Juliana liet zich zelden leiden door een mode ontwerper... aan de eerste modegolf... Beatrix geeft zich niet over I T ff-;, A -;j Met een kroon op haar hoofd en een bloem in de hand, Zoo wandelde, wandelde zij over het land. (Jac Schreurs) 1 oningin Juliana heeft zich nooit zo geïnteresseerd in de grote creaties van de haute couture. In haar onmiddellijke omgeving is het maar al te zeer bekend, dat zij een uitgesproken voorkeur heeft voor een rok en een truitje. Alleen wanneer haar hoge positie zulks vereist, laat ze zich raden door een degelijk, maar wel eenvoudig mo dehuis en enkele koninklijke kleedsters. Maar in alle gevallen wil zij toch wel graag het laatste woord houden. Een laatste woord, dat niet reikt naar het exclusieve, eerder naar het algemene, dat soms opvallend werd. Prinses Beatrix beweegt zich gemakkelijker dan haar moeder. Mo dieus is zij zeker, alhoewel zij de mode op afstand volgt. Zij blijft ge distingeerd, hetgeen in haar geval niet betekent hypermodern. Al leen op vakantie zien we éen andere Beatrix: ontspannen, met ver waaide haren en sportieve kleding. Wat zal zij woensdag „aan" en „op" hebben? B rinses Juliana werd in haar Leidse studententijd aangestoken door de daar opkomende trendmode te veron achtzamen, intelligentie stond hoog in het vaandel en drukte zorg voor het ui terlijk in een hoek. Zij en menige stu- diegenote van weleer hebben zich zo ge zien) levenslang door die opvatting la ten leiden. Het komt ons voor dat ko ningin Juliana zich zelden door een mo deontwerper liet leiden, eerder omge keerd: hij zwichtte. De abdicatie van koningin Wilhelmina, destijds vroeg aangekondigd, was van A tot Z vastgelegd in een draaiboek. De op geheven vuist op het balkon van het Amsterdamse paleis bij haar luide uit roep: „Leve de koningin!" is vast spon taan geweest, waardoor de heer met het draaiboek achter de gordijnen wellicht de doodschrik kreeg, maar spoedig her stelde bij de donderende ovaties van de mensenzee op de Dam. Wat moeder en dochter op die dag had den „aangetrokken", was niet op goed geluk uit de kast gehaald, maar tevoren breed overlegd: tailleurs, keurig en toch wel vlot (en niet volmaakt van snit); een kordate hoed voor de oude koningin, een chic gedragen toque met voilette voor de jonge. En daarmee basta. Maar de inhuldiging van koningin Juliana bracht een verrassing waarvan wij in vorsten kringen geen weerga ken nen. De mantel van rood fluweel en wit hermelijn, met lange sleep door dienen de handen gedragen, was om de schou ders gelegd over een diepblauw fluwelen japon van bijna middeleeuwse eenvoud. Deze betekenisvolle combinatie van rood-wit-blauw vond zijn bekroning in Juliana's originele hoofdtooi: een bepa- reld kapje. Het kalotje van de Vader des Vaderlands kan er model voor hebben gestaan, maar dan wel met een tover stokje aangeraakt. Een negentien jaar jonge Oostenrijker moet het meester brein achter Juliana's inhuldigingskledij zijn geweest. het bordes van paleis Soestdijk stond elke Koninginnedag een blije, huiselijke jarige. Hartelijkheid stroomde van de trappen af en stroomde ei- van de andere kant tegenop. Armen vol cadeaus nam zij in ontvangst en daardoor trok het jasje scheef. Zij bukte zich naar invaliden en dat deed de rok bepaald geen goed. Nou en? Als zij zich later op het journaal of in de krant zag, zal zij dat nauwelijks opgemerkt hebben, hoogstens gedacht:„Het vooijaar is een goede tijd om jarig te zijn, pakjes zitten mij best en als het koud wordt is er bont, dat staat iedereen". De gouden koets met acht paarden en rijen lakeien lijkt steeds meer op een operette, gelukkig hebben we het woord „sprookjesachtig" bij de hand. De konin gin rijdt naar de Ridderzaal voor een ge beurtenis die nergens mee vergeleken kan worden. De costumering is dan ook moeilijk te meten met andere 'plechtig heden in stad of land. Wij kunnen één flauwe overeenkomst bedenken: een aan traditie vasthoudende bruidsmoeder in de trouwstoet. De koningin is „in het lang", getooid met een lint en toebehoren van Grootkruis Nederlandse Leeuw; zij draagt een zeer bijzondere hoed (de laatste jaren ook een bril, wat slecht combineert met hoeden) en handschoenen. Het verschil met de bruidsmoeder ligt in de belangrijkheid. Hier is de koningin verheven boven al len. Bij de trouwerij, zelfs bij een vorste lijke, is dat de bruid, en komt haar moe der, figuurlijk gesproken kilometers ach ter haar aan. Op Prinsjesdag heeft zij de mooiste, hoogste, vreemdste torens, tulbanden en 'toques gedragen (het hoofd blijft altijd het beste te zien), bij robes in allerlei model en kleur. Zelfs bij de allerbeeldig- ste zijn er wel afkeurende stemmen op gegaan. Daarom alleen zou een mens er al de brui aan geven. Vanaf de dag dat de prinsessen er oud genoeg voor waren sierden zij de plechtigheid op, leidden de aandacht af en namen een deel van de bewondering en kritiek voor hun reke ning. Wat zou de koningin zoal gedacht heb ben, terwijl zij met haar gemaal in de koets het Binnenhof naderde? Vroeg zij, vriendelijk wuivend naar de horden, on gerust: „Zakt mijn voile af?". Bedacht zij zorgelijk: „Bij het passen trapte ik op de zoom, nu uitkijken". Of berustend: „Over een uur zit het erop". Blijkbaar kunnen wij niet geloven dat zij zich uitbundig verheugde; die voile en zoom spelen ons het eerst door het hoofd. Want, wat heeft ze aan en óp, déar is iedereen brandend nieuwsgierig naar, de knapste politicus zo goed als de domste kijker. Hare Majesteit leest de troonrede voor, zij stippelt de politiek uit voor het ko mend jaar. Naar de inhoud van die rede zien weinigen popelend uit. De knapsten kennen die al, de dommeren begrijpen de tekst (misschien) pas uit de kranten. I ode en politiek zijn een vreemde combinatie. De filosoof Henri Bergson schreef eens: „Een situatie is al tijd komisch wanneer zij tegelijkertijd behoort tot twee geheel onafhankelijke reeksen gebeurtenissen en in twee ge heel verschillende betekenissen kan worden verklaard". Welaan, mode, in dit geval een zeer moeizaam proces van wéér tot een nieu we gala-uitrusting komen, is één reeks. Het met overtuiging spreken over ko mende regeringsmaatregelen, van vrede tot bewapening, van welvaart tot bezui niging, van welkom vreemdeling tot wo ningnood enz. ziedaar de tweede reeks. De mogelijkheid dat de koningin zou kunnen struikelen over een woord zo goed als over een rokzoom, voert de spanning op. Stel. dat zij in plaats van „Vrijheid - hoogste goed" zou zeggen „grootste hoed", juist wanneer zij een omvangrijk model draagt. Zoiets is nooit gebeurd, maar de mogelijkheid houdt onbewust de gemoederen in ademloze ban en brengt de zo plechtige gebeurte nis dicht bij het komische. In lachen om komische situaties ligt maar al te vaak afgunst: het misgunnen van applaus, het gunnen van een echec. Daartegen moet iedere hoge boom zich harden, ook een koningin die nochtans beminnelijk dient te blijven. Wat is mode? De Engelse filosoof Her- bert Spencer heeft-eens deze definitie gegeven: „Mode is een beweging: hogere standen dragen het nieuwe, lagere stan den volgen dat na, waardoor de hogere weer gedwongen worden tot verande ring". Herbert heeft nog steeds gelijk. We hoeven alleen het woord „standen" .te vervangen door „in de schijnwerpers staande groeperingen". Standsverschil len vervagen, het licht van de schijnwer pers daarentegen trekt scherpe grenzen, maar verspringt snel: de beweging van mode is opgevoerd tot wedloop. Volge lingen moeten er dus zijn, niemand wil alléén voor gek lopen. oningin Juliana heeft vaak de indruk gewekt haar eigen wil door te zetten. Maar in mode reikte die wil niet naar het exclusieve, eerder naar het al gemene dat (juist in haar positie) soms opvallend werd. Tijdens een werkbezoek op een „vrouwendag" vroeg zij even voor de lunch aan de RVD-functionaris die haar begeleidde: „Kijkt u eens om het hoekje of de dames mét of zonder mantel op me wachten". De meneer keek om het hoekje. „Zonder Majesteit". De koningin schrok: „O he mel, ik heb een jurk aan die een van mijn dochters voor mij gemaakt heeft, hij zit niet zo best". Heel treffend. Harte lijk ten opzichte van de dochter, noncha lant voor zichzelf, spijtig voor de gast vrouwen. Dezelfde RVD-er heeft wel eens over l haar schouder gefluisterd: „Majesteit, uw onderjurk komt onder de rok uit". Waarna de koningin met een handgreep in de rug het gewraakte kantje opsjorde. jonge vrouw; als een sterke, langstelige kasroos, juist opengebloeid. Gaaf en fris en zeer correct. Geen roos die wiegt aan de buigende steel van een warrige struik. Het ouderwetse woord „pront" zouden we voor haar kiezen. Zij beweegt zich gemakkelijker dan haar moeder, toont geen spoor meer van haar aanvankelijke verlegenheid die zij ver borg achtèr een wat pretentieuze stem, en is toch minder familiaar. Waar zij za kelijk verschijnt, geeft zij rustig blijk kennis van zaken te Rebben. Modieus? Jazeker. Maar zij geeft zich niet over aan de eerste modegolf, zij volgt op afstand en blijft gedistingeerd hetgeen niet hypermodern is. Sinds jaar en dag is haar kapsel onveranderd, dat hoeft ook niets te verbergen van het be- koorlijke gezicht. Toch houdt zij van hoeden met grote randen, die nogal „rechtvaardig" en stijf opgezet een zeke re afstand scheppen. In het Jaar van het Kind hebben wij gezien hoé zij zonder hoed elke afstand kon overbruggen, verrassend spontaan en open was, thuis onder de kinderen; maar niet losjes ge kleed. Geheel en al vrij viert zij vakantie. Dan een andere Beatrix, ontspannen, met verwaaide haren en sportieve kleren. Haar evenwichtige gestalte lijkt gescha pen voor sport. Wij kennen haar vooral overdag, in kle ding passend bij de gelegenheid, uitste kend van snit, bijna gebeeldhouwd. Heeft dat te maken met haar aanleg voor beeldhouwkunst? Soms mist een ze kere strengheid toch de charme waar haar glimlach om vraagt. Er bestaat een wisselwerking tussen kle ding en karakter; wie zich kleedt naar zijn aard. suggereert niets maar toont zichzelf. Denk dan ook aan haar gratie op een gala-avond in het openbaar of de laatste Prinsjesdag naast de troon: geen filmster op haar eigen première, maar een lieflijke vrouw. Geen frivole, geen erotische verwijzing. Dus dan die argelo ze, losbladige roos. r oensdag gaat alles in één dag gebeuren. Wat zal de nieuwe konin gin „aan" en „op" hebben? Theoretisch is haar grondwettelijk toegestaan in alle daagse kleding te verschijnen. Maar het hermelijn zal wel weer dienst doen, voor de zesde maal. Een kroon zal zij niet dra gen; onze vorsten worden niet gekroond. En dat is maar goed ook, Er bestaan wel :wee kronen. De eerste van Koning Wil lem I, die uit een lege beurs alleen maar verguld hout en glas kon bekostigen. En de tweede die zijn zoon liet maken is toch maar van verguld zilver met parels en glas. (Kijk dan eens naar Engeland. Daar is de koningin op haar kroningsdag drie maal een andere kroon opgezet. Tel kens van echt goud, vol met echte stenen, één zelfs met de beroemde K I-Noor, „berg van licht"). Woensdag zullen we het allemaal we en iedereen mag prijzen of afkeuren veel hij wil. Dat is het voorrecht van democratisch bestel en van het algem ontmythologiseren. In zijn boek „De Vrouw" schreef pro sor F. Buitendijk: „De vrouw en een bloem zijn wat zij alsof zij niet gemaakt werden, maar leen openbaar worden door een ontv wen, van wat altijd reeds was. In verschijnt geen geschiedenis of toekor In de aanschouwing is men met henz en dus met hun geheim, daar hier ges te,tegenwoordig is, die van geen word getuigt". Dit geldt voor de jonge koningin. Zij onze vorstin openbaar worden door ontvouwen, haar gestalte zal tegenwi dig zijn, maar haar wording heeft voltrokken buiten ons weten. De moeder zien wij naderen tot hel sluiten van bloei door de stap van i meer-tegenwoordig-zijn. Wie zal h; niet gunnen nog lang te mogen wan* len in zorgeloze vrijheid, zonder schouwd te worden, zonder nog openl te getuigen? ANNEMIE MAC GILLAVI nil

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 48