Fries met negen
geamputeerde
enen slachtoffer
eigen wilskracht
LadyPrinsendam...
J.IEUWE
IS
ER
ZO
MOE
VAN'
Adieu,
Tussen Skagway, een kwijlend weggoolstadje In Alaska,
waar wolkenpramen met ladingen hoogwaardige
neerslag aan de bergtoppen lagen afgemeerd, en
Vancouver, het fotogenieke Babel van de Canadese
mammoetprovincie Brits Columbia, heb ik Lady
Prinsendam nog één keer gezien. Als toen. op die derde
september 1980, iemand tegen me geroepen zou
hebben: „Zeg maar dag met je handje tegen het zwart
witte pop-art schip, dat Je nu op de horizon van de Golf
van Alaska dartel voorbij ziet dansen. Kijk nog maar
eens goed naar deze jongste cjochter van de Holland-
Amerika Lijn. want over een maand zullen de golven zich
als mompelende doodbidders over haar dekken
bulgen", dan had ik toch zeer aan de verstandelijke
vermogens van de adressant getwijfeld.
Ik zou hem ook vol treiterige hoon hebben gevraagd:
Wat bedoel je, goede vriend? Welk aangrijpend
onbenul heeft in deze momenten bezit van je genomen?
Ik kan me voorstellen, dat de voortdurende regenvlagen,
die ons op doorreis in Alaska hebben vergezeld, ook Jou
niet in de koude kleren zijn gaan zitten. En al evenzeer
zal de aanblik van al die stomdronken indianen je
ongemeen hebben aangegrepen. Het valt inderdaad niet
mee om Winnetou en Witte Veder zo ontluisterd In te
wijde spijkerbroeken en met de whiskyfles in de hand
door 6e sneeuw te zien strompelen. Maar dat geeft je
nog niet het recht om dergelijke wartaal uit te slaan. Jij
weet ook donders goed, dat Lady Prinsendam nog een
glorieus leven voor de sierlijke neus heeft, want deze
zevenjarige, vroegrijpe dame is stotend gezond van
roestvrij stalen lijf en leden. En terecht voelt ze er geen
fluit voor om haar walmende pijp aan Maarten te
geven".
Dwaze voorstelling
Maar een dergelijke terechtwijzing kon ik binnensmonds
houden, want geen mens kwam mij met een dergelijke
dwaze voorspelling aan de kop zeuren. Integendeel, wij
waren op dat moment alleen zeer jaloers op de
bevoorrechte bleekgezichten, die de Prinsendam
daarginds bevolkten. Zij hadden het immers in alle
opzichten beter geschoten dan wij, die het hoofd boven
water hielden met de bijstand, die de stokoude Prinses
Patricia als een schamele aalmoes te verdelen had. Deze
ouwe taaie, die ons in hutten liet overnachten, waar je
alleen uit je broek kon stappen, als je de deur open liet
staan en bij de geringste zucht van herder Wind
klaaglijk kreunde en krampachtig begon te trillen, was
rijp voor een eerlijk-zeemansgraf. Daar waren de
passagiers het roerend met elkaar over eens. En als de
kapitein ons in vertrouwen had verteld, dat zijn schip
bezig was aan zijn laatste reis, zou ik hem
onvoorwaardelijk geloofd hebben. Want een mooie
dood tussen de ijsschotsen, die als scherven van een
fragmentatiebom in de flessengnoene zee dreven, zou
voor Prinses Patricia op haar tobberige oude dag
slechts een genadige uitkomst zijn geweest.
Overmoed van puber
Lady Prinsendam daarentegen had de vitaliteit van de
jeugd en de brooddronken overmoed van een puber. Ze
kende ook alle onweerstaanbare verleidingsmanoeuvres
van een geboren minnares, aan wie je reddeloos
verslingerd raakt.
Ik spreek uit ervaring, want ook ik ben eens voor haar
trucs gezwicht. Toen ik haar voor het eerst zag op de
rede van Singapore was ik gelijk verloren. Die ranke lijn,
de bolronde appelwangen in haar oergezonde Hollandse
gezicht: het was liefde op het eerste gezicht.
De romance met Lady Prinsendam duurde daarna nog
veertien dagen. Het werd één wild avontuur in tropische
verpakking, dat me opzadelde met eén eeuwigdurend
heimwee.
Lady Prinsendam, je was voor mij alles tegelijk:
gezelschapsdame, gastvrouw, courtisane, goddelijke
kokkin en avonturierster op zeewaardige vrijersvoeten.
Behoedzaam droeg je me naar de goudkleurige, met
mummelende palmbomen gepavoiseerde stranden van
het eiland Penang en vandaar naar de havenstad
Belawan op Sumatra. Schijnbaar moeiteloos enterde je
voor mij elke horizon en daarbij zorgde je er voor, dat
geen zee van verlangen voor mij te hoog ging.
Op sleeptouw genomen door jou kreeg ik een faire kans
om de verpletterende schoonheid van Indonesië te
ontdekken. Elke ochtend zag ik het land uit de
ochtendnevel opdoemen en om dat stilleven hoefde mijn
fantasie dan alleen nog maar een lijst te timmeren. Nias,
Jakarta, Soerabaja, Bali. Je wiegde me er heen en
kneep gulhartig een patrijspoortje dicht, als het
verlangen naar groene bergen en saté me weer eens te
machtig werd.
En telkens wachtte je geduldig op mijn terugkeer. En om
onze hereniging nog extra reliëf te geven ontstak je dan
tussen je masten guirlandes van licht.
Lady Prinsendam, je was betoverend, geheimzinnig en
warmbloedig. En in je baljurk stal je moeiteloos elke
zilte show.
Dat je nu onder een vracht van drie kilometer Ijskoud
water op een verre zeebodem ligt, is een waarheid,
waaraan ik voorlopig wanhopig twijfel.
Adieu Prinsendam, de meeuwen boven je graf zullen je
tot in lengte van dagen in hun gebeden gedenken.
LEO THURINQ
ben wij
merflat
hitte-
insplein
ser zijn
•>te van
een-
ig, naar
ifstand.
i bank,
eek.
nog in dienst van een melkfabriek. Twee jaar geleden gaf zijn lichaam het op. De
een aow-uitkering komt hij (nog) niet in aanmerking.
melkfabriek betaalt nog wel door, maar het einde daarvan is in zicht.
morgen heb ik nog gewerkt bij de
boer waar ik mij als arbeider
verhuurd had".
Het verhaal van Lieuwe wordt ruw
afgebroken door diens 84-jarige,
enigszins dove vader, die met stem
verheffing vervolgt: ,,'s Middags
hadden we allemaal vrij om te
schaatsen en toen is Lieuwe even
een dutje gaan doen voor de kachel.
Toen mijn vrouw zaliger hem wakker
maakte, zag ze plassen water voor
de kachel. Heb je met water ge
morst, Lieuwe, vroeg het oude mens
nog, maar nee hoor, toen bleken er
plotseling blaren ter grootte van kip-
peëieren op de voeten van mijn zoon
te zitten", toetert de bejaarde Fries
mij in de oren.
Fantastisch
Lieuwe zelf kijkt naar buiten waar
een plezierjacht door de Bolswarder
trekvaart hakkepuft. Zijn echtgenote
schenkt een kop koffie In en dan
vervolgt hij: „Moeder heeft toen di
rect de dokter gebeld en die wist
niet wat hij er mee aan moest. Het
was een jonge dokter en ik hoor
hem nog zeggen: ,,'t Is fantastisch,
ongelooflijk, nooit gezien". Maar
moeder zei, dat zal wel waar zijn,
maar wat moet er aan gedaan wor
den dokter?".
„Dat wist de man ook niet en hij
heeft toen contact opgenomen met
specialisten in Leeuwarden. Er bleek
24 uur te zijn verlopen sinds de te
nen bevroren waren en dus was er
waarschijnlijk niets meer aan te
doen".
Vader Mollema interrumpeert op
nieuw en schreeuwt: ,,'s Avonds
was het geen harden meer in huis.
Het stonk enorm omdat die voeten
gewoon aan het rotten waren. Wij
hadden op verschillende plaatsen
potjes lysol staan om de stank kwijt
te raken".
Hier en daar aangevuld door het re
laas van zijn bejaarde vader vertelt
Lieuwe hoe vervolgens in het zieken
huis negen tenen geamputeerd zijn
en hij de boodschap kreeg dat hij
nooit meer zou kunnen lopen.
Lieuwe: „Nooit bestaat voor mij niet.
Ik heb tegen mijzelf gezegd: Lieuwe
je wil en je zal weer lopen. En ik ben
aan het knokken gegaan. Vechten
tegen mijzelf en de tegenslagen die
je krijgt als je weer helemaal op
nieuw moet leren lopen: als je met
krukken en stokken loopt en om
dondert omdat je door het gemis
van je tenen geen roer meer hebt. Af
en toe dacht ik, laat ze maar bar
sten, Ik geef het op, maar dat duur
de maar heel even".
„En ik heb het gered. Vraag niet
hoe. Nog transpireer ik als een gek
als ik een stukje gelopen heb. Aan
gepast schoeisel heb ik niet, dus
loop ik altijd op klompen. Tja, ir 1ie
tijtf was dat onbetaalbaar om sfct
nen te kopen die aangepast waren
aan jouw handicap, en ik was niet in
valide. Via de dominee kreeg ik een
baan als tramconducteur in Amster
dam. Daar heb ik vier jaar gewerkt.
In die tijd was Ik bij een tante in de
kost. Toch kreeg ik heimwee naar
het heitelan en ik had geluk dat ik
een baan kon krijgen bij Philips in
Drachten".
Operatie
Een paar jaar daarna vond hij werk
op de melkfabriek in Oosterlittens,
vlakbij Baard. Daar werkt Lieuwe of
ficieel nog. Hij deed er alle voorko
mende werkzaamheden: melkvaren,
kaasmaken en melkontvangst. Twee
jaar geleden stopte de machinerie in
Lieuwe's lichaam.
Hij vertelt: „Ik voer al een tijd met
een boot om melkbussen op te ha
len. Dertig- en 40-liter bussen moe
ten dan in de boot getild worden.
Met die van dertig had Ik geen last,
maar die 40-literbussen kon ik net
niet hebben. Dus dan til je zo'n bus
vla je knie. En daar ging het op den
duur fout. Beide meniscussen bleken
versleten en moesten operatief ver
wijderd worden. Toen zei de chirurg
die mij behandeld had: „Nu is het
gebeurd". En dat voelde ik zelf ook
wel. Het ging niet meer. Ik ben daar
na bij tal van doktoren geweest en
dat liep uit op een keuring om afge
keurd te worden. Vorig Jaar kreeg ik
bericht dat ik voor 85 procent ar
beidsongeschikt was. Een dag daar
na kreeg ik bericht dat ik 85 procent
arbeidsgeschikt was en werd de
wao-uitkering, die met terugwerken
de kracht was verleend, Ingetrokken.
Ik begreep er niets van".
Mevrouw Mollema is furieus over het
gesol met haar man. „Soms ben ik
In staat zo'n controleur of arts van
het GAK van het erf te gooien. Ze
kennen mij inmiddels en roepen al
van tevoren, dat ze het wel met mijn
man af kunnen. Maar ik vind het een
schande dat ze zo'n man zo behan
delen. Dat blijkt ook wel uit de keu
ringsrapporten. Er zijn artsen die
verklaren dat Lieuwe niets meer kan,
zelfs geen baantje kan nemen als
benzinepompbediende. Maar een
stel anderen zegt dat hij zijn gewone
werk bij de melkfabriek normaal kan
uitoefenen".
Doodop
Lieuwe: „Ik heb het zes weken ge
probeerd en eerlijk, het ging niet. Ik
ben na een paar uur al doodop, ge
woon kapot. De fabriek betaalt mij
gelukkig nog steeds gewoon door,
maar dat zal straks wel afgelopon
zijn. En wat moet Ik dan? Gisteren
kregen wij bericht dat het beroep dat
ik via de bond tegen de beslissing
van het GAK had Ingesteld was afge
wezen. Dat betekent dat ik geen wao
krijg. Ik kan nu nog feenmaal In ho
ger beroep en als dat ook verworpen
wordt, is het gebeurd. Dan zal he(
ww of bijstand worden, want werken
kan ik niet meer. Ik word er ook zo
verschrikkelijk moedeloos van. Het
is toch eigenlijk te gek om over te
praten".
„Als je het goed beschouwt ben ik in
feite de dupe van mijn eigen door
zettingsvermogen. Als ik indertijd
niet de wilskracht had gehad om
weer op de been te komen had ik
waarschijnlijk keurig een uitkering
gehad. En nu ik na een normaal le
ven van werken niet meer kan, wei
geren ze mij de uitkering waar ik
recht op heb".
Mevrouw Mollema: „Lieuwe is er zo
moe van. Hij zegt wel eens: „Ik kap
er mee en stap er uit". Vader en ik
peppen hem elke keer weer op. Ik
zeg: „Ben jij bedonderd. Je kunt mij
en de kinderen niet alleen laten".
Mollema sr.: „Ik vind het een god-
schande. Jonge kerels die graag wil
len werken kunnen geen baan krij
gen en een man die niet meer kan
mag er niet mee stoppen. Hij heeft
zijn hele leven gewerkt en nu doen
ze hem dit aan".
En tenslotte Lieuwe zelf: ,;Weet je
wat het is? Ik voel het zo als een
schande dat ik straks naar de bij
stand moet. Dan moet je potdomme
je hand ophouden bij de gemeente.
Maar ik denk dat er op den duur wel
niets anders op zal zitten. Hier zal ik
wel moeten capituleren".
„Toendertijd heb ik het gewonnen
van de dokters. Die ene chirurg die
mij in 1954 heeft geholpen, heeft mij
zelfs nog een doos sigaren gestuurd.
Ja, ik had een weddenschap van
hem gewonnen. In het ziekenhuis
had ik al gezegd dat ik weer op de
schaats zou komen. Toen het een
paar jaar later zo ver was en ik in
derdaad weer op de doorlopers
stond, was die chirurg zijn wedden
schap niet vergeten en stuurde hij
mij de afgesproken doos sigaren.
Ja, toen kon ik het van de artsen
winnen. Nu is het andersom".
Zorgen
In het gezin Mollema maakt men zich
grote zorgen over het tijdstip dat
waarschijnlijk nabij is, en waarop de
melkfabriek de salarisbetaling stop
zet.
Mevrouw Mollema heeft al vast een
krantenwijk genomen en verdient er
wat bij als brugwachter. „Van de op
brengst van het klompje bij de brug
hebben wij in elk geval de studieboe
ken kunnen kopen voor onze twee
studerende jongens. Want de lonen
in de zuivel zijn al niet zo best en als
we straks aan de bijstand vervallen,
weet ik helemaal niet hoe wij rond
moeten komen. Maar, ik zeg altijd
maar: komt tijd, komt raad, en dat
zal nu ook wel weer gebeuren. Sa
men slaan wij ons er wel doorheen."
SJOERD POST
Diep weggemoffeld in het wijde Friese land tussen
en de hoofdstad van het heitelan Leeuwarden
rustieke dorpje Baard. Zeventig kieine huisjes en
café, die In uivormige ringen rond de twee kerken
van het 180 inwoners tellende dorp liggen.
Mollema, een donkere, vriendelijke man van 54
jaar, is een van die 180 inwoners. Samen met zijn
bejaarde vader, vrouw en twee kinderen woont hij in
i klein huisje aan de Hendrik Sytstrawei. Over hem
gaat het in dit verhaat,
o- verhaal, dat wil vertellen over de enorme wilskracht
van een man, bij wie 26 jaar geleden negen tenen
lesten worden geamputeerd als gevolg van bevriezing
)dens de Elf-merentocht. Een man, die toen door de
ien invalide werd verklaard, maar die kans zag met
J Friese koppigheid en onverzettelijkheid weer op de
1 been te krabbelen en weer te leren lopen.
o verhaal ook over de strijd die Lieuwe Mollema nu
weer voert met artsen. Alleen, nu zijn de rollen
gekeerd. Lieuwe Mollema is nu op; hij kan niet meer
en wil graag afgekeurd worden. Zijn werk op de
melkfabriek kan hij niet meer aan. Maar nu zijn de
■en koppig en willen de Fries aan het werk houden.
BAARD De klok van het Menno
nietenkerkje in Baard klept driftig en
doorbreekt de stilte van een schitte
rende nazomerdag. In de verte klinkt
gedempt het geluid van kinderstem
men, die tafels opzeggen. In een
tuintje achter een van de scheef te
gen elkaar leunende woningen
scharrelt een man wat rond temid
den van kippen- en konijnenhokken.
„Kom d'r maar in", roept Lieuwe
Mollema en gaat zijn huisje in.
Hij schopt de scheef gelopen klom
pen uit en zegt: ,,'t Is eigenlijk alle
maal door die winter van 1954 geko
men. Ik weet nog als de dag van gis
teren hoe op 1 februari dus een
jaar na de watersnoodramp de
Elf-merentocht werd gehouden. Het
vroor ongeveer vijftien graden en ik
deed mee. Man, ik was verzot op
scheuvelen. Samen met mijn meisje
ben ik vertrokken en in de buurt van
Sloot (Sloten) brak de hakband van
de schaats van mijn meisje. We zijn
toen nog teruggereden en hebben de
zaak laten maken. Het was koud en
er woei een flinke wind, maar als jè
nou vraagt of het erg was... nee...
's Avonds om zes uur waren wij in
Sneek en om tien uur zijn we met de
bus naar Bolsward tereggegaan.
Niets aan de hand. De volgende