an Blaaser
..„jouwt
üjog steeds
omplete
jieccanodoos
-het zich mee
=Ï5
„Omdat ze
met Jan op
zeker speelden
ben ik mijn
leven lang
misbruikt"
PAGI
NM 28)
DSCh
B.00 ui
Op weg naar Jan Blaaser, die zijn
Amsterdam enige jaren geleden met
nerkelijke gretigheid heeft ingeruild voor de
^^Jermetropool Lelystad, krijgen gedachten alle
®Wom zich te verliezen in fantasieën. Wat het oog
O Muiden registreert is namelijk een repeterende
lik van links vuilgrijs water en rechts eindeloos
land, dat nog te kort geleden op de zee her-
men is om de aandacht langer dan een kwar-
101 rite kunnen boeien. De borden, waarop automo-
®1ten wordt verzocht om ook overdag de lichten
ontsteken, zijn in deze kaalslag zeker niet over
lig. Want voordat je het zelf goed en wel beseft
je je al in slaap laten sussen door een lucht-
ögeling en ben je rijp om te participeren in een
iingbotsing.
end in dat wak van de natie met de autoradio
Ide automatische piloot van Hilversum III, denk
4p een gegeven moment: als ik het had moeten
'"tinnen, zou iedereen gegarandeerd hebben ge-
Ben: „Meneer draaft door. Wat meneer ons nu
'feit heeft niks meer te maken met de werkelijk-
]j. Op zich is het een prachtig verhaal hoor,
r niet van: artiest krijgt na vele jaren eindelijk
^ns om op te treden in Carré in Amsterdam.
_>drie uur, voordat het doek opgaat, valt hij tij-
8S de generale repetitie van het podium en
fdt-ie met een gecompliceerde beenbreuk in
J ziekenhuis opgenomen. Nogmaals, het is een
Jitterend gegeven voor een schlemielige B-film.
u_t geen zinnig mens trapt er in".
|de bodem van het getemde IJsselmeer bekent
ser een half uur later, dat vrijwel iedereen
t gedacht: dat is weer eens één van zijn betere
bpen, toen via de radio bekend werd gemaakt.
de 500e voorstelling van zijn one-man-show
>eniuin Brood" was afgelast, omdat hij zijn been
gebroken.
n avond zijn er ook nog aardig wat mensen
Carré gekomen. Die waren er heilig van over-
jd dat ik ze een oor probeerde aan te naaien,
een been gebroken; en gie geleuft dat,
ze". Maanden later, toen Blaaser zich
er in wankel evenwicht staande kon houden („Ik
nog steeds vijf schroeven en wat plaatwerk in
I linkerbeen", meldt hij, „in feite sjouw ik dus
complete meccano-doos met me mee"), vond
^jiog zijn uitgestelde jubileumvoorstelling plaats
■*Je Amsterdamse theatertempel. „En wat ge
urt er die avond?", vraagt Blaaser met betaald
iwoord, „je houdt het niet voor mogelijk. Een
■^r minuten voordat ik op moest, werd er omge-
|pen: „Wil dokter zus en mezo onmiddellijk naar
n* I Binnengasthuis komen". Je hoorde het publiek
®*ttdop denken: Blaaser kan het weer niet laten;
I is gek op dat soort practical jokes",
ster
je avond in Carré is overigens een grandioze
jpening geworden. Zonder één advertentie was
enorme zaal volgestroomd met mensen, die wil-
weten, wat Blaaser allemaal te vertellen had.
Ijze waren daarvoor uit alle delen van ons land
ir Amsterdam gekomen. Dat kon je controleren
'Ide groene betaalchèques, die aan de kassa wa-
uitgeschreven. Dus toch een handig betaalmid-
gm dacht ik, want aan een biljet van tien gulden
je niet zien, waar iemand vandaan komt".
—Ij moet je niet denken, dat ik koste wat het kost
Carré wilde staan. Want ze kunnen veel over me
maar nooit, dat ik een streber ben. Nie-
ik hd heeft me ooit horen roepen: „Blaaser wil per
lymln Carré". Ik heb er ook geen enkele behoefte
om naam te maken in Duitsland of Amerika.
zijn verlangens, die ik niet eens ken",
^e jubileumshow in Carré is er alleen maar geko-
omdat ik tijdens de première van Potasch en
lemoer tegen Guus Oster zei: „Wat kost het
i, als ik jouw theater voor één avond wil hu-
1Uf?". Dat was duidelijk niet serieus bedoeld. Ik
3 Ie alleen wat met Guus dollen. Maar tot mijn
nme verbazing riep Oster in volle ernst: „Huren
niet, maar wat mij betreft mag je er zo vaak
me len aJs je zelf wilt. Bel me maar eens op". De
jw jende dag was de zaak al rond"
no
ABC-tje
afloop van de vijfhonderdste voorstelling van
uin Brood" had ik het gevoel, dat ik al maan-
i in Carré stond. Het was voor mij een ABC-tje
veest. Ik had ook geen moment in de zenuwen
ten. Van tevoren ben ik nog uitgebreid in de
gaan eten. Een lekker tongetje met een goed
wijn erbij. En alles op ons dooie gemak. Toen
roeg: „Waar zullen we de koffie drinken, hier of
!»rré?", zei mijn inspiciënt: „Waar ze de beste
lie zetten, zou ik zo denken". Dat klinkt alle-
il weinig artistiek en ik moet je dan ook beken-
dat er aan de figuur Blaaser bijzonder weinig
stieks te ontdekken valt. Ik voel me ook nauwe-
een artiest. Ik heb gewoon een vak als ieder
»r en dat probeer ik binnen mijn mogelijkhe-
zo goed mogelijk uit te oefenen",
ar «Jt ik ga viasen op het IJsselmeer. denk ik
Met dochter Esther op de bodem van het getemde IJsselmeer. „Een grote actrice", meent hij oprecht, „ze speelt me
nu al herhaaldelijk van de sokken".
geen seconde meer aan het theater. Want als ik
dat ook nog moest doen, werd ik pas echt gek".
„Ik ben ook niet zo'n mannetje, dat met alle
geweld de beste wil zijn. Eerlijk gezegd heb ik zelfs
gloeiend de pest aan competities. Laat mij nou
maar een beetje aanrommelen, dan ben ik al dub
bel en dwars tevreden".
„Plankenkoorts? Ik weet ongeveer, wat je bedoelt.
Maar ik zou niet weten, wat het is. Ik verander niet
eens noemenswaard, als ik op een toneel sta. Daar
praat ik op dezelfde manier als hier met jou".
„Als ik 's avonds een theater binnenstap, heb ik
alleen mezelf bij me'. De rest moet het publiek er
dus maar bij denken. Ik ben ook iemand, die het
liefst binnen de vierkante meter opereert. Daar
heb ik meer dan genoeg aan. En wat ik te zeggen
heb, is nauwelijks opzienbarend. Mijn hemel, nee.
Ik doe geen wereldschokkende uitspraken en be
weeg me zelden of nooit op politiek terrein. Ik
houd het liever bij de huis-, tuin- en keukenonder
werpen, waar iedereen, jij en ik en de buurman
mee te maken hebben. Ik praat bijvoorbeeld over
de consumptiemaatschappij, die ons de gekste za
ken opdringt. Met zijn allen worden we met folders
vol Delftsblauwe luchten naar Spanje gelokt. Maar
wat is Torremolinos nou in feite: dat is mooi weer,
waar ze handig een stel hotelbunkers omheen
gebouwd hebben".
Bramen zoeken
„In „Bruin Brood" had ik nog een hoedje, dat ik zo
af en toe opzette. Maar ook dat hoedje heb ik in
middels afgedankt. Als ik dus half augustus in het
Hofpleintheater in Rotterdam de première geef van
mijn nieuwe programma, is Blaaser de enige rek
wisiet, die is overgebleven. Of dat genoeg is, moet
in de praktijk blijken, maar het is voor mij al een
hele geruststelling, dat de theaterdirecties In Ne
derland nu al honderdvijftig voorstellingen „In the
blind" hebben geboekt. Want ze hebben nog niet
één regel tekst onder ogen gehad".
„Dat nieuwe programma heb ik „Bramen zoeken"
genoemd. Ik kwam op die naam, toen ik op een
middag zat te vissen. Wat op zich niet verwonder
lijk is, want ik vis vrijwel elke middag. Maar die
keer zag ik een man langskomen met een emmer
tje bramen. Kijk, dat vond ik nou een treffend
beeld. Die man had een ontdekkingstocht ge
maakt, waarvan hij gelijk ter plaatse al de vruchten
had geplukt. Bramen zoeken is volgens mij een
aardige vlag, die mijn lading kan dekken".
„Momenteel zit ik in de moeilijke periode van
voorbereiding. Je hebt op een gegeven moment
teksten voor een uur show en die probeer je op
een zondagmiddag hier uit in de Meerkoet in Lely
stad. Al je geluk hebt, is er na afloop krap een half
uur over, dat misschien bruikbaar is. Maar ook
daar ben je nooit helemaal zeker van. Want het
zegt geen fluit, als er één keer gelachen wordt om
een stuk tekst. Misschien is het publiek op dat
ogenblik net in een gulle bui. Weet jij veel. Maar
op hoop van zegen maak je van het halve uur, dat
er misschien mee door kan, opnieuw een uur. En
van dat uur gooi je de week erna weer welgemoed
de helft weg".
„Ik heb pas nog een tekst gemaakt over de Mo
biele Eenheid. Dat leek me een toepasselijk, actu
eel onderwerp en toen het af was, zag ik een rede
lijk succesje duidelijk zitten. „Misschien wordt er
wel om gelachen", zeg ik tegen mijn vrouw. Die zei
trouwens ook, dat ie het in de zaal heel best zou
doen. De zondag erop viel die tekst in de Meer
koet als een baksteen. D'r kon niet eens een glim
lachje vanaf. Nou, dat weet Blaaser dan weer voor
de volgende keer. Geen teksten meer over de Mo
biele Eenheid".
„Met dat soort pijnlijke verrassingen word je on
ophoudelijk geconfronteerd. Jij denkt, dat je een
knaller hebt gemaakt, maar in feite blijkt het een
natte vuurpijl te zijn".
„Ik geef je nog een voorbeeld. Ik maak een tekst
over het vliegen en daarin komt deze zin voor: „Je
bent al los. voordat je goed en wel op vakantie
bent". „Da's best een aardige", zeg je 's avonds
tegen elkaar. Maar veertig procent van de Neder
landse bevolking heeft nog nooit gevlogen en be
grijpt niet eens waar ik het over heb. Die tekst is
dus ook alleen maar goed voor de prullenmand".
„Schrijven blijft op die manier monnikenwerk. En
alleen met een ijzeren discipline kom je misschien
tot bruikbare resultaten. Daarom dwing ik mezelf
om elke avond te schrijven. Zeven avonden per
week, want als ik dat ritme los laat ben ik een ver
loren man".
„Soms zit ik eerst een kwartier voor me uit te sta
ren. Er zijn ook dagen, dat ik na een half uur nog
steeds tegen dat witte vel papier aan zit te kijken.
Maar toch blijf ik volhouden, want vroeg of laat
komt er een zin, die me op het spoor zet. En on
dertussen draai ik platen om in de stemming te
komen".
„Dat Is de ene dag het vioolconcert van Bruch en
een dag later „Mijn leven is een lied" van Willy Al-
berti. Dat hangt van mijn stemming af. En als ik
weer een tekst heb, waarvan ik denk: misschien is-
ie te gebruiken, dan lees ik hem eerst voor aan
mijn vrouw. Elsa is weliswaar even onzeker als ik,
maar samen onzeker zijn is nou eenmaal een stuk
gezelliger".
„Zo blijf ik avond aan avond doorwurmen tot
twaalf uur, vaak wordt het ook later en zet ik er
pas om twee uur een punt achter. Ik weet het: het
is weinig opwindend, wat er 's avonds in huize
Blaaser gebeurt. Maar voorlopig hebben we er
vrede mee. We drinken samen een glaasje wijn of
een kop warme chocolademelk, als het zo uitkomt.
Dat is dus ook niks bijzonders. Voor hetzelfde geld
zouden Elsa en ik 's avonds kunnen puzzelen.
Maar daar heb je alleen zo weinig aan op het to
neel. Nee, geloof me op mijn woord: wij hebben
het meest burgerlijke gezin, dat je je voor kunt
stellen. Laatst kwam hier een journalist en die riep
in de hal al: „Ik had niet verwacht dat het bij u
thuis zo netjes zou zijn". Kijk, dat is de gebruikelij
ke fout, die de meeste mensen maken. Ze vormen
zich van een artiest een beeld, dat ze zelf bedacht
hebben. Zo in de trant van: met Blaaser kun je la
chen, dus zal het bij hem thuis wel een rotzooitje
zijn".
Uit het café
„Ik ontmoet ook met grote regelmaat mannen, die
met grote stelligheid beweren, dat ze me kennen
uit een bepaald café. Terwijl ik nooit en te nimmer
één voet in een café zet. „Leer mij Jan kennen",
roepen ze. als ik dat schuchter te berde breng.
Maar dat is nou juist de bron van alle ellende: ze
kennen Blaaser niet echt".
„Ik speel mee in „Keetje Tippel" en prompt schrij
ven de recensenten: „Blaaser is de grote verras
sing van deze film". Maar waarom ben ik dat in
hun ogen? Juist, omdat ze zich Blaaser nog steeds
herinneren als de zanger van „Mijn tante heeft een
olifant". Nou ik vind dat zelf ook een afgrijselijk
lied, maar na 12 jaar wordt het nog wel volop ge
draaid. En van de tekst zijn ook een Duitse, een
Franse en een Engelse versie gemaakt, die het in
die landen al even voortreffelijk doen".
„Hoe komt dat nu?, kun je je achteraf afvragen,
waarom wordt zo'n afschuwelijke meezinger toch
een internationaal succes? Mijn antwoord is: „Al
les, wat ik tot nog toe gedaan heb, probeerde ik
zo goed mogelijk te doen". Misschien is dat een
verklaring. Wat overigens niet wegneemt, dat ik
me achteraf verbijsterd afvraag: waarom in vre
desnaam heb je je zo lang voor allerlei niets terza
ke doende activiteiten laten misbruiken Blaaser?
Hoe zit dat eigenlijk?"
„Ik ben nu zevenenvijftig en in feite doe ik pas
sinds enkele jaren die dingen, waar ik zelf voor
honderd procent achter sta. Zojuist is de derde
druk verschenen van mijn eerste boek „Een muis
in zee" en dat betekent een totale oplage van der
tigduizend exemplaren. Toen ik in het ziekenhuis
lag stuurde Carmiggelt me zijn bundeltje „Speciaal
voor U" en daarin had hij geschreven: „Met stij
gende bewondering heb ik je boek „Een muis in
zee" gelezen". Pas op, dat was het oordeel van
een man, die de PC-Hooftprijs heeft gekregen. Ik
kan me geen kritiek voorstellen, die waardevoller
is dan de zijne'.'.
Geen buil
„Weet je, wat jaren lang de ellende met mij is ge
weest? In het vak wist iedereen, dat je je met
Blaaser nooit een buil kon vallen. Met Jan speelde
je op zeker. En als zoiets eenmaal bekend is, word
je te pas en te onpas gebruikt. Misbruikt in feite.
En omdat je zelf ook niet beter weet en leuk geld
verdient en met aardige collega's samenwerkt, pak
je van alles aan, rijp en groen, goed en slecht".
„Je kunt het zo gek niet opnoemen, of ik heb het
wel gedaan in de amusementssector: televisiese
ries, quizzen, spelletjes, bonte avonden. En voor
dat je er zelf erg in hebt, sta je in een programma
als „Met de muziek mee" de miezerige komiek uit
te hangen. Ik had me weer eens laten strikken
door producers, die me verzekerden, dat het een
leuk programma zou worden. Een groot orkest,
veel show, alles was op papier even leuk. „En wat
wordt er van mij verwacht?", informeerde ik voor
zichtig. „Wat dacht je Jan, jou hebben we nodig
voor de komische noot. Als jij nou voor vijf keer
twee minuten iets leuks verzint, zitten we gebak
ken". Een paar maanden later stond ik volledig
misplaatst in de Martinihal in Groningen wartaal uit
te slaan. En op dat moment besefte ik, dat ik op
het absolute dieptepunt van mijn leven was aange
komen. Lager zakken kon ik niet".
„Uit wanhoop heb ik toen de la opengetrokken,
waar ik alles in stop, dat ik geschreven heb. En dat
is feitelijk het begin geweest van „Bruin Brood". Ik
had daarvóór ook behoorlijke teksten gemaakt,
maar die gaf ik aan collega's. Aan Jos Brink voor
zijn Tekstpierement, aan Mini en Maxi en aan An-
dré van Duin. Want ik was er heilig van overtuigd,
dat ik met zulk materiaal voor dichte deuren zou
komen".
„Ik herinner me het als de dag van gisteren. Ik had
het Tingel Tangel-Theater in Amsterdam gehuurd
en de eerste avond kwamen er zeventien mensen
op „Bruin Brood" af. Die waren duidelijk gekomen
voor „Mijn tante heeft een olifant". De volgende
avond waren er dan ook welgeteld negen bezoe
kers".
„Daarna is het waanzinnig gaan lopen. Vrijdags
waren er al tweehonderd mensen, terwijl er maar
vierentachtig stoelen in dat zaaltje staan. En bij de
vijfhonderdste voorstelling had ik in Carré een vol
le bak. Wat dus neerkomt op zo'n tweeduizend be
zoekers. Ik had die avond nog flink wat last van
mijn been, maar tot het bittere einde heb ik het
kunnen volhouden. Toen het doek drie keer ge
haald was kon Ik niet meer op mijn benen staan en
heb ik mijn krukken gepakt. Ik was al op weg naar
de kleedkamer, toen achter me het doek weer
open ging. De volgende dag schreef een krant, dat
Blaaser zo nodig met valse effecten op het senti
ment van zijn publiek moest werken".
Winnende hand
Ondanks deze journalistieke kommer blijft Blaaser
overigens een grote tevredenheid uitstralen. En
daar heeft-ie alle reden voor: in rap tempo is hij nu
bezig om de vele verloren jaren in te halen en
daarin lijkt hij voorgoed aan de winnende hand te
zijn. Naast zijn nieuwe theatershow „Bramen zoe
ken" heeft hij ook nog tijd kunnen vinden voor zijn
tweede boek, dat binnenkort onder de intrigeren
de titel „Een kip met stip" zal worden gelanceerd.
Vanwege zijn hechte familiebinding met de directie
van het Volkstoneel (de jongens van Nooy zijn
bloedwarme neven van hem) heeft hij ook de regie
op zich genomen van de supersmartlap Ronde Ka
van Bouber, die in het najaar van 1980 in première
gaat. Eén van de hoofdrollen heeft hij alvast gere
serveerd voor chef-lichtdrukker Henk Dupper uit
Lelystad, die als lid van de plaatselijke toneelvere
niging „Plankenkoorts" met enige puntgave crea
ties diepe indruk op' Blaaser heeft gemaakt. „Die
Dupper", meent hij, „kan eenvoudigweg niet meer
mislukken in zijn leven. Want hij is in Nederland de
enige acteur, die ook nog een fatsoenlijk vak heeft
geleerd".
Voor zichzelf heeft Blaaser nog één wens, die ech
ter nooit in vervulling zal gaan. „Het liefste was ik
clown geworden. Als ik me vroeger ging scheren,
maakte ik van de zeep eerst een clownsmasker.
Na een paar minuten begonnen mijn ogen prompt
te tranen en dan liepen er twee kleine straaltjes
over mijn wangen. Dat was een adembenemend
gezicht".
„Helaas is gebleken, dat ik te weinig bagage heb
om een echt goede clown te worden. Een man als
Rivel in Frankrijk benijd ik. Die had een act, waarin
hij niets deed. Ik heb nooit meer iemand zo fantas
tisch niets zien doen".
LEO THURING