Dimitri Frenkel Frank - laat twee hondjes uit van Bertolt Brecht Kurt Weil samen met .Burgerbruiloft" in .Opkomst en Ondergang" IAHAGONNY, HET UTOPIA VAN DE BEKROMPEN 8JRGER 8JJ TONEELGROEP DE APPEL Rijk. Juist de speelsheid, al kan die even goed met het zwaard van de scherprechter toeslaan, en de bin dingen met de bizarre tijd van ont staan maken juist „Mah-gonny" bij voorbaat zo'n passend oject voor De Appel. Weimar-republiek „Mahagonny" ging in maart 1930 in Leipzig in première, nadat Brechts Driestuiversopera een groot succes geworden was. Maar de samenleving die Brecht in dat laatste stuk schil dert naar het voorbeeld van de klas sieke Engelse Bedelaarsopera van John Gay, wordt door hem in „Maha gonny" met een ruk dichterbij ge haald naar de Weimar-republiek van zijn dagen, en die spiegel beviel het publiek niet zo. Wie iets meer van die onmachtige Weimar-republiek wil weten, hoeft maar een enkel deel te zien van Fassbinders verfilming van Alfred Döblins Berlin Alexanderplatz. Regeringen die ineenstorten, politie ke schandalen, grootindustriëlen die het opkomend nationaal socialisme steunen en te midden van dat alles een ontredderde burgerij, steden vol oorlogsinvaliden, misdaad en prosti tutie. Erich Kastners Fabian, Chris topher Isherwoods Goodbye to Ber lin, alles bijeen tekenen aan de wand van een failliete samenleving, wanke lend aan de rand van de afgrond. De naam „Mahagonny" had Brecht al eerder bedacht, voor het Beierse fas cisme en de Hitler-fans. Zijn vriend Bronnen schreef: „Het kwam bij hem op, toen hij de grote massa's burger mannetjes in bruine hemden zag, houten figuurtjes met hun verkeerd gekleurde rode vlaggen vol gaten. Het begrip groeide voor hem uit het woord en het veranderde ook steeds. Maar die zomer betekende het voor herri in de eerste plaats een Utopia van de bekrompen burger; die cy nisch domme staat, die aan de stam tafel gebrouwen wordt uit anarchie en alcohol". Basis voor het uiteinde lijke stuk was een door Brecht ge schreven kort zangspel uit 1927, met muziek van Kurt Weil voor enkele songs, maar ook met eigen muziek van Brecht zelf. Van een korte klucht, wordt het stuk tenslotte één grote parabel: „Mahagonny" wordt een stad waar alles kan en mag, de fictie ve goudstad ergen in het wilde wes ten van Amerika, waar gin, whisky, meiden en jongens volop te krijgen zijn. Een stad waaraan maar één fout kleeft: je hebt er geld voor nodig. En aangezien dat voor iedereen geldt, wordt dat Mahagonny één groot web waarin iedereen eikaars spin is en waarin men van elkaar moet leven. Een inferno van parasieten waarvoor de beroemde Kurt Weil-song het evangelie predikt: „Ik wou dat ik twee hondjes was. dan kon ik samen spelen", verzucht de hoofdpersoon van het nieuwe boek van Dimitri Frenkel Frank op de eer ste pagina van het ver haal. Hij zegt er niet bij, dat hij Godfried Bomans citeert, maar brengt het idee wel hardhandig in praktijk. Hij, de eigenaar van een prima florerend containerlaadbedrijf in de Amsterdamse haven, ver veelt zich zo stierlijk in werk, met vrouw en kin deren en met vriendinne tje, dat hij een dubbelle ven gaat leiden. Daartoe neemt hij, onder ver momming van snor en aangepaste kledij, dienst als chauffeur bij zijn ei gen onderneming. Hij vertelt daarover aan nie mand iets, zijn afwezig heid in het bedrijf en de Gooise dure echtelijke woning wordt door hem verklaard uit de aktivitei- ten, die hij voor een her bezinning en heroriënte ring onder leiding van een goeroe in het Hilton Hotel, moet uitvoeren. Het contrast tussen beide werelden, die van de ar beider en die van de meer dan „betere krin gen", is niet nieuw in het werk van Dimitri Frenkel Frank. Het geeft opnieuw aanleiding tot veel ironf- sche beschrijvingen van de tegenstellingen tussen en de eigenaardigheden van beide werelden. Als chauffeur woont de man in een klein huisje in de Pijp, als directeur in de Gooise villa. In de Pijp trekt het kantinemeisje in als vriendinnetje, in het Gooi begint de echtgeno te een „platonische" ver houding met een of ande re karikatuur van een rijkaard. Vol verve hinkt Dimitri Frenkel Frank door op de twee benen, die hij in zijn verhaal heeft geplant. Hij laat het zelfs op een per soonlijke konfrontatie aankomen tussen de twee delen van de dub belfiguur, die tot een duel zal moeten leiden. Intus sen heeft de ware liefde (inderdaad: voor het kan tinemeisje op haar hoge hakken) dan echt bij zijn hoofpersoon toegesla- Dimitri Frenkel Frank gen, zijn zijn mede-arbei ders door hem opgejut om hun beklag te doen over de secundaire ar beidsvoorwaarden in zijn eigen bedrijf, is alle jar gon te vinden van crypto- communisten, VVD-ers, „lekkere jongens", „lek kere meiden", Surinaam se weed-rokers, barbe- que-gasten, homofiele balletomanen en wat nog meer, wat er allemaal ui ting aan geeft dat de vin ger weer stevig op de on regelmatige pols van deze tijd is gehouden. Dat enig logisch denken wel amusant kan zijn, be wijst dit boek ook: ik moet tenminste erg la chen als ik me voorstel, hoe een Goois directeur van deze klasse ergens achter de Wibautstraat zijn superkostuum ver wisselt voor de outfit van een arbeider. Ik had in zijn positie daar toch een suite in het Hilfon voor gehuurd. Zo geloof je ook niet dat het kantine-meis je, dat bij hem komt wo nen. hem zijn weekendaf wezigheden vergeeft. Zo'n kind wil toch ook naar de disco, met haar vrijer, die nooit iets uit zou kunnen leggen, wan neer hij een weekeindje is weggebleven in verband met een sjieke Gooise barbeque. Zo heeft iedereen zijn ei gen plezier om wat Dimi tri Frenkel Frank in zijn onbegrensd gebrek aan remmingen in zo'n boek bij elkaar fantaseert en beschrijft. Veel meer dan plezier biedt het naar mijn idee niet,, ondanks de vergelijking die Else vier op de flap maakt met „de tragikomedie, in dachtig de woorden van Tsjechow". JAN VERSTAPPEN Dimitri Frenkel Frank: „Hoge hakken, ecb(e liefde", roman. Uitg. El- aevier/Manteau. Prijs 17.90 co UJ besr midde I „En wie wil gaan liggen die doet Toedekken is er niet bij. En als iemand trapt dan ben ik het. En wie er getrapt wordt, dat ben jij". Lotte Lenya Juist die muziek van Kurt Weil draagt een niet te onderschatten deel bij aan de kracht van „Mahagonny". Weils songs bleken al na de „Kleine Mahagonny" een revelatie: hij com bineerde op een merkwaardige en trefzekere manier de traditionele technieken van het Duitse Singspiel, met de harmonieën van Handel en de toonzetting en ritmes van de aan Amerika ontleende Europese jazz van de twintiger jaren. Hij gebruikte café-instrumenten als banjo en con certina en werd (hij was een leerling van Busoni) met zijn liederen dé componist die feilloos dat .levensge voel van die dagen vertolkte. Zijn echtgenote, de actrice Lotte Lenya maakte ze wereldberoemd en zou ze lang blijven zingen. De Alabama- song bijvoorbeeld, door Brecht in een soort simpel Tin Pan Alley-En- gels geschreven en gebaseerd op populaire teksten van die tijd, het hierboven aangehaalde „Wie man sich bettet" en het prachtige „Ach bedenken Sie Herr Jakob Schmidt". Merkwaardig dat diezelfde Weil na zijn vlucht naar Amerika na „Sep tember Song" nauwelijks internatio naal befaamde muziek meer schreef, maar zich daarentegen aanpaste aan het muzikale slang van zijn nieuwe omgeving en niet bar interessante wijzen bedacht bij teksten van Franz Werfel, Ira Gershwin, Ogden Nash en Langston Hughes. Die muziek en het brengen ervan door acteurs in het theater is, zeker in Nederland waar we die traditie nauwelijks kennen, een opgave apart. Al tijden geleden kon je ergens vanuit het Appel-pand stemmen horen van acteurs en actri ces die bij de piano van Bob Zim merman bezig waren zich te scholen. Tijdens een tweede openbare repeti tie viel er al even te ruiken aan het eindresultaat. In elk geval één ding stond daarbij als een paal boven wa ter: actrice Catherine ten Bruggenca- te beschikt over een prachtig, zuiver geluid en een verrassend professio nele manier om met haar zangstem ook acterend om te gaan. Voor de rest is het afwachten. Over een week weten we zeker wat De Appel heeft gedaan met Bertolt Brecht. de „meest levende dode toneelschrijver van onze tijd". De man die van zich zelf, ironisch maar toch ook niet he lemaal, zei: „Ik ben stukkenschrijver. Maar ik had ook graag schrijnwerker geworden. Al verdient dat natuurlijk niet zoveel". BERTJANSMA (Foto's Cees Verkerk) Mahagonny, de stad waar alles kan en alle9 mag. I en JeHik°^ HAAG „Waarschijnlijk het eilijkste en spannendste uit de ge- iedenis van De Appel", liet de To- n 'eq'|< Igroep De Appel in oktober al we- over het Brecht-programma dat s december a.s. in première gaat in eigen theater aan de Schevening- Duinstraat. Een aankondiging op erp van een groep die in z'n korte leden toch al ongebruikelijke din- heeft aangepakt. Shakespeare's m als een triomf van komedian- dom in het zand van de Scheve- TJjgse piste, Gorki's Op de bodem, lvadwerkelijk gespeeld beneden het aak (''teK in een soort leeuwenkuil, et effi iltijd Df het eerst in z'n geschiedenis Meelt De Appel nu twee stukken van edit, achtereen op één avond: ns vroege Burgerbruiloft (Klein- rrfrgerhochzeit) en zijn befaamde bitfte opera Opkomst en Ondergang e iaiT de stad Mahagonny (Fall und een fstieg der Stadt Mahagonny). Sa- aspén onder de titel Opkomst en On- op vf9an9- Met eigen orkest. Voor een Tl weer in een piste met zand. leelgroep De Appel is al enige tijd van de interessantste groepen in Nederlandse toneelbestel. Wat er de voormalige manége aan de 00|^nstraat gebeurt, is steeds in hoge ite origineel. Een flamboyante pelstijl en een weinig voorspelbare jertoire-keus. Weliswaar af en toe te ethjnderd door te herkenbare ma- Pati(rismes, maar voornamelijk prikke- t goad, visueel en theatraal. Bij De Ap- dsuiwweten ze erg goed dat je je in het Jater niet mag vervelen. Vandaar dat vele jonge én „nieuwe" thea- insuli^angers bij die Appel zweren, verrf" rnphJn de 9roeP kortgeleden voor een normfnciële ^tgrond kwam te staan eeri rpver de CRM-toezegging t0t |ra subsidie een noodbrug heeft jegd), kwam er juist van dat jonge t>liek een reactie op gang. Appel- bnden stuurden „Appelige Mani- w0|ten" aan kranten en geïnteres- nta( |rden. Een zaak die op léven wijst, ar isf ooshldeze Appel komt dan nu voor het aar tjst met werk van, in de woorden ,aar Nli Lion Feuchtwanger, „de man die leerste gedichten en de eerste to- jSUj|rflstukken van het jaar 2000 enen!reet Bertolt Brecht. De grootste l*se toneelschrijver van deze eeuw jS wie uitgever Peter Suhrkamp zei at sol h'j ••'n gedichten en drama de van het Duitse volk fjds 1981 beschreven heeft". Het ^ende toneelseizoen ratelt van de Brecht. Zojuist bracht het Am- evoe|rdamse Publiekstheater zijn ijnheer Puntila en zijn knecht Mat- première, kortgeleden liet een ts gezelschap het „Leven van Ga- zien, en begin volgend jaar BdvaM de Haagse Comedie met zijn oemde „Driestuiversopera" in de ie van Eddy Habbema. Brecht te 'erstilr dus, al moet daar direct bij aan- lekend worden dat De Appel de k7el®bruikelijkste en meeste interes- ite keus deed uit zijn werk. bli wel oedi irokkelhout n Burgerbruiloft is een eenacter uit 7 9 een van de vijf korte stukken de 21-jarige Brecht dat jaar ireef onder de invloed van de link- 0 'gilcabaretier Karl Valentin. Geen bij- >qs jider sterk stuk, maar toch al ge- qevnend van het scherpe talent waar- je Brecht figuren geloofwaardig i neerzetten en tegelijkertijd de en onder hun stoelen kon wegza- dit geval bijna letterlijk, want het stmaal van het jonge paar met i gasten wordt niet alleen van bin- loed'uit ondermijnd, als symbool van go afbraak van de opgehouden ijn, de kleinburgerlijke mentaliteit, er niets dan asgrauw sprokkel- tefjJt van overblijft, valt ook het door :i jonge echtgenoot in huisvlijt ver- iirdigdemeubilair in elkaar. In la ïchts slot zakt het echtpaar bo- liidien door het huwelijksbed, waar- I duidelijk mag worden dat Brecht ook daar niet veel hoop laat. In 'Burgerbruiloft' is de wijn echt. De totale afbraak in 'Burgerbruiloft' Burgerbruiloft heeft een sterke nei ging naar het absurde en die absur de toon bleek het eerste en duidelijk ste bij een van de openbare repeti ties die De Appel half november ge houden heeft. Opmerkingen van re gisseur Erik Vos toen de acteurs net even te veel lol in de totale afbraak leken te krijgen: „Het moet scherper, snijdender. In de zaal mag er gela chen worden, maar op het toneel nooit. Het stuk verliest z'n kracht zo dra jullie leuk worden". De acteurs zijn tijdens deze repetitie in elk geval geëxcuseerd, want om de werkina daarvan uit te proberen, laat Erik Vos ze voor het eerst aan het brui loftsmaal eten en drinken. Vooral de wijn lijkt aan het slot z'n werk te doen. Acteur Aus Greidanus, een van de hoofdrolspelers in de pauze: „We hadden eerst nog een paar figuren er bij gemaakt, meer acteurs willen ge bruiken, maar dat bleek niet te wer ken. Je blijkt je gauw op zo'n stuk te verkijken, want ondanks wat er alle maal gebeurt is het verschrikkelijk scherp en sterk geschreven". Gespeelde kus Regisseur en Appel-leider Erik Vos zei over het toneelwerk van zijn groep: „Wat zoekt de Appel in zijn is begonnen. voorstellingen? Waarom houden we ons nog steeds zo druk bezig met de schijnwereld van het theater. Wat drijft ons ertoe steeds weer dat merkwaardige toneel op te gaan om de leugen op te houden die het thea ter is. Want we weten allemaal dat er geen echte doden vallen en dat de kus een gespeelde kus is. Waarom zoveel energie en inspiratie voor het ophouden van een facade? Omdat de leugen van het toneel (en van zo veel kunst) bedoeld is om de schijn te ontmaskeren; juist door de on waarheid van het vertoonde probe ren wij samen met het publiek en niet los daarvan iets door te lich ten dat in werkelijkheid vaak vertroe beld is, ondoorzichtig. We proberen iets aan te vallen dat zich te goed verschanst heeft achter een schijn-facade, iets af te breken dat in werkelijkheid al verrot is, maar toch nog overeind staat". Die woor den aan het begin van het toneelsei zoen sluiten sterk aan bij Brechts „Mahagonny". Een opera die even zeer van componist Kurt Weil is als van Brecht. Aan het begin van een van de openbare repetities stelt Vos nog eens: „Brecht daagt het publiek alsmaar uit te constateren dat er iets niet klopt". Al voegt hij er dan lichte lijk komisch aan toe: „Zoals er ook in het leven van Brecht veel niet klopte. Hij was Immers communist, leefde tenslotte in Oost Duitsland maar had wel een vette bankrekening in Zwit serland en een paspoort waarmee hij steeds uit Duitsland weg kon". Het is weliswaar een latere Brecht waar Vos het dan over heeft, maar een feit blijft het dat er een hoop vraagtekens zijn rond de persoon van Brecht. Getuige alleen al de do cumenten die in de vijftiger jaren bo ven water kwamen waaruit zou blij ken dat Brecht op het allerlaatste, ogenblik door een verkeerde zet in het oostelijk deel van het gespleten Duitsland terechtkwam in plaats van aan de andere kant. Maar De Appel koos betrekkelijk vroege Brechtstuk- ken, terecht, en ontkwam daarmee aan de latere wetmatigheden van het epische theater die Brecht zich stel de en die uitgebreide discussiepun ten werden. Want ook „Mahagonny" (uit 1928-1929) is een jeugdwerk, ge schreven vóór het doek voor de vrij heid viel, vóór het Duitse noodlot zijn troeven uitspeelde en er om nieuwe, uitgewerkte ideologieën zou worden gevraagd als tegenwicht tegen de uit verloedering voorgekomen verderfe lijke beweegredenen van het Derde De Appel wéér in het zand in Mahagonny.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 23