper, die rijkelijk besprenkeld door sneeuw, zijn levenswandel laat bepalen door ongeregelde handel. In de donkerste maand van het jaar pikt hij zijn kostje op de Veluwe op, groenglanzend naaldwerk gestoken in harsrijk hout. Koukleumen op de hoek van een winderige straat, maar de geur vergoedt veel. Duidelijk een heel ander type dan de in opvallend grijs verpakte multinational-directeur. Die laat de cognac walsen in het glas, wiegelt lichtelijk met het hoofd en praat met een geaffecteerde kropstem. Hij doet zijn collega in de familiekring verslag van het kerstfeest dat hij zijn personeel aanbood. Geen nood, de produktie hoefde er niet onder te lijden, al vallen de feestdagen erg beroerd tegenwoordig, want het in een schone stemming verkerende personeel moet er verplicht een halve snipperdag voor inleveren. Er bestond alle begrip voor, dat hij voor zijn personeel niet zelf chocolademelk schonk, want men mag een vorstin niet naar de kroon steken. „Je had die dankbare smoelen moeten zien", stelt die directeur met een leep lachje vast. Volgt nog wat sociale scherts. Dan floept het studiolicht uit, ebt het beeld weg en treedt weer een ander type in de schijnwerpers, gewapend met een weelde aan woorden. En als het Jos niet is dan wel Frank, die smikkelt en smult van een carameltaart, onderwijl zijn smalend politiek commentaar de wereld inwerpend: „Mens, durf te leven, zoals je bent omgeven door kommer, kwel en ramp. Ontbladeringstechniek? Geef mij maar Anton Pieck. Ik vier mijn eigen welvaart achter mijn carameltaart. En zolang de koek niet op is, krijgen we het voor noppis. De slagroom zit tot in mijn oren, ik kan dus niks meer horen". Daar heeft geen politieke commentator nog van terug. Heel de wereldellende ontleed en samengevat in een hazelnotendop. Zegt Jos, dat hij bij het schrijven van de teksten gemikt heeft op herkenbaar amusement, dat in grote groepen van de bevolking aan moet komen en ook nog zinnige dingen te denken geeft. Het ligt niet in zijn bedoeling, dat de mensen van hun banken rollen van het lachen. Wel wil hij iets moois maken om naar te kijken. Daarvoor liet hij het ballet van Barry Stevens komen en zocht hij Ton Stramrood aan voor de muziek. Luisterde hij ook naar de goede raad van Jos Klinkenberg, die in zijn regie een rijgsel van beelden als gouddraad in de kerstboom op de buis wil brengen. Daarom ook hebben ze er serene zang ingestopt, mooie wijsjes, waarbij Jos Brink zelf nieuwe woorden schreef en die hij ook laat zingen door hetzelfde koor als hem eerder bijstond in zijn musical „A Star is born". Jos Brink: „Als het op het maken van typen aankomt, kun je naar believen overdrijven. Met je zelf de gek steken. Maar willen de kijkers dat met Kerstmis? Dan laat ik liever wat mensen zien zoals ze werkelijk bestaan, zij het duidelijkshalve lichtelijk overdadig aangezet, bijvoorbeeld op het punt van het vercommercialiseren van de Kerst". Hierbij willen Jos en Frank de mens in zijn waarde laten, zoals de oude man, die in het bejaardenhuis mee moet doen aan de kerstzang terwijl hij liever nog een tukje zou willen maken. Geen dwang met Kerstmis dus. Al gaat dit niet op voor tekstschrijver Jos Brink, die zonverbrand in een hoogzomers toeristenoord al kerstgedachten aan zijn schrijfmachine toevertrouwde. De lievige meisjesboeken schrijfster Top Naeff, tóch een naam een halve eeuw geleden, legt het duidelijk af tegen de onverhuldheid van de heden daagse lectuur. Zij schreef in een vlotte stijl en altijd vanuit een visie, zodat je nooit hoefde te raden waar zij eigenlijk heen wilde. Een neiging tot somber heid tekende haar boeken, maar overwegend leende zij oog aan het goede in de mens. Dit laatste kon je volgens haar de jeugd niet vroeg genoeg bij brengen. Bij haar zeiden de va ders altijd zinnige dingen en moeder deed onveranderlijk gezellige dingen. Dit leidde tot een opvoeding waarin verstand en hart op gelukkige wijze in elkaar verstrengelden. Kom daar nu eens om, waar in jeugdlectuur volwassenen wor den omschreven als wezens waar je beter soep van kunt koken. Toch greep de NCRV voor een kerstverhaal op Eerste Kerst dag (Nederland I om 20.20 uur) terug op Top Naeff, een ver haal dat „Kerstgeschenk" heet, maar veeleer een novelle lijkt, een pastel geschetst in zachte tinten. Er gaat een tie nermeisje in dood. Zij weet het en leeft toe naar de dag waar op zij het leven los moet laten. En ook de liefde. Daarover heeft Top Naeff haar lezeres sen niet in het ongewisse gela ten: Nannie: „Ach, halve gare, toe, laat mijn hand los. Stel je voor, dat we iemand uit het dorp te genkomen. Ze kletsen toch al zoveel, bij ons". Koen: „Laat ze maar kletsen. Ons maken ze niks. Ik heb jou en jij hebt mij. Voor altijd en eeuwig". Nannie: „We zijn toch zeker niet verloofd". Koen: „Kan me niks schelen. We gaan ons verloven. Als we oud genoeg zijn. Hè, Nannie? En daarna gaan we trouwen. En krijgen kinderen. Twaalf kinderen of zo iets". Nannie: „O ja, en moeten die dan doopsgezind worden, zoals jij? Of hervormd, zoals ik?" Koen: „Of bijvoorbeeld de jon gens doopsgezind en de meis jes hervormd". Met de gedachte aan wat wacht, dienen zich al de zor gen aan bij die twee verliefden. Zij zullen er samen niet aan toe komen. Top Naeff heeft tragi sche zaken voor hen in petto. Het gaat haar nog niet eens om het meisje, dat voor haar eeuwige reis staat. Eerder om Koen die op Kerstmis een een zame reis maakt naar het zie kenhuis, waar Nannie tot haar uiteindelijk vértrek de uren telt, vertoevend in een zeer serene sfeer, met zorgzame mensen om haar heen die haar eerlijk verteld hebben hoe het er met haar voorstaat. Heel verstan dig allemaal, maar die twee hebben hun eigen wereld. Daar hoort hun argwaan bij tegen de wijze woorden van volwas senen. Zij moeten het samen die weet dat zij moet sterven, was gelukkig met haar Koen (Erik klaren. En daarin ligt de kern van Top Naeffs vertelling, die daardoor ook al weer niet zo heel ver afstaat van de wat vrijmoediger verwoorde jeugd lectuur van vandaag de dag. Daarom leek het de NCRV id om zowel Willem Wilmink als Aart Staartjes aan deze tv- produktie te binden, beiden vertrouwelingen van kinder vriend de Bom en altijd uit op het weerbaarder maken van jeugdigen. Wilmink draagt daarvoor met regelmaat tek sten aan en Staartjes speelt „rare" volwassenen om te la ten zien hoe een vreemd volkje dat eigenlijk is, nadat hij eer der voor de IKON voorlas uit de bijbel alsof hij het over Win- netou had. Wilmink hoefde van de NCRV het oorspronkelijke verhaal niet op de voet te vol- Hij mocht en moest er ook ruimte in scheppen, een vertaling naar deze tijd, of lie ver dat naar boven halen wat tlle tijden als menselijk her kend wordt. En daarmee heeft hij er een tijdeloze vertelling van gemaakt, ook al speelt het duidelijk in de jaren '30 met de economische crisis, het opdoe mende fascisme in de perso nen van enkele NSB'ers en de verbinding van de naderende dood van het meisje met het dreigende gevaar van de oor log in '40. Met de vrijheid die men als lezer heeft om nóg meer uit zulk een verhaal te halen, kan men er zelfs de symboliek in zien van een aardse tegenover een zuivere liefde. Koen krijgt namelijk ook te maken met ene Jopie, een meisje dat bij een verwonding aan haar been zich overgewillig door Koen laat verzorgen. De regie tekent bij deze scène aan: Jopie laat haar been zien. Wat nu komt is nogal recf\t voor zijn raap erotisch, een na tuurlijke en spontane aanra king die in contrast staat tot het veel meer gesublimeerde contact met Nannie. Aart Staartjes: „Dat staat er wel, maar dit is toch niet een scène waar het voor mij om draait. Het gaat mij in dit spel om de levensvraag: hoe ga je om met de dood? Hoe vertel je dat aan opgroeiende kinde ren? Dit verhaal speelt in een heel andere tijd dan de onze, maar op dit gebied zijn er in de afgelopen vijftig jaar geen of weinig vorderingen gemaakt. Men staat er nu nog even on handig mee als in de jaren der tig. In onze beschaving geldt de dood als een taboe. Er be staan beschavingen die er veel vertrouwder mee omgaan. Dat wereldvreemde van de dood, daar gaat het verhaal over, en dat krijgt een nog sterker ac cent doordat het stervende meisje de dochter is van een dominee. Die praat heel dog matisch over wat Nannie moet ondergaan en doorstaan, maar wezenlijk praat hij langs haar heen, zoals ook langs Koen, die voor zijn ogen ziet gebeu ren wat hem van binnen bang maakt, terwijl hij toch tot het laatst gewoon met haar praat, wat een natuurlijk einde vindt in de laatste woorden: „Dag lieve jongen, dag Nannie". Als regisseur hoef je daar niets aan toe te voegen. Mijn in breng is beperkt. Dat heb je altijd met een goed verhaal. Als ik dit schilderkunstig moest omschrijven, zou ik het een aquarel willen noemen, in tere tinten neergezet, teer en intiem tegelijk, omdat het om jonge mensen gaat die op zoek zijn naar de waarden van niet-li- chamelijke zaken. Dit maakt dit verhaal tot een atmosferi sche vertelling. Dat moet je voelbaar laten worden in beel den. Als regisseur sta of val je wel met het kiezen van de juis te acteurs. Ik vind dat ik daarin goed geslaagd ben, niet alleen wat het vertolken van de rollen betreft, maar vooral ook in het bij elkaar plaatsen van de juis te mensen. Een goede acteur en een prima actrice vormen samen niet per se het ideale toneelechtpaar. Het gaat hier bij om mensen die kans zien hun spel op elkaar af te stem men". Zo is Aart erg te spreken over Diane Dobbelman en Erik v.d. Donk, die voor hem het ideale domineespaar neerzetten. Koens ouders Marlies van Alcmaer en Cor v.d. Brink staan er volgens Aart ook goed op. Niet minder gelukkig voelt hij zich met Thera van Homeyer als Nannie. Die leer de hij kennen in de studio bij het inspreken van een kinder strip. Hem trof haar trant van praten, een stem waarin een karakter spreekt, zelfs als doodziek meisje van een grote natuurlijkheid. Voor Koen kon hij beschikken over Erik van 't Wout, die als „Q en Q" van de KRO al bekendheid geniet. Als het brutaaltje Jopie koos hij Marina de Graaf, die zowel in de film „Spetters" als in „Het Debuut" van haar koketterie geen geheim maakte. NCRV-producente Dieke van Waveren wist de weg naar ty pische lokaties. In Zeist liet zij in de voormalige burgemees terswoning vol stijltrekjes de ziekenzaal inrichten. De huise lijke haard van Koen en Nannie vond zij in Hillegom en in Mui- derberg de sportvelden waar Köen een ferm partijtje voetbal speelt. En in restauratieve staat bestaat in Goes, geleid door amateurs, nog de stoom tram Goes-Borssele. In die trein reist Koen naar zijn ster vende Nannie, een trieste tocht, en toch een zinnige be levenis, omdat de stem van zijn hart, meer dan de dienst regeling, hem de weg wijst. Dat boemeltje brengt Koen op zijn bestemming, het zieken huis waar Nannie wacht op haar eeuwige bestemming. In dit kerstspel herscheppen Wil mink en Staartjes het tijds beeld van dit verhaal, maar Top Naeff zelf oversteeg haar tijd in wat zij schreef. Zij liet Nannie vinden wat wij nog zoe ken. TON OLIEMULLER Seth Gaaikema: „Ik vind het heerlijk met mijn publiek te praten". „Je had die dank bare smoelen moe ten zien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 21