m m Uitzendkracht —uitgebuit maar goed betaald— bedreigt vaste arbeidsplaats De centrales voor pleegge zinnen gaan vanaf medio september frontaal in de aanval. Onder het motto „Een beetje inschikken- „.kan dat?" vragen ze adressen wan mensen, die er wel voor voelen een pleegkind in huis te nemen. Want op liet ogenblik zoe ken zo'n vijftienhonderd jongens en meisjes, die door omstandigheden tijde lijk of voor onbepaalde tijd niet meer thuis kunnen wo nen, een geschikt dak bo ven het hoofd. Waarbij bet vooral gaat om de oudere jeugd, vanaf een jaar of twaalf. In bijgaand artikel schetsen twee medewerkers van een van de vijf regionale cen trales in Nederland de pro blematiek, die niet tot die centrale beperkt is. Regio naal zijn er overigens wel verschillen. Typisch voor de Randstad is de grote be hoefte aan crisis-opvang (vorig jaar in Zuid-Holland 148), d.w.2. opvang van jeugdigen die direct uil huis geplaatst moeten wor den, en de behoefte aan therapeutische gezinsver pleging, d.w.z. plaatsingen van een zo grote moeilijk heidsgraad dat zeer inten sieve begeleiding van het kind en hel pleeggezin noodzakelijk is. In beide categorieën kon slechts voor één op de drie kinde ren een pleeggezin worden gevonden. Wie iets te bieden heeft of nadere informatie wil kan terecht bij het centraal adres: postbus 70497, 1007 KL Amsterdam, tel. 020- 712115 of bij de centrale voor pleeggezinnen voor Zuid-Holland en Zeeland (Rotterdam, 010-762311; Haags bureau: 070-503604). Oe centrale in Rotterdam belegt regelmatig avonden voor degenen die belang stelling hebben voor nade- re informatie over de aan- melding als pleeg* of op- vanggezin, over het om gaan met pleegkinderen, de begeleiding van pleeg- I gezinnen en de administra tieve aspecten van het pleegouderschap. De Zuid hollandse centrale heeft alle oudercommissies van basisscholen aangeschre ven om op de problematiek te wijzen en heeft een film voor gebruik op ouderavon den gereed. J DEN HAAG „Misschien klinkt het je gek In de oren, maar sommige mensen denken echt dat je rijk moet zijn om een pleegkind In huis te kunnen nemen. Iedere keer weer merken we dat er mensen zijn die om fi nanciële redenen de boot afhouden. Ik hoor het een collega van me nog zeggen op een informatieavond. Mensen, jullie hoeven echt geen hoogpolig wollen tapijt op de vloer te hebben; daar kijken we heus niet naar. Er is een kostendekkende vergoeding. Je houdt er niets aan over, maar dat kan ook nooit de bedoeling zijn. In normale gevallen, met gewone eters en .verslijters" hoef je er geen geld op toe te leggen". Kees Bosma. coördinator van een pleeg gezinnencentrale, weet uit eigen ervaring hoe een dubbeltje in dit opzicht rollen kan. Gekscherend: „Ik zat onlangs met een van mijn pleegkinderen te praten en zei heel mismoedig, dat ik elke dag zo hard moest i werken, ondere andere voor hem. „Je li krijgt toch vergoeding voor me", gaf hij lik 3t op stuk. Waarop ik weer, om een beetje te pesten: „Ik krijg vergoeding voor vier bo terhammen en jij stouwt er wel twaalf ach- E ter je kiezen". „Je kunt natuurlijk het geluk hebben dat je pleegkind maar drie boterhammen eet; dan kun je voor het geld dat overblijft naar Mallorca", mengt een collega zich in het ^psprek. Lacherig intermezzo in een dis cessie. die op zich eigenlijk helemaal niet ^vrolijk is. Want je zult maar acht, negen jaar in een internaat zitten wachten of zich eindelijk eens een geschikt pleeggezin meldt. Of je zult thuis zo'n ongelofelijke heibel hebben, dat je je pukkel pakt en de huisdeur met een opluchtende dreun ach ter je dicht kwakt. Maar wat dan? In het laatste geval Is een opvangadres de beste oplossing en gelukkig beschikken de pleeggezinnencentrales over een kaar tenbak met geschikte mensen. „Je kunt alleen niet constant een beroep op ze doen, want ook die mensen willen wel eens uitblazen". Begrip „Welke mensen geschikt zijn? Daar Is moeilijk een algemeen recept voor te ge ven. Laten we zeggen: mensen die begrip hebben voor de problemen van de heden daagse jeugd, die wat ruimte kunnen bie den in de meest letterlijke zin van het woord en die een gesprek met deze jonge ren aan kunnen en willen, als zij daar be hoefte aan hebben. En vooral: mensen die een niet al te betuttelende rol willen spe len. Het is niet de bedoeling dat de jongen of het meisje in kwestie maandenlang op zo'n opvangadres blijft zitten. Van daaruit proberen we een oplossing te vinden. Is terugkeer naar huis mogelijk of moet je toch zoeken naar iets anders, totdat hij of zij op eigen benen kan staan? „Even iets belangrijks er tussendoor. Voor die crisisopvang komen niet alleen echtpa ren in aanmerking. Juist alleenstaanden Internaten kunnen erg nuttig werk verrichten omdat ze hun aandacht volleoig aan het pleeg kind kunnen geven. Echtparen (of samen wonenden) moeten ook onderling nog Oudere jeugd De pleeggezinnencentrales kampen met een vraag en aanbod, die vaak haaks op elkaar staan. Veel aanmeldingen van jonge gezinnen, die het meest geschikt zijn om jonge kinderen te plaatsen en veel verzoe ken om hulp van oudere jeugd van elf tot eenentwintig jaar. Mensen met opgroeien de kinderen hebben het er kennelijk moei lijk mee om een vijftienjarige in huis te ha len. „Of dat heel wat van ze vergt? Kan zijn, maar het hangt ook een beetje van de voorgeschiedenis van het kind af. Een jong kind dat vanaf zijn tweede in een in ternaat heeft gezeten en op zijn achtste eens een keer uitgeplaatst wordt, kan heel wat meer problemen geven dan een knul van vijftien die twee jaar geleden uit huis is gegaan en nog niet zo'n lange internaats ervaring achter de rug heeft. Voor de ou dere jeugd moet je niet zozeer aan opvoe den denken, maar aan een soort begelei ding: het bieden van de warmte van het gezin en van een stuk vrijheid ook. Of het aanbieden van wat wij noemen een kamer met aandacht. Op zijn tijd een kopje kof fie, televisie meekijken of een hapje mee- eten". Eerst sliepen ze wet z'n tweeën op één kamer. Nu met z'n drieën. Met dit verscha, dat Magda en ik mi op de kleine kamer slapen, vertelt Jan de Wilde. Er zijn best wel 's spanningen, maar we redden ons eigenlijk heel best, vult Magda aan. En wij springen af en toe bij, zegt buurvrouw "oma" De Vries. „Over internaten gesproken. Kinderen, die daar heel wat jaren hebben doorgebracht, krijgen het dikwijls erg moeilijk als ze naar een pleeggezin gaan. Die jongens en meis jes hebben slecht geleerd relaties te ma ken, zich aan bepaalde mensen te binden. De volwassenen met wie ze in het inter naat te maken krijgen, wisselen nogal eens. Mensen gaan trouwen, krijgen een andere baan. En denk ook maar aan het simpele feit, dat je iedere ochtend aan de ontbijttafel een ander gezicht kunt zien. De groepsleiding is er maar acht uur per dag, zodat je drie verschillenden groepsleiders hebt per etmaal. Veel tehuiskinderen ko men gevoelsmatig te kort en ik denk, dat dat hen parten speelt als ze eenmaal in een pleeggezin komen. Ze kunnen weinig liefde teruggeven en als pleegouders dan. zeker de eerste tijd, te veel van het kind verwachten op dat gebied, loopt het stuk. Een kind dat zolang in een internaat heeft gezeten, heeft toch een aantal jaren nodig om zich weer enigszins vertrouwd en hele maal safe te voelen. Als je als pleegouders geen geduld kunt opbrengen dan komen er al snel irritaties en knapt er op een ge geven moment iets. Met het gevolg, dat zo'n kind terug gaat naar het tehuis en nooit meer naar een pleeggezin wil. Tries ter kan het nauwelijks". Informatie inwinnen De pleeggezinnencentrales gaan niet over een nacht ijs als het erop aankomt advies Ik heb et gewoon steeds een bord bijgezet. Eerst voor Marijke. Dat was IJ jaar geleden. Toen volgde Henk, daarna Wilieke en vervolgens Joke. En tegenwoordig probeer ik een (soort) thuis te zijn voor Joiande, verteil mevrouw Ter Beest te W. uit te brengen over de plaatsing van een pleegkind. Het gaat om een procedure die best drie kwart jaar in beslag kan nemen. „Is Iemand op een van de informatie avonden zo geïnteresseerd geraakt dat hij graag met ons in zee wil, dan volgen er eerst een stuk of drie groepsgesprekken. Nog niet zo lang geleden praatten we met alle aspirant-pleeggezinnen afzonderlijk, - maar daar zijn we vanaf gestapt. Enerzijds is het efficiënter als je tegelijkertijd drie vier gezinnen kunt voorlichten, anderzijds is het minder bedreigend voor de aspi rant-pleegouders. Op zo'n avond laten we ook een ervaren pleeggezin aan het woord zodat de vragenstellers echt antwoorden uit de praktijk krijgen. Na de serie groeps gesprekken praten we een of twee keer apart met de aspirant-pleegouders, zuiver en alleen om privé zaken onder de loupe te nemen. De voorgeschiedenis van de mensen en zo. Overigens, voordat we aan die hele serie gesprekken beginnen, win nen we eerst informatie in bij de huisarts en de Raad van de Kinderbescherming. We mogen geen onderzoek in een gezin starten als die informaties niet binnen zijn. Ter geruststelling van aspirant-pleegou ders: onze rapportage is volkomen open. Ze krijgen het rapport ter inzage en mo gen ook commentaar leveren als ze het er gens niet mee eens zijn. Om een lang ver haal kort te maken: het definitieve rapport komt in onze staf, wij bekijken de moge lijkheden en onmogelijkheden en is er een goede combinatie te maken van pleegge zin en kind, dan gaat het hele dossier naar de instelling die graag een pupil onderdak wil hebben bij pleegouders". „Het verdere contact loopt dan via deze laatste instelling. Wij „koppelen" alleen maar; voor de verdere gang van zaken en Jolande: En ik h§b. weer een pteegkonijru de begeleiding van de pleegouders heb ben we eenvoudigweg de mankracht niet. Wat niet wil zeggen, dat pleegouders in geval van nood geen beroep op ons kun nen doen. Mochten er problemen zijn, dan willen we zeker wel bemiddelen". Kennismakingsperiode Is er een geschikt pleeggezin gevonden voor een bepaald kind, dan volgt de ken nismakingsperiode. „In het algemeen is die tijd vrij langdurig, om de kans op voor tijdig afbreken zo gering mogelijk te ma ken. Het is ook nogal wat, zowel voor het kind in kwestie als voor de pleegouders. Maar toch vooral voor het kind. Ze zullen je maar zeggen dat vandaag je nieuwe va der en moeder op visite komen. Vreselijk bedreigend lijkt me zoiets. Je loopt als kind dan wel op eieren". FRANS VAN DEN BRINK ijl il DEN HAAG Uitzendkrachten zijn naar :elde mening van de vakbeweging voor het jc bedrijfsleven veel goedkoper dan vaste N krachten. Voor een uitzendkracht moe it ten de bedrijven wel meer betalen, maar 'V ze kunnen hun personeelsbestand naar n behoeven inkrimpen of uitbreiden, zon- i der zich om hun personeelsleden te hoe ven bekommeren. In de ogen van de Fe- I deratie Nederlandse Vakbeweging (FNV) ingaan de plannen van minister Albeda (sociale zaken) om het gebruik van uit zendkrachten te beperken dan ook nog lang niet ver genoeg. jijEen maand geleden vroeg de bewindsman de Stichting van de Arbeid om advies over deze ontwikkeling, waarbij bovendien steeds meer vaste arbeidsplaatsen door ^uitzendkrachten worden bezet. Hij vindt n(|dit ontoelaatbaar in een tijd van steeds dJstijgende werkloosheid. Directe aanleiding MiWas een forse stijging van het aantal aan- jll vrayen voor verlenging van de wettelijk ta toegestane uitzendperiode van drie maan- e den. In de wet is geregeld dat die periode L onder bijzondere omstandigheden met nog eens drie maanden verlengd kan wor- den. In 1978 werd voor 27.000 gevallen verlenging aangevraagd; het jaar daarop >(JI gebeurde dat in 39.000 gevallen. Dat is 'een toename van 44 1VI De afgelopen jaren werd verlenging vrijwel steeds automatisch verleend. De laatste 0f maanden is het ministerie van sociale za kken echter steeds kritischer gaan beoor- ilj, delen of. en in hoeverre, er sprake is van J bijzondere omstandigheden. Het gevolg daarvan was, dat er de laatste tijd minder dc vergunningen voor verlenging werden af- >0 gegeven. In zeer veel gevallen bleek van Oriënteren n(! bijzondere omstandigheden geen sprake w Me zijn. „Regelmatig kwamen bedrijven met dezelfde redenen aanzetten, als va kantie of ziekte van vaste medewerkers". Onbegrijpelijk „Het veranderde beleid is voor ons vol strekt onbegrijpelijk", zei voorzitter Rug- genberg van de Algemene Bond Uitzend bureaus (ABU) na de verscherping van de richtlijnen voor verlenging. „Vooral als men weet dat van de ongeveer 300.000 uitzendingen slechts tien procent langer duurt dan drie maanden. Daarna wordt in nog maar 2.000 gevallen extra verlenging aangevraagd". s Maar behalve een strengere naleving van de regels voor het verlenen van verlenging wil de minister dat er een einde komt aan het zogenaamde „repeterend inlenen", waarbij een bedrijf na drie of zes maanden met een uitzendkracht gewerkt te hebben, onmiddellijk een nieuwe kracht inhuurt. De minister stelt voor om een bedrijf te ver plichten met het Inhuren van een nieuwe uitzendkracht te wachten, teneinde het min of meer te dwingen uit te zien naar een vaste werknemer. Die wachttijd zou gelijk moeten zijn aan de periode die de vorige uitzendkracht werkzaam is geweest. Het Verbond van Nederlandse Onderne mingen (VNO) is niet erg gelukkig met de plannen van Sociale Zaken. Zo zei woord voerder Van Dorth: „Wij hoorden van de ABU dat het aantal werkloze uitzéndkrach- ten door de verscherpte controle van het ministerie sterk is toegenomen. Het minis terie schiet haar doel voorbij, want er gaan arbeidsplaatsen verloren, in plaats dat er bijkomen". Volgens ABU-zegsman De Groot van Em- den druisen de plannen van de minister bovendien in tegen de maatschappelijke tendens dat steeds meer Jongeren zich eerst willen oriënteren voordat ze ergens vast gaan werken. De heer Haeck, die zich op het ministerie van sociale zaken bezig houdt met het verlenen van vergunningen voor uitzendbureaus, tilt daar niet zo zwaar aan. „Het is nog maar zeer de vraag Veel jonge mensen willen volgens de uitzendbureaus geen vast werk. Volgens de vakbeweging worden ze goed betaald, maar uitgebuit. Minister Albeda van Socialo Zaken vindt echter ook, dat ze op het ogenblik, bij de grote werkloosheid, te veel vaste arbeidsplaatsen in beslag nemen. of er inderdaad sprake is van zo'n ten dens. En als die al bestaat, moet je je af vragen of hij niet in het leven wordt geroe pen door de uitzendburea s. In elk station hangen immers affiches waarop jong zijn gekoppeld wordt aan het werken bij een uitzendbureau". Het bedrijfsleven noemt een aantal rede nen waarom het van uitzendkrachten ge bruik maakt. „Aan de ene kant kan het voorkomen dat een bedrijf voor een korte periode iemand nodig heeft. Dan biedt het uitzendbureau een oplossing", verklaart de heer Van Dorth van het VNO. „Ander zijds komt het maar al te vaak voor dat je via het arbeidsbureau bepaalde mensen niet kunt krijgen. Ook dan ben je aange wezen op uitzendkrachten en die voelen er vaak niets voor om ergens in vaste dienst te gaan". Volgens de wet mogen uitzendkrachten in het bedrijfsleven niet meer verdienen dar» de vaste krachten, maar in de praktijk blijkt dat lang niet altijd het geval te zijn. In de maanden april en mei van dit jaar werd door de loonteehnische dienst ge constateerd dat de loonregeling regelma tig wordt overtreden. „Een veelgehoorde truc bestaat hieruit, dat men aan bijvoor beeld een zeventienjarige het loon van een vijfentwintigjarige uitbetaalt", verduidelijkt de heer Haeck van Sociale Zaken. Uitzondering „Niemand zal de bestaande verworvenhe den inzake ontslag- en pensioenregeling willen terugdraaien. Ons door de jaren heen gegroeide arbeidsbestel kunnen we dan ook als normaal beschouwen. Het in zetten van uitzendkrachten moet een uit zondering blijven", aldus Haeck. „De rechtspositie van uitzendkrachten is niet zo goed als die van mensen in vaste dienst. Ze zijn meestal niet aangesloten bij een pensioenfonds en wanneer een uit zendkracht werkloos wordt, kan hij in de problemen komen. De vrije keus om bij een uitzendbureau te gaan werken, met alle daaraan verbonden vrijheden en risi co's, kan voor de bedrijfsvereniging aan leiding zijn om geen volledige uitkering te geven. Bij ziekte krijgt een arbeidskracht wel 80 van het loon uitbetaald, maar de werkgevers vullen die uitkering niet aan tot 100 iets dat in de meeste andere bedrijfstakken wel gebeurt. Daarom moet de overheid in dit geval een beetje be voogdend optreden". RENE BOGAARTS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 21