einderloos
eilandenrijk
met havens zonder
uitweg, wegen
zonder einde en
akkers zonder
blikvangers
Het nagelnieuwe hotel Zuiderduin ligt in de luwte van de Zeeuwse duinen te pronken
ZEELAND Nergens krijgt de theorie van de
platte aarde zo veel spontane adhesie als in
Zeeland, dat einderloze eilandenrijk, waar 348.000
vaderlanders worstelend en steeds weer op
miraculeuze wijze van een dreigende ondergang
weg zwemmend, hun smeuïge knollentuin van
174.000 hectaren verdedigen tegen de genadeloze
erfvijand water. Nergens ook is de hemel
oppermachtiger dan in die verre uithoek, waar
golven, wind en land voorgoed onder één noemer
zijn gebracht en waar vóór de reiziger uit altijd de
horizon, ongrijpbaar en onmeetbaar, het hazepad
kiest.
Zon-zalig-Zeeland sorry, dat ik me zo laat gaan,
maar reken het een verliefd mens niet al te zeer
aan is een eindeloos repeterende breuk van
akkers achter de komma van kronkelende dijken.
Plompe kerken duiken op tussen het graan als
schepen, die gestrand zijn. Verschrompelde
steden koesteren hun vergane glorie als een
versteend anachronisme. Dorpen in het duin
hebben hun slordige uitmonstering zo goed als
zeker betrokken bij dezelfde groothandel, waar
ook de badplaatsen van Bretagne en Normandië
kind aan huis zijn. Je herkent met weemoed de
weeë geur van de witte familiepensions en benijdt
bijna de doden, die zich rondom de godshuizen
hebben teruggetrokken in afwachting van de
jongste dag. Tot 1953 was Zeeland een vergeten
delta, die de nieuwsgierigheid van de toeristen met
gemak kon smoren in de krappe dienstregelingen
der veerponten. Het had duizend en één excuses
voor zijn ëénkennigheid, duizend redenen ook om
zijn eigen bonen te doppen.
In die voltooid verleden tijd had de provincie één
vaste verbinding met het achterland, een smalle
navelstreng met een motorische zenuwtic. En wie
gebruik maakte van die achterdeur had na Bergen
op Zoom steevast het angstige gevoel, dat het
vertrouwde vaderland hem had laten schieten en
als een dief ter berechting had overgegeven aan
nieuwe heren met nieuwe wetten.
Maar afgezien van die ene smalle weg hadden de
Zeeuwen in die tijd weinig te duchten en bouwden
ze hun afkeer van reislustige horden op de bijbelse
zekerheid, dat alweer ruim twintig eeuwen geleden
iemand voor het laatst over de wateren had
gewandeld.
Gods akkers
De rampzalige springvloed, die de Zeeuwse
eilanden 27 jaar geleden in een helse
februarinacht besprong, betekende voor Zeeland
ook gelijk het einde van een stug volgehouden
isolement. Nog eenmaal liep Gods water toen over
Gods akkers en daarna werd het voorgoed
verbannen achter de betonnen muren van het
Deltawonder. De zee werd door ingenieurs en
werkers aan het front gedresseerd en
omgeschoold tot vriendelijke binnenmeren
Veerse meer, Grevelingen Meer en Braakman
waar eb en vloed hun identiteit verloren en
bruggen ervoor zorgden, dat de Zeeuwen veer na
veer moesten laten.
Sindsdien is de taak van de zee overgenomen
door het toerisme, dat op zijn beurt de eilanden
overspoelde en in steeds breder golven over
Schouwen-Duiveland, Noord- en Zuid-Beveland,
Walcheren en het ondergeschoven kind Zeeuws-
Vlaanderen sloeg. Dit jaar mikken de toeristische
smaakmakers in Middelburg op ruim 10 miljoen
overnachtingen in de 182.000 slaapplaatsen in 150
hotels en pensions, ruim 9200 vakantiewoningen
en in de talloze accommodaties, die particulieren
inschikkelijk aan vakantiegangers uit Nederland,
Duitsland, Engeland, België, Frankrijk en de
Scandinavische landen afstaan. Voor deze zop- en
rustzoekers ligt tussen de punt van SchouwenT
Duiveland en de grensovergang bij het Zwin
zeventig kilometer maagdelijk strand klaar om
zand over hun zorgen te strooien. En daarachter
ligt het strooigoed van een rijke historie: havens
zonder uitweg, wegen zonder eind, land zonder
blikvangers.
Sprookje in steen
Op een lome lentemiddag zie je na jaren
trouweloosheid Veere weer terug. Dit markizaat
van prinses Juliana, dat zes eeuwen geleden werd
gesticht, is een oude geliefde, die je ondanks alle
latere avonturen nooit meer uit je herinnering kunt
branden. Wie daar eenmaal de zon aarzelend in de
trapeze van de hoge lindebomen heeft zien
klimmen en door de Kapellestraat naar de
Stadshaven is geslenterd om op één van de
inktzwarte kanonnen bij de Campveerse Toren
naar de onbereikbare horizon te staren, Is voor de
rest van zijn leven reddeloos verloren.
Je kunt op een sjiek strand in Marokko liggen of
midden in het oerwoud van Kenia oog in oog staan
met een briesende olifant, maar ook daar zal in
een verloren ogenblik het beeld van Veere weer
transparant voor je worden.
Veere is een sprookje in steen op ware grootte.
Onwerkelijk en hopeloos uit de tijdmachine
gevallen. Maar daardoor juist zo harten brekend.
Planologisch stelt het eigenlijk maar weinig voor.
Een handvol straten, geplaveid met klinkers, een
stil plein met murmelende middenstanders en een
stadhuis, dat zij het op klein formaat een
piëteitvolle copie is van het raadhuis van de
Zeeuwse hoofdstad Middelburg.
En verderop doemt de Dom of Onze Lieve Vrouwe
Kerk op met afmetingen, die te potsierlijk lijken
voor het kleinschalige Veere. Een kerkelijk
koekoeksei in een te krap nest. De toren is door
een slordige beul gescalpeerd en het schip
daarachter straalt een mottigheid uit, die je ook
niet met een groot geloof kunt verdoezelen. Deze
ontluistering heeft de kerk te danken aan
Napoléon Bonaparte, die tijdens één van zijn
strafexpedities de ruimte zonder Nihil Obstat
gebruikte als hospitaal annex paardestaJ. Daarvóór
was de kerk al in 1686 geblakerd door een
verzengende brand en in 1809 vanaf een Engels
vlooteskader uren lang gebombardeerd. Sindsdien
gaat voor de Onze Lieve Vrouwe Kerk het verzoek
,,geen bloemen, gaarne missen" niet meer op.
Liefdevol geknipt
Alles in Veere, de Schotse huizen op de kade, het
antieke postkantoor, de winkels van
Madurodamformaat, de schemerige
kelderrestaurants en de zo maar burgerhuizen er
tussen in, zijn in volmaakte harmonie
gerangschikt. Hier heeft de Heer persoonlijk
ingegrepen. Dat kan niet missen.
Ik geef u wel de vriendenraad om uw auto ergens
buiten op een landweg te laten staan, want Veere
dien je langzaam maar zeker te ontdekken. Alleen
de wandelaar krijgt de tijd om zich met open mond
te verbazen. Over het stadhuis met name, dat
liefdevol is geknipt uit een bouwplaat van het
kasteel van de Markies van Karrebas, en daarna
omzichtig is opgepompt.
Je staat voor de stenen trap en vraagt je
wantrouwig af: „Kan achter deze glas in
loodramen wel een echte burgemeester zitten?".
Maar wat bestuurt hij dan in vredesnaam? Of is hij
Chef-kok Cees Telle, Zeeuw in har* en nieren.
alleen maar benoemd om met een ganzeveder
nutteloze poppetjes te tekenen in de kantlijnen van
oude vellen perkament?
Zeilpetten
In het haventje liggen nu de peperdure jachten van
nieuwe invasietroepen; er lopen mannen met
onwijze zeilpetten en dito oren en vrouwen met de
broek aan, die deze stedelijke Assepoester In haar
verkwikkende slaap van eeuwen hebben gestoord.
Met een pilsje op de kaai volg je hun maritieme
verrichtingen van de kouwe grond en jaag je je
gedachten als jachthonden terug naar de zevende
april 1961. Op die dag voeren de garnalenvissers
van Veere voor de laatste keer uit met de vlaggen
halfstok en met tranen in hun ogen. Op de kaae
stonden toen de wenende vissersvrouwen, stuk
voor stuk bloedwarme Kniertjes, die door één
vermaledijde dam voorgoed vóór hun eigen gat
gevangen zaten. En ook ditmaal constateer je tot
Je innige opluchting, dat de tijd ook de meest
schrijnende wonden heelt. Veere heeft zich
manmoedig aangepast en speelt dapper zijn rol in
de grote transformatieschets voor een onbepaald
aantal dames en heren. De 700 Zeeuwse vissers
hebben inmiddels wortel geschoten in Breskens,
Colijnsplaat, Vlissingen en Bruinisse en samen
brachten ze in 1977 met 220 schepen alweer
103.478.444 kilo vis naar de afslag, die een
waarde vertegenwoordigden van bijna 64 miljoen
gulden.
En Veere vindt het allemaal best. Want waarom
zou je bang zijn voor later, als je in het
hiernumaals de hemel al deelacl>tjg bent
geworden?
Een kwartier later dwaal je door de middeleeuwse
Ingewanden van Middelburg, een hoofdstad met
de grandeur der roemrijke voorvaderen, die na de
val van Antwerpen hier het hoofdkwartier van de
Oost- en Westindische Compagnieën vestigden. In
het hart, dat door een verkeerstechnische
aderlating een paradijs voor wandelaars is
geworden, domineert het stadhuis, een pronkstuk
van Zuidnederlandse late gotiek, door het
bouwmeestersgeslacht Keldermans verrast met
een 55 meter hoge toren, dat een uurwerk bevat,
waarin loden soldaten des konings op elk heel uur
een sierlijk steekspel uitvoeren. Daaromheen
hebben 25 gravinnen en graven van Zeeland de
wacht betrokken na het bombardement, dat In de
meidagen van 1940 het stadhuis tot een rokende
puinhoop deformeerde.
In het abdijcomplex, dat in de negende eeuw door
de reguliere kanunniken van het Belgische
Vermezele werd gesticht, heb ik in de late vijftiger
jaren een middag in de machtige slagschaduw
vertoefd van jonkheer de Casembroot. die toen
commissaris van de koningin in Zeeland was.
Voordat hij losbarstte in een ode op zijn geliefde
provincie, die hem paste als een doorgestikt
maatpak, maakte hij me eerst samenzweerderig
deelgenoot van zijn passie voor treinen. Exact wist
hij vertrek- en aankomsttijden van alle Intercity- en
andere lijhen in Nederland. En van deze kéhnis
maakte hij dankbaar gebruik, als zijn particuliere
chauffeur hem naar zijn volgende afspraak bracht.
„Kerel", zei hij onderweg dan glimlachend, „ik wil
me natuurlijk niet met je zaken bemoeien. Maar
het lijkt me toch beter als je over Wemeldinge
rijdt. Want als we via Goes gaan komen we om
zestien uur vier bij een spoorwegovergang, die dan
net gesloten is om de expresse-trein uit
Amsterdam te laten passeren".
Hoge stand
Een opmerkelijke magistraat derhalve. Een heer
van hoge stand, die in zijn zwaar met gouddraad
doorweven galapak ook nog volkomen natuurlijk
acteerde en nooit de Indruk wekte, dat hij zich met
het oog op de avondvoorstelling van de operette
„Victoria en haar huzaar" vast had verkleed.
Op het moment, dat ik mijn schroom overwonnen
had en hem duchtig aan de tand wilde voelen over
de milieuproblemen in Zeeland, rees de
Casembroot statig uit zijn zetel en prikte hij
gekscherend een vinger tegen mijn borst. „Kom,
kom kerel", zei hij, „voor dat soort dingen hebben
wij toch zeker geen enkele belangstelling. Laten
we het nou asjeblieft plezierig houden. Ik schat u
op drie gebakken eieren met doorgeprikte dooier.
Ben ik daar ver naast?"
De spirituele geest van deze legendarische Zeeuw
blijft me achtervolgen tot in het nagelnieuwe
Golden Tulip Hotel Zuiderduin, dat beschutting
heeft gezocht achter de duinen van Westkapelle.
Jo de Regt, directeur van de provinciale VVV in
Zeeland heeft dan inmiddels zijn ondubbelzinnige
vreugde over deze horeca-aanwlnst reeds
verwoord. „Zeeland heeft de vakantieganger veel
te bieden", gaf hij monkelend toe. „maar de pijn
was, dat we geen echt tophotel meer hadden sinds
de sluiting van het fameuze badhotel in Domburg".
Ach ja, het Badhotel in Domburg. Nu een stuk
nostalgie, maar vóór de Tweede Wereldoorlog een
geliefd toevluchtsoord voor vrijwel alle gekroonde
hoofden van europa, die maar al te graag hun
onderdanen de rug toekeerden en zich aan de
warme Zeeuwse wateren in een badkoets door wit
gehandschoende knechten een eindweegs de zee
in lieten duwen. Onder hen was ook de
Roemeense koningin Carmen Silva, die
onmiddellijk na aankomst altijd een dozijn verse
oesters in haar appartement liet aanrukken. Een
enkele stokoude visser kan zich nog wel
herinneren, dat ze op zonnige dagen onder een
sneeuwwitte parasol de lopende staatszaken
besprak met haar ministers, die ook al een zeer
grote geestdrift aan de dag legden om haar in
Domburg te bezoeken.
Dat is allemaal verleden tijd. Het Badhotel staat
alweer jaren met geblindeerde ramen in een
stervende tuin. En ook het Brittannia-hotel in
Vlissingen, dat later als de parel van Zeeland werd
beschouwd, is na het wanbeheer van uitbater
Reindert Zwolsman in de versukkeling geraakt.
„Het publiek", meent Jo de Regt. „wordt elk jaar
meer kwaliteitsbewust. En daarom is Zuiderduin
voor Zeeland een geschenk uit de hemel".
Rasoptimisten
Zuiderduin-directeur, Leendert Kooman incasseert
dit compliment van onverdachte zijde met de
ijzersterke glimlach der fasoptimisten. Drie jaar
lang was hij resident-manager van het
Schevenlngse Europa Hotel en met de kennis, die
hij daar met kunst- en vliegwerk opdeed is hij aan
de slag gegaan in Zuiderduin, dat als een
zeekasteel op het droge ligt te pronken in de
uitlopers van de duinen. Het hotel beschikt over 44
tweepersoonskamers met alles d'r op en d'r aan:
badkamer, toilet en kleurentelevisie. Daarnaast
zijn er 26 luxueuze maisonettes, waar de gast ook
nog de beschikking heeft over een zitkamer en een
logeplaats op het ruim bemeten balkon op het
zuiden.
Voorts zijn er een verwarmd openluchtzwembad,
een tennisbaan en badkabines op het strand en
kan men gratis gebruik maken van het witte
fietsenplan van gastheer Leendert. En voor al dat
moois betaalt men in de topmaanden juli en
augustus 800 gulden per week voor twee personen
op basis van logies en ontbijt en in de overige
maanden 700 gulden.
Grootste troef
Zijn grootste troef speelt Kooman echter uit in de
Viking Bar en In het restaurant La Corvette, dat aJ
vóór de officiële opening op 20 juni als een
welriekende magneet werkt op gastronomen van
heinde en verre. Chef-kok Cees Telle, een Zeeuw
in hart en stugge nieren, heeft zijn kookkunst op
een geraffineerde manier In kaart gebracht en het
is dan ook nauwelijks verwonderlijk, dat hij nu
moeiteloos bij de gasten van Zuiderduin een potje
kan breken.
Zijn Tarbot, gepocheerd in champagne, is slechts
één van de tientallen specialiteiten, die tijdens zijn
dagelijkse zitting als ingekomen stukken ter tafel
komen. En reken er op. dat zijn gevroren
eiercompositie, geparfumeerd met Pisang Ambon
eveneens met luid „bravo"-geroep door de
aanwezige smaakpapillen begroet wordt.
Weerzien
Het vertrek uit Zuiderduin kan dan ook onmogelijk
een afscheid voor eeuwig zijn. Terwijl je over de
dammen en bruggen en daarna dwars door de
walmende welvaart van Botlek en Europoort
terugkeert naar je huis op stelten In de Randstad,
prik je in gedachten alweer een nieuwe datum.
Laten receptionist Nijhof en oberkelner Lucas
Esselink maar vast aan de deur gaan staan.
Het weerzien kan in dit geval slechts een kwestie
van tijd zijn.
LEO THURINQ