riMM? Nieuwe Bona "-rector dr. Tom Pleij: slagvaardigheid, maar behoud van kwaliteit' I'rider de schutse W Petrus Relatief veel partieel leerplichtigen werkloos D/REGIO LEIDSE COURANT DONDERDAG 22 MEI 1980 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. >e vC rkse Vos, raa<T' Coud kers homas Adrianus Pleij (43) it Leiden, mocht op 23 ïaart 1968 in Leuven, op inr= Katholieke Universiteit, oren dat hij „met grote iderscheiding" ■promoveerd was tot )ctor in de Lichamelijke pleiding. Tom Pleij stond iet perplex; hij kon het ?rwaehten. Hij had z'n idergrond: academie voor ichamelijke Opvoeding in en Haag (M.O.) en twee ar studie in Leuven „ik reeg daar m'n kandidaats ideau om in twee jaar DCtoraal te kunnen doen", at was van 1956 tot 1958. n Jen jaar later kop hij zich in één van Europa's gidste universiteiten de '^octorsbul laten ferhandigen. Zijn Dri' ssertatie ging over (hij p ^cht nu):' „De devaluatie n de normaliserende feningen in de edendaagse Nederlandse :hoolgymnastiek". Toen 'as er al sprake van Revaluatie, kun je -nagaan, li nu is het helemaal oorbij. Op verzoek emonstreert dr. Pleij ikele normaliserende 'feningen uit de zestiger hildi ren: "u kent ze n°g wel..., rmen hoog, armen vooruit, pdrukken, kniebuigingen, houders naar achteren en rukken, draai links, Jraai rechts. Nou, daar ga UgC dat is nu allemaal fgeschaft op school". )e evolutie is niet stil AA( lijven staan; ook niet in de jarrière van gym-leraar 'om Pleij. Op 1 augustus, msti |s het nieuwe schooljaar 7an 5-81 begint, is hij rector p/ n het Bonaventura- ïiscfollege in Leiden. „Thomas t fflore"; hij kreeg meer dan ïrtr^et gemiddelde. r. Pleij neemt het „ER ZIJN MEER GYMNASTIEKLERAREN DIE HET RECTORAAT VERWERVEN EN DAN DOORSTOTEN NAAR DE INSPECTIE" ?r Vu lattei door prijs van met bee itew e te ledrij dei kien lekeiver van pater drs. A.P.T. yerd?vereem °fm, een lan welgeleerde minderbroeder ie in Leiden 13 jaar rector geweest en nu gebruik laakt van de VUT-regeling .vol^m twee jaar vóór z'n J, d#ns'oen ..uit te treden". 'oet loctor Tom Pleij, de eerste 00] iet-franciscaanse kenrector van een ,elk£ edegen franciscaans [aa iderwijsinstituut. Nog wel uitïn „gymnastiekleraar". ch \Als er mensen zijn die rbetaar no6 een beetje vreemd 'genover staan, zou ik dat el geinig vinden. Want er n steeds meer van die chamelijke" docenten die ictor worden. Het is niet bijzonder meer. Sterker nog: in die categorie zijn er die na een paar jaar doorstoten naar de inspectie voor het middelbaar onderwijs. Ik geloof, dat het een gezond milieu is; het zijn vaak mensen die van organiseren houden, die praktisch zijn. Ach, ze zijn niet zo vreselijk bijzonder, die lichamelijke opvoedingsmensen. Ik heb weieens gehoord van een oudere collega ergens, ook een doctor, die elke dag voor de klas een spagaat maakte. Dat vond hij indrukwekkend. Maar op zekere dag kon hij niet meer overeind komen.." Thomas Adrianus Pleij kent z'n pappenheimers. Na zijn Leidse schooltijd, als leerling van het „Bona", woonde hij in Hoogmade en nu al weer tijden in Zoeterwoude: „ik ken de omgeving waar onze leerlingen vandaan komen". Nu is die oud leerling al weer twintig jaar leraar lichamelijke oefening aan het Bonaventura- college en sinds '72 ook conrector. „Ik heb met het Bona wel een stevige band ja. Ik ben gepokt en gemazeld in het Bona- wezen, als ik het wat oneerbiedig mag zeggen. Niet iedereen zal het overkomen, dat hij rector wordt van een school waar hij eens in de banken heeft gezeten..." De eerste niet-franciscaanse rector. Het is niet schokkend. „We blijven trouwens franciscaans; maar het is nu eenmaal de gang der dingen. Allerlei taken op eens door ordegeestelijken geleide scholen worden door leken overgenomen. Ook de franciscanen zijn niet meer in voldoende mate beschikbaar voor dit werk. Bij ons op school hebben we nog twee franciscaanse leraren: de paters Van Vliet, godsdienstleraar, en Jesse, klassieken". Tom Pleij zit dus al een jaar of acht als conrector in de schoolleiding. De overgang naar het rectoraat komt niet zo hard aan: hij komt niet voor een nieuwe wereld te staan. „Ik ken de gemeenschap op school van binnenuit. Het is alleen een uitbreiding van je verantwc lelijkheden. Ja en dan, een rector geeft eigenlijk geen les meer, hè. Tom PLeij, de nieuwe rector van 'Bona'. Er zijn er die zeggen, dat dit ook niet zou kunnen. Maar ik wil straks wel proberen nog wat lessen te blijven geven. Kijk, het onderwijs staat vandaag aan nogal wat agogische invloeden bloot. Er is nogal wat sprake van tempoversnellingen. De gang van de ontwikkeling is niet zo rustig meer. Maar als rector zul je de praktijk moeten kennen, de sfeer van de klas moeten kennen. Ik zal er niet steeds de tijd voor hebben, maar ik wil het toch proberen met dat nu en dan les geven". Vorig jaar heette de instelling nog scholengemeenschap Bonaventura-Kijckenborg, met allerlei vertakkingen. De structuur is inmiddels verbeterd en ten goede gekomen aan de rond 1450 leerlingen. Nu heet het weer Bonaventura-college. „En dat is nou het leuke van Bona; het is verdeeld over twee praktisch gelijkwaardige gebouwen, aan de Mariënpoelstraat en de Burggravenlaan. Dat zijn twee kleinere pedagogische eenheden, met de organisatorische voordelen van één grote school. Een ideale combinatie De leerlirtgen worden niet geconfronteerd met die grote aantallen. Wel zijn het twee leefwerelden die onderwijskundig bijeen gehouden moeten worden. Men hoort weleèns spreken over scholen als bedrijven. Maar voor mij is dat het nu juist helemaal niet". „Een school, hoe groot ook, is geen bedrijf. Daarom wil ik ook les blijven geven. We willen helemaal geen bedrijf hebben Het gaat namelijk om kinderen en die kun je niet in een bedrijf stoppen. Wat wél gevraagd wordt is een modern management, dat slagvaardig en efficiënt moet zijn. Het zou m'n credo kunnen zijn: als je niet goed organiseert, ga je de mist in. Als je 't maar voor elkaar krijgt, dat de schoolgemeenschap een onderneming is van leraren en leraressen tezamen..." Tom Pleij legt uit, dat „Bonaventura" (als buitenstaander zou je dat licht kunnen veronachtzamen, maar ook andere, door idealistische paters geleide, instituten werden in die richting geleid) een historisch sterk bepaalde school is. Franciscaans'van opzet, ter emancipatie van de katholieken. „Het was nodig, eigen onderwijs te geven aan een volksdeel. Van meetafaan ging het om kwalitatief onderwijs om de katholieke Nederlander mondig te maken. Dat leeft nog steeds in ons onderwijs, die kwaliteit. En dan had je vroeger die persoonlijke benadering. Het was traditie dat eens per jaar een franciscaan thuis op' bezoek kwam. Een „schoolse" familietraditie ontstond ook: van vader op zoon. We zijn nog steeds wel trots op die oorsprong; het heeft sterke banden geschapen die je niet zonder meer kunt slechten. Er zijn hele ritsen mannen die, zeker vanuit het verleden sprekend, zeggen: ik heb op 't Bona gezeten". Maar in onze tijden komt er wel bij, dat je zonder meer met de ontwikkelingen mee moet gaan. Dr. Tom Pleij: „En het management verandert. Het tempo kan verschillen van rector tot rector. Zeker, op Bona is steeds op een gematigde koers gevaren; er is een grote mate van veiligheid ingebouwd. Niet al te grote risico's zijn er genomen. Anderzijds is het kwalitatieve onderwijs in de gaten gehouden. Laten we niet vergeten, dat de cultuurwijzigingen zich nog nooit zo snel hebben voltrokken als in de laatste 25 jaar. Met de ontstane „sub-culturen", zowel bij de jeugd als bij de ouden n onder ons. Het is een ireuk die steeds sterker wordt. Zelf vind ik, dat we op een plezierige manier met elkaar om kunnen blijven gaan, op school, met al deze zaken om ons heen". De nieuwe rector van het Bonaventura-college geeft geen voorrang aan het pessimisme. Verre van dat. „Zolang je contact hebt met kinderen hoef je niet te wanhopen. Het onderwijs wordt wel moeilijker, hoor; dat is duidelijk. Het motiveren, zoals men dat tegenwoordig zegt, is veel meer een opgave dan toen wij, u en ik, op school zaten. Het was nog een beetje een soort uitverkiezing toen. als je op een middelbare school zat. Goddank is dat heel anders geworden. Maar veel en veel belangrijker is de leerlingenbegeleiding geworden, ongelooflijk belangrijk zelfs. Een school, vind ik, moet je herkennen aan z'n leerlingenbegeleiding". Vernieuwingen, als Tom Pleij over een paar maanden rector is geworden In welk tempo hij te werk zal gaan Het is ook een kwestie van leeftijd. Rectoren komen en gaan. Ze laten een erfenis achter, maar de tijd blijft meespreken. Wat goed is wordt bewaard; wat verbetering, aanpassing verdient, krijgt wellicht een bijsturing. „En ach", zegt vitale kandidaat-rector Tom Pleij, „ach, ik ben een beetje franciscaans. Ook ik heb een les geleerd: wel meedoen, meegaan, up to date blijven, maar toch ook wel een beetje voorzichtig het stramien hanteren en invullen. Wat het Bona tegenwoordig ook zo'n stevige basis geeft, wat eigenlijk erg fijn en waardevol is, is de gevarieerde leeftijdsopbouw van het docentenkorps: de ouderen behoeden je wijselijk voor een schokkende ontwikkeling (doe maar rustig aan, bedoelen ze dan) en de jongeren prikkelen je tot meer nieuwe ideeën. Dat vind ik nou een bijzonder plezierig beeld van een school als 't Bona". Schoolbestuurder Pleij ondergaat onze dagen als een interessante tijd, waarin zo veel gebeurt. „Niet iedereen is het daarmee eens, daar kun je van mening over verschillen". De tinteling van de uitdaging is levend; daar staat hij mee op en gaat-ie meer naar bed. En dat moet ook. Pleij's uitverkiezing lijkt een gelukkige, ook binnen de hiërarchie die aan de franciscaanse hand ontglipt is. En dan het antwoord op een vraag, die hij overbodig acht: „Wij zijn nog steeds een katholieke school, natuurlijk, en dat blijven we. Daar is feitelijk alles mee gezegd. Dat vragen de doelstellingen van de school, zo staat het ook in de studiegids aangeschreven. Daar doen we niets aan af. Binnen de pluriformiteit, die over de dijken onze geloofsbepoldering binnenspoelt, nemen we de tolerantie in acht. Een zwart-wit opvatting valt niet meer te handhaven. Maar de kleur blijft katholiek; alle maatschappijleergolven ten spijt". In een oude gemetselde stenen boeren spoelbak (in de hal van Pleij's gerestaureerde hoeve aan 't Zoeterwoudse Watertje) zwemmen donkergekleurde vissen, opgedoken uit de nabijgelegen eeuwenoude Zuidbuurtse vaarweg, wat doelloos rond. Van hot naar haar. Het water wordt desondanks steeds kabbelend ververst. Tom Pleij wijst met interesse op een karper, wat blieken, een voortvarende snoek (maar ik kan me vergissen, want ik ken in dit opzicht geen enkele identificatie) en voorntjes: „en dat zit hier allemaal in de omgeving". Er zwemt, wezensvreemd, een goudvis tussendoor. Een vriendelijke rector, denk ik, en helemaal bij de tijd, en vissensbereid. „Vissen is een hobby van me, en tennissen". Want van het onderwijs moet zelfs een gedreven opvoeder weieens de buik vol krijgen. 4e li, eei nen ?en' iteijoruoord is eigenlijk de van een boek dat het geschreven wordt. Nu krantenartikelen niet boekwant wat is nu geitjes tekst in een Het heeft er de schijn nen t er al een aardig Leids V oek bij elkaar geschre- en wanneer vandaag ide- de hoofdstuk start over chiedenis van de Pie- itukfi, begint een hele ma- tekst van de persen te tot ver in 1981 bent u iteit de pannen. Vandaar het de I/er, dat op 22 april 1980 'lijk oken werd. ge. n vetrouwd met de Pie- rk, met de steigers en de weer net kapotte ruitjes n restauratie en heden a^e met grafzerken op de plek waar ze thuis het Pieterskerkhof. We vertrouwd met de kerk. stemmen konden op to haar maar in haar ge- e takelen en ergens in ka neer te zetten, want mg is goed voor par- ïïage". Een heel won- 'e redenering, want U 't gekrakeel eens moeten wanneer de Pieters- or niet meer was. Hoe 8' het ook klinkt, ook al bepaald niet langs har de kerk is zó verwezen le' binnenstadsbeeld, dat 1 bijzonder meer opvalt. Het is zoals bij veel mensen de radio: die valt op wanneer hij uitvalt en er opeens stilte De kerk krijgt nu een univer sitaire en culturele bestem ming. Wie de kerk tegen de achtergrond van dié bestem ming beziet, moet zich blij- venn realiseren, dat de Pie terskerk voor een ander doel gebouwd werd. Zij functio neerde in de late Middeleeu wen in de werkelijke beteke nis van haar doel; de hele maatschappij kwam in die tijd juist op zijn hevigst naar voren in de kerk. De kerk was niet zomaar aanwezig in de stad. De stad beleefde hoogte-, en dieptepunten in de kerk. Het leven van alledag ging hand in hand met het kerkelijke leven.. Broederschap-, en gildefees- ten, de verkiezing van burge meesters, processies bij gele genheid van zowel kerkelijke hoogfeesten als van bestuurlijk kritieke situaties of van adel lijke gebeurtenissen, uitvaar ten en herdenkingsdiensten, de ernst en de vrolijkheid, al les richtte zich op de kerk in het algemeen en de stedelijke hoofdkerk in het bijzonder. Daardoor nam de hoofdkerk in een middeleeuwse stad een grotere plaats in het leven van de mensen in dan mensen uit de twintigste eeuw voor moge lijk kunnen houden. De hoofd kerk vertegenwoordigde het dagelijkse leven en daardoor ook de welvaart van een stad en haar inwoners. Daarom konden de Middeleeuwers zich de luxe van steeds rijker ver sierde kerken en steeds hoger oprijzende bouwwerken ver oorloven, tot meerdere eer van God en zichzelf. De stads-eer mogen we niet onderschatten als een van de oorzaken, dat middeleeuwse plaatsen van betrekkelijk kleine omvang zich zó hebben ingespannen om zulke gigantische kerken te bouwen. Voor het feit. dat dit gebeurde, zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Ik noem hier het feit, dat de Kerk in de vroege Middeleeuwen deel uit maakt van de feodale macht. In dit opzicht is de Kerk de te genpool van de oude feodale partij: de adel. Die adel toont zijn macht on der meer door schenkingen aan kerken of het latenbou- wen van kerken. Wanneer bij het voortgaan van de Midde- leeuwende feodale macht af neemt en gelijktijdig de in vloed van de burgermaat schappij groeit, wil die burger maatschappij zich ook als poli tieke macht manifesteren. Het ligt voor de hand, dat dit op de vanouds bekende door de adel gebruikte manier gebeurt. Daarom dóet de burger - en het maakt helemaal niets uit of dat als persoon of als groep gebeurt - schenkingen aan de kerk of laat verfraaiingen aanbrengen binnen een kerk gebouw. Het is namelijk de godsdienst niet, die versiering, vrmeerdering, vegroting in of aan een kerkgebouw eist: neen, de maatschappelijke gel dingsdrang legt idt de Midde leeuwer op. Niet helemaal los daarvan ont wikkeld zich stromingen op menselijk en geestelijk gebied, die hun invloed op het ge meenschappelijk karakter van de Middeleeuwen hebben doen gelden. Mensen als Luther en Calvijn konden niet tot hun Theologische stellingen komen zonder die stromingen komt. misschien het best tot uiting in de langzamerhand ontstane verschillen tussen de situatie vóór en na de geloofsovergang in het derde kwart van de zes tiende eeuw. Waar vroeger het gilde zich als vereniging toon de, toont zich na.de geloofso vergang het individu, de per soon uit een familie. Dat zal tot op de dag van vandaag een levensmerk blijven. Misschien is het juist daarom zo moeilijk om in de twintigste eeuw te beginnen, om met middeleeuw se ogen naar de Pieterskerk te willen aankijken. Temidden van welke stromin gen dan ook, floreert de litur gie in het gehe.el van een mid deleeuwse stad op grote hoog te. Uiteraard gereglementeerd naar de strenge eisen van de liturgische kalender, die fees ten kent naar rang en stand, toont de liturgie zich sober op pompeus, treurig of bijna Bourgondisch overdadig. Voor beide uitingen moet een kerk gebouw dienstbaar zijn. Waar de feestroes op veel manieren de overhand heeft op de treur nis, is de middeleeuwse kerk bijna per definitie een afspie geling van, de gloriërende, kerk. In hoeverre de Leidse Pieterskerk daaraan voldoet, zullen we later bezien. Jan Doove VERSLAG ONDERZOEK WERKLOOSHEID PARTIEEL LEERPLICHTIGEN LEIDEN Van de partieel leerplichtigen blijkt 14,4 procent werkloos te zijn. Hiervan ligt het werkloosheidspercentage voor meis jes aanzienlijk hoger dan voor de jongens, namelijk 22,9 procent tegen 6,5 procent. Van partieel leerplichtigen die zijn ingeschreven op het Vormingscentrum blijkt het wer kloosheidpercentage hoger te zijn dan hij werkende leerplichtigen die op een school voor beroepsonderwijs staan ingeschreven. Op het Vormingscentrum is het onderlinge werkloosheidsverschil tussen jongens en meisjes een stuk minder groot. In de admi nistratieve beroepen en de detail- winkelbe- roepen is de werkloosheid voor deze groep jongeren groter dan bij andere beroepen. Ook blijkt dat het Gewestelijk Arbeids Bu reau (GAB) in het vinden van een baan een kleinere rol speelt dan andere kanalen zoals kennissenkring, consulent en de vorige school. Dit zijn wat conclusies die in het verslag van het onderzoek naar de werkloosheid onder de partieel leerplichtigen in Leiden te lezen staan. Het verslag werd in opdracht van de Werk groep Leerplicht van de gemeente gehouden. Partieel leerplichtigen zijn jongeren die van school af zijn en kunnen werken maar nog voor één of twee dagen per week onderwijs moeten volgen volgen, omdat ze nog geen 18 jaar zijn. De jongeren kunnen dit partiële on derwijs volgen aan de Streekschool voor Be roepsbegeleidend Onderwijs, het Vormingscen trum Werkende Jongeren, Christelijke Lagere Technische School en de Scholengemeenschap voor Lager en Middelbaar Beroepsonderwijs. Het onderzoek werd gehouden om na te gaan of er een groot aantal werklozen onder de par tieel leerplichtigen aanwezig is en waarom dat zo zou kunnen zijn. In een eerder onderzoek werd nagegaan waarom deze jongeren de paar dagen school per week verzuimden. Er bleek toen onder andere dat bij de jongeren een aver sie bestond tegen het onderwijs, dat er onvol doende voorlichting over werd gegeven, dat er bij de ouders een weerstand bestond tegen het volgen dit soort onderwijs en het tekort aan part-time banen die het één of twee dagen vol gen van onderwijs per week mogelijk maken. In het verslag staat voorts dat een groot aantal jongeren nog geen beroepskeuze heeft gemaakt, namelijk 74 procent van de jongens en 52 pro cent van de meisjes. Ook blijkt dat slechts een klein percentage de tweede dag onderwijs per week volgt. Toch blijkt het merendeel van de werkgevers zich aan de wettelijke bepalingen van twee dagen onderwijs te houden. Verder zouden de partieel leerplichtigen bij de ene baas wel hun schooldagen doorbetaald krijgen en bij een ander weer niet. Verder is gebleken dat een aantal werkgevers extra uitbetaald als de jonge werknemer niet naar de tweede stu diedag per week gaat. Ook blijkt uit het verslag dat 34 procent van de partieel leerplichtigen langer werkt dan de drie wettelijk toegestane dagen. De Werkgroep Leerplicht van de gemeente doet naar aanleiding van de conclusies uit het verslag een aantal aanbevelingen naar de ge meente. Zij wil bijvoorbeeld dat bepaalde scho len of onderwijsinstellingen die niet zelfstandig voor een tweede-dag-programma kunnen zor gen een samenwerking aangaan met een ande re school of instelling. Verder meent zij dat er een registratie moet komen van jongeren die niet een tweede dag onderwijs volgen in de week. De werkgroep vindt dat deze mensen dan benaderd moeten worden om ze zo te moti veren, ook de tweede onderwijsdag te volgen. Verder zou volgens de werkgroep de gemeente moeten zorgen voor een project waarbij.de jon geren korte stages lopen bij verschillende be drijven om zo uiteindelijk een keuze te kunnen bepalen. Tevens wil de werkgroep dat de ge meente betere controle houdt op de bedrijven die hun partieel leerplichtige jongeren niet, of slechts gedeeltelijk gebruik laten maken van het onderwijs. Tenslotte stelt ze voor om twee begeleidingscommissies in te stellen om, ten eerste de jongeren te begeleiden in het maken van een beroepskeuze en ten tweede, om hen die wel een keuze hebben gemaakt maar niet aan de slag komen, te begeleiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 5