Zeeuwen leven al 120 jaar in bittere armoede in Esporito Santo Een deel van de Braziliaanse oostkust-provincie Esplrito Santo. Holanda en Garafao zij niet meer dan gehuchten, die begraven In een immense wildernis. Grotere tegenstelling is nauwelijks mogelijk: westelijk Zeeuws-Vlaanderen en Brazilië. Het schatrijke, bijna Belgische, aan zee en zuidwester ontworstelde landbouwgebied tegenover het schier eindeloze, vaak dorre berglandschap van die gigantische Zuid-Amerikaanse staat, waar keihard werken te vaak onvoldoende is voor schamel brood op de plank. En tóch is er een relatie. Tot stand gebracht halverwege de vorige eeuw, toen zo'n 500 Zeeuwsvlamingen de maandenlange oversteek naar Latijns Amerika waagden, op weg naar een onzekere toekomst, metnaar achteraf voor velen van hen is gebleken—vergeefse hoop op betere tijden. De nakomelingen van die 500 vormen in Brazilië een merkwaardige gemeenschap, die één kenmerk gemeen heeft met het merendeel van de rest van de bevolking: barre armoede. Maar er zijn opvallende verschilpunten: godsdienst, taal en huidskleur. De Braziliaanse Zeeuwen zijn Luthers. De meesten kwamen als hervormden aan, maar zijn later door contacten met Pommeranen.dieinhetrijkebezitwarenvaneen eigenkerk en predikant, Luthers geworden. Zij hebben blond haar en blauwe ogen en spreken behalve het gangbare Portugees een dialect, dat iedere Zeeuwsvlaming direct herkent als het zijne. Geen wonder, want in de beslotenheid van hun eigen gemeenschap is het dialect, dat de 500 landverhuizers rond 1860 meenamen naarhun nieuwe vaderland, opvallend gaaf in tact gebleven. Die Zeeuws-Vlaamse kolonie, die trouwens naar alle waarschijnlijkheid binnen afzienbare tijd als gevolg van de langzamerhand verbeterende onderwijskundige voorzieningen en onder de toenemende invloed van communicatiemedia als radio en televisie geheel in de Braziliaanse „smeltkroes" zal zijn opgelost, is door het thuisfront herontdekt. En dat heeft er weer toe geleid, dat een aantal Zeeuws-Vlamingen zich heeft verenigd in de Stichting Zeebra (Zeeland-Brazilië), die zich ten doel heeft gesteld bij te dragen aan een lotsverbetering van die verre, verpauperde familie. West-Zeeuws-Vlaanderen nu: een aaneenschakeling van giganti sche akkers, die hun vruchtbaarheid ontlenen aan de uit de na bije Noordzee en Westerschelde afkomstige zeeklei en die de streekbevolking alle kans bieden op een stevig belegde boter ham. Een rijk stukje Nederland, dat de verst doorgevoerde land bouwmechanisatie kent, waar het autobezit per inwoner hoger ligt dan in de rest van ons land en waar een stadje als Sluis zich kan beroemen op het hoogste inkomen per inwoner. Dat Is wel eens anders geweest. In de eerste helft van de vorige eeuw bijvoorbeeld (de periode, waarin België zich losmaakte van het noordelijke Nederland maar er niet in slaagde „Staats-Vlaan- deren" mee te krijgen), toen In die Nederlandse uithoek een aardappelziekte een regelrechte catastrofe tot gevolg had en honderden landarbeiders in één klap brodeloos maakte. Ronselaar De ellende in de arbeidersge zinnen, doorgaans gehuisvest in veel te kleine stulpjes die, voor zover ze nog bestaan, te genwoordig hevig in trek zijn als vakantiewoning was niet te overzien. En vreemd is het onder dergelijke omstandighe den niet, dat velen van hen zich vastklampten aan de stro halm, die hun werd voorgehou den door de Antwerpse „ron- selfirma" Steinmann en Co. Steinmann handelde in op dracht van de Braziliaanse grootgrondbezitters, die zaten te springen om goedkope ar beidskrachten, nu de import van slaven van staatswege ver boden was. Hij begon voor deze grootgrondbezitters de Europese markt „af te gra zen". De ronselaars hadden het in de cafés in en rond Oostburg niet moeilijk. Hele families te gelijk lieten zich inschrijven voor de verre reis naar wat zij in hun wanhoop zo'n beetje beschouwden als het beloofde land. In de jaren rond 1860 vertrokken zo'n twaalf schepen uit de Zeeuws-Vlaamse haventjes, voor een acht tot negen maanden durende oversteek, met aan boord (nauwkeuriger: in het ruim) groepen mensen die zich op deze wijze hoopten te kunnen be vrijden uit hun uitzichtloze pariabestaan: brodeloze landarbeiders met hun gezin, vaak hun hele familie, ongehuwde moeders met de baby op de arm, weduwen. Met nauwelijks meer bij zich dan de kleding aan hun lijf én een stuk papier, waarvan de inhoud Izaak Louwers met zijn gezin voor zijn woning: blond haar, blauwe ogen en een dialect dat duizenden kilometers oostelij ker wordt herkend als „puur West-Zeeuws-Vlaams". Het landschap rond Holanda en Garafao is schitterend ertruig, maar biedt in agrarisch opzicht weinig mogelijkheden. hun Jarenlang als een molensteen om de hals bleef hangen: een schuldbekentenis. Want geld om de overtocht te betalen hadden ze niet. Tot diep in de twintiger Jaren van onze eeuw Is er niets meer van hen vernomen. „Neerlandia", het maandblad van het Algemeen Nedérlandsch Verbond, was er In 1926 verantwoordelijk voor. dat de landverhuizers en hun nakomelingen op het „thuisfront" werden herontdekt. „Op het hoogland van Esplrito Santo, schreef ene P. F. Mat- thilssen in het novembernummer van Neerlandia, „In een bijna volkomen afzondering zijn twee Lutherse kerkgemeenten. Tot die gemeenten behooren talrijke Dultsche kolonisten en ook eenige Hollanders. Deze woonen op een hoogvlakte, voor Brazilië tame lijk dicht bij elkaar, in een kolonie, genaamd „Holland".'t Zijn gereformeerden, die om streeks 1860, het kan wel een paar jaar vroeger of later zijn, In elk geval eenige jaren voor 1870, zich In Esplrito Santo hebben gevestigd. Zij stam men van de Belgische grens. Alleen de alleroudsten kunnen zich nog Iets van Holland her inneren, maar toch is Hol- landsch hun familietaai". Werden die „Hollanders" In de jaren twintig eigenlijk alleen nog maar beschouwd als een „Interessant geval", hun lot was er ook In die tijd niet min der beklagenswaardig om. Want wat hadden ze nou be reikt in die meer dan zestig jaar? Het barre bergland van Brazilië had alleen uiterlijk iets weg van het beloofde land, dat trouwens door veel van die 500 nooit werd bereikt. Tientallen niemand weet precies hoe veel overleefden de lange reis niet, ondervoed als zij al len en ziekelijk als de meesten waren. En wie wèi arriveerde, kwam heel wat meer en grotere problemen tegen dan hij ooit had kunnen vermoeden: het klimaat, erbarmelijk slechte land bouwgrond en.een steeds groeiende schuldenlast. Nieuwe schulden Dat laatste was én bleef de belangrijkste zorg van de landverhui zers. die zich al diep in de schulden hadden gestoken om de ver huizing naar Brazilië (om precies te zijn: de oostelijke kuststaat Espirito Santo, waar zij zich in groepjes vestigden In de nederzet tingen Holanda en Garafao) te kunnen bekostigen en geen mo ment een schijn van kans hebben gehad om zich daar onderuit te werken. Integendeel, om hun schulden te voldoen moesten zij, evenals hun nakomelingen, vaak nieuwe schulden maken. Een spiraal, waaruit een groot aantal van hen zich tot de dag van vandaag niet heeft kunnen bevrijden. Toch hebben de Braziliaanse Zeeuws-Vlamingen In die 120 jaar een paar keer de deur naar een betere toekomst op een kier gehad. Zoals aan het begin van deze eeuw, toen zij zich vol over gave stortten op de koffieteelt. Maar zij leden schipbreuk op de klippen van de economische wereldcrisis. Toen in de jaren dertig jaren de koffieprijzen kelderden, werden in opdracht van de Bra ziliaanse regering de koffieplanten en -voorraden verbrand. Zij schakelden over op de teelt van maniok, maar liepen en lopen met hun totaal verouderde produktle- en verwerkingsmethoden stuk op de concurrentie van de fabrieken. En nu is hun aangera den het met de bananenteelt te proberen. Zij hebben een kans van slagen, natuurlijk. Maar de grootte van die kans wordt in hoge mate bepaald door voorwaarden, die op dit moment nog niet of slechts in beperkte mate voorhanden zijn. Zoals opleiding en scholing, maar ook doorbreking van de socia le structuur. Bereidheid bij de mensen zelf om op eigen kracht die verstarde en voor hen catastrofale structuur aan te pakken. En besef dat alleen eigen Initiatief de neergaande spiraal kan ombuigen In opwaartse richting. Wat hier in een paar zinnen staat Is niet minder dan een revolutie. Opleiding en scholing? Ze kennen de begrippen niet eens. De sociale structuur? Zij zijn vol ledig afhankelijk van „vendista's", opkopers, tegelijk hun winke liers, ambulancechauffeurs en schuldeisers. Geen geld Een voorbeeld. Nog maar kort geleden werd de dochter van een van die Zeeuws-Vlaamse families in Holanda ziek. De ouders ten einde raad.totdat de „vendista" aanbood het meisje met de auto naar het ziekenhuis te brengen, tientallen kilometers verder op. De ouders blij.totdat de hulpvaardige „vendista" na ver loop van tijd de rekening presenteerde. Resultaat: omdat de ou ders geen geld hadden verkochten ze een stuk grond. Aan de „vendista" uiteraard. Zo'n man is machtig. Hij bepaalt In feite wat er gebeurt. Je bent genoodzaakt je akkerprodukten bij hem af te leveren, tegen door hem bepaalde prijzen, want hij is de enige die een auto bezit en in staat is je bananen of je maniok naar dé stad én aan de man te brengen. Hij is ook de enige, die een winkel bezit. Omdat al leen hij een auto heeft, is hij ook degene die koopwaar vanuit de stad mee kan nemen naar het dorp. Dus, hij betaalt weinig voor je akkerprodukten en vraagt veel voor zijn koopwaar. Dat systeem, een loodzwaar juk op de schouders van de twee Zeeuws-Vlaamse gemeenschappen In Garafao en Holanda, wan kelt inmiddels. Niet dank zij de grootscheepse hulpacties van buitenaf, want daar steken de Braziliaanse autoriteiten gretig een stokje voor. Waarom? Drs. A. G. U. Hildebrand, secretaris van de Stichting Zeebra. die uiterst omzichtig probeert die verre fa milieleden op de been te helpen: „Dat is Brazilië's eer te na. Het land wil van zichzelf niet weten dat het eigenlijk nog een ontwik kelingsland Is. Wij hebben zelf ook met grootse planneif lopen om gigantische bedragen In een hulpproject te maar daar zijn we helemaal vanaf gestapt. Toen we r plannen aanklopten bij de Stichting Nederlandse Vrij kregen we te horen dat hun Braziliaanse project op| stond. Gewoon, omdat het land geen ontwikkelingswert laat". Van de actie „een ton voor Ton" gestart nadat zen< ker Ton Roos. werkzaam In het gebied waar de Zeeuws Brazilianen wonen, in Oostburg een lezing had gehouden situatie In „zijn" gebied Is dan ook niets terecht gek< Stichting Zeebra, die overigens nog maar goed een maa den haar officiële oprichting beleefde met het passerei notariële akte, Is nu heel wat minder ambitieus. „Er st kort een klein gemeenschapshulsje in Holanda. We heb dus de heer Hildebrand, „in overleg met de gereformee ding, die in Holanda en Garafao werkt, besloten te zor| de inrichting. Kosten veertienduizend gulden. Dat is, wa dit en volgend jaar op ons hebben genomen". Bescheiden maar doeltreffend. Dat vindt ook de heer Hlli „Het gaat ons om de mensen déér. En we zijn er langzai van doordrongen dat we niet te veel moeten willen. De moeten door ons op het paard geholpen worden, maf moeten ze het zelf doen". Is zo'n gemeenschapshuisje en de Indrichtlng daarvai belangrijk? De Zeebra-secretarls^s er heilig van overtu gemeenschapshuis heeft Inmiddels al een beheerscomm staande uit drie ouderen. Als dat eenmaal loopt, moe bevolking helpen bij de verwerving van het besef, dat zélf aan te pakken hun lot kunnen verbeteren. In Holand ze. wat dit betreft, een voorbeeld nemen aan Garafao, middels een begin van een coöperatie bestaat; hét midd verstikkende macht van de vendista te breken". Het Zeebra-bestuur dat inmiddels al een fors deel streefbedrag van veertien mille op zijn postgironummer in Schoondijke heeft binnengekregen, nog vóórdat de goed en wel op gang is gebracht heeft nog geen plan actiedoelen né die gemeenschapshuls-inrichting. „MU antwoordt de heer Hildebrand op de vraag, of we hel moeten zoeken in de richting van onderwijskundige vo gen. Want ook op dét punt ontbreekt nog letterlijk van kg hele kolonie kan lezen noch schrijven. Als een onderwijskundig actiedoel wordt uitgekozen, za getwijfeld leiden tot verdwijning van datgene, wat in een leg de Zeeuws-Vlaamse hulpactie op gang heeft gebn herkenbaarheid van de groep én het door die groep dialect. „Dat is dan jammer", vindt de heer Hildebrand „maar de mensen zijn ermee geholpen. Dat Is het belani NICO De Zeeuws-Vlaamse landverhuizers waren en zijn - se" mensen. Dat verklaart, waarom zij, die toch mei hervormd waren, na verloop van tijd Luthers werden een nabij gelegen Pommeraanse Lutherse kolonie Ir stelling tot Holanda en Garafao destijds In het rijke b van een eigen kerk én predikant Zeeuw- Vlaams nog steeds de „huisl Lauret, Boone, Fre- mouw, Schijve, Castelljn, Leen- houts. Zes namen uit een reeks van rond de tachtig, die zijn teruggevonden In oude archieven als die van de Zeeuws- Vlaamse landverhuizers, die rond 1860 hun heil zochten in het ver re Brazilië. De meeste van die na men worden nu nog gedragen door families in Holanda en Garafao, twee nederzettingen in de Immense Brazi liaanse kustprovin cie Espirito Santo waar de 500 Zeeuws- Vlamingen In de vorige eeuw zijn neergestreken. Die puur Zeeuws- Vlaamse namen met het authentie ke Zeeuws-Vlaam se dialect, dat in Holanda en Gara fao nog de „huis taal" Is, duiden erop, dat de groep kolonisten tot op de dag van van daag een eigen identiteit hebben behouden. Die trouwens on herroepelijk verlo ren zal gaan, wan neer eenmaal de Zeeuwse Brazilia nen erin slagen zich een weg om hoog te verschaf fen uit de zeker naar Nederlandse begrippen ellen dige situatie, waar in zij nu dan een strikt zijn. De „hert king" Zeeuwse in Brazilië h alleen geleh op gang I van een hi maar eveni pogingen weten te over hun sche) ach den. Mede doel reist kort een i denburg ge Nijmeei dent In de antropologl Buljsse, nat lië. Officie het: „Op I» zoek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 22