URN HUIS IRT I Aan een tafel bezaaid met mooimakertjes 1 begint de schoonheidsles van leraar Jim KETTINGEN BIJ BOSJES OM DE TUIN GELEID VOORRONDE, VIERKANTE EN OVALE GEZICHTEN Fauna en flora sieren het gordijn 1NNENLAND Bollen De barre weersomstandigheden van deze zomer zijn er mede schuld aan dat veel amateurtuinders nu al op een tamelijk ra dicale manier bezig zijn de zomertuin op te ruimen. Veel planten die anders tot diep in september nog met bloemen pronken hangen nu verwaaid en slapjes op hun plek. Veel water en daarbij komende rukwinden laten vooral van hoog opgaande soorten weinig heel. De enkele zonnige dag die tus sen al die nattigheid zit vermag daar niet veel aan te verbete ren. Op zo'n dag zie je wel heel veel vlinders op de vlinder- trekkende bloemen. Ook die dieren moeten gebruik maken van de gelegenheid om tussen de buien door hun voedsel te verzamelen. Omdat het weer al zo herfstig is gaan de gedachten automa tisch en'eerder dan in „normale" jaren naar de voorjaarstuin: als nog voor het blad aan heesters en bomen zit de bonte voorjaarsbloemen uit hun gave bolletjes komen. Die bollen moeten nu besteld worden. De vroegste bloeiers gaan voor half oktober de grond in, die moeten wortelen voor de vorst 'invalt. Aangezien de meeste bolbloemen bloeien voor er blad aan de bomen zit hoeven we ons van een bepaalde plaats in zon of schaduw niet veel aan te trekken. Natuurlijk plant u de bol len niet onder een groenblijvende struik of boom; dan krijgen ze vast en zeker te weinig licht en groeikansen. Van alle bolgewassen is de tulp wel de meeste bekende; voor ons land is de tulp een aardige bron van inkomsten. Nog steeds worden miljoenen tulpebollen naar alle denkbare plaatsen ter wereld uitgevoerd. De „tulpen uit Amsterdam" die in het buitenland bijna net zo bekend zijn als onze molens en klompen stammen uit Cen- traal-Azië. Duizenden kilometers van de bollenstreek waar ze nu nog met zo veel voortvarendheid worden gekweekt. Van uit de oorspronkelijke groeiplaats in Centraal-Azië zijn de tul pebollen in drie richtingen een ware zegetocht over de aard bol begonnen. Naar het noorden en noordoosten tot in Sibe rië, China en Mongolië. Naar het zuiden tot in Kasjmir en India. En in westelijke richting naar de Kaukasus. Het klimaat in de Kaukasus was voor de oertulp bijzonder geschikt en daardoor ontstond daar een tweede centrum van tulpen. In dat centrum is minstens twintig procent van de oorspronkelijke wilde tulpesoorten ontstaan. Vanuit de Kaukasus verspreidde de soort zich naar de Balkan en Europa. Wilde tulpen worden nog gevonden in onder meer Griekenland, Bulgarije, Zwitserland en Frankrijk. De in Nederland gekweekte tulpesoorten zijn van oorsprong afkomstig uit de gebieden rond de Zwarte Zee. Die gebieden hoorden in het verleden bij het Ottomaanse rijk (nu Turkije). Via de hoofdstad Constantinopel (nu Istanboel) zijn de eerste tulpebollen naar Nederland gebracht door Carol us Clusius. Dat gebeurde in de tweede helft van de zestiende eeuw. Clu-, sius was kruidkundige en prefect van de botanische tuin van de universiteit van Leiden. Vanaf de introductie van de tulpebol heeft er veel belangstel ling voor de bloem bestaan. In Nederland wordt nu al vier eeuwen lang intensief met de plant gekweekt. Er zijn soorten gemaakt die uitstekend tegen ons klimaat bestand zijn. Krui singen hebben de vormen- en kleurenrijkdom sterk uitge breid. Nieuwe soorten zijn ook ontstaan door kruising met an dere wilde soorten die vanuit Perzië zijn ingevoerd. Op het ogenblik zijn er dus tulpen voor ieders smaak. De plant gedijt altijd mits aan een paar voorwaarden wordt voldoen. Een goede temperatuur is daarbij een der belangrijkste. E] r— Bladmotief op uit 100 procent viscose gemaakte gordijnstof, 120 cm breed en leverbaar in drie gepoederde natuurtinten. (Deja). Zij die zich bezighouden met het ontwerpen van gordij nen, laten daarvoor de natuur vaak model staan. Ze ma ken dessins van „dingen" uit fauna en flora die met de realiteit van een betonnen vloer en een televisiemeubel niets meer te maken hebben. Openstaande ramen vangen vleugjes wind en een gordijn beweegt zachtjes op en neer. Of zijn het de herfstbladeren, die erop gedrukt zijn? Zijn ze mijmerend tot leven geroepen en vergissen we ons als we denken dat het tekeningen zijn op stof? Vlinders flad deren over de geplooide cretonne, duizend bloemen in verschillende kleuren bloeien erop in wild gewirwar. Het lijkt of al die vriendelijke, natuurlijke voorstellingen zich verweren tegen de opmars van beton, staal en chroom, dat dichter en dichterbij komt tot alles is platgewalst door de een vormige bouw, de stenen, het asfalt. Veldbloemen, insecten en bladgroen zijn nog niet overgeleverd aan het fanatisme van een groep cijferende project-ontwikkelaars. Ze blijven zinnebeeld van de ongebonden, vrije natuur. Naarmate de flats torenhoger verrijzen, de bewoners „onmen selijker" wonen, ontwaakt het verlangen een stuk natuur in huis te halen. Aan de wand komen levensgrote foto's van een stuk bos die een hele muur beslaan en die de illusie geven dat men tussen de bomen wandelt. Gordijnen scheppen een illu sie met een dessin dat verwantschap heeft met wat er buiten bloeit en groeit. Ontwerpers hebben er aardigheid in meer dan de „groenstrook" door de huisdeur binnenskamers te smokkelen. Dit alles, en nog meer op het gebied van de huisdecoratie, is te zien op de vakbeurs Inter Decor '80 van 14 tot 19 septem ber in de Utrechtse Jaarbeurs. r.Toen kwam er een toverfee, die raakte het arme ver moeide naaistertje aan met haar staf en ze werd een stra lende schoonheid. Precies op dat ogenblik kwam er een prins voorbij, die haar meteen tot zijn gemalin maakte". Zo staat het in de sprookjes. Maar sprookjes bestaan niet. Wel is het een feit dat iedere vrouw, aangeraakt door de toverstaf van de maquillage er meteen een stuk beter uit kan zien. De mannelijke „toverfee" in dit verhaal is Jim Engle, 18 jaar werkzaam bij Revlon (waarvan 15 jaar in Holland) met een brok kennis van zalfjes en poedertjes in zijn zak die hij ten dienste stelt van de vrouw die „wil roeien met de riemen die ze heeft". I* Sedert kort onderwijst hij tientallen meisjes en vrou- en in de nieuwe make-up- :hool „Models Make Up Centre", Keizers- F gracht 257 in Amsterdam in de kunst van het zich mooier maken. Het gaat hier niet om ^farme ondervoede naaister tjes, maar hoofdzakelijk om 1 betaalde werkende vrouwen, secretaressen, ste wardessen, receptionisten, in- koopsters, maar ook om huis moeders, die zelfs door pa ge stuurd worden, zodat ze „niet i zoveel aan de schoonheids- specialiste hoeven uit te ge- -het-zelf is dus de leuze. !n dit alles voor dames, die iet beide benen op de grond (taande van hun gezicht wil len maken wat ervan te ma len is. Dat dit lukt zien we lijdens een twee uur durende chtendcursus met acht deel- leemsters. Het Centre, onder luspiciën van Gabriele Kee- en Inge van der Zalm, [die samen ook een p.r.-bu reau leiden met belangrijke als de Federatie Zilver, Intern. Gold Maison Kuiper, Zeist •J en vele andere) organiseerde IDS drie cursussen: „Visagie", 7 weken, (voor kappers en kapsters), „Persoonlijke make-up", 4 weken, en een eenmalige cursus voor mo dellen (mannequins). De school loopt als een trein... Per dag worden er drie cur sussen gegeven met gemid deld tien deelneemsters. De vrouwen komen uit alle de len van het land: Doesburg, Zwolle, Koog a/d Zaan, Leid- I sriiendam, Den Haag, etc., want de school is een pri meur voor Nederland. Zelf zitten we nu bij de cur sus „Persoonlijke make-up" vóór een spiegel, aan een ta fel bezaaid met mooimaker tjes. Je moet geen last hebben van frustraties over een rim peltje hier of een vlekje daar, want het spiegelglas is mee dogenloos... Dit moet. Tegen over ons zit een beeldschoon negerinnetje met een teint als ebbehout. „Zij kan alle kleu ren oog maKe-up hebben", zegt Jim, die zijn Amerikaan se accent nog niet helemaal kwijt is. Maar hij redt het uit stekend met de Nederlandse taal; zo'n enkel Engels woordje erdoor geeft de les sen pit. Hij spaart zijn leer lingen geen kritiek. „Dat soe- wart (zwart) moet eraf", zegt hij dreigend tegen een zeer geïnteresseerde blondine, die te overvloedig met eyeliner aan het strepen is. „What do je met eyeliner? De vorm van je oog laten zien, maar het moet natuurlijk blijven. Sof ten it down.... Maak het zach ter". De dames gaan niet naar huis met poppegezichten, ze zien er alleen maar frisser, ver zorgder en veel aardiger uit dan toen ze kwamen. Veel vrouwen hebben moeite met het opbrengen van de juiste persoonlijk gerichte make up. Niet zo gek, want daar voor moet je alles van je ge zicht weten. Welke vorm heeft het? Is het rond, vier kant of ovaal? Of is het aan de ene kant een beetje bol en aan de andere kant juist een tikje vierkant. Wie weet pre cies welke basiskleur de teint heeft? Rozig of meer naar geel zwemend. En dan de huidtypes. Er zijn niet veel vrouwen die weten of ze een vette, een gecombineerde of een droge huid hebben. („Om rimpels in een vette huid be kommer ik me niet", zegt Jim. „Die horen bij de uit drukking van het gezicht, het zijn de rimpels van een droge huid, waar ik me druk om maak"). Na een huidanalyse door een deskundige weet mevrouw alles van haar vel en kan daarnaar handelen. Want elk huidtype heeft eigen produk- ten nodig. (In de school wor den de produkten van Re vlon, Ultima II, Mary Quant leuk voor fantasie-make- up, de laatste les van cursus „Persoonlijke make-up" en Dior gebruikt). Deze staan gratis ter beschikking, maar Welk kleurtje zal ik kiezen? En bovenal: is leraar Jim het ermee eens? de cursiste kan als ze wil met haar eigen huidverzorgings- produkten komen opdraven. Natuurlijk begint de les met de basis van elke maquillage: reinigen, reinigen en nog eens reinigen! Alleen op een volmaakt schone huid kan make-up worden opgebracht. De oog make-ups zijn nog in verschillende stadia. Twee vriendinnen buigen zich over hun kleurendoos, die eruit ziet als de waterverfdoos in de tekenles, vroeger op de la gere school. Een assortiment dat de keuze moeilijk maakt. „After de turqouise aan de buitenkant naar de binnen kant van het oog toewerken met wit, white". „Lila en groen, da's- toch een rare combinatie", aarzelt een an dere cursiste die met deze kleuren op de oogleden aan het experimenteren is. „Nee", zegt haar buurvrouw. „Laatst zag ik iemand met rood en lila oog make-up, dat stond geweldig". Jim Engle knikt goedkeurend. „De oog schaduw is erg kleurig voor deze mode". Hij trekt een denkbeeldige lijn over zijn eigen ooglid, die het in twee gelijke helften verdeelt. Elk deel krijgt een kleur; in el kaar overvloeiende tinten of in contrast. Overvloeiend bij voorbeeld roze en lila, beige en bruin, nuances die samen een verfijnd waas rond het oog trekken dat opeens diep te krijgt en groter lijkt. Er worden kleine wonderen ge daan door Jim met het goed getrimde baardje. „Jullie hebt nog tien minuten", zegt hij dan onverbiddelijk, want het is tien voor twaalf. Han dig brengt hij een poeder- blush aan op de wangen van een stewardess. En dan tegen ons: „Ik begin met de blush op het kaakbeen, dan de helft naar boven uitwrijven en de helft naar beneden. De poeder mag niet naar de juk beenderen toe. Als daar rim peltjes zitten dan worden ze met blos gevuld". Het is maar een weet. De cursus zit mud vol met zulke „weetjes". Jim laat de leerlingen meeden ken. „Wat is het verschil tus sen dag- en avondmake-up?" Stilte. Iedereen vermoedt iets heel moeilijks, want dit is pas de eerste les: vaststellen van gezichtsvorm, huidanalyse en algemene huidverzorging. „Er is geen verschil", komt Jim laconiek, ,,'s avonds doe je het alleen een beetje zwaarder". Bij de cursus „Visagie" wor den de cursisten geacht voor de tweede les een model mee te nemen, dat ze naar eigen smaak en inzicht mogen op maken. Mr. Engle zal daarbij, zeker niet malse krietiek ge ven. De cursisten moeten le ren aan de hand van ken merken van het gezicht wat ze moeten doen en wat ze moeten vermijden. Volgens de thans heersende mode is het ideale snoetje hartvormig en elke correctie moet hierop gericht zijn. „Bij alles wat je wilt verbergen neem je glans weg", doceert Jim. Tegen een cursiste: „Jouw gezicht heeft hoge jukbeenderen in een licht vierkante vorm. Dus geen glans erop". De cursiste poetst de glans weg... Natuurlijk kan een gezichts vorm niet echt veranderd worden, maar door het han dig aanbrengen van schadu wen wordt veel gesugge reerd. Dit is geen kunst op zichzelf, ook al omdat geen enkel gezicht zuiver syme- trisch is. Je kunt dus nooit uitgaan van een puur vier kante, ronde of langwerpige vorm. Van belang alleen is dat een vierkante gezichts vorm onherroepelijk om an dere corrigerende schaduw partijen vraagt dan bijvoor beeld een bolrond. Dit moet de bezitster daarvan goed le ren zien, het is een der uit gangspunten van de cursus. Klokslag twaalf uur zijn de zes mondjes met het penseel bijgewerkt, de doppen netjes weer op de stiften gezet, de mascararollers en eyeliners gaan in daarvoor bestemde kokers. En wij trekken naar huis met een paar goudkleu rige oogleden. „Dat is de eni ge tint die bij je past", consta teert Jim. „De grondtoon van je huid is geelbruin". Het is maar een weet... Mode en sieraden maken in combinatie steeds meer het „ge zicht van het seizoen". Voor komende winter vormen de imi tatiesieraden een onderdeel van de mode. Een onderdeel ove rigens, dat zwaar weegt en wel in letterlijke zin. Er zijn gro te broches naar het voorbeeld van cameeën, die worden ge bruikt als sluiting op een japon of jas; er zijn enorme oorrin gen en oorknoppen; er is een Nomadenlook (Jean Louzac) met koorden waaraan glanzende kralen hangen of munten rinkelen. Op het gebied van de edele metalen is geelgoud heel populair en wie in de beurs wil tasten (of iemand heeft die dat voor haar doet...) is goed af met eindeloos lange kettingen, die in bosjes tegelijk om de nek worden gedragen. Als je ze goed be kijkt zijn ze per ketting verschillend en dit geeft de „zo broodnodige" variatie. De hangers zijn barbaars groot en „gei nig". Ze worden ook alweer in diverse grootten tegelijk (maar wel aan verschillende kettingen) gedragen en leggen nadruk op de versierde halslijn van de zijden blouses, die dit jaar met ruches, jabots en strikken zijn toegerust. Hangers worden ook in sets verkocht, „gehuwd" met oorbel len, armbanden en broches. Humoristische motieven zijn er bij: waaiers, malle grijnzende dierenkoppen of gestileerde bloemen. Oorbellen horen bij iedere goed geklede vrouw in 1980/'81. Niemand zal ervan opkijken als van formaat en zelfs van ont werp verschillende hangers aan elk oor bengelen. Integen deel, men zal de draagster benijden. Ze weet wat de laatste sjiek van haar verlangt. Hang in het ene oor een ring en aan het andere een druppel. Lang niet gek is een lang dun kettinkje onderbroken door kleine steentjes aan het ene oor en één enkel soortgelijk steentje als een knopje in het andere. Maar u kunt ook vallen voor grote gouden ballen in de oorlelletjes. De formaten va riëren van middelgroot tot enorm. Lange spiraalvormige ke gels zijn lichtgewicht maar wel volumineus, evenals dunne blaadjes in een Afrikaans patroon. Dit jaar echter geen tailleur zonder broche: een nuffig zak doekje in het borstzakje en een knallende broche op de re vers. Volgens Parijs zou elke jas door een zware broche moe ten worden gesloten en elke das opgefleurd door een speld. Hoeden en mutsen worden opgetuigd door de bekende kilt- speld van de Schotten, die als een veer recht op het hoofd deksel een soort bliksemafleider vormt... Een vierkante lap stof mag, om de strengheid van het mantelpak wat af te zwakken, nonchalant maar super over één schouder worden gedrapeerd en versierd met een broche. Armbanden daarentegen zijn fijn met klassieke schakels en plat vlechtwerk, maar ze worden wel in gelid gedragen, zo'n' drie of vier tegelijk en liefst met rammelende bedeltjes. Ook de slangeband van de vijftiger jaren is terug. Het houdt ech ter niet op met de sieraden. Ook het kapsel stelt zijn eisen! Nieuw zijn „haarspelden" in de lokken, zoals gouden vlin ders, grillig gevormde haarklemmen, fijne waaiervormige kammetjes en schuifspeldjes met steentjes. De laatste zijn blij ven hangen uit de mode van vorig jaar, maar nu worden ze niet meer alleen, maar allemaal tegelijk in het haar gestoken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 11