Sta
een
ogenblik
stil...
SleiclóaQowumt
w
MSTELVEEN Bovenmeester in ruste Ben van
ohemen moet nog steeds wennen aan het idee.
at zijn naam in kloeke letters gedrukt is op de
tofomslag van het monumentale fotoboek „Sta
en ogenblik stil...", een uitgave van Kok in Kam
en. In een telefoongesprek probeert hij dan ook
uidelijk de boot af te houden. „Ach meneer", in-
prrumpeert hij, „het is toch zeker niks bijzonders,
vat ik heb gedaan. Dat zult U met me eens zijn. Ik
leb wat dia's gemaakt van de oorlogsmonumen-
èn. En daarmee is het hele verhaal in feite verteld,
moet het natuurlijk zelf weten hoor. Van mij mag
komen. Maar ik acht het onderwerp toch wat te
ïagertjes om er een hele reis naar Amstelveen
por te maken. Met die dure benzineprijs van te-
pnwoordig gaat U dat een aardige duit kosten,
rees ik".
Als ik hem de volgende dag op de dorpel van zijn
jtjeshuis in een sluimerende straat de hand
shud, tobt hij nog steeds met zijn bedenkingen.
„Vaar alia", zegt hij hoofdschuddend, „als het on-
«ferwerp volgens U nog steeds de moeite waard is,
[geef ik me graag ge-
IJonnen".
Hij parkeert me op de
driezitsbank in de voor
kamer en vervolgt: „Ik
#al het relaas nu uit de
loeken doen. Moeder,
er wellicht een kop
offie voor deze me-
lij verschanst zich ver-
Igens in de leunstoel
|bij het raam en obser-
mij geruime tijd
jmet welwillende preto-
gen achter de patrijs-
iorten van zijn „zie-
ifondsbril". Nu pas
[valt het mij op, dat hij
een treffende gelijkenis
vertoont met de dikbui
kige smulpapen uit de
Pickwick-Papers van
Charles Dickens. Alleen
de bakkebaarden zijn
wat aan de korte kant,
stel ik vast. Voor de
rest kan de boven
meester ongeschminkt
deelnemen aan de oud
Britse schranspartijen.
„Ja, dat boek", begint
Van Bohemen schuld
bewust, „ik moet u eer-s
lijk bekennen, dat het
niet mijn idee is ge
weest. Ik weet, dat ert
genoeg schoolhoofden
In Nederland zijn, die
zich bezondigd hebben
aan drukwerken, waar
doorgaans niemand op zit te wachten. Maar ik heb
nooit tot die categorie willen behoren. Ik vond les
geven al mooi genoeg. Het vak van schoolmeester
heb ik altijd machtig interessant gevonden. Maar
ik zeg er gelijk bij: je moet er feeling voor hebben.
Als je het niet in je vingertoppen hebt, kun je het
maar beter vergeten".
„Ik zal u daarover een sterk staaltje vertellen. Het
heeft niks te maken met dat boek, maar ik neem
aan, dat U even veel tijd voor mij hebt uitgetrok
ken als ik voor U".
„Daar gaat-ie dan: in ben laatst geïnterviewd door
iemand van de NCRV. En na de uitzending werd ik
thuis opgebeld door Hannie Oostrum, die dertig
jaar geleden bij mij in de klas heeft gezeten. „Ik
herkende u meteen aan Uw stem", zei ze, „en ik
wil U bij deze even vertellen dat ik nog steeds met
veel plezier terugdenk aan de lessen, die U gaf.
Kijk, dat is een aardige reactie, dacht ik zo".
„Ik heb nog niet zo lang geleden ook een reünie
bezocht van de jongens, dié in 1952 in de Amster
damse Pijp in mijn klas zaten. Op weg erheen
dacht Ik: het zal mij benieuwen, wat er van die
knullen geworden is. Want laten we eerlijk zijn: de
Pijp kun je toch moeilijk een aangename buurt
noemen. Ik kom dat zaaltje binnen en gelijk roept
ledereen: „Ha. die meester". En weet je wat nou
het gekke was: niet èén was er zonder werk en
Bovenmeester Ben van Bohemen bij het oorlogs
monument in zijn woonplaats Amstelveen: „Bij
oorlogsdocumentatie wisten ze tot mijn stomme
verbazing niets over de oorlogsmonumenten in
Nederland".
In mijn maag
„Maar nou dat boek. Daar ben ik U nog steeds
een verklaring over schuldig. Ik kan U zeggen, dat
het allemaal is begonnen op een ouderavond in
1968. Ik was in die tijd nog schoolhoofd in Amster
dam-zuid. Op een gegeven moment kwam er een
vraag uit de zaal, waar ik toch wel een beetje mee
in mijn maag zat. „Wat doet de Dongeschool ei
genlijk aan de vierde mei?", informeerde één van
de ouders. Ik antwoordde: „Dat lost iedere leer
kracht op zijn eigen wijze op". Maar 's avonds In
bed dacht ik: ik heb me er met een Jantje van Lei
den van afgemaakt. Want eerlijk gezegd deden we
er geen fluit aan".
„Een paar dagen later kreeg ik een idee. Mis
schien zou het nuttig zijn om de kinderen aan de
hand van de oorlogsmonumenten in Nederland
iets te vertellen over de Tweede Wereldoorlog. Ik
nam contact op met
het bureau voor oor
logsdocumentatie,
maar daar was ik snel
uitgepraat. Tot mijn
verbazing wisten ze er
niks van".
„Eigenaardig, zult U
zeggen. En dat vond ik
ook. Maar zo was het
wel. Het komt trouwens
nog regelmatig voor,
dat oorlogsdocumenta
tie de mensen die iets
over een bepaald ge
denkteken willen we
ten, naar mij verwijst.
„Dat kunt U beter aan
Van Bohemen vragen",
geven ze eerlijk toe,
„want hij is de enige,
die er alles van weet".
Dat is natuurlijk lichte
lijk overdreven, maar ik
moet toegeven, dat ik
de zaak vanaf het be
gin wel serieus heb
aangepakt. Dat ligt nu
eenmaal in mijn aard.
Als ik ergens aan be
gin, wil ik het ook keu
rig afmaken".
„Nadat ik bij oorlogs
documentatie bot had
gevangen, heb Ik brie
ven gestuurd aan alle
commissarissen van de
koningin in Nederland.
Drie reageerden op
mijn verzoek om mij
een lijstje van de oor
logsmonumenten in hun provincie te geven. Dat
waren Friesland, Utrecht en Zeeland".
„Omdat ik van de rest taal noch teken vernam ver
onderstelde ik, dat ik te hoog had gegrepen. Ik
kan beter bij de lagere goden beginnen, dacht ik.
En ik heb dus 1200 brieven geschreven aan alle
gemeentebesturen in Nederland. Dat was voor een
bovenmeester een fikse financiële aderlating, maar
ja, je moet wèt over hebben voor je hobby".
„Op die brieven reageerde zo'n zeventig procent.
En dat gaf de burger weer wat moed. Ik ben gelijk
naar een fotohandelaar gestapt en heb hem de
zaak uitgelegd. Want van fotograferen wist ik op
dat moment nog min
der dan twee mensen
samen. Ik had alleen
wat „zes bij negen"
kiekjes van de kinderen
gemaakt. Maar die wa
ren net goed genoeg
voor het familiealbum".
„Hij zei: „Voor dat
werk kunt U het best
een kleinbeeldcamera
met wat verwisselbare
lenzen aanschaffen.
Een groothoekje en een
telelensje lijken me
voorlopig voldoende".
„U ben hier de vak
man", zei ik, „pak het
zaakje maar voor me
in". Vanaf dat moment
heb ik- elk vrij ogenblik
besteed aan het foto
graferen van de oor
logsmonumenten in
Nederland".
Auto versleten
„Op de woensdagmid
dagen, in de weekends
en tijdens de vakanties
reed ik naar een ge
meente en ging ik op zoek naar de gedenktekens,
die ze hadden opgegeven. Soms was dat een fluit
je van een cent, maar ik herinner me ook keren,
dat ik me rot heb gezocht. In Emmen bijvoorbeeld
hadden ze een steen in een kerkmuur laten metse
len. Maar toen ik in Emmen arriveerde, was er net
markt en stonden er tien kisten met sinaasappelen
voor. Ik dacht: dat is me ook wat; op vijf mei ont
huld en op 11 mei al ontwijd".
„Ik vraag aan die marktkoopman of ie zijn parasol
even weg wilde halen en wat kisten met sinaasap
pelen. Maar dat vertike hij: „Loop jij maar naar je
malle moer", riep hij. Wat ik best had willen doen,
als ik dan maar een foto van die steen had kunnen
maken. „En als ik het nu eens heel beleefd aan U
vraag?", informeerde ik. „Dan valt er over te pra
ten", besliste hij".
„En in Schiedam vond ik tot mijn stomme verwon
dering twee verzetsmonumenten. Eén aangekleed
en één naakt. Dat naakte beeld zag het gemeente-
.Verwoeste stad" of „Stad zonder hart",
Rotterdam. Beeldhouwer Ossip Zadkine.
Bovenmeester
Ben van Bohemen
inventariseerde
in zijn eentje
alle Nederlandse
Getroffen door kogels
van het vuurpeloton,
Waalwijk.
Beeldhouwer J. A.
Raedecker.
bestuur niet zo zitten en dat hebben ze toen In een
park achter een boom verborgen".
„Ik heb eens voor de aardigheid uitgerekend, hoe
veel kilometers ik in die tien jaar heb gereden. En
toen kwam ik op honderdduizend. Je mag dus rus
tig aannemen, dat ik voor mijn hobby een auto
heb versleten".
„In Den Bosch ben ik vijf keer geweest, voordat Ik
eindelijk een bruikbare dia kon maken. Drie keer
regende het pijpesteten en toen het eindelijk droog
was, stond de zon precies achter het monument,
waardoor het licht In mijn lens viel. Waardeloos
dus".
„De dia's, die wel gelukt waren, gebruikte ik voor
de bijeenkomsten op vier mei. Dan liet ik alle klas
sen in de gymnastiekzaal komen en daar vertelde
ik met een praatje over de betekenis van de oor
logsmonumenten in Nederland".
„In Winterswijk staat bijvoorbeeld een heel be
kend beeld van tante Riek met een lammetje. En
dan legde ik uit, waarom de beeldhouwer juist een
lammetje had gemaakt. Begrijpt U? In feite was ik
bezig met een biologieles, waarin ik ook stiekem
wat over de oorlog kwijt kon. Op die manier sloeg
ik dus twee vliegen in één klap".
„Toen ik tien jaar bezig was had ik het idee: nou
heb ik ze allemaal wel gehad. Maar prompt kwam
er een bericht, dat er ergens een nieuw monument
onthuld was. Straks, op drie mei komt er weer één
bij in Den Haag. Dat is een Icarus van Titus Leeser
ter nagedachtenis van de mensen, die in het Eng-
landspiel zijn omgekomen. En nu heb ik pas weer
gehoord, dat er nog een monument in aantocht is
voor de homofielen, die in de oorlog zijn gesneu
veld. Op die manier blijf je bezig".
Bovenmeester Ben van Bohemen maakte op zijn
eenzame zwerftochten van Dokwerker naar Ver
woeste stad, van II grande Miracolo naar het Ausc
hwitz-monument in totaal 4375 puntgave dia's, die
samen een waardevol totaalbeeld vormen van de
Geschenk van de Roosendaalae bevolking bij
het 25-jarig bestaan van het Korps Commando
Troepen. Ontwerp Sybille Krosch.
627 monumenten, 317 gedenktekens, 28 geden
kramen, 22 kapellen, 15 klokken, 15 banken, 113
stenen, 11 schilderingen en 112 plaquettes in NS-
stations, die de herinnering levend houden aan de
240.000 Nederlanders en tienduizenden buiten
landse militairen, die de gruwelijke werkelijkheid
van de Tweede Wereldoorlog niet hebben over
leefd.
Die kostbare privéschat gebruikte Ben van Bo-
oorlogsmonumenten hem en aanvankelijk uitsluitend der illustratie van
de vele lezingen, die hij met stijgend succes hield
over de betekenis van de verzetsmonumenten in
ons land. Maar op aanraden van kennissen ging hij
alsnog over stag en nam hij contact op met de
Staatsdrukkerij in Den Haag.
„Het gesprek, dat ik
met de heren daar heb
gevoerd", herinnert hij
zich met onverflauwde
waltging, „was voor mij
één grote nachtmerrie.
Ik werd geconfronteerd
met mensen, bij wie je
de verveling van de ge
zichten kon scheppen.
Ze luisterden nauwe
lijks naar mijn verhaal
en vonden het ook niet
nodig, dat ik wat dia's
liet zien. Ik heb nooit in
mijn laven zo'n afschu
welijke aanval van mi
graine gehad als na af
loop van dat bezoek".
Daarna is er ook nog
een vluchtig contact
geweest met het minis
terie van cultuur, re
creatie on maatschap
pelijk weirk. Maar ook
dat levcsrde niets op.
CRM wilde alleen sub
sidie geven, als Van
Bohemen persoonlijk
zorgde voor een uitge
ver.
Maar toen Kok in Kam
pen zich ;als gegadigde
meldde na een inter
view met de boven
meester iru het Engels
talige blad Holland
Herald had Van Bohe
men CRM al niet meer
nodig.
„Bij Kok waren ze met
een enthousiast", zegt
Van Bohemen, „en op
mijn beurt heb Ik toen
mijn dia's voor niets af
gestaan om de uitgave
mogelijk te maken. U
kunt me geloven of
niet, maar Ik beschouw
dat niet eens als een
offer. Indertijd is aan
Cas Oorthuys ge
vraagd, of hij de oor
logsmonumenten in
Nederland wilde foto
graferen. Nou,, dat wil
de hij best doen, maar
hij vroeg er we»' een ton
voor. En op die basis
kun je natuurlijk nooit
een betaalbaar boek
maken".
„Bij mij lag het heel an
ders. Voor mij was het
een hobby, die e chterat
wat uit de hand is gelo-
Monument in Renesse. Beeldhouwer J. W. Haver- pen. Maar aan geld heb
man8, ik in die tien jaar nooit
gedacht. Sterker nog:
het heeft me een fortuin gekost om de verzameling
compleet te maken. Het boek „Sta een ogenblik
stil..." beschouw ik als de vorstelijke beloning voor
mijn werk. Ik ben er dik tevreden mee".
„Achteraf ben ik ook blij, dat Wim Ramaker van
de NCRV op aanraden van de uitgever de teksten
bij mijn 750 geselecteerde dia's voor zijn rekening
heeft genomen. Want ik moet deemoedig erken
nen, dat hij het stukken beter heeft gedaan dan ik
het ooit zou kunnen. Mede dank zij zijn inbreng is
het een unieke uitgave geworden".
De bovenmeester gooit er nog maar eens een zui
nige glimlach tegenaan en zegt geamuseerd: „Het
werd wel tijd, dat er een einde kwam aan die hei
dense klus. Want in die tien jaar heb ik geen se
conde rust gehad. Nee, ik moet hoog nodig weer
eens een normaal leven gaan leiden".
Uit de achterkamer roept mevrouw Van Bohemen
honend: „Man, laat naar je kijken,. Dat ben je he
lemaal niet van plan. Jij voelt je pas lekker, als je
tot over je oren in het werk zit".
„Ik moet er langzamerhand maar in berusten,
ik behoor tot de mensen, die doorgaan totdat' le
dood er op volgt".
LEO THURI