Bruegel-tentoonstelling omstreden
klapstuk van viering 150 jaar België
Moeder en
een hedendaagse
hagiografie
Beenderen van Capuci jner monniken als wand-
en plafondversierii
EEN DYNASTIE VAN VLAAMSE SCHILDERS IN BEELD
GERARD REVE:
WAAROMIK
KA THOLIEK GEWORDEN BEN
js rmmn*m
(van onze correspondent Mare
de Koninck)
BRUSSEL In het Paleis
voor Schone Kunsten in
Brussel start op donderdag
18 september de tentoonstel
ling „Bruegel, een dynastie
van schilders", die het cultu
rele hoogtepunt moet wor
den van de viering van 150
jaar België. Nog voor de ex
positie, die tot 18 november
zal lopen, haar deuren heeft
geopend, is ze echter al om
streden. Want tot verdriet
van de inrichters en tot
vreugde van vele kunstmin
naars blijft het aantal ge
toonde oorspronkelijke
schilderijen relatief beperkt.
De werken van Pieter Brue
gel de Oude en van zijn na
zaten hangen immers over
de hele wereld verspreid en
de meeste museum-directies
hebben geweigerd hun
kwetsbare pronkstukken
aan de risico's van een verre
reis bloot te stellen.
Zo zal van de al genoemde
stamvader van het Vlaamse
schildersgeslacht maar een
viertal werken naar Brussel
komen, waaronder de beroem
de „Twee Apen" (uit het
staatsmuseum van Berlijn) en
de al even befaamde „Toren
van Babel" (uit Boy mans-Van
Beuningen, Rotterdam). Wel is
het gelukt een unieke collectie
van 13 tekeningen die als basis
hebben gediend voor de weer
galoze reeks gravures van de
deugden en de ondeugden, uit
alle uithoeken van de aarde
bijeen te brengen. Maar aan
andere meesterwerken van
Pieter Bruegel de Oude, die in
zijn nog geen 50-jarige leven
(tot 1569) voornamelijk werkte
in Antwerpen en Brussel,
heeft het organiserend comité
Europalia '80 vergeefs getrok
ken. De „Boerenbruiloft" blijft
daarom in Wenen hangen, de
„Trouweloze Herder" in Phi
ladelphia en „De Kreupelen"
in het Louvre om maar enkele
absenten te noemen. Sommi
gen beschouwen de Bruegel-
-tentoonstelling in Brussel nu
al als historisch in die zin dat
het de laatste pretentieuze po
ging van expositie-samenstel
lers is om het oeuvre van wer
kelijk zeer oude en zeer grote
meesters voor korte tijd op ap
pèl te roepen.
De museumconservators, die
meesterwerken al zo vaak
hebben zien terugkeren met
kromgetrokken panelen, losla
tende verf, schrammen en
vlekken, gaan het langzamer
hand winnen van eerzuchtige
aristocraten zoals die ook nu
weer zitting hebben in het Eu^
ropalia-comité.
Een en ander neemt niet weg
dat de Bruegel-expositie in
Brussel een uitermate belang
wekkend gebeuren wordt dat
alleszins een reis naar de Bel
gische hoofdstad zal rechtvaar
digen. Men kan in totaal 300
werken aanschouwen schil
derijen (toch nog zo'n 140), te
keningen en gravures van
behalve Pieter Bruegel sr. ach
tereenvolgens van zijn zoons
Pieter Bruegel de Jonge en
Jan de „Fluwelen" Bruegel, de
kleinzoons Jan Bruegel de
Jonge en Ambrosius Bruegel,
het achterkleinkind Abraham
Bruegel en tenslotte David
Teniers de Jonge en Jan van
Kessel, achtereenvolgens
kleinzoon en schoonzoon van
de „Fluwelen" Bruegel.
Alles bijeen omvat deze „dy
nastie" ongeveer 150 jaar, van
het midden van de 16de tot
het einde van de 17de eeuw.
De bezoekers zullen zich kun
nen verdiepen in de bedoelin
gen die de oude Bruegel (in
zijn tijd wel spottend „Bruegel
den Drol" genoemd) en zijn
nakomelingen hebben gehad
met de volkse taferelen vol
gulzigheid, platte lol en peste
rij, echter met zoveel liefde
voor het wrede detail geschil
derd, dat men zowel afgrijzen
kan vermoeden als solidariteit
met alle personages, hoe weer
zinwekkend soms ook. Maar
tevens kan men mede aan
de hand van uitvoerige audio
visuele en schriftelijke docu
mentatie zoals een volledige
300 pagina's dikke catalogus
genieten van de minder extra
vagante, maar bekoorlijke
genre-taferelen van Teniers
en zich verbazen over de inge
togen pracht van stillevens en
bloemstukken van bijvoor
beeld de „Fluwelen" en Abra
ham Bruegel.
De tentoonstelling in het Pa
leis voor Schone Kunsten, Ra-
vensteinstraat 23 in Brussel is
van 18 sept. tot 18 november
op alle dagen, behalve op
maandag, van 11 uur 's och
tends tot 6 uur 's avonds geo
pend. Op woensdag kan men
tot 10 uur 's avonds terecht.
KUNST LEIDSE COURANT
ZATERDAG 13 SEPTEMBER 1980 PAGIN
Deze 'Kinderspelen* maakt deel uit van de voornaamste collectie van schiiderlje
Pieter Bruegel de Oude, n.l. die van het Kunsthistorisch Museum te Wenen,
deze instelling was niet bereid om ook maar één werk voor de tentoonstelling
staan.
Het was voor de oorlog een drukte van
belang met allerlei literatoren die zich
bekeerden tot de rooms katholieke kerk
en daar verantwoording van aflegden in
een boek of een reeks van boeken. Ches
terton hoorde daarbij, en Graham Gree
ne (al was hij wat jonger en bekeerde
hij zich wat later) en in het eigen taalge
bied was dat bijvoorbeeld Pieter van
der Meer de Walcheren, die heel rigo-
reus katholiek en later ook kloosterling
werd. Al die mensen legden van hun
„bekering" want zo heette dat in
rooms katholieke kringen, met enige
trots over de toenadering tot het ware
geloof, dat deze personen hadden gedaan
verslag af, een „apologie".
Wat Reve in zijn nieuwste boek doet het heet
„Moeder en Zoon" en het is deze week van de
pers gerold lijkt op het eerste gezicht op een ge
lijksoortige apologie. Het boek legt immers uit,
zo lijkt het althans waarom de ik-persoon er
van (de auteur zelf?) katholiek is geworden. In
1966, veertien jaar geleden, kwam met een vloed
golf van publiciteit, de „bekering" van Gerard
Reve tot de Heilige Rooms Katholieke Kerk tot
stand. In het boek „Moeder en Zoon" legt hij uit
hoe het met hem zover kon komen, welke tegen
strijdigheden daarin een rol speelden, welke per
soonlijke passies, driften, twijfels, zekerheden en
vragen daarbij een leidende rol hebben gespeeld.
Het uitgangspunt van „Moeder en Zoon" is een
zin uit de Grote Winkler Prins Encyclopedie: „In
1966 werd hij rooms-katholiek, een opzienbarende
daad, waarvan velen de oprechtheid niet wilden
geloven". Het boek „Moeder en Zoon" wil op een
of andere manier antwoord geven op de vraag
waarom Reve katholiek geworden is, maar ik ver
moed dat de velen, die toen niet konden geloven
in de oprechtheid van die keuze van dat geloof,
ook nu nog niet overtuigd kunnen raken van de
waarachtigheid van die keuze. Want er zijn geen
vragen over dogma's of religieuze twijfels of ze
kerheden, nauwelijks is dat een zorg in deze „apo
logie" van Reve, al is zijn relaas wel een nauwge
zette beschrijving van zijn toenadering en uitein
delijk zijn toetreding tot het enige ware kerk,
zoals hij zelf, met alle ironie hem eigen, uitlegt.
Het verhaal dat Reve vertelt over zijn „bekering"
(het woord uit de jaren voor de oorlog klinkt mij
nu wat aanmatigend in de oren) gaat terug tot zijn
lagere schooljaren, maar concentreert zich in het
centrum van het boek op een zondag, waarin al
lerlei toestanden die op zich niets met religieuze
beleving te maken hebben (integendeel zelfs, zegt
de traditioneel gelovige wellicht) en die leiden tot
de beslissing dat de ik, heel duidelijk Gerard Reve
zelf, zich „bekeert" tot de rooms katholieke kerk.
In zijn boek verwijst Reve zeker eenmaal duide
lijk naar die vooroorlogse publicatie van allerlei
figuren, die zich bekeerd hebben. Chesterton, Pie
ter van der Meeer en zo verder. Zij hebben uitge
legd welke gelovigheid hen tot deze keuze bracht.
In denk niet dat Reve's persoonlijke ontboezemin
gen over deze keuze, in de ogen van religieus den
kende roomse mensen dezelfde geldigheid of
waarde hebben.
Waar gaat het om? Vooral om twijfels, die tot in
de laatste zin van het boek overeind blijven. Met
een aan de doodsangst grenzende vrees voor een
religieuze keuze (die het kiezen voor welke zeker
heid dan ook totaal uitsluit), groeit Reve, of alt
hans de hoofdpersoon in dit boek, naar de toetre-
traal in dit boek staat, stelt weinig voor, maaiu
wel een vervulling van een mystieke vraag
Reve.
Reve laat niet na zijn geloof, de ontdekking
zijn religie en zijn bekering, in verband te bri
gen met die van anderen. Dit in verband, schat
zo, van alle twijfels, die een rol blijven spelen
zijn religieus besef. Met name is een lange pass
gewijd aan een grote Nederlandse auteur,
man die aangeduid wordt als Onno Z., met 1
duidelijk Simon Vestdijk bedoeld wordt. I
groot stuk rancune blijkt uit deze pagina's,
verklaarbaar, omdat Vestdijk indertijd nogal
tisch reageerde op de „bekering" van Reve.
nieuw blijkt daaruit dat „Moeder en Zoon" v<
leer een persoonlijk verslag is, dan een feitelijk
authentiek document over de werkelijke bewe<
redenen dan wel religieuze inzichten die tot
„bekering" hebben geleid.
•Overigens blijft de twijfel aan de waarheid tot
overeind: herhaaldelijk spreekt Reve uit, altha
poogt hij te formuleren, wat religie voor hem I
tekent en wat de leer van de rooms katholie
kerk voor hem inhoudt. Tot in de laatste zin v
het boek blijft de grote onzekerheid daarover
ik moet vaststellen dat in dat aspect wel een gp
sympathie voor dit boek bij mij aanwezig is. C
is die sympathie er vanwege de duidelijke man
waarop deze grote vraagtekens niet weerhout
dat bewegingen in het onderbewuste tot sch
nende en definitieve keuzes kunnen leiden.
Het taalgebruik van Reve is voor mij nu voor
eerst in overeenstemming met zijn relaas! Het
chaïserende („nu jij weder" of „wat zoude hij z
gen?"), de breedvoerigheid van zinsbouw. He'
geen truc meer, zoals in het verleden in boel
van Reve zo vaak leek of het geval was. k
Intussen is „Moeder en Zoon" (de betekenis
de titel laat zich niet voor problemen stellen
moeder is de moederkerk en Reve is de zoon.i
gezien van de rol die Maria speelt) voor mij i
meer dan een „tussenboek". Belangrijk, omdat
nogal wat onthult van de beweegredenen van i
schrijver. Maar het is nog bij lange niet „Het bd I
van het violet en de dood", dat Reve al jarenli J
als zijn definitieve boek heeft aangekondigd,
denk dat hij dat ook nooit moet proberen
schrijkven. Straks, als zijn Verzameld Werk <L,
eens uit zal komen, moet het die geheime tP
maar krijgen want zijn boeken samen zijn, i D
dit boek als deel daarvdn het verhaal van
let en Dood
Je kunt geen boek van Reve overslaan, om
van hem te begrijpen.
JAN VERSTAPP
Gerard Reve: „Moeder en Zoon". Uitgeverij i
sevier Manteau. Prijs ƒ22,50. s
ding tot de rooms katholieke kerk. Een aantal
jeugdherinneringen gaat vooraf aan de grote be
wustwording. Daarbij volgt Reve de techniek van
steeds verder gravende uitdieping van zijn herin
neringen: er is eerst een hoofdstuk over een aan
tal gebeurtenissen in zijn jeugd, dan volgt een
hoofdstuk, waarin deze gebeurtenissen in een
nieuw licht geplaatst geworden, doordat ëen
nieuw facet ervan wordt onthuld. Het is wel span
nend, dit procédé.
De kern van het boek is de beschrijving van een
zekere zondag, waarvan de beschrijving, door al
lerlei technische hulpmiddelen, nogal authentiek
aandoet: in samenwerking met de journalist-
hoofdredacteur van een gerenommeerd weekblad,
een progressief katholiek, Matieu Smeds, komt
Reve terecht in een kerkje van een progressieve
Amsterdamse katholieke groep (het moet in de
eerste helft van de jaren zestig zijn). In de middag
heeft hij een hevig sexueel contact met een voor
hem nauwelijks interessante jongeman, waarbij
alle passies en liefdessituaties, die we uit andere
boeken kennen, een rol spelen. Als hij die zondag
middag weer thuis komt, vreest hij de terugkeer
van zijn levensgezel, Wimie, ons bekend 'uit aller
lei andere Reviaanse boeken. Voor Wimie komt,
krijgt Reve echter op die definitieve middag be
zoek van een prachtige jongen, die „Matroos"
wordt genoemd. Daarmee is zijn lot bezegeld:
Reve zal zich nu moeten bekeren tot de rooms
katholieke kerk.
Het is een heel ongelooflijk en vooral onorthodox
verslag van een bekering, zoals ik nu al herhaal
delijk opmerk...Immers, Reve heeft zich bij de
eerste incidentele en oppervlakkige ontmoeting
met deze jongeman, de „Matroos", verplicht, toe te
treden tot de rooms kanholieke kerk, wanneer de
jongen opnieuw zijn levenspad kruist. De eerste
ontmoeting is vluchtig: Reve zit in een trein, de
jongen staat op het perron, ze kijken elkaar even
aan en dan overhandigt Reve hem, zonder dat een
woord wordt gewisseld, zijn visitekaartje. De
tweede ontmoeting op de bewuste zondag, die een-
ROME Voor Rome bezoekende toe
risten is het een „must" om tenminste
één avond neer te strijken op een der
overdekte terrassen aan de Via Veneto
en daar, nippend aan een „cappuccino"
van een gulden of vier, de mondaine
parade gade te slaan van de mooiste
vrouwen en de onwaarschijnlijkste man
nen uit de hele wereld. Wie graag snel
door zijn reisgeld heen wil, wordt vak
kundig op zijn wenken bediend in een
der dozijnen nachtbars in de zijstraten
van de Via Veneto, waar het even deca
dente als zondige leven wacht dat zo
treffend in beeld werd gebracht in Felli-
ni's „La dolce vita".
Wie naast het historische, archeologi
sche, religieuze en culturele, ook dit fa
cet van Rome wil beleven, zou eerst
eens de volgende slinger van de S-
bocht moeten afdalen, die door de Via
Veneto vanaf de top van de Pincio-heu-
vel wordt beschreven. In dit stille ge
deelte ligt tussen hoge bank- en kan
toorgebouwen de kerk van Santa Maria
della Concezione. Afgezien van enkele
schitterende fresco's en Guido Reni's
schilderij van St. Michael en de Draak,
bevat deze 17e-eeuwse kerk de meest
bizarre crypte van Italië.
Als de Capucijner monnik aan de in
gang dat is dus een échte „cappuc
cino"! 200 lire heeft, geïncasseerd,
komt de bezoeker in een gang van
veertig meter lengte met wit gekalkte
muren. Het gewelfde plafond is bedekt
met grillige arabesken, die in het half
donker op het eerste gezicht lijken op
stucwerk. Bij nadere beschouwing blij
ken de sierlijke arabesken te zijn ver
vaardigd uit menselijke beenderen: de
stoffelijke resten van vierduizend mon
niken, die hier tussen 1528 en 1870
werden begraven. Toen het onderaard
se kerkhof vol raakte, heeft men de
beenderen opgegraven en als wand- en
plafondversiering gebruikt.
Versieringen
Complete skeletten van Capucijner-monniken werden netjes aangekleed en omringd door dui
zenden schedels en beenderen van confraters.
Aan de linkerkant van de gang zijn zes
uitgebouwde kapellen. Slechts één ka
pel heeft een tegelvloer. De vloeren van
de overige kapellen zijn bedekt met
zand dat door toedoen van paus Urba-
nus VIII uit de familie der Barberini,
werd overgebracht uit Jeruzalem. Langs
de wanden van de kapellen zijn enkele
duizenden menselijke schedels en een
ontelbare hoeveelheid beenderen opge
stapeld, zodanig dat er nissen worden
gevormd waarin complete skeletten,
omhuld door een Capucijner monnik
spij, zijn opgehangen. Vingerkootjes,
ruggewervels, spaakbenen en ellepijpen
zijn verwerkt tot sierlijke plafondversie
ringen. Bekkenbeenderen zijn kunstig
gegroepeerd tot rozetten of vormen de
achtergrond voor een drietal monniks
skeletten. Bepaald griezelig doen twee
opgehangen skeletten van kinderen
aan: ze behoren toe aan een vroeg ge
storven prins en prinses Barberini.
Prins Matteo Orsini, gestoken in Fran
ciscaner pij, ligt in een afzonderlijke uit
beenderen gevormde nis, met een
doodshoofd op zijn schoot. Tegenover
hem ligt het skelet van prinses Maria
Peretti, nicht van paus Sixtus V.
Kroonluchter
In een afzonderlijke kapel rusten de
beenderen van de pauselijke zouaven
die in 1870 zijn gesneuveld bij de ver
dediging van de Porta Pia. Zij maakten
deel uit van het onder Franse leiding
staande Internationale pauselijke vrijwil
ligersleger, dat zich te weer stelde te
gen Garibaldi's troepen die de Italiaan
se eenheidsstaat bevochten. Er zijn vast
beenderen van Nederlandse zouaven
bij, want in ons land heeft de pauselijke
oproep om zich te melden als vrijwilliger
behoorlijk weerklank gevonden.
De vorming van de Italiaanse staat en
het daarin opgaan van de Kerkelijke
staat betekende het einde van de voort
zetting van de merkwaardige versierin
genreeks in de crypte van de Santa Ma
ria della Concezione. De Capucijner
„artiesten" kregen gewoon een verbod
opgelegd om er mee door te gaan.
Op dat ogenblik hing het pronkstuk van
de crypte, een uit mensenbeenderen
vervaardigde kroonluchter, al aan het
'y'
Kroonluchter, vervaardigd van menselijke beenaeren
plafond. Op ons verzoek draaide de
monnik achter de kassa de Philipslamp
aan, die in de kroonluchter is aange
bracht. Het macabere ding functioneert
echt.
Het is niet bekend wie op het idee is
gekomen tot deze bizarre verwerking
van menselijke beenderen, noch het
motief dat er achter zat. Onze nog le
vende monnik bracht ons in de kerk
boven de crypte naar het altaar, waar
zijn ordegenoot kardinaal Antonio Bar
berini begraven ligt. Voor hem heeft zijn
jongere broer, paus Urbanus VIII, de
kerk laten bouwen. In tegenstelling tot
de meeste van zijn familieleden was
kardinaal Antonio Barberini een een
voudig man. Op zijn grafsteen staat de
tekst: „Hier ligt stof, as en verder
niets". Of deze tekst ook in verband te
brengen valt met de beender-versierin
gen in de crypte?
Teruggekeerd bij een andere „cappuc
cino" op het plezieriger gedeelte van de
Via Veneto, ontmoeten we een Franse
historicus, die een minder bekende bij
zonderheid vertelde over de J
ria della Concezione. In de vorigi
trok de biechtstoel van de r
monnik Pacifico druk bezoek 1
meinen die er minder op uit wartj
geweten te ontlasten van hun 2
dan om het getal van het winner
in de eerstvolgende Italiaanse f*
terij te vernemen. Pater Pacifico
namelijk de faam, dat hij dat nrf
op grond van zijn bovennatuurlijk^
tacten kende.
De biechtelingenstroom nam zulkj
tensporige afmetingen aan,
Gregorius XVI ingreep en de eervTj
tipgever verbande naar een Wljt
buiten Rome. 1 i
Voordat pater Pacifico de stad jv,
hield hij op de Piazza del Popd
vlammende toespraak tot zijn vet
gen, waarin hij op ingenieuze wL
cijfers verwerkte van het wiij^
nummer uit de eerstvolgende lotiL
zijn voorspelling is uitgekomen IJ
Franse historicus ons niet vertflOL]
PIET TU^
(ee