Vrienden van Karl May blijven „oef!" Karl May was en blijft een veel omstreden figuur. WINNETOU, HET OPPERHOOFD VAN MILJOENEN BLEEKGEZICHTEN BENNEBROEK In de woning Ixialaan 8 te Ben- nebroek ontbreekt het in Duitsland zo populaire Karl May-„lichtboek", waarin een gloeilamp de (hittebestendige) namaak-omslag van „Der Schatz im Silbersee" bestraalt en doorzichtig maakt. De heer J. Heyink geeft voor zijn schemeruurtjes de voorkeur aan andere ornamenten. Zijn streven is er juist op gericht, om leven en werk van de schrijver in een helder daglicht te stellen. Daartoe geeft hij leiding aan een groepje vrienden van Karl May, die zich tevens bekommeren om de bedreigde roodhui den. Als Indianen hem vragen waar zij de deernis met hun lot aan te danken hebben, verwijst de boekhandelaar uit Bennebroek hen resoluut naar deze auteur. Met zijn twaalfdelige reeks over Winnetou en Old Shatterhand heeft Karl May ook in ons land gevoelige snaren doen trillen. Vandaar wellicht dat in de „Werkgroep Noordameri- kaanse Indinanen in Nederland en België" vijfhonderd personen voor hun rode medemensen op de bres staan. Leden die extra belangstelling hebben voor Karl May, krijgen per stencil alle gewenste informatie. Het ontbreekt niet aan documentatie materiaal. Soms wordt in deze krin gen een bewonderend „oef!" verno men, als nieuwe bronnen zijn aange boord. Maar ook de andere kreet van Karl May's hoofdrolspelers moet nog vaak geslaakt worden. Het vernieti gende „Pshaw!" namelijk, waarmee de Indianen uitdrukking gaven aan gevoelens van diepe minachting of neerbuigendheid. Het is van toepassing op menige uit was in de tot nieuwe bloei gekomen Karl May-cultus. Zo is het de ware getrouwen een doorn in het oog, dat Belgische uitgevers stripalbums op de markt brengen, waarin het edele op perhoofd en helden als Old Firehand op gebrekkige wijze ten tonele wor den gevoerd. Ook lang niet alle ver talingen van de romans kunnen hun goedkeuring wegdragen. Vuistdik jaarboek De essentie van Karl May's bood schap aan de mensheid ontbreekt vaak, terwijl de avontuurlijke ele menten worden aangedikt. Al jaren lang doen de heer Heyink en zijn metgezellen pogingen om ons volk er van te overtuigen, dat hij niet alleen jongensboeken heeft geschreven. Ruim een dozijn landgenoten kwijt zich dermate serieus van deze taak, dat dezen zich hebben aangesloten bij het eerbiedwaardige „Deutsche Karl May Gesellschaft". Op hoog niveau wijden wetenschapsmensen van ve lerlei disciplines zich aan deze specia le „Forschung", een zeer breed opge zette studie. Zij brengen telkenmale verslag uit van hun bevindingen in een vuistdik jaarboek. Eerherstel voor de zo vaak verguisde schrijver staat hoog in hun vaandel geschre- Helaas delen niet alle Europeanen hun bewondering voor deze grote zoon. In ons land volstaat de Winkler Prins bijvoorbeeld met een summiere vermelding: „Karl May. Saksen 1842 Radebeul-Dresden 1912. Zijn wer ken, sentimenteel, ijdel en in hun pathos niet geheel oprecht, getuigen van het instinct van de geboren ver teller". Als pleister op de wonde wordt er aan toegevoegd, dat zijn vermogen ten goede is gekomen aan een fonds voor behoeftige schrijvers. Het onbe grip dat uit zo'n kenschets spreekt, grieft landgenoten als E. van Linden (pseudoniem) wiens gestencilde, in eigen beheer uitgegeven documentai res, veel aantijgingen weerleggen. Zijn twee bundels zijn helaas nog niet uitverkocht, hoewel de oplage slechts 150 exemplaren bedroeg. Karl May was en blijft een sterk om streden figuur. Intussen leeft hij on bekommerd voort in zijn werken, van generatie op generatie leesplezier biedend. De laatste jaren is er zelfs weer sprake van een verhevigde be langstelling. Europa wordt over spoeld door de golven van een Karl May-revival, die langzaam uitrollen over onze prairies en steppen. Oef! Welke Hollandse jongen heeft nooit de weilanden plaats zien maken voor die onafzienbare vlakten met bisons, een rookpluim boven de wig wams en op de voorgrond het fiere opperhoofd der Apachen? Reeds vóór de eeuwwisseling verscheen bij de uitgever W. H. J. van Nooten te Haarlem „De oude dood" (Reisavon turen in Mexico) als eerste boek on der de eigen naam van Karl May. Men schreef 1890. Ongebreidelde fantasie In het voorwoord werd hoog opgege ven over de onverschrokkenheid van de auteur, die niet „in eene met alle weelde uitgeruste Transatlantische stoomboot of spoorwegwagon, maar te paard of op een kameel" zijn ont dekkingsreizen gemaakt zou hebben. De heer Heyink speelt nadenkend met het pauweveertje, dat als blad wijzer dienst doet. Ook hij moet toe geven, dat de schrijver over een on gebreidelde fantasie beschikte en minder bereisd was dan zijn boeken doen geloven. Velen benijden hem zo'n eerste uitga ve. Het is een rijk bezit, afgezien nog van de materiële waarde. Er worden heden ten dage fancyprijzen betaald voor alle zeldzaamheden die ook maar iets te maken hebben met Karl May. Alle haarlokken van Winnetou zijn helaas uitverkocht. De schrijver heeft met de distributie van deze (paarde)haren menige lezer in ver rukking gebracht. Hij meende toen nog zich voorgoed te hebben gedistantieerd van een nogal duister verleden. Ook in ons land zijn exemplaren te vinden van zijn be ruchte „vingeroefeningen", ontspan ningslectuur, op de markt gebracht onder schuilnamen als „Kapitein Ra mon Diaz de la Escosura". Ze hebben weinig om het lijf. May schreef deze colportageromans in afleveringen om den brode. Later geneerde hij zich voor een schepsel als „Das Waldröschen", wier hijgende boezem en doorzichtige kledij destijds als aanstootgevend werden be schouwd. De feuilletons werden aan de „hintertreppe" van deftige burger manshuizen in ontvangst genomen door koetsiers, dienstmeisjes en tuin lieden en door hen met rode oortjes verslonden. Toen ze op het toppunt van zijn roem weer boven water kwamen beweerde May, dat de uitgevers zelf menig pi kant detail aan zijn relaas hadden toegevoegd. Deze series van soms vijf of zes delen doen ook weer van zich spreken, nu de commercie brood ziet in alles wat Karl May heeft geschre- Olms Presse presenteert fascimile- uitgaven van „keukenmeidenro mans" als het genoemde rooqe en „Die Liebe des Ulahnen", tachtig jaar nadat ze voor het laatst zijn versche nen. Het gros van de Nederlandse le zers verdiept zich echter nauwelijks in deze actuele wederwaardigheden. Afgezien van de kleine groep waar toe de heer Heyink behoort, zitten zij bijvoorbeeld niet te wachten op een vertaling van „Ich", de soms nogal huilerige levensbiecht of een begin selverklaring als „Geografische Pre- digten". Boeiende avonturen Karl May is voor zijn miljoenen le zers gebleven wat hij was: de man die lang voor het massatoerisme losbars tte zijn publiek naar verre landen en vreemde volkeren begeleidde, waar het boeiende avonturen wachtten. Tal van symbolische boodschappen en mystificaties hebben de massa nooit bereikt, mede als gevolg van besnoeiingen door de vertalers. In ons land behoren andere uitgaven dan de reeksen die hem beroemd hebben gemaakt tot de curiosa, ver pakt soms in een keiharde, rode band, zoals een aantal bij R. R. Thie- me en Co. rond de eeuwwisseling verschenen romans. Tal van uit gevers hebben hier een weg gebaand voor de grote woudloper. Thans houdt „Het Spectrum" hem nog op de bestsellerslijst met maar liefst vijftig delen. Sinds in 1962 een begin is ge maakt met deze serie in de Prisma- reeks zijn er ruim 3.2 miljoen exem plaren verkocht. Ze worden nadrukkelijk aanbevolen als pockets „voor zoon èn vader" om aan te tonen, dat Karl May óók lees baar is voor wie de leeftijd des onder- scheids heeft bereikt. De meest gele zen delen (over Winnetou en Old Shatterhand) hebben reeds tien tot dertien drukken op hun naam ge bracht, zeer tot tevredenheid van Karl Maykenner dr. F. C. de Rooy, die de supervisie heeft over deze uit gaven. Niemand kan exact becijferen, welke scores de oplagecijfers hebben bereikt in de 22 landen waar Karl May wordt gelezen. Ze worden duizeling wekkend genoemd. Zelfs de strengste critici moeten toegeven, dat hij over een opmerkelijke verbeeldingskracht beschikt en min of meer tot de klas sieken behoort. Op soms meeslepende en beeldende wijze wist hij met deze boeiende verteltrant de sporen uit van zijn minder geslaagde eigen ijdel- heid, de onbedwingbare lust tot mo raliseren, het repeteren van geslaag de formules. Als Karl May zich ooit toegang ver schaft tot de Olympus van onze wereldliteratuur, zal hij terug kun nen zien op een moeizame beklim ming. De vergetelheid die zijn vijan den hem toewensten is nooit zijn deel geworden. Films („De schat in het zilvermeer" werd een groot succes), televisieseries en openluchtspelen boeien miljoenen mensen. Vrijpostig Oprechte Karl May-vrienden zien dit hoofdschuddend aan. Ook in de dra matische sector krijgen de avontuur lijke elementen volgens hen meer na druk dan zij verdienen. De draai boekschrijvers springen zeer vrijpos tig om met zijn teksten. Niettemin hebben ontelbare landgenoten met plezier de televisieseries op een van de Duitse netten gevolgd. Veel Nederlanders worden 's zomers gesignaleerd in Elspe. Als zij hun va- „Vader én zoon" krijgen rode oortjes bij het lezen van weer een overval door „roodhuiden" op een postkoets. Koningin en prins kijken toe als bij de Karl May-spelen in Ruurlo de raadszaal wordt bezet... zou ook menige Nederlander er een traan plengen en een bloemenhulde brengen. Soms worden deze Karl May in ere houdende landgenoten in Bamberg gesignaleerd, waar het mu seum veel stof tot nadenken geeft. Intussen blijven zonen en vaders hem lezen. Soms dwalen daarbij de gedachten van laatstgenoemden af naar L. Penning, de schrijver die met zijn verhalen over de Boerenoorlog in Zuid-Afrika ons volk in beroering heeft gebracht. Ook hij was nauwgezet tot in alle de tails, zonder ooit een voet in dat land gezet te hebben. Wat beide auteurs gemeen hebben is het ten tonele voe ren van koddige personen. Vaak worden krompratende zwartjes het slachtoffer van die spotlust en soms onhandige blanken, bij voorkeur En gelsen; de „greenhorns" zoals May ze noemt. Wie zijn in Transvaal spelende „De koning der Zoeloes" vergelijkt met de werken van Penning, ontdekt verrassende overeenkomsten. Ster ker nog dan onze volksschrijver was de Duitser in het ten tonele voeren van „veredelde" helden en uiterst diep gezonken schurken. Tot lang na zijn dood bleven deskundigen zijn oeuvre uitpluizen en dan duurde het niet lang, of er was weer ruzie tussen pro's en anti's. Spuuglok Hoezeer hij ook verguisd werd, kort voor zijn dood was Karl May in We nen nog de held van een overweldi gende balkonscène. Drieduizend mensen juichten hem toe, nadat hij een hoogdravende voordracht had gehouden over de wereldvrede en de komende „Edelmensch". Achter in de zaal zat een sjofele zwerver met een spuuglok, Adolf Hitler. Later zou deze, meestal in bed, één van Karl May's meest toegewijde lezers wor den. Zelfs dat is de schrijver kwalijk geno men, ten onrechte, want hij kon het ook niet helpen. Wenen 1912 bewees, hoe taai zijn populariteit was en wierp de schaduwen vooruit van een voortdurende strijd. Zo hebben meer dere critici het verklaarbaar geacht, dat Hitier hem wel mocht. Zij beluis terden in het frequente hoefgetrappel reeds het opmarcheren van de nazi's. In ons land was het onder meer God fried Bomans, die in de mythische fi guur van Winnetou de komende „Übermensch" herkende. Hij toonde aan hoeveel Germaanse fraselogie, verheerlijking van de Duitse volks ziel en arische superioriteit er schuil gaat in dit immense oeuvre. Er zijn langzamerhand meer artikelen en boeken over Karl May geschreven dan hij zelf op schrift heeft gesteld. Zijn lezers graven niet zo diep. Een buste van Winnetou (DM 28) siert het nachtkastje van menige jongen en in Duitsland is ook veel vraag naar de quizbundel „Kennen Sie Karl May?". Met name een zesdelige, in de Oriënt spelende serie van totaal 2200 pagi na's in de Prisma-reeks met Kara Ben Nemsi als hoofdfiguur, de Win- netou-Old Shatterhandbibliotheek en twee boeken over de koene Old Su- rehand, beleven de ene herdruk na de andere. Het grote Karl May-publiek laat het aan een selecter gezelschap over, om zijn diepzinniger werken over de geestesrijken Ardistan en Dschinnis- tan door te worstelen, de gedichten, bekentenislectuur en alles wat des tijds verschenen is in brave tijd schriften voor de jeugd en het kerk volk. De tegenstander die verklaarde Karl May met een zweep uit de tempel van de Duitse cultuur te willen ran selen is al lang dood. Zijn vijand leeft voort, hoewel hij op 30 maart 1912 de laatste adem heeft uitgeblazen onder de uitroep „Sieg, Sieg, Groszer Sieg, ich sehe alles Roserot". De kruising tussen Jules Verne en de apostel Paulus zoals hij eens genoemd is blijft omringd door trouwe bleek- gezichten als onze landgenoot E. van Linden. In één van zijn gestencilde uitgaven verklaarde hij nog onlangs: „Wij zullen de strijd om zijn erken ning nooit opgeven". LEO J. LEEUWIS kantie doorbrengen in Sauerland en dat doen er velen zullen zij nimmer verzuimen de Karl May Festspiele in dat plaatsje te bezoeken. Niemand minder dan de ook van films bekende acteur Pierre Brice vertolkt in dit openluchtspel de rol van Winnetou. Terwijl 63 luidspre kers de indianenkreten, ontploffin gen, geweerschoten en het rumoer van een treinoverval nadrukkelijk ten gehore brengen, ontvouwt zich een avontuur vol spanning en sensa tie. Als zo'n 400.000 mensen per seizoen daar hun portie van gekregen heb ben, trekt het gezelschap (merendeels amateurs uit Elspe) naar Wenen. Het wonderlijke is, dat May nog altijd tweedracht zaait. Het Sauerlandse dorpje meet zich parmantig met Bad Segeberg, dat eigenlijk het officiële patent had op de Karl May Spiele. Buiten mededinging bleven op de zelfde leest geschoeid openluchtspe len in Ruurlo, waarin de burgemees ter ten tonele verscheen met een hoofdtooi van veren. Er is onenigheid ontstaan over de geestelijke erfenis van Karl May, toen zowel zijn geboortedorp Hohen- stein in het Ernstthal als zijn latere woonplaats Radebeul, binnen de in vloedssferen van de DDR kwam. De Niedergasse, waar zijn wieg heeft ge staan, heet nog altijd Karl Maystras- se. Maar de „Villa Shatterhand" in Radebeul is niet meer het trefpunt voor zijn vereerders. De aanhangers van Karl Marx hebben Karl May min of meer verbannen. Zij zonden een wagonlading vol per soonlijke bezittingen, curiositeiten en attributen naar Bamberg, waar nu een museum aan zijn nagedachtenis 1 is gewijd, compleet met de potsierlij ke werkkamer, waarin hij bewaakt werd door een opgezette leeuw. Het Karl May Verlag voert er de alleen heerschappij over zijn nalatenschap, waaronder een uniek archief en zijn bibliotheek. Deze uitgeverij (met 70 Karl May- boeken in het fonds!) stelde zich ten opzichte van vorsers en schriftgeleer den dermate afwerend op, dat die hun eigen studiecentrum stichtten: het reeds genoemde Gesellschaft. Geeft dat een eigen jaarboek uit, óók de uitgeverij brengt telkenjare zo'n omvangrijke bundel op de markt. Concurrentie allerwegen dus. Bewondering en verguizing De man des vredes blijft aanleiding geven tot uitzinnige bewondering en de allersmadelijkste verguizing. Deze hartstochten laaien niet meer zo hoog op als rond 1900, toen zijn verleden op onbarmhartige wijze werd ontra feld. De arme weverszoon werd ont maskerd als schrijver van de niemen dalletjes, vader van een buitenechte lijk kind, flessentrekker, dief, landlo per en meer van dat fraais. Om daar boete voor te doen heeft hij bijna acht jaar doorgebracht in ge vangenissen en werkhuizen. Het ene schandaal volgde op het andere, over en weer werden processen gevoerd en opsporingsbevelen waarin voorge leiding werd gevraagd van een 27-ja- rige, 72 duim lange inbreker met een stekende blik, kwamen aan het licht. Hoeveel intriges, laster en achterklap er ook schuil gingen in deze campag ne, veel bleek op waarheid te berus ten. Karl May viel van zijn voetstuk. Zijn verregaande ijdelheid, idealisme waar soms geen touw aan vast te knopen viel en fantasie hadden hem zo kwetsbaar gemaakt, dat bijna elk schot raak was. Waarschijnlijk had den deze eigenschappen hem ook op het slechte pad gebracht. Zijn „misdadige" verleden berustte op dermate absurde en soms komi sche overtredingen, dat een rechter in 1980 hem terstond naar de psy chiater zou hebben gestuurd. May moest brommen. Maar juist in de ge vangenis legde hij de grondslag voor zijn roem, door als een bezetene te studeren. Daar heeft hij het aan te danken, dat niemand hem kan be trappen op grove fouten in zijn geo grafische, etnologische en languisti- sche ontboezemingen. Jammer genoeg heeft deze veelschrij ver zich over het paard laten tillen. Zijn opgeblazen ego manifesteert zich het sterkst in series met de „ik-stijl". Het duurde niet lang, of de ex-onder- wijzer poseerde niet alleen in de out- ,fit van zijn helden Old Shatterhand, Kara Ben Nemsi enzovoort, maar kroop ook in hun huid. Hij verklaar de zonder blikken of blozen 1200 ta len en dialecten te beheersen, deelde visitekaartjes uit met het opschrift „Dr. Karl May, genoemd Old Shat terhand" en liet op één dag ruim honderd foto's maken. Toen zijn wanhopige pogingen om de doctorsti tel te verwerven geen succes hadden, kocht hij deze onderscheiding bij een Amerikaanse nep-universiteit. Karl May is voor zijn soms ronduit belachelijke pronkzucht zwaar ge straft. De vernederingen kwamen zo hard aan, dat hij in 1912 zijn praal graf in Radebeul moest betrekken, een klassiek tempeltje met een over daad aan zuilen en engelen. Als het niet zo ver van huis in de DDR lag,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 24