De beruchte spoorlijn op Sumatra Pakan Baroe Japan steekt voormalige overheersers binnenkort de loef a C Nederlaag Japan versnelde proces van dekolonisatie JAPAN 35 JAAR NA ONVOORWAARDELIJKE OVERGAVE: BUITENLAND LEIDSE COURANT VRIJDAG 15 AUGUSTUS 1980 PAoRT Het Japanse aandeel aan de verschrikkingen van de periode 1939 1945 is onverbrekelijk verbonden met de gruwelen bij de aanleg van beruchte Birma spoorlijn en de Japanse mijnen. Veel minder bekend werd het drama van de Pakan Baroe-spoorlijn. Dit project werd in dezelfde tijd en onder vergelijkbare mensonterende om standigheden uitgevoerd op Sumatra, een van de eilanden van het voormalige Nederlands Indië. Een van de krijgsgevangenen die de werkzaamheden aan de dodenspoorlijn overleefde, is de heer H. Lammeree (76), die thans in een verzorgingstehuis in Emmen woont Op 15 augustus 1945 kwam met de capi tulatie van Japan een definitief einde aan de Tweede Wereldoorlog. Vanmid dag werd ter gelegenheid hiervan in Utrecht een herdenkingsbijeenkomst ge houden. Op deze pagina een historische beschouwing over de Japanse nederlaag en zijn gevolgen. Voorts een interview met een van de Japanse oorlogssk^r fers en tot slot een een reportagi het moderne Japan 35 jaar nadat /tl* nietigend was verslagen. |J EMMEN „The damned war is over!*, („De verdomde oorlog is afgelopen!"). Deze mededeling van de commandant van de Britse Barak in het op 36 kilo- meter afstand van Moeara gelegen kamp 11 op Sumatra, gaf de heer H. Lammeree zekerheid. De al enige we ken aanhoudende stroom van geruch ten over de Japanse capitulatie was be waarheid. Drie weken waren al ver streken na de officiële overgave eer deze tijding de uitgemergelde krijgsge vangenen en slavenarbeiders van kamp 11 bereikte. Een duidelijke illu stratie van het algehele isolement waarin de arbeiders-tegen-wil-en-dank werden gehouden. „Dat isolement was nog het ergste1', ver telt de heer H. Lammeree. Met enige aar zeling voegt hij daaraan toe: „Toen ik werd gedwongen voor de Japanners te werken moest ik mijn vrouw en' mijn dochtertje van vier jaar alleen achterla ten. Je wist niet of je ze ooit nog zou te rugzien. Alle^contacten waren volledig af gesneden. Drieënhalf jaar had ik onzeker heid omtrent hun bestaan". Op het moment dat de oorlog uitbrak ver toefde de uit Steenbergen afkomstige heer Lammeree reeds geruime tijd in Neder- lands Indië. In 1928 vertrok hij naar de overzeese kolonie als ambtenaar werk zaam in het onderwijs. Vanwege de drei ging van de Japanse Rode Zon werd hij, tezamen met alle andere jongeren, inge deeld bij het Koninklijk Nederlands In disch Leger (KNIL). Na vijf dagen van verwoede strijd viel hij in handen van de Japanse bezetters. Het begin van de lij densweg. Bizar „We werden eerst geïnterneerd in Djokja, waarna we naar Bandoeng werden over gebracht", aldus de heer Lammeree. „Dat gebeurde in volkomen dichtgespijkerde beestenwagens. Je had er geen flauw idee van waar je was of waarheen je zou wor den gebracht. Vandaar ging de reis naar Batavia en vervolgens werden we in een roestig schip geladen. Het einddoel van die bootreis bleek Padang 'aan de West kust van Sumatra. Die tocht bleek niet ge heel zonder gevaar. Regelmatig werden de tjokvolle schepen door de geallieerden getorpedeerd. Vele duizenden vonden op die manier hun einde". Vrachtwagens brachten de gedwongen ar beiders naar Pakan Baroe. Daar werd be gonnen met de aanleg van de dodenspoor- weg door het oerwoud van Sumatra. On der vaak bizarre klimatologische omstan digheden moest een spoorwegverbinding tot stand worden gebracht over een lengte van 220 kilometer. Het eindpunt was Moeara, kamp 13. Zover kwam de heer Lammeree echter niet. „Slechts" elf kampen werden zijn deel. De heer Lammeree: „Ik bleef voor onderhandse werkzaamheden in kamp 11. De situatie daar was echter even slecht als bij het werken aan de lijn. De twee voor naamste dingen die je nodig hebt om in leven te kunnen blijven ontbraken: fat soenlijk eten en medische hulp. Het enige dat je na een dag zwaar werken kreeg, was een beetje droge rijst. Medicijnen ont braken in het geheel. Datzelfde gold ook voor kleding. Door het zware werk is de kleding zo versleten Je kon hoogstens proberen iets te maken van een stuk van een rijstzak". Loordzwaar Het werk moest in hoog tempo worden uitgevoerd. Of er nu werd gewerkt aan een gedeelte dat dwars door een van de vele moerassen liep of dat heuvels en ber gen voor schier onoverkomelijke bezwa ren zorgden, altijd stond de Japanse op zichter het werktempo op te voeren. „Om dat ik een keer even uitrustte wferd ik in een vat met water gestopt. Enkel en al leen omdat dat vat nog moest worden ge bruikt bij het werk, werd ik er weer uit gehaald. Anders had ik het beslist niet kunnen navertellen", aldus de heer Lam meree. „Het zand dat we moesten weggraven bij het doorbreken van heuvelketens moes ten we weer gebruiken in de moerassen. Dagenlang liep je dan kilometers. In lange rijen met kleine mandjes. Als de dijk dan klaar was, werden dwarsliggers aange voerd. Die waren loodzwaar. Voor elke op de juiste plaats gedeponeerde balk ontving je dan van een opzichter een stukje blik. 's Avonds werden de blikjes geteld om te zien of je hard genoeg had gewerkt. Ge lukkig waren altijd wel een paar jongere werkers die meer deden dan nodig was en aan het eind van de dag een paar blikjes afschoven". Geruchten De spoorlijn kwam gereed op de dag van de capitulatie. Maar dat van een overgave sprake was drong vanwege het herme tisch isolement niet door tot het kamp. „Normaal gesproken werden we door middel van een slag op een spoorstaaf, die dienst deed als bel, gewekt. Op een gege ven moment bleef het echter stil tot vijf uur. We hoefden niet te werken. Dat duurde een week of drie. Al snel gingen er natuurlijk alle mogelijke geruchten rond. Wij lagen echter ver van de be woonde wereld. Wij konden dus niet hei melijk bij een voorbijganger informeren. Op een dag werden we in onze barak ge- roèpen. Aangezien ik slecht ter been was, kwam ik niet verder dan de Engelse ba rak. Daar hoorde ik van de commandant dat het voorbij was", weet de heer Lam meree. „Toen ik later terugkwam in het tweede kamp zag ik pas duidelijk wat de oorlog had aangericht. Tegen de glooiende helling zag je niets anders dan duizenden kruizen. Naar dat tweede kamp werden steeds alle zieken en gewonden ge bracht De heer Lammeree praat eigenlijk voor het eerst van zijn leven over hetgeen zich langs de Pakan Baroe spoorlijn heeft afge- Ter herdenking van het feit dat 35 jaar geleden de oor log in Zuid-Oost-Azië werd beëindigd is gisteren een krans gelegd bij het Monument voor de Gevallenen in de hal van de Tweede Kamer. Van links naar rechts ir. G.S. Vrijburg, J.D. Bakker en mevr. mr. W. van Maarseveen, resp. voorzitter, vice-voorzitter en bestuurslid van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945. DEN HAAG Op 15 augus tus 1945 zag Japan in, dat verdere voortzetting van de strijd zinloos was. De grote steden Hirosjima en Nagasa ki waren rokende puinho pen, vol dodelijke straling geworden. Het landleger was verjaagd uit Birma. Russische troepen stormden door Mandsjoerije en bereid den landingen voor bij Moekden. Amerikaanse ma rine-eenheden waren met de verovering van Okinawa binnengedrongen tot binnen in de verdedigingsgordel van het Japanse moederland en dit bij elkaar genomen waren voldoende redenen voor de „afstammeling van de goden", zoals de keizer in de grondwet genoemd werd, om de bereidheid onvoor waardelijk te capituleren, aan te kondigen. De keizer had gesproken. Hij had an dere wegen aanbevolen en als goede Sjintoisten bogen de Japanners en ontvingen de veroveraars met ver schuldigde eerbied. Wie het er niet mee eens was pleegde harakiri. De totale oorlog, in beide bete kenissen van het woord, was ten einde. Alle plagen uit Pan dora's doos waren over de we reld gegierd, maar nu klap wiekte dan ook de witgeveder- de hoop over de puinhopen, bemoedigend fluisterend, dat alles anders en wellicht beter zou worden. Anders werd het in ieder ge val wel. Het Duitse geweld en de Japanse kamikaze (godde lijke wind) hadden de bestaan de nationale structuren gron dig vernield. De oude puinho pen lagen gereed, om als fun dament te dienen voor nieuwe bouwsels. Dat gold wel in het bijzonder voor net Verre Oos ten, waar de oorlog de impe riale bouwwerken, die Enge land, Frankrijk en Nederland in de loop der jaren opgetrok ken hadden, had geslecht. Het aureool van de onaantastbaar heid van de blanke veroveraar was in de trieste gruwelkam- pen totaal verbleekt en het granieten voetstuk, waarop hij eens gezeteld was, was door de Japanners afdoende aan stuk ken gemokerd. In het algemeen kan men zeg gen dat de oorlog in het Verre Oosten de voorwaarden ge schapen heeft, waaronder de dekolonisatieprocessen, die overigens al ver voor de oor log op gang waren gekomen, in versneld tempo tot voltooi- ïng kwamen. Hun profeten waren bekend: Soekarno in Nederlands-Indië, Gandhi in Brits-Indië, Ho Tsji Minh in Indochina en Aung San in Birma. Hoezeer hun ge dachtegangen ook van elkaar mochten verschillen, zij had den één ding gemeen: zij ver woordden, wat leefde als on uitgesproken wensen en ver langens in hun volgelingen en dat was: vrijheid en welvaart op basis van eigen nationale onafhankelijkheid. Niet altijd verliep deze slotfase even gemakkelijk. De onaf hankelijkheid van de Filippij nen was een formaliteit, een pennestreek. Ook die van Brits-Indië, later uiteengeval len in het islamitische Paki stan en het hindoeïstische In dia, stuitte, mede door de sub tiele politiek van onderkoning Louis Mountbatten, op weinig moeilijkheden en datzelfde gold ook voor Birma. Malakka had, met behulp van het Britse leger, een'bittere strijd tè voe ren met communistische guer rillastrijders, vooraleer het als Maleisië in 1957 onafhankelijk werd. Indonesië had vijf jaar strijd met Nederland nodig om te krijgen wat het wenste. Wat Indochina betreft was Siam, het latere Thailand, altijd al onafhankelijk geweest, zij het onder sterke Franse culturele invloed. De rest van het (Franse) ïndochina viel uiteen in Laos, Cambodja en Viet nam, welk laatste land vooral een jarenlange niet aflatende strijd te voeren heeft gehad, eerst tegen de Franse troepen en later tegen de Amerikaanse legers met Ho Tsji Minh als centrale en bijna legendarische figuur. Midway: ommekeer De nederlaag van Japan is, an ders dan de beide atoombom men op Hirosjima en Nagasa ki, niet uit de lucht komen vallen. Zoals Stalingrad een keerpunt betekende van dé oorlog in het Westen, zo was de slag om het strategische ei land Midway een ommekeer in het strijdverloop in het Ver re Oosten. j Tot die tijd hadden de Japan ners te land, ter zee en in de lucht opmerkelijke en relatief gemakkelijke successen ge boekt. Zij hadden vernietigend uitgehaald naar Pearl Har bour, hoewel de Amerikaanse vliegdekschepen letterlijk en figuurlijk buiten schot waren gebleven; zij hadden Birma, Malakka met inbegrip van Singapore, de Filippijnen en Nederlands-Indië veroverd en de aldaar opererende vloten vernietigd. De wegen naar West en naar Oost lagen, om zo te zeggen, open. De Japanse strategen kozen, na ampele overweging, voor Oost, tenein de de Verenigde Staten alle lust tot verdere strijd te ontne men. Immers, de Japanse lei ders beseften zeer wel, dat Amerika met zijn vrijwel on beperkte grondstoffenreser- voir en zijn efficiënte industri ële apparaat onverslaanbaar was. Het ging er daarom om, om de tegenstander dusdanige verliezen toe te brengen, dat het tot een soort status quo zou komen. Een Amerika dus, dat zich afzijdig hield en een Ja pan dat, in het veroverde en nog te veroveren gebied, rustig zijn gang kon gaan. En zo vertrok op 27 mei 1942 uit de Japanse marinebasis Hasjirajima de grootste vloot- concentratie, die ooit in Japan bijeen was gebracht met als doel de verovering van Mid way en de vernietiging van wat er van de Amerikaanse Pacificvloot was overgebleven. Het commando over deze ge weldige vlootcombinatie had admiraal Yamamoto, bijge staan door admiraal Nagumo, die onder meer de hypermo-, derne vliegdekschepen de Agaki, de Kaga, de Hiryu en de Soryu onder zich had en door vice-admiraal Hosogaya, die een afleidingsmanoeuvre op de Aleoeten zou onderne men. De Japanners waren in een overwinningsroes. Alles was Vrouwenkamp in Semarang. tot dusverre zo goed gegaan, dat deze actie niet mislukken kón. Al te lichtvaardig namen zij voetstoots aan, dat de Ame rikanen niet happig waren om hun vlootrestanten op het spel te zetten en dat 'was nu juist, wat de Amerikanen wel van plan waren. Bovendien was er veel, dat de Japanners niet wisten. Ze wisten bijvoorbeeld niet, dat «de Amerikanen hun voornaamste marinecode ge broken hadden en dat dezen op de hoogte waren van het uitvaren van de vlootcombina tie en het uiteindelijke doel: Midway. Ver weg op Hawaï smeedde admiraal Nimitz aan zijn plannen. Zij wisten ook niet, dat het Amerikaanse vliegdekschip Yorkstown niet in de slag in de Koraalzee ver loren was gegaan, maar geheel hersteld en van verse beman ning voorzien op het strijdto neel was teruggekeerd. Boven dien hadden de Japanse sche pen nog geen radar en moes ten bovendien volstrekte ra diostilte in acht nemen, wat de onderlinge verbindingen niet ten goede kwam. In ieder geval was ÏTVJ Japanners een vol^r rassing toen, ruim na het uitvaren, C" kaanse Dauntless menwerpers van h>* van schout bij nachr1, Spruance zich op schepen stortten e^ trots van de Japans?^ vliegdekschepen As1® Hiryu en Soryu sl"> wrongen, zinkend®1 maakten met in schroeide ingewand?®' den verkoolde m£ men. Midway was meei* keerpunt: het was P* punt. De slag om Mre| de mythe van de Jf 1 overwinnelijkheid. r. in zekere zin, de VIs hart van Japan eirr het zijne er toe bij (f®1 derdduizenden Nef®1 die op Java en eldefY' nesië in de Japanse |1( uithongeringskampC1 gen werden gehoudj? delijk hun bevrijdin/ konden zien. P® T. VAN G[ ol TOKIO Op 15 augustus 1945 om 12 uur 's middags hoorden de Japanse stervelingen via de radio voor het eerst de stem van de „afstam meling der goden", zoals hun keizer toen nog in de grondwet werd genoemd. Op die voor de Ja panners verbijsterende en gedenkwaardige dag maakte keizer Hirohito de Japanse capitulatie bekend. „De oorlog heeft een voor Japan on gunstige wending genomen en de wereldopinie "heeft zich tegen onze belangen gekeerd", zo kraakte de hoge stem van de Japanse leider. In heel Japan werd aan het keizerlijk bevel om de strijd tegen de Amerikanen te staken gehoor gegeven en als één man legde de bevolking zich bij de nederlaag neer. Vijfendertig jaar later maakt 's lands beste eco noom bekend dat Japan, wat het gemiddeld inko men per hoofd van de bevolking betreft, niet on derdoet voor Amerika. Dr. Saburo Okita tot vorige maand minister van buitenlandse zaken en nu leider van de Japanse handelsmissie leek uiterlijk onbewogen toen hij herinnerde aan de warme zomerdag waarop Japan voor het eerst in zijn geschiedenis de vernedering van een nederlaag ervoer. Nauwelijks een genera tie later heeft de Japanse economie relatief gezien die van zijn vroegere overheersers geëvenaard. Tijdens de oorlog was Dr. Okita als jong econoom verbonden aan het ministerie voor een groter Oost-Azië, het koloniale kantoor dat belast was met het bestuur van dat deel van Azië dat door Ja pan was verwoest. Anno 1980 probeert 's werelds op één na grootste geïndustrialiseerde democratie nog steeds „een grotere Oostaziatische Welvaarts sfeer" te realiseren, maar nu zonder wapens. En niet zonder succes. „Ik behoorde tot diegenen die vanaf het begin ver moedden dat Japan de oorlog zou verliezen aldus Dr. Okita, „dus ik was blij toen de strijd eindelijk werd beslecht. Ik dacht: nu kunnen we met een schone lei beginnen". Geestelijk en lichamelijk waren de Japanners aan het eind van de oorlog uitgeput. De meeste steden waren veranderd in puinhopen en de ontreddering was groot. Nu de overwinnaars gestadig oprukken, staat ons niets anders te doen dan „het onver draaglijke te dragen en het onduldbare te dulden", zo zei de keizer. Als je een Japa iner vraagt wat hij zich van het einde van de oc rlog herinnert, krijg je steevast als antwoord de verschrikkelijke honger en de schaar ste, veroorzaakt door de stagnatie in de transpor ten. Eén Japanner die zich de oorlog nog goed kan herinneren, vertelde me dat de mensen „zich in le ven hielden door bamboetakken te schillen" waar mee hij bedoelde dat ze kleren en andere artikelen ruilden voor voedsel. Vandaag de dag is het woord „takenoko" (bamboe- tak) weer in zwang, maar nu slaat het op tieners met geverfd haar, wijde blouses en harembroeken die zondags de rust in Tokio verstoren door luid cassetterecorders af te spelen. Deze nieuwe cultus die volgens sommigen zijn naam ontleent aan een bij jongeren geliefde boetiek, is op felle kritiek ge» stuit bij ouders en leraren, terwijl sociologen me nen dat de Japanse jeugd op deze manier wil pro testeren tegen Japans onbuigzame sociale structuur en de angstaanjagende concurrentiestrijd op scho len. De „bamboetakkencultus" is typisch Japans, hoe wel het uiterlijk en de handelswijze van de jongens soms aan de Europese punks doet denken. „Te veel tijd en te veel geld" mopperen de oudere Japanners misprijzend als ze deze opzichtig gekle de jongeren door de straten zien flaneren. Het lijkt wel alsof ze vinden dat de jongeren door zich zo te gedragen afbreuk doen aan de van oudsher zo hooggeachte eigenschappen als liefde voor het va derland, plichtsbesef, trouw en ijver. Maar in te genstelling tot de apathische houding van de arbei ders in het Westen, bruisen de Japanse werkne mers van energie en werklust. Juist door die men taliteit heeft het, wat buitenlanders het naoorlogse economisch wonder noemen, zich in Japan kunnen voltrekken. Al geruime tijd produceert Japan meer staal dan de Verenigde Staten en naar het zich laat aanzien, zullen dit jaar ook meer Japanse auto's de fabrieken verlaten dan Amerikaanse. Uit onlangs gepubliceerde cijfers bleek dat Japan de eerste helft van dit jaar 5.46 miljoen auto's heeft afgele verd, een miljoen meer dan Amerika. Door zich snel aan het industriële tijdperk aan te passen vormt Japan op meer dan éen gebied een bedreiging voor de Amerikaanse industrie. Er wordt veel tijd en geld in de ontwikkeling van de wapenindustrie gestoken en het is alom bekend dat Japan eigen gevechtsvliegtuigen kan produceren die qua wendbaarheid beter zijn dan de huidige modellen. Als directeur van het economische planbureau was Dr. Okita belast met de uitvoering van het „plan tot verdubbeling van het nationaal inkomen" dat Japan veilig door de zestiger jaren loodste, de pe riode dat de economische groei het grootst was. Volgens Dr. Okita zal het nationale inkomen per hoofd van de bevolking nog dit jaar dat rika evenaren. Bij de huidige koers vaiu bedraagt het bruto nationale produkt i' meer dan 3 miljard Amerikaanse dollar bijna de helft is van het bruto national van Amerika dat twee keer zoveel inwon De nieuwsmedia'zullen de 35e veijaardil eind van de oorlog op de gebruikelijke rnx denken, maar de helft van de bevolkinj) i nog niet eens geboren. Aan de naoorlogsèr zal de herdenking dan ook nagenoeg ic voorbijgaan. Vandaag wil de kersvers Suzuki met enkele ministers van zijn kJf bezoek brengen aan het heiligdom vanji een monument ter nagedachtenis van ooti toffers. Dit voorgenomen eerbetoon heefir tiek ontlokt aan de socialistische partij bonden die menen dat Japan zo zijnk Tweede Wereldoorlog verheerlijkt, tervj gens hen niets is om trots op te zijn. De le! tijen vermoeden en dat vermoeden isU ongegrond dat de regeringspartij zo 0 stap wil zetten op weg naar het herstel vil ciële status van Yasukuni die tot 1945 fc symbool voor de Japanse bereidheid voor keizer en vaderland. k ROBERT WHYMANT/ THE Gt De heer Lammeree: „Het isolement was het ergste van speeld. Niet dat hij er angst voor had. De heer Lammeree is een van de weinigen die de onmenselijke tijd die hij meemaakr te goed heeft weten te verwerken. De heer Lammeree: „Het feit dat bij terug komst mijn gezin nog compleet bleek, is de belangrijkste factor geweest, dat ik dit gebeurde zonder er geestelijke problemen aan over te houden, heb kunnen verwer ken. Daar heb ik mee geboft. Velen zitten er nog steeds mee". Erkenning Het feit dat de regering onlangs het Voor stel heeft gedaan krijgsgevaft vergoeding van 7500 gulden fls ken, stemt de heer denheid, hoewel hij meent, veel te klein is uitgevallen, die verschrikkelijke lang geen salaris gehad tuurlijk nooit met 7500 ken. Zelfs de 16.000 gulden was nog te heer Lammeree. „Toch ben den. De regering erkent dat zij ons een en ander Ook al gebeurt dat pas na 35

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 14