Het Mendelssohn Trio, met een Leidse voedingsbodem,maakt zich weer sterk raai orgelconcert n Hooglandse kerk „Joden en Leiden": het leven van een kleine gemeenschap tegen de verdrukking in ld Bouw 600 goedkope woningen op Schuttersveld is mogelijk ia) •AD/REGIO LEIDSE COURANT WOENSDAG 8 OKTOBER 1980 PAGINA 5 BELANGSTELLINGWEKKENDE EXPOSITIE IN GEMEENTE-ARCHIEF binnei nds. E t teruj bedr guld In Nederland wonen op het ogenblik ongeveer 28.000 joden. Dat is 15 procent van het aantal dat voor de Tweede Wereldoorlog ons land bevolkte, namelijk 140.000. Het is duidelijk, dat een bevolkingsdeel bijna ten onder is gegaan; bijna uitgeroeid. Het grootste deel van de joden heeft altijd in Mokum, Amsterdam, gewoond, maar ook in de provincie, de „mediene", kan men kleine concentraties van joodse gemeenschappen aantreffen. Een van die gemeenschappen leeft in Leiden, waar vanaf het midden der 18e eeuw een joodse gemeente bestaat, met een eigen, in 1978 grondig gerestaureerde, synagoge als trots bezit aan het Levendaal. In 1833 werden op een Leidse bevolking van 35.000 zielen 550 joden geteld, een top-punt. Vandaag, in 1980, zijn het er nog geen 100, op een populatie van ruim 100.000 Leidenaars. „De Leidse joodse gemeente is klein, maar leidt een bloeiend bestaan..." Dit is ongeveer de eerste informatie die men kan inwinnen bij een bezoek aan de kleine, maar erg overzichtelijke tentoonstelling „Joden en Leiden", als traditionele najaarsexpositie ingericht in één van de zalen van het gemeente-archief aan de Boisotkade. Aan de hand van afbeeldingen, archiefstukken en (vaak Een van de vitrines op de tentoonstelling Joden en Lelden bevat onder andere een gebedskleed, Klddoesjbe- kers en Thora torens. kostbare) voorwerpen wordt tot 9 november een beeld gegeven van het leven van die joodse bevolkingsgroep in Leiden door de eeuwen heen. Opmerkelijk is het reilen en zeilen van de joodse gemeenschap in Leiden nooit geweest; ze was te klein om, zoals in Amsterdam wel het geval was, indruk te maken. Voor het overgrote deel zijn het steeds Hoogduitse joden geweest die zich in Leiden gevestigd hebben, voornamelijk wonend in de omgeving van hun synagoge, de „sjoel". Joden werden in vroeger eeuwen, ten tijde der Republiek, als buitenlanders beschouwd. Daarom konden zij ook niet tot de gilden toetreden, zodat ze gedwongen waren slechts een klein aantal beroepen uit te oefenen, voornamelijk in de kleinhandel. Maar dat deden ze dan ook groots. In 1719 kreeg de kleine joodse gemeenschap in Leiden de beschikking over een eigen begraafplaats op een van de bolwerken en Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. enkele jaren later had zij c hand toe, in die mate zelfs, dat ze vanaf 1733 over een verklaring van goed gedrag moesten beschikken om zich alhier te kunnen vestigen. Dat was natuurlijk ook niet zo best, toen. Rondtrekkende, gevluchte en zwervende joden waren voortaan niet meer welkom in Leiden. Toen de joodse gemeente tegen de verdrukking in bleef groeien, besloot het stadsbestuur in 1737 geen enkele jood meer toe te laten. Alleen als er in Leiden geen slager meer te vinden zou zijn, zou aan een joodse slager tijdelijk worden toegestaan zich in Leiden te vestigen... Nee, ze hadden het hier toendertijd niet gemakkelijk, die nog Jiddisch sprekende kleerverkopers, hoedenmakers, de hoedschoonmaker en kammenverkoper. In 1775 mochten joden zelfs geen nieuwe hoeden meer maken en verkopen; handelen in goud en zilver was er ook niet meer bij. De helft van de joodse huisgezinnen werd door deze bepaling getroffen. De tentoonstelling vertelt hier van en nog veel meer, tot aan de emancipatie die vorige eeuw ook de joden in ons land werd gegund: joden en hun begraafplaatsen waren niet meer „onrein", volgens eerdere christelijke opvattingen- De geschiedenis wordt in de expositie weer opgerakeld en het kan geen kwaad nog eens met de neus op schrikbarende feiten in de jaren 40 - 45 gedrukt te worden. In juni '41 moesten de joden in Leiden hun huizen ontruimen. Ook prof. Meijers, wiens hoogleraarschap hem ontnomen werd, hetgeen leidde tot de indrukwekkende „opstand" van prof. Cleveringa, de studentenstaking en de sluiting der universiteit door de Duitsers. Men krijgt, lopende langs de opstelling vol foto's, andere afbeeldingen en geschriften een goede indruk van de joden in Leiden. Ook de filosoof Baruch de Spinoza is niet vergeten, die van' 1660 tot 1663 in Rijnsburg woonde. Daar, in het Spinoza-huisje, schreef hij, voordat deze Portugees- joodse wijsgeer aan zijn „Ethica" toekwam, een verhandeling over „de zuivering van het verstand". Erg de moeite joodse eredienst, die door het bestuur van de joodse gemeenschap ter beschikking van de tentoonstelling werden gesteld. Veelal zilveren prachtstukken uit de Leidse synagoge. Ik noem slechts de Rol van Esther (Megislath Esther), een Thora kroon, Thora torens en Thora schild, Kiddoesjbekers, een priesterkan met schotel en een gebedskleed. Het hoort allemaal thuis in deze uitstalling die geheel past in een tijd dat er voor joden en jodendom weer veel belangstelling bij „de anderen" is gaan leven. Hier is uitsluitend sprake van een uiteenzetting die positieve interesse wekt. Sommigen zouden kunnen zeggen: een haat-liefde-verhouding ten voeten uit. Maar ook Paulus, de niet-Jood, zei eens: de liefde overwint alles Overigens zal het op vijf avonden mogelijk zijn, dat (uitsluitend) bezoekers van de expositie ook de Leidse synagoge bezichtigen. De rondleidingen (op 8, 15, 22 en 28 oktober en op 5 november, telkens om 8 uur des avonds) werden mogelijk gemaakt door de Stichting Vrienden van de Leidse Synagoge in samenwerking met het bestuur van de joodse gemeenschap in Leiden. Vrijdagavond 10 oktober om kwart over acht bezetten drie heren de speelruimte vanxde Kapelzaal van K&O, ing achter de Oude Vest in Leiden. Wie de parel der instrumentale llllllll muziekkunst en dat is I de kamermuziek bij uitstek liefheeft, stroomt dan toe. De drie heren zijn Alwin Bar de vleugel, Lex i Korff de Gidts, die viool de. L' speelt (en niet, zoals ik ShpH onlangs in Allerleids las: 3, aj Lex Korff, Gidts-viool d< en de Spaans-Zwitserse belei Nederlandse cellist Elias loofdl Arizcuren met het 1 Baskenbloed in de ering aderen en de poëzie in stok en vingers. -hatt »rond Tezamen vormen zij, in een hernieuwde opstelling, het Mendelssohn Trio. Van het et rq driemanschap schreef nota ert 1 bene The Times een tijdje oktot terug, dat het een sterke mma muzikale motivatie vaj1 combineerde met perfecte zj techniek, en het Zwitserse La Tribune liet een recensent (of omgekeerd) verklaren, dat het Trio de perfectie van de muziek ten toon spreidde. Dan zou je eigenlijk verder beter het zwijgen erover kunnen doen. Dat doe ik toch maar niet, want het Mendelssohn Trio is een kleinood binnen het raam der Nederlandse kamermuziekreproductie; een klinkend gegeven, waarvoor men in West en Oost door de knieën is gegaan tijdens verschillende ditioi toernees in de befaamdste zalen ter wereld. Daarom een ogenblik aandacht voor het Mendelssohn Trio Holland. Het programma voor vrijdagavond laat ik maar buiten beschouwing. Een gewilde variant op~„wat vader doet is altijd goed" hanterend, moet je deze drie muzikanten hun specifieke gang laten gaan. Ook als je zuurkool verwacht, kan het een verademing zijn als er bruine bonen met spek (of rijst) wordt opgediend. De uitvoerenden staan borg voor hoogstaande luister rijke genietingen. Neem Elias, die in 1969 het trio gestalte gaf en die ik meermalen met veel omslag zijn cello uit de kist heb zien halen. Hij is, na een meer dan gedegen opleiding, een uiterst bekwaam kamermuzieker. Alwin Bar, inmiddels „ook bekend van radio en teevee", studeerde piano bij grootheden als Geza Anda, Eduardo del Pueyo, bij Andor Foldes; debuteerde in '62 als jong broekje met het eerste en onvergetelijke pianoconcert van Chopin (die zich op Père Lachaise in Parijs nog steeds op z'n vergankelijke rechterzij, voor zover aanwezig, vlijt, als hij zo'n vertolking hoort). Toen dat ijzer eenmaal gesmeed was, was het hek van de dam en trad Alwin prinsheerlijk op in binnen- en buitenland, in alle vooroplopende Nederlandse orkesten. Alwin maakte verscheidene grammofoonplaten en schrijft in een randstedelijke krant recensies, behalve waar het z'n eigen vertolkingen betreft. Rest me Lex Korff de Gidts, die Het Mendelssohn Trio: Alwin Bar, Lex Korff de Gidts en Elias Arizcuren. bijvoorbeeld bij Peter Ashley en Davina van Wely het vioolspel onder de knie kreeg en daarna in tal van Nederlandse kamerorkesten optrad en ook solistisch z'n graantje meepikte. Hij was primarius, een tijdje, en nu fungeert hij ook waardevast als hoofdleraar aan <ie conservatoria in Utrecht en Leeuwarden. Dat is natuurlijk wel op en neer reizen. We weten nog verdraaid goed, dat eens onze Leiderdorpse toonkunstenaar, pianist, organist en koorleider Jan van der Meer zijn partij in het Trio meespeelde. Hij was niet de pater intellectualis van het aan Mendelssohn- Bartholdy toegewijde drietal, maar wel de pianist die het tien jaar daarbinnen heeft volgehouden. „Mijn laatste concert was, als ik het me goed herinner, op 1 april vorig jaar. Dat was geen mop, maar definitief", zo greep Jan gisteren op mijn verzoek nog even terug in de trio-historie. Tien jaar lang had hi' verschillen* samenstellingen de toetsen beroerd. „Ik kreeg het zo druk met andere werkzaamheden (zeg, je gaat er toch niet een stuk van maken, hoop ik), dat ik ermee moest kappen. Ik doe heel andere dingen nu, veel kamermuziek ook; in trio's, kwartetten, kwintetten, duo's niet te vergeten. Pas nog met het Residentie Orkest naar Warschau geweest. Ik zou het binnen sen vast trio, met tweemaal in de week repeteren, en met die lange toernees, niet meer kunnen bijbenen". Jan trad, als stut en steun, dus uit, ruim een jaar geleden. „Maar we zijn vrienden gebleven. Ik weet het: in kamermuziekensembles zijn er vaak ruzies; dat schijnt inherent te zijn aan dergelijke samenstellingen. De bezettingen wisselen de voet". Nou, dan kan Jan een aardige trektocht meemaken. Het Mendelssohn Trio, aan en af vliegend binnen de EEG en Griekenland ik noem maar een dwarsstraat is in december te vinden in de Verenigde Staten. Gewoon, alsof het niks is, in de New Yorkse Carnegie Hall bijvoorbeeld. Maar ook in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw en volgend voorjaar in de „bekende maar zeer moeilijke" Salie Gaveau in Parijs. En in Brussel, in Breda, in Alkmaar, nou ja en in Leiden neem me niet kwalijk, maar daar wonen ook nog echte kamermuziekliefhebbers, moet je maar denken. Dat is nog steeds het Mendelssohn Trio, ook al zijn er in de loop der jaren kleine bezettingswijzigingen opgetreden. Binnen een dergelijk klein verband prik je elkaar soms als egels. En, och ja, dat kan pijnlijk aankomen. Maar de muziek is eeuwig en de kamermuziek fonkelt binnen de Melkweg der Klinkende Muze als een dichtbijstaande ster. Maar je hoeft ze niet door een sterrenkijker waar te nemen, die spelers van het Mendelssohn Trio; je kunt ze gewoon gaan beluisteren. Ik zou wel wensen, dat ik bij machte was, te vertellen hoe dicht de aardse kamermuziek het goddelijke kan benaderen. Daar zijn geen woorden voor; alleen maar muziek Tenslotte wil ik alleen nog maar kwijt, dat Elias (met Milaan en Genève in het vooruitzicht; je zou er doodmoe van worden, van dat gesleep heen en weer, en daarin kan ik Van der Meer gelijk geven) me vertelde, dat het „in het begin wennen was", met die nieuwe samenstelling. „Maar dat is normaal Dan zijn er nog Nederlandse componisten die het Trio stof tot spelen leveren. Toondichters Daan Manneke, W.F. Bon en de al lang in Nederland verblijvende Poolse muziekschrijver Tristan Keuris schrijven voor het Mendelssohn Trio. Verder zou ik het ook niet meer weten. Bon, goed; men wijdt maar toonzettingen aan het Mendelssohn Trio. Dat is prima en begrijpelijk. Het zijn niet voor niets „meesters van het zijdezachte pianissimo tot het stormachtige fortissimo, maar steeds met een fascinerende muzikaliteit en precisie", zoals het Lissabonse Dagblad, niet zo lang geleden nog schreef. sf* •EN In de reeks concerten die mogelijk worden, nu de restauratie van het orgel in looglandse kerk voltooid is, was het giste- de beurt aan Hans van Nieuwkoop uit Sas- (eim. De klankmogelijkheden die het orgel bieden heeft, zijn talrijk, maar kennen beperking: de 18e eeuwse stemming van ckmeister maakt het orgel ongeschikt voor 1j0 luziekliteratuur uit de 19e en 20e eeuw. Het ramma omvatte dan ook werken van 17e 8e eeuwse meesters. Nieuwkoop speelde voor de pauze 2 wer- uit respectievelijk de Nederlandse en Duit- hooi. In Sweelincks Toccata toonde hij een I gen techniek en een rustige muzikale be ding. De ingehouden toon en het beschei- volume werkten zeer verhelderend. De 6 aties van Van Noordt hadden wat pittiger pen klinken, alhoewel ook de compositie spectaculair te noemen is. i monumentaler en op andere punten ver ers i °r :n1 fijnder klinken de 2 Duitse werken, waarin van Nieuwkoop op onderdelen geïnspireerd te werk ging. Maar, zoals in de fuga van Buxtehu- de, verviel de al eerder genoemde rust tot een timide en soms logge klank, wat ten koste ging van de doorzichtigheid en kleurrijkheid. Hetzelfde verschijnsel deed zich voor in het ge deelte na de pauze dat geheel gewijd was aan Bach. De fuga in g kende enerzijds een fraaie cadans waarin de meerstemmigheid fraai genu anceerd overkwam, maar miste anderzijds de dynamische aanpak om de inhoud in al zijn schakeringen boeiend te laten klinken. Pas in de beroemde Passacaglia in c toonde Van Nieuwkoop al zijn muzikale kracht. Het is dan ook een grandioos stuk met een adembenemen de climax die zo overweldigend klonk dat de wisselende muzikaliteit, eerder op de avond, als een vage herinnering naar de achtergrond werd geschoven. DIRK VOOREN V oorwaardelijke straf voor brandstichter LEIDEN/DEN HAAG Wegens brandstichting heeft het Haagse gerechtshof een 20-jarige verdachte uit Lei den veroordeeld tot voor waardelijk drie maanden ge vangenisstraf met proeftijd van twee jaar. Verdachte had brand gesticht in een hoeveelheid hooi en stro in de Leidse Hout. Vol gens verdachte had hij dat niet opzettelijk gedaan, maar had hij wel een nog brandende si garet in de berg hooi en stro In eerste instantie was ver dachte door de Haagse politie rechter veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf waarvan een maand voor waardelijk met proeftijd van twee jaar, van welk vonnis verdachte in hoger beroep kwam. DELFTSE STUDENTEN: LEIDEN „Het is financieel haalbaar om op het Schuttersveld 600 goedkope huurwoningen te bouwen. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat het rijk een lo- katiesubsidie van 13.500 gulden per woning verstrekt". Aldus een groep studenten van de Delftse Technische Hogeschool (TH) in de nota "Schutterveld'. In een eer ste reactie op de nota heeft wet houder D. Tesselaar van volks huisvesting verklaard sterk te be twijfelen of die subsidie er ook komt, omdat het rijk in het verle den nooit meer subsidie heeft wil len geven dan 6.500 gulden per woning, waarmee de haalbaar heid van hetgeen in de nota wordt beweerd, wel erg onzeker wordt De nota van de Delftse studenten is ver vaardigd in opdracht van het actiecomité 'Schuttersveld'. In de nota becijferen de studenten dat de produktie van woning wetwoningen in Leiden ver achterloopt bij de behoefte. Zij vinden het onnodig, dat er op het Schutterveld ook kantoren gebouwd worden, zoals de gemeente voor stelde in april 1980. Volgens het toen uit gebrachte rapport zouden er op het Schut tersveld 200 tot 300 woningen en 50.000 tot 75.000 vierkante meter kantoorruimte moeten komen. Later gingen er in de ge meenteraad geluiden op om 400 tot 500 woningen te bouwen. De studenten zijn van mening dat de noodzaak om kantoren te bouwen op het Schuttersveld onvol doende door de gemeente Leiden is aan getoond met cijfermateriaal. Aan een der gelijke nieuwbouw van kantoren zou vol gens de studenten geen behoefte betaan. De studenten stellen dat het mogelijk zou zijn de bouw van de woningen in 1983 te voltooien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 5