Dwerg
De Toulouse
Lautrec
was
een reus
in zijn
kunst
Litho's
in
Rijksmuseum
te
Amsterdam
TWEE SAMENHANGENDE ROMANS IN EEN BAND BIJEEN
AMSTERDAM In het Prentenkabinei
van het Rijksmuseum te Amsterdam zijn
tot 18 mei litho's van Henri Toulouse-Lau
trec te zien. Hij was uitzonderlijk, niet ai-
leen om het oeuvre dat hij schiep, maar
ook door zijn merkwaardige levensloop.
Over dat leven is heel wat af-geromanti-
seerd, vooral sinds Pierre de la Mure's ro
man 'Moulin Rouge', die over het leven
van de kunstenaar gaat, schitterend ver
filmd werd met een prachtige hoofdrol van
José Ferrer. Na boek en film is het niet ge
makkelijk zijn werk op eigen waarde te
schatten zonder sentimentele bijgedach
ten. En dat is eigenlijk jammer, want Tou
louse-Lautrec was een groot en in vele op
zichten oorspronkelijk kunstenaar.
Henri-Marie Raymond de Toulouse-Lau-
trec-Monfa luidt zijn volle naam. Hij werd
in 1864 geboren in het Zuidfranse Albi, als
afstammeling van de oorspronkelijke gra
ven van Toulouse. Zijn vader en moeder
waren volle neef en nicht. Dat is misschien
de oorzaak geweest van zijn brekelijke ge
zondheid. Als zevenjarige ging hij met zijn
ouders naar Parijs, waar hij naar school
ging. Zijn opleiding werd al snel onderbro
ken, omdat zijn gezondheid te wensen
overliet. Hij trok van de ene badplaats
naar de andere. In 1878 brak hij zijn lin
kerbeen, het jaar erop ook het andere.
Zijn rijke ouders probeerden van alles om
het weer in orde te laten brengen, maar
dat lukte niet. Henri's botten wilden niet
meer groeien. Hij bleef een dwerg, die zich
maar moeilijk kon voortbewegen.
Als een gedrevene
cabaret, 1893.
Een verschrikkelijke zaak voor een jongen
die dol was op paardrijden en andere
sporten, die graag presteren wilde en uit
blinken boven anderen. Hij voelde zich ter
zijde gezet en ging zich ook als zodanig
gedragen. Het enige wat hij werkelijk kon
was tekenen. Hij nam lessen bij schilders
en ging aan het werk als een gedrevene.
Hij merkte namelijk al gauw dat grote kun
stenaars niet worden geboren; zij krijgen
alleen het talent mee waarmee ze moeten
woekeren om aan de top te komen.
Henri heeft gewoekerd, hij heeft verschrik
kelijk hard gewerkt om zijn talent te ont
plooien. Hij moest wel, want hij begreep
dat hem geen lang leven beschoren zou
zijn en hij wilde presteren en uitblinken.
Daarnaast hield hij hartstochtelijk van het
leven, dat voor hem geen normaal leven
kon zijn. Hij, die door zijn lichamelijke ge
steldheid apart kwam te staan van de krin
gen waarin hij als sportieve man van adel
eigelijk zou behoren te verkeren, zocht
toenadering tot andere „aparten": prosti
tuees, revue- en circus-artiesten, jockeys.
Hij zocht toevlucht in de alcohol, die hij in
onwaarschijnlijk grote hoeveelheden naar
binnen werkte. Zijn gevoel voor humor
komt daarbij tot uitdrukking in te tekst
van een uitnodigingskaart om het nieuwe
atelier te bezoeken, dat hij in 1897 aan de
Yvette Gilbert, 1894.
Avenue Frochot betrok. Hij tekende zich
zelf, de dwerg, met een koe en met als
tekst: „Henri de Toulouse-Lautrec sera
trés flatté si vous voulez bien accepter une
tasse de lait Ie samedi 15 mai vers 3 heu-
res et demie après midi" (Henri de Toulou
se-Lautrec zou zeer vereerd zijn als u op
zaterdag 15 mei tegen half vier een kopje
melk zou willen aanvaarden).
In 1898 werd hij ernstig ziek, een jaar later
werd hij in een sanatorium opgenomen om
een ontwenningskuur te ondergaan. Het
baatte niet. In 1901 stierf hij, een oude
man van 37 jaar.
Onopgesmukt
De Toulouse-Lautrec is natuurlijk een
schilder van belang, maar zijn meest eige
ne uitdrukkingsmiddel was de litho, een
moeilijke techniek die hij zich verwonder
lijk snel eigen maakte. In Amsterdam kan
men nagaan dat hij bewondering koester
de voor Degas, dat hij naar de mode van
zijn dagen, gegrepen was door de Japanse
prentkunst. Maar het valt eens te meer op
dat hij vóór alles zichzelf was. Onopge
smukt, eerlijk (niet altijd naar de zin van
zijn modellen) en vooral heel direct. Hij
maakte de kleurenaffiches voor Aristide
Bruant en voor de Moulin Rouge, die te
genwoordig nog in onwaarschijnlijk grote
oplagen worden nagedrukt voor de pos
ter-winkels, maar die verzamelaars in ei
gen tijd al van de muren verwijderden om
ze aan hun collecties toe te voegen. Hij
maakte albums, gewijd aan artiesten, boe
killustraties. In het begin gaf hij die litho's
stevige contouren en heel weinig diepte,
zoals de Japanners het deden. Later wor
den de drukken heel licht van toon, lijken
ze op potloodtekeningen.
Zijn onderwerpen vond hij vaak in dat Pa-
rijse verschijnsel dat tegen het fin-de-siè-
cle op begon te komen: het cabaret en de
revue. Artistide Bruant legde de maatstaf
voor het moderne Europese cabaret vast
(ten onzent nagevolgd door Pisuisse),
Yvette Gilbert, prachtig-lelijk door Toulou
se-Lautrec op de steen gezet, was waar
schijnlijk de eerste chansonière in de nog
geldende zin.
Henri was dol op het theater in al zijn vor
men. Altijd kon hij er werken. Hij tekende
La Goulue, de can-can-danseres van de
Moulin Rouge in haar opwindende act,
Jane Avril en May Belfort, de mooie zan
geres die, steevast met een zwart poesje
in de armen, haar canailleuze liedjes zong
en zoveel anderen.
„Elles"
Vaste gast was hij in de „gesloten huizen"
van Parijs. Hij ging vrijmoedig met de
vrouwen om, tekende' ze zonder enige
vorm van pose. Hij zag in hen ook niet het
beeld van de „zonde", dat gewoonlijk in li
teratuur en beeldende kunst op hen ge-
May Belfort, 1895.
drukt wordt, maar gewoon vrouwen die
aardig voor hem waren, waarmee hij ge
woon kon praten, die tot zijn leef-wereld
hoorden. Aan hen wijdde hij het album
„Elles" dat compleet In Amsterdam te zien
is en tot de hoogtepunten van de tentoon
stelling kan worden gerekend.
Tot zijn vaste onderwerpen behoorden
verder de paardenrennen en het circus. Hij
bewonderde er de lichamelijke prestaties
In, waartoe hijzelf niet in staat was en leg
de echt de beweging vast op een manier
als wellicht geen ander gekund heeft.
Henri de Toulouse-Lautrec kon bitter zijn
om het weinige dat het leven hem gelaten
had, maar van dat weinige heeft hij gulzig
genoten. Hij leefde heel intens met zijn
kunst, zijn vrouwen, zijn drank. Hij heeft
zichzelf snel opgebrand, maar liet een
oeuvre na waarmee hij tot de grootsten
van Frankrijk gerekend kan worden. Mis
schien had hij bij een goede gezondheid
niet voor de kunst en waarschijnlijk zeker
niet voor dit leven gekozen. Hij zou dan
wellicht gelukkiger geweest zijn, maar wij
allemaal een stukje armer. Want de dwerg
Toulouse-Lautrec was een reus in zijn
kunst. En van die kunst kunnen wij nog
volop genieten.
VOLKERING
Louis Paul Boon.
De Arbeiderspers en Querido hebben ge
zamenlijk een tweetal boeken van L.P.
Boon uitgegeven. In één band het boek
telt meer dan 600 pagina's twee ro
mans, die weliswaar thematisch erg veel
met elkaar te maken hebben, maar die in
hun uitwerking hemelsbreed verschillen.
Het gaat allereerst om „De Liefde van An
nie Mols", dat een beetje obscuur is ge
bleven in het werk van Boon. Het werd ge
publiceerd aan het eind van de jaren vijftig
(over het jaar waarin heerst meningsver
schil), als feuilleton in het weekblad „De
Vlam". Volgens de uitgevers is het inder
tijd „verslonden". Het tweede boek dat in
deze band is uitgebracht heet „Als het on
kruid bloeit", dat weer een bewerking of
voortzetting is van „Het nieuwe onkruid".
Het verhaal, dat in „De Liefde van Annie
Mols" en „Het onkruid groeit" verteld
wordt, heeft als uitgangspunt twee jonge
meisjes, van eenvoudige tot lage sociale
klasse, die gaan liften.
In het eerste boek, een feuilleton, worden
ze opgepikt door een fabrikant. Annie
Mols daagt de man uit tot nader kontakt,
waar hij op ingaat. Het andere meisje kent
de zoon van de fabrikant. Uit een gevoel
van macht (door de erotische gevoelens
van de fabrikant voor Annie) en een ge
voel van sociale onvrede, zetten de twee
meisjes, met behulp van vriendjes uit de
bar die zij steeds opzoeken, de „Jaguar",
allerlei valstrikken, met het doel mee te
profiteren van de rijkdom van de fabrikan
ten-familie.
Het is een eenvoudig verteld verhaal, deze
roman over jonge meisjes die een oudere
man het hoofd op hol brengen. Drank,
avonturen in auto's, haat en jalouzie tus
sen verschillende meisjes, stoere binken,
gefnuikte gevoelens, de ondergang van de
veelbelovende fabrikant-zoon. Wel knap
verteld, maar dan geheel in de eenvoudige
stijl van het vijf-cent-romannetje, het Kas-
teelboek. Een poging tot simpel, volks,
zelfs in clichè's vertellen. De emoties zijn
simpel en vaak voorspelbaar. Het is duide
lijk dat Boon meer wilde dan dat cliché,
maar dat lukt hem maar zelden.
Vandaar wellicht dat hij de relatie van ou
dere mannen met heel jonge meisjes op
nieuw als onderwerp voor verhalen heeft
genomen. Openlijk geeft hij trouwens als
voorbeeld het beroemde „Lolita" van Na
bokov aan.
In het tweede deel van deze dubbelroman-
uitgave, „Als het onkruid bloeit" bouwt
Boon verder op een eerder boek „Het
nieuwe onkruid", waarover hij opmerkt,
dat hij het weliswaar met bijna tranen in
de ogen schreef, maar dat „algemeen
door de kritiek als een minderwaardig
boek werd beschouwd. Misschien is het
ook wel zo", voegt hij daar aan toe, „want
schrijvend wist ik me aan handen en voe
ten gebonden. Gebonden aan mijn echt
genote, gebonden aan mijn zoon, gebon
den aan mijn werk als redakteur van een
links partijblad, gebonden aan Marx en
Jezus weten nog meer".
Uit „Als het onkruid bloeit" blijkt Inder
daad hoezeer Boon zijn nek uitsteekt. Een
van de erotische oudere heren in zijn boek
heet Boin, hij is redacteur van een tijd
schrift en raakt verwikkeld in geschiede
nissen met jonge meisjes. Je weet natuur
lijk nooit in hoeverre de romanwerkelijk
heid overeenkomt met de werkelijkheid
van het leven van de auteur, je kunt daar
natuurlijk bij veel romans over speculeren,
maar dat blijft altijd een spelletje tussen
auteur en zijn lezers.
Boon speelt dat spelletje heel intelligent.
Enerzijds zijn er allerlei middelen aange
wend om de lezer te doen geloven dat me
neer Boin dezelfde is als Boon en dat
Boon meegemaakt moet hebben, wat Boin
in het boek overkomt. Zo begint hij in een
voorwoord erop te wijzen, dat hij zijn
vrouw en zijn zoon moet beschermen. Zij
krijgt de naam Els en de zoon noemt hij
Jan. Dan vervolgt hij met een brief aan zijn
vrouw: „Liefste Els, je zult nu wel heel
gauw herstellen en straks weer van het
zonnetje in de tuin genieten. Ondertussen
heb ik dan dit boek herschreven, omdat ik
het nodig vond alles maar eens opnieuw
op papier te zetten".
Dan vertelt hij in dip brief hoeveel hij
weg heeft moeten laten, omdat die feiten
niet leuk zouden zijn om prijs te geven.
Feiten over de hoofdpersonen van zijn
boek, die onvermeld blijven. De abortus
van een van de meisjes, de dood van een
andere hoofdfiguur. Ook daarvan gaat de
suggestie uit, dat het verhaal geënt is op
werkelijke gebeurtenissen.
Het verhaal liegt er niet om. Het gaat
steeds om nogal onfrisse erotische ont
moetingen van twee oudere heren met
vaak onbeschaamde en uitdagende jonge
meisjes. De smeerlap van de twee is de te
kenleraar Derek, die aanvankelijk stiekum,
maar steeds duidelijker jonge meisjes be
laagt. Leerlingetjes in de klas, maar later
alles wat hem voor de voeten komt. Zoals
gebruikelijk neemt Boon bij de beschrij
ving van deze erotische aktiviteiten geen
blad voor de mond. Derek, met verfoeilijke
politieke voorkeur en aktiviteit, maakt het
leven van zijn vrouw en kinderen helemaal
kapot. De andere oudere, erotische heer,
Boin, doet dat niet. Keer op keer is hij in
de verleiding, de meisjes met al hun
schaamteloosheid bieden zich zonder eni
ge reserve aan. Maar Boin tast nooit toe,
hij weet niet goed waarom. Is het om zijn
levensveiligheid (gezin, baan, status) niet
in gevaar te brengen? Of ziet hij dat de af
faires die hij kan hebben, maar kortston
dig zullen zijn, waarna de kater overblijft?
Of is hij gewoon te aarzelend, te weinig
doortastend om mee te doen?
Is Boin dezelfde als- Boon? Naarmate je dit
meeslepende boek verder leest, doet de
vraag er steeds minder toe. Bovendien
neemt Boon naarmate zijn verhaal vordert
steeds meer afstand ervan. Heeft hij aan
vankelijk de suggestie aangebracht dat
het om zijn eigen werkelijkheid ging, in
toegevoegde, buiten het verhaal staande
commentaren, die het verhaal onderbre
ken, maakt hij er steeds meer een be
denksel van. Hij vindt het zo nu en dan zelf
ongeloofwaardig, wat hij schrijft en com
mentarieert dan: „Als ik het zeggen mag,
ik schaam me wel om deze bladzijden".
En: „Al schrijvend loopt zoiets je uit de
hand, nietwaar".
Meer dan in andere erotische dan wel por
nografische boeken (van het laatste is hier
geen sprake) van Boon is hij in staat zijn
maatschappelijke wrevel gestalte te geven.
Met mededogen beschrijft hij de leegheid
van de jonge mensen, het onkruid, die met
hun leven geen raad weten, omdat ze in
de maatschappij geen plaats kunnen krij
gen.
„Als het onkruid bloeit" Is met veel recht
en reden opnieuw uitgebracht. Ik be
schouw het eerste deel van deze dubbe-
luitgave, „De Liefde van Annie Mols" dan
maar ais een interessante curiositeit.
JAN VERSTAPPEN
L.P. Boon: „De liefde van Annie Molt" en
„Als het onkruid bloeit". In één band uit
gegeven door Querido en De Arbeidere
per». Prije 39,50.