Puzzelritten met de dood als inzet leperen's oogst van 1980: dertigduizend projectielen uit de Eerste Wereldoorlog De machtige Ijzertoren in Kaaskerke bij Diksmuiden, een- trum voor de herdenking van de Vlaamse slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog en meermalen inzet van hevige politieke strijd, zoals blijkt uit de resten van de eerste to ren (voorgrond) die door tegenstanders van de „Vlaamse gedachte" is opgeblazen. plaats in Europa waar het herdenken van gevallenen uit Wereldoorlog I ook tot de dagelijkse routine behoort. LEGIOENEN VERMISTEN In het Oostenrijkse stadje Kufstein sloft elke middag een or ganist naar de burcht, om het daar geïnstalleerde heldenor gel te bespelen. Na bijna achttienzuizend vruchteloze pogin gen om hen op het appèl te roepen, blijft men in leperen vastberaden elke avond de ^ast Post blazen voor de gevalle nen. Dit ceremonieel voltrekt zich onder de immense koepel van een triomfboog, gebouwd op de plaats waar van 1914 tot 1918 tienduizenden soldaten de stad verlaten hebben door de Menenpoort, op weg naar het front. Twee of drie brandweerlieden laten er de klaroenen schette ren, nadat het (drukke) verkeer is stilgelegd. Soms luistert een handjevol toeristen naar dit voorspel op het bazuinge schal van de engelen, soms zijn het er honderden. Hun blik dwaalt over de wanden van portlandsteen, waarin 54.896 na men zijn gekerfd. Een deel slechts van de legioenen vermis ten, spoorloos verdwenen van de Vlaamse bodem, tijdens de drie veldslagen om leperen. Dit eerbetoon is maar een on derdeel van de dodencultus die ook na een tweede wereld oorlog de eerste blijft koesteren als de meest afschrikwek kende, maar ook dierbaarste herinnering. Wie bedwingt zijn tranen bij „het treurende ouderpaar" in Vladslo, een beeldhouwwerk van Kathe Kollwitz, ter nage dachtenis aan haar gesneuvelde zoon Peter (18)? Nederlan ders, veel meer bezig met 1940-45 dan de vage heugenis aan een oorlog die buiten hun grenzen woedde, trekken stomverbaasd langs de begraafplaatsen, met gazons die eruit zien of ze dagelijks met het gilettemesje worden ge schoren. Liggende zerken trekken hun spoor naar de einder, als ste nen treden tussen tijd en eeuwigheid. Veel namen zijn al on leesbaar geworden. Maar er wordt niets nagelaten om hier de mythe in stand te houden, dat de helden niet tevergeefs- zijn gevallen. De vergankelijkheid wordt bezworen met op schriften als „Their name liveth for evenmore", bedacht door de beroemde schrijver Rudyard Kipling, wiens enige zoon tot de vermisten behoorde. HUISELIJKHEID De wensbede op het massagraf op de Kemmelberg voor 5.294 Fransen (waarvan slechts 57 geheel of gedeeltelijk geï- denticifeerd) gaat in vervulling: „Schenk hen een vrome ge dachte". En dat niet alleen. Er wordt nog herhaaldelijk nieuws gemeld van het westelijk front. Dit theater van de dood is een onderdeel geworden van het menselijk schouw toneel, zoals zich dat ontvouwt in de stadjes en dorpen van West-Vlaanderen. Een zekere huiselijkheid heeft de verschrikkingen terugge bracht tot overzichtelijke proporties. Bussen vol toeristen worden leeggeschud bij de Dodengang aan de IJzer, waar dagjesmensen in gesloten colonnes door de loopgraven mar cheren en in een mitrailleursnest het eerste zakje met boter hammen aanspreken. Nog altijd is „14-18" de belangrijkste toeristische attractie. Er worden nog steeds nieuwe variaties bedacht op dit thema. Reeds een aantal jaren geleden is een met deze jaartallen gesierde route voor automobilisten uitgezet die druk bere den wordt. Op zeker drie andere trajecten wordt herhaalde lijk verwezen naar sporen van de grote krachtmeting. Dien sten voor Toerisme (VVV's) betwisten elkaar de sectoren met huiveringwekkende bezienswaardigheden, zoals het graf van de jongste gesneuvelde, een veertienjarig lertje (overleden 24 mei 1915). Het op de plaats rust is hier niet aan dovemansoren gespro ken. Gezeten in hotel „De Vrede" („specialiteiten van wild") te Diksmuide wordt mij duidelijk gemaakt, dat nog in 1980 een nieuwe puzzelrit zal worden gepresenteerd, met de dood als inzet. Ook hier staan namaakgebouwen aan de rand van een pleinvreesverwekkend marktplein. Ze zijn opgetrokken in „streekeigene, gele polderbaksteen" met ruitmotiefjes op de luiken. DOOR MERG EN BEEN De stilte gaat er door merg en been. Diksmuide gaat daar verandering in brengen als aangewezen overnachtingsplaats voor hen die de nieuwe, 110 kilometer lange frontroute aan dachtig willen berijden. Een autozoektocht met drieëntwintig puzzelvragen is voorafgegaan aan de definitieve vaststelling van het traject. Men stelt zich niet tevreden met kruimkens die leperen van de dis heeft laten vallen, maar exploreert speciaal de noor- De periode 1914-1918 is in Nederland al een vage heugeni8 aeworden. Vlaanderen echter wordt er nog dagelijks mee geconfronteerd. De bij ons „vergeten oorlog" behoort er tot de indrukwekkendste bezienswaardigheden voor toe risten. „Zal daar ooit een eind aan komen?", vroeg één van onze redacteuren zich verbaasd af toen hij ontdekte dat anno 1980 nog nieuwe frontroutes worden uitgezet voor automo bilisten. Men overweegt ook de bouw van een Vredesmuseum in het fel omstreden Zillebeke. De plannen liggen klaar; de kosten worden geraamd op 32 miljoen franken, i In leperen zijn nog herstelwerkzaamheden aan de gang V krachtens een oorlogsschaderegeling die uit 1918 dateert. Ruim zestig jaar nadat het laatste schot werd gelost, duurt In België „den grooten oorlog", zoals hij vroeger genoemd werd, nog voort. Een verbaasde dood voegt nog elk jaar slachtoffers toe aan de miljoenen gevallenen uit de perio de, als weer ergens een obus (granaat) tot ontploffing komt. Dit jaar zullen naar raming dertigduizend projectielen uit Wereldoorlog I gevonden en onschadelijk gemaakt wor den. Een omvangrijke „springploeg" heeft er de handen vol aan. IEPEREN Tijdens de Eerste Wereldoorlog Is leperen zo grondig verwoest, dat men serieus heeft overwogen om de puinhopen te conserveren, als een Pompeji van de lage lan den. Aldus zou Vlaanderen de beschikking hebben gekregen over een weergaloze bezienswaardigheid. Na rijp beraad I heeft men er van afgezien om aldus een aanklacht in te die nen tegen de oorlog. Vierduizend arbeiders hadden er een half jaar voor nodig om het puin te ruimen. Zij lieten een kale vlakte achter. Nog niet zo lang geleden is de wederopbouw voltooid, toen de laatste hand werd gelegd aan leperens trots: de gigantische Laken hal, „het grootste burgerlijke gothische bouwwerk van Euro pa". Zo ontstond het duplikaat van een provinciestadje. Zowel de alleenverkoper van babelutten (een soort toffees) als de bak ker wiens cakes zachter zijn dan de naam leperse kasseisen i doet vermoeden, spelen hun rol in een fascinerende trucage. Zij trachten aan te tonen, dat het leven gewoon doorgaat. Maar hun versnaperingen leggen weinig gewicht In de schaal, leperen is geen tweede Pompeji geworden, maar bleef toch de hoofdstad van een dodenrijk waarin de leegte geaccentu eerd wordt door één vso België's grootste marktpleinen, op pervlakte 1.25 hectare. Buiten de door Vauban opgeworpen vestingwallen strekt zich een necropolis uit van bijna twee honderd militaire begraafplaatsen, honderd monumenten en gedenktekens, rozengaarden boven knekelhulzen, fel om streden heuvels, loopgraven, vlaggen, kapellen en sculptu ren. Daar heeft zich een barbaarse slachting voltrokken. Regiona le lekkernijen noch de pint Yprèsbier met hoge gisting, kun nen als smaakmakers wedijveren met een alles overschadu wende attractie: de Dood van leperen. Er is maar één andere De entree naar de Dodengang, een loopgravencomplex aan de Ijzer. delijke zones van het front, Inclusief de beruchte stellingen aan de IJzer. Ook de velo is een geschikt transportmiddel voor dagjes in de vrije natuur, met terzijde van de baan on telbare grafzerken als rissen dominostenen, op het punt om elkaar aan te stoten. Zal er dan nooit een einde komen aan dit gesol met knekel huizen en jammerlijke museumpjes als Hill 62, waar door roest verteerde helmen als zotskappen aan het prikkeldraad hangen? Bijgestaan door zijn schepenen moet burgemeester Albert Dehem van leperen ieder het zijne geven, de levenden en de doden. Thans wordt weer overwogen om als Westvlaamse inbreng voor het jubeljaar 1980 (150 jaar België) een Vredesmuseum te stichten in Zillebeke. het dorp waar verbitterd gevochten is om frontzones met de omtrek van een tennisveld. Archi tecten hebben reeds hun visioenen op blauwdrukken zicht baar gemaakt. De kosten worden geraamd op 32 miljoen franken. In het eethuis „Old Tom" (het had ook „Brittanique" kunnen zijn; veel etablissementen dingen naar de gunst van Engelse bezoekers) tracht Jan Breyne me duidelijk te maken, aan welke verplichtingen leperen moet voldoen. Hij is directeur van de Dienst voor Toerisme. Als zodanig organiseert hij de ver buiten Vlaanderens grenzen bekende Kattenstoet, een luisterrijk, folkloristisch schouwspel. MACABER VERLEDEN Maar ook dit evenement voltrekt zich in de schaduw van het macabere verleden, leperens herinnerings(oorlogs)museum trekt een constante stroom van bezoekers en elke zondag nog beklimt een Engelse predikant de kansel in St. George's Memorial Church, kruising tussen godshuis en mausoleum. Jan Breyne ontkent dat zijn stad het „toerisme des doods" bewust stimuleert. „Dat zou niet chique zijn, tamelijk luguber zelfs en in de toekomst toch op niets uitlopen. Maar kunt ge de mensen voor het hoofd stoten die met doedelzakken en vaandels uit Engeland komen om hier hun doden te herden ken?" „leperen" is een universum. Het Imperial War Museum in Londen heeft drieënnegentig pagina's nodig om te beschrij ven hoeveel boeken en rapporten daar geraadpleegd kunnen worden over de oorlog in deze frontsector. Oudstrijders lo pen op hun laatste benen, maar wagen nog regelmatig de oversteek om stram een groet te kunnen brengen aan ge sneuvelde makkers. Een grote wapenschouw heeft leperen te zien gegeven in 1977, toen de pompeuse Menenpoort van architect Sir Reginald Bromfield vijftig jaar bestond en het ook vijftig jaar geleden was dat de gruwelijke slag bij Pas- sendaele werd uitgevochten. „Gij spreekt van een krampachtig in stand gehouden cul tus?", vraagt Jan Breyne. „Maar het slagveld zelf wil van geen ophouden weten". Onderweg wordt het me duidelijk wat hij bedoelt. Bij elke begraafplaats hangt een kastje waar in het gastenboek (livre d'or, noemen de Fransen het) wordt bewaard. Bijna overal tref ik de namen aan van mensen die nog gisteren en eergisteren hun indrukken hebben weerge geven. Het gedenkteken voor de legendarische jachtvlieger George Guynemer, de held van Poelkappelle. Een zekere huiselijkheid brengt de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog terug tot overzichtelijke proporties. Spelende kinderen op de Tyne Cot, met graven van 11.858 op Belgische grond gesneuvelde Britten en de namen van 33.783 vermisten op een gedenkteken. Reeds tijdens de oorlog werden hier de eerste graven gedolven. ZINLOZE MASSAMOORD „Ik ben er trots op om een Canadees te zijn", schreef de een. „Wij eren u", een ander; een kinderhand voegde er „Groetjes" aan toen. De Engelsen hebben een groot aandeel in het onderhoud van graven enz. via de Commonwealth War Grave Commission en zowel hier als aan de andere kant van het Kanaal houden zij graag de bijpassende tradities en ce remonieën in ere. Een bezweringsformule wordt uitgespro ken over alles wat zweemt naar de erkenning dat de volke ren hier zijn aangezet tot een zinloze massamoord. En inderdaad, de aarde zelf staat nog altijd op springen. De pastoorsmeid Stefanie Duijck te Wijtschate was in 1932 één van de duizenden die ervaren hebben, dat deze oorlog nog niet voorbij is toen ze door de keukenvloer in een zes meter diepe put zakte en bedolven werd. Uitgestrekte onderaardse kazernes en schachten geven hun geheimen prijs tot op de huidige dag. Dan worden opnieuw skeletten opgedolven en oorlogstuig dat nog op scherp staat. In het stamineetje Guynemer te Poelkapelle drinkt een lid van de kaartmaatschappij „Nooit Moe" zijn pint, tezamen met Alphons Wuyts, ontmijner in dienst van de DOVO (Dienst Opruiming en Vernieling Oorlogstuig). Hij is tot op heden de dans ontsprongen. Dit in tegenstelling tot bijvoor beeld de boerin die in augustus 1980 door een granaat werd gedood. „Zij vond zo enen obus in haar pattattemachien op den akker en dacht, komaan, ik ga die in de Leie smijten". Maar halverwege ontplofte het meer dan zestig jaar oude projectiel naar behoren en een verbaasde dood voegde haar alsnog toe aan de oorlogsslachtoffers van 1914-1918. Dood en verderf. Boeren die met eg en al in de lucht vliegen, ont ploffingen onder een steigerende wegenwals. Alphons Wuyts heeft een dag verlof. Ik verdenk hem ten onrechte van sterke verhalen. BIBBERGELD Sinds de DOVO in 1918 is begonnen met het zuiveren van deze verschroeide aarde waar een half miljoen mensen gesneuveld waren zijn ongelooflijke oogsten binnenge haald; thans jaarlijks nog zo'n dertigduizend projectielen, voor 99 procent uit W.O. I. Intussen hield de dood geslaag de inhaalmanoeuvres, want alleen al onder de DOVO-man- schappen vielen zo'n honderdzeventig slachtoffers. Nog geen tien jaar geleden werden er zeven tegelijk gedood bij het de monteren van een vliegtuigbom. Alphons en zijn kornuiten kunnen niet ten onrechte een ge- varenpremie incasseren, bekend als het „bibbergeld voor de springclub". De stortvloed van gasmunitie stelt hen voor gro te problemen; het kleinste lek kan fatale gevolgen hebben. Nog dagelijks worden vondsten gemeld van allerlei ander oorlogstuig, dat opgehaald en op een terrein te Houthulst tot ontploffing wordt gebracht. Alle bedreigingen ten spijt laat de ontmijner zich zijn biertje goed smaken. Op het stille dorpsplein van Poelkapelle domineert de kerk toren, gebouwd na het inferno dat dit dorp teisterde. De klok van achthonderd kilogram is gegoten uit metaal, afkomstig van patronen en granaathulzen, door de dorpelingen verza meld. Zo gaven zij weer een stem aan de vrede. Maar is het ooit vrede geworden? Een bronzen ooievaar heeft de zuil beklommen, midden op de rotonde waar zes wegen schots en scheef aan komen lopen en één van de merkwaardige kruisingen vormen, waar België zo rijk aan is. Het monument is opgericht ter ere van de legendarische jachtvlieger George Guynemer van het Escadrille des Cicog- nes. Vandaar die ooievaar. Ook het café is naar deze piloot genoemd. Na tientallen vijandelijke machines op ridderlijke wijze te hebben neergehaald, is hij spoorloos verdwenen op een vlucht boven Poelkapelle, 11 september 1917. "GE ZOUDT OGEN OPZETTEN" Maar ook George Guynemer leeft voort, niet alleen omdat er te zijner nagedachtenis zoveel pintjes worden gedronken. Hij spreekt tot de verbeelding. Zijn stoffelijk overschot is nooit teruggevonden. Intensieve zoekacties, tot in de dertiger ja ren toe ondernomen, ook met medewerking van een Neder landse helderziende, hebben niets opgeleverd. „Mocht gij daarvan getuige zijn, ge zoudt ogen opzetten". De ontmijner verwijst naar de jaarlijkse herdenking op 11 september, als de luchtheld van Poelkapelle weer langs de hemel scheert. Vanuit hefsphroefvliegtuigen worden dan bloemen rond het monument —een symbolisch graf ge strooid en Mystères trekken jankend hun sporen over het dorp. Ter herinnering aan de oorlog die nooit vergeten zal worden. LEO J.LEEUWIS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 19