Boeken Ei bijlagE Kwaliteitsverschillen tussen naslagwerken zijn nooit na te gaan Boek is na vijf eeuwen drukkunst nog steeds ideaalste informatiedrager j HOOFDREDACTEUR JAC. GRIEP BIJ UITGEVERSMAATSCHAPPIJ VAN ENCYCLOPEDIEËN: Gevraagd naar een verklaring voor de enorme vlucht die de encylopedie heeft genomen, wijst Jac. L. Griep op het ver schijnsel „democratisering"'. „Na de oorlog", herinnert zich deze 60-jarige hoofdredacteur bij Uitgeversmaatschappij Klu- wer, die verschillende encyclo pedieën op de markt brengt, „gingen de mensen zich een nieuw bestaan scheppen. Het besef ontwaakte dat iedereen gestudeerd of ongeschoold, rijk of arm recht had op de verworvenheden van de cul tuur. De behoefte aan naslag werken deed zich voelen in bredere lagen van de bevol king". Statussymbool „In de jaren zestig nam onze welvaart zo geweldig toe, dat grote groepen zich zo'n gedriik- te autoriteit ook inderdaad konden permitteren. Tegelij kertijd werd de encyclopedie een statussymbool. Naast een auto, televisie en wasmachine moest je zo'n ding in huis heb ben, wilde je voor vol worden aangezien. Tot slot raakte ons onderwijssysteem in die jaren zo gedemocratiseerd, dat niet alleen rijkeluistelgen naar de middelbare school gingen maar ook kinderen uit de midden klasse, van wie de ouders door gaans niet voldoende opleiding hadden genoten om hen te kunnen helpen bij hun huis werk. Een oplossing hiervoor dachten deze ouders te vinden in de aanschaf van een naslag werk". Gat „In de zeventiger jaren werden we nóg rijker, nóg democrati scher. De uitgeverijen werden kortom geconfronteerd met het bekende „gat in de markt" en verschenen met eigen uitga ven. Vóór 1945 had je in ons land alleen de Winkler Prins, de Oosthoek en de Zoeklicht encyclopedie. Inmiddels zijn er maar liefst zeven verschillen de. In 1969 verscheen de Stan daard Encyclopedie, in 1973 Summa en in 1974 werden Spectrum en de Grote Neder landse Larousse uitgegeven". Bij deze opsomming benadrukt Griep, dat hij zich beperkt tot de belangrijkste grote algeme ne encyclopedieën, waarvan de prijs schommelt tussen de twee- en vierduizend gulden afhankelijk van het aantal de len en de uitgave. „Daarnaast", zo vult hij het assortiment aan, „heb je talloze minder omvang rijke en minder dure over de meest uiteenlopende, meer ge specialiseerde, onderwerpen. Denk bijvoorbeeld eens aan een medische, een technische, een dieren- en een bloemen- encyclopedie, die nog niet zo gek lang geleden op de markt verschenen". Afzet Exacte cijfers over de aantallen naslagwerken die in de afgelo pen jaren over de toonbank gingen, zijn volgens Jaap Griep onmogelijk te geven. „Bekend is wél, dat het totaal aantal encyclopedieën dat sinds 1970 is verkocht, de 400.000 over schrijdt. Een gigantisch aantal, wanneer je bedenkt dat het hier geen gebruiksvoorwerp betreft dat je dagelijks nodig hebt en waarvoor je bovendien nog diep in je portemonnee moet tasten. Een hoge score óók, wanneer je erbij stilstaat dat in Duitsland, een veel gro ter taalgebied, in dezelfde pe riode eenzelfde aantal is ver kocht". Verkoopmethode De verkoopmethoden die de uitgevers gebruiken, lijken nogal agressief. Is de furore die de encyclopedie heeft gemaakt, wellicht voor een deel ook te danken aan wederverkopers die niet van de deur wijken vóór de argeloze klant zijn handtekening hééft gezet? Hoofdredacteur Griep ontkent dat zijn handel zich ooit aan enige agressiviteit heeft schul dig gemaakt. „Aan huis-aan- huis-verkoop doen we in onze branche niet. Onze vertegen woordigers komen alleen bij ie mand over de vloer, wanneer hij daar zélf om heeft ge vraagd. Bijvoorbeeld door een aanvraag in te sturen die hem via een krant of een folder on der ogen is gekomen. Wat de reclame betreft, daar doen we natuurlijk wél aan. Zelfs veel". Dat daarbij opvallend vaak ar gumenten van het kaliber: „Straks hebben uw kinderen een encyclopedie nodig bij het maken van hun scriptie" wor den gehanteerd, noemt hij geen kwalijke zaak. „Dit argument is toch overtuigend. Wanneer kinderen met een naslagwerk kunnen omgaan, dan hebben ze een zekere ontwikkeling be reikt". Welke uitgave? Probleem voor de consument blijft wél, welke uitgave hij moet kopen. Hoe kan hij als leek erachter komen in welke mate de ene encyclopedie hem vollediger, objectiever en actu eler informeert dan de andere? Hoe kan hij überhaupt die in- formatieop haar waarde schat ten? „Dat is inderdaad onmoge lijk", geeft Jaap Griep ronduit toe. „Zelfs een breed ontwik keld recensent lukt dat niet. Ten eerste omdat de beoorde- maken hebben. „Helemaal bij de tijd", vertelt hij, „kunnen we nooit zijn omdat er wel een aantal jaren bij ons negen over heengaan, voordat een herziene druk verschijnt. Deze moeilijkheid die niet alleen nieuwe ontwikkelingen betreft, maar ook achterhaalde feiten en gewijzigde inzichten, probe ren we evenwel te ondervan gen met supplementen, geactu aliseerde bijdrukken en een corrigendum. Maar desondanks blijft het noodlot van een ency clopedie altijd verouderd te zijn". Overigens acht Griep de genoemde feilen overkomelijk. „Mensen die een encyclopedie hanteren, kunnen best zelfstan dig een mening vormen en ze realiseren zich beslist wel, dat ze niet het onfeilbare woord van God in handen hebben". Toekomst Een nieuwe ontwikkeling waardoor het fenomeen „nas lagwerk" mogelijk wel aan waarde zal kunnen inboeten, is de komst van de view-data, waarmee inmiddels al wordt geëxperimenteerd. Daarbij geeft de consument telefonisch aan een computer op bepaalde informatie op zijn t.v.-toestel te projecteren. In de computer waarmee momenteel een proef wordt genomen, is al een begin van een (sex)encyclopedie op genomen. Een kwestie dus van even de knop indrukken en ziedaar een beeldscherm vol gegevens, die in elk geval wél actueel zijn. Ziet Jaap Griep hierin een dreigend gevaar voor de uitgevers? „Welke in vloed hiervan zal uitgaan, kan ik moeilijk overzien. Het zal af hangen van de financiële be reikbaarheid van dergelijke ap paraten en van het soort infor matie dat je ermee kunt oproe pen. Voorlopig ervaar ik die view-data nog niet als concur rent. Ik blijf erin geloven, dat het boek onmisbaar is voor de mens. Omdat hij erin kan gras duinen, erin kan aanstrepen wat voor hem belangrijk is en omdat hij er een direct contact mee heeft". LUDUINA SALTERS Doorslaggevend Door welk motief de koper uit eindelijk wordt gedreven om uit die zeven verschillende nas lagwerken juist voor die ene te kiezen, is volgens de heer Griep een kwestie van „naam". „Summa bijvoorbeeld", licht hij toe, „heet een populaire aanpak te hebben. In een boekenkast van een academicus zul je haar daarom zelden aantreffen". Een andere factor die bij de aankoop ervan doorslaggevend kan zijn, noemt hij de illustra tie. „Lappen tekst spreken mensen nu eenmaal niet aan. Ze vinden het leuk hier en daar een plaatje tegen te ko men". Werkwijze Vraag is of hierdoor misschien het accent niet al te zeer wordt verlegd van informatie naar il lustratie. Jac. Griep erkent, dat Doelstellingen De doelstellingen waardoor de encyclopedisten zich laten lei den bij de beoordeling welke gegevens wél van belang zijn en welke niet, heten te zijn: ob jectiviteit, volledigheid en actu Nooit volledig Wat moeilijker ligt het volgens de heer Griep met de volledig heid. „Natuurlijk", zegt hij, „streven we ernaar onze lezers zo uitgebreid mogelijk te infor meren, maar volledig kunnen we dat nooit doen. Zouden we dat wel doen, dan zou een encyclopedisch boekwerk mis schien wel uit zestig delen be staan. En dat kan voor ons nooit rendabel zijn, omdat maar een enkeling zich zoiets zou kunnen permitteren. Bo vendien doet een naslagwerk alleen maar dienst als een ta melijk oppervlakkige informa tiebron. Wanneer de geïnteres seerde zich wil verdiepen in een onderwerp, dan moet hi; zijn toevlucht nemen tot vakli teratuur". Noodlot De actualiteit is volgens Jac Griep het grootste probleem waarmee de encyclopedisten te ling van een naslagwerk jaren van kritisch onderzoek zou vergen. Het is tenslotte geen romannetje van tweehonderd bladzijden. En ten tweede om dat dat een verregaande des kundigheid en universitaire achtergrond vereist. Ook de boekhandelaar kan trouwens aan de potentiële koper geen zinnig advies geven, want die zal zeggen: maar mevrouw ze zijn allemaal goed. Want ook hij weet niet, welke de beste is' Jac. Griep: „Een ency clopedie moet rijk geïl lustreerd zijn. Mensen vinden het namelijk leuk hier en daar een plaatje tegen te komen". er veel geld en aandacht wordt besteed aan de uiterlijke vorm, maar onderstreept tegelijkertijd dat aan de inhoud het meeste belang wordt toegekend. „Bij ons", zo zet hij zijn bewering kracht bij, „hebben we vier il lustratieredacteuren tegenover 12 tekstredacteuren, vier cor rectoren en maar liefst acht honderd auteurs. Deze auteurs, die allen^ óf hoogleraar óf lector óf wetenschappelijk medewer ker zijn, houden de ontwikke lingen binnen het gebied waar in zij gespecialiseerd zijn, scherp in de gaten en bepalen welke stof relevant genoeg is om te verwerken binnen de ruimte die zij daarvoor krijgen. De tekstredacteuren, die de su pervisie hebben over een aan tal rubrieken die nauw met el kaar samenhangen, fungeren eigenlijk als controleurs. Zij gaan na of de informatie inder daad relevant is. En de hoofd redacteur, die overigens uit maakt hoeveel ruimte aan een bepaalde rubriek wordt gege ven, treedt op als scheidsrech ter wanneer er een menings verschil ontstaat tussen de au teur en de redacteur". aliteit. Een haast onmogelijke taak gezien het gegeven dat nieuwe ontwikkelingen en in zichten aan de orde van de dag zijn en dat onderwerpen ook wel eens omstreden kunnen zijn. Hoofdredacteur Griep stemt hier volkomen mee in en hanteert voor de term objecti viteit liever „geëngageerdheid op afstand". Wat hij hiermee bedoelt, illustreert hij aldus: „Neem een verschijnsel als het kraken. Wanneer we daaraan in een encyclopedie aandacht besteden, gaan we niet alleen in op het gedrag van de kra kers, het optreden van de poli tie en het beleid van de ge meente, maar belichten we ook de grond- en huisspeculatie die zulke ontstellende vormen heeft aangenomen, dat daar door een grote woningbehoefte is ontstaan. Niemand zal hier bezwaar tegen maken, ook niet in de meest rechtse kringen, want het feit is onmiskenbaar. Wat we dus proberen is: om streden onderwerpen objectief te belichten door verschillende aspecten naast elkaar te plaat sen". CHT Trof je vóór de Tweede We- jrlog de encyclopedie nog bijna uitslui- ïaan in de privé-bibliotheek van de pro- inmiddels is ze via de studeerkamer e doctorandus en het wandmeubel van lagde zakenman opgerukt tot het boe- [■ek van de geschoolde arbeider. Vooral e jaren zeventig werd de encyclopedie |s minder een elitair boekwerk en steeds een massacommunicatiemiddel. Maar fluxe bleef de aanschaf ervan wél. Voor >edkoopste betaal je nu nog minimaal luizend gulden. NIET BIJ PAPIER ALLEEN... AMSTERDAM „Wij uitgevers zijn niet gebonden aan papier", zal prof. P. J. Vinken ergens in het gesprek zeggen. Verrassende uitspraak voor een man die aan het hoofd staat van een concern dat het afgelopen boek jaar met het gedrukte woord een om zet haalde van 1,2 miljard gulden: El- sevier-NDU. Zo'n 400 wetenschappe lijke en 75 publieks- en vaktijdschrif ten. Een boekenfonds met 7000 titels. Niet gebonden aan papier? „Ach nee. We zouden in theorie veel op chips kunnen zetten". Staat op en haalt een pocketboek uit de kast. „Ik kan me voorstellen dat je iets maakt ter grootte van dit boek. Met een schermpje dat het formaat heeft van een bladspiegel. In de zijkant een gleuf voor de chips. Een heel boek op een postzegel; dat kan, denk ik. Met een schoenendoos vol chips heb je de hele wereldliteratuur in huis. Als dat technisch en economisch mogelijk is, komt het er ook wel. Maar met de planning binnen ons bedrijf heeft het niets te maken. We fantaseren er hoogstens eens over tijdens de lunch en dan nog uit het oogpunt van de consument, niet uit dat van de produ cent. In de trant van: zo'n licht ap paraatje, dat zou in bed lekker lezen zijn". Wanneer je met toetsen en knopjes de bestaande behoeften beter kunt bevredigen dan nu het geval is, moet je het vooral niet laten, stelt prof. Vinken. „Ik noem dat integendeel vooruitgang. Dergelijke ontwikkelin gen op het gebied van de elektronica hoeven ook absoluut niet een klap voor de uitgeverijen te zijn. De crea tieve kant van het uitgeven blijft er door onaangetast. Sterker: hoe meer informatiedragers er komen en hoe meer mogelijkheden ze hebben, des te meer informatie kunnen we ge ven. Maar ik vind viewdata en der gelijke systemen waarover nu zo'n drukte wordt gemaakt, nog in een zeer primitief stadium verkeren. Er gaat voor het boek geen dreiging van uit. Ook niet voor het naslagwerk. Er zal technisch nog een hele doorbraak moeten komen, wil dat wel het geval zijn. En wij bij Elsevier-NDU houden daar nauwelijks rekening mee". Het boek is, na vijf eeuwen druk kunst, nog steeds de ideaalste infor matiedrager, om dat lelijke woord maar te gebruiken, vindt prof. Vin ken. Er bestaat op het ogenblik voor het publiek geen enkele andere in formatiedrager die in de verhouding prijs-prestatie het boek naar de kroon steekt, die zoveel waar geeft voor zijn geld. „Ik kijk natuurliik geen twintig jaar vooruit. Ik ben blij dat ik vijf jaar vooruit kan kijken. Op de futu rologie kun je geen beleid bouwen. Ik vind vijf jaar al lang. Nou: als ik zo ver vooruit kijk, zie ik van de elek tronica hoogstens een nadelige in vloed op de meer eenvoudige naslag werken, wat wij noemen de secun daire werken: registers; zakelijke, fei telijke informatie op alphabet, niet verwerkt tot overzichten en zonder verbanden. Voor de meer complexe boeken zie ik dat niet. Bladeren, snuffelen, opzoeken, vergelijken, nog eens teruglezen, dat blijft volgens mij een wezenlijke behoefte waaraan de databanken in hun huidige opzet niet kunnen voldoen. O nee, ik zie inte gendeel de encyclopedieën steeds rij ker worden qua vorm denk aan de illustraties en inhoud". Computers... Maar neem de schaakcomputers, de bridgecoïnputers, de vertaalcompu- ters en wat komt er allemaal nog meer op de markt? Zullen die de schaakboeken, de bridgeboeken, de woordenboeken niet verdringen op dezelfde manier waarop de calculator het rekenboek overbodig heeft ge maakt? Prof. Vinken acht deze kans theore tisch aanwezig, mits die computers binnen het bereik komen van de ge wone beurs en mits het publiek er even gemakkelijk mee kan opzoeken wat het wil weten, als in een boek. „Dan nog tast het ons, uitgevers, niet aan. Of we nu iets op papier zetten of via elektronica verspreiden, het maakt voor ons vak geen wezenlijk verschil. Maar ik houd vol: als vorm is het boek nog nooit overtroffen. Niet voor de producent en niet voor de consument. Papier is goedkoop. Boeken zijn een massaprodukt. Ze zijn licht. Je kunt met het formaat alle kanten uit. Je kunt ze op duizend manieren illustreren. En voor de le zer zijn ze altijd, overal direct toegan kelijk: in bed, in de trein, op vakantie en ga zo maar door. Welke elektroni sche informatiedrager heeft dat alle maal ook?". Na gewaarschuwd te hebben: „Wat ik zeg, is mijn opinie; het is subjectief en wie kan er nou eigenlijk in de toe komst kijken?", wil prof. Vinken wel enkele andere ontwikkelingen signa leren. „Ten eerste hebben de laatste jaren een verschuiving te zien gege ven in het geld en de tijd die de con sument .wenst te besteden, van boe ken naar tijdschriften en kranten. Een van de redenen, denk ik, is dat boeken een prijsstijging hebben ge kend die duidelijk uitstijgt boven de inflatie. Daardoor is een soort prijs- plafond bereikt. Dit verklaart ook de groei van het bibliotheekbezoek. In Prof. Vinken: toetsen en knopjes Vnogen. de tweede plaats zal, naast de relatief lage prijs van met name tijdschriften, ook het vluchtige karakter meespe len: korte artikelen, wisselende on derwerpen, allemaal minder aan dacht eisend dan het boek". Lagere winsten Een andere ontwikkeling is dat in de zeventiger jaren het aantal titels in de sector publieksboeken jaarlijks met ongeveer 4 procent stijgt, terwijl de totaal verkochte oplage een daling van ongeveer 3 procent te zien geeft. Lagere winsten dus. Meer verliesma- kende boeken. Het uitgeven ervan wordt een moeilijke, zo niet margina le bezigheid. En de reactie steeds maar nieuwe titels uitbrengen in de hoop dat er een klapper tussen zal zitten werkt bij een daling van de verkochte oplage natuurlijk ave rechts. Prof. Vinken: „Als deze ten dens zich doorzet, gaat een aantal uit geverijen op de fles. Dat lijkt me on ontkoombaar. Wel, oog in oog met deze problemen zullen de uitgevers de neiging hebben tot nog verdere concentratie, tot nog meer fusies. Grotere eenheden dus en daarmee meer behoefte aan planning. Er be staat in de Nederlandse uitgeverij geen gezamenlijke planning. Er is geen centraal boekenbeleid. Niks bij zonders overigens. Hebben de krui deniers een gezamenlijke planning? Niemand wil zo'n gericht beleid, want dan verdwijnt de concurrentie, de grondslag van het vrije onderne mersschap". De grotere eenheden in de uitgevers wereld die ontstaan wanneer de ont wikkeling van meer titels en minder verkochte boeken doorgaat, zullen echter tot meer planning dwingen. Tot beheersing van het aantal titels, zo niet verkleining. De diversiteit, door de Nederlandse uitgeverij zo hoog in het vaandel geschreven, kalft af. Verschraling. Prof. Vinken vindt de conclusie duidelijk niet leuk, maar onderschrijft hem na enige aandrang. Maar gedeeltelijk. Hij brengt meteen een relativering aan: „In 1978 ver schenen in een klein taalgebied als Nederland toch nog 8000 nieuwe ti tels, dus herdrukken nog buiten be schouwing gelaten. Maar de tendens is zodanig, dat dit minder zal moeten worden. Schetst vervolgens dit beeld. „Wat doe je als uitgever wanneer de marge overantwoord titels verkrapt? Dan ga je die boeken uitgeven waar van je verwacht dat je er wel redelijk aan zult verdienen. Dan ga .je naar grote oplagen zoeken". Aha, vertrossing. Ook gij, Brutus? „Dat geloof ik niet zomaar. Ja, luis ter, als je systematisch op zoek bent naar grote oplagen, kom je natuurlijk bij bestsellers uit. En bestsellers zijn vaak matige boeken; ze zitten literair gesproken nog al eens in de midden moot. Toegegeven: dat is een stukie vertrossing. Maar daarnaast zul je als uitgever ook werken aan de welbe wuste opbouw van een fonds kwali teitsboeken. Een boek dat grote opla gen of verschillende herdrukken haalt, hoeft beslist geen rotboek te zijn. Denk aan de Russische biblio theek. Of aan een Böll, Hermans, een Van het Reve. een Wolkers. Boeken die een lang leven danken aan hun kwaliteit Zo'n Herfsttij der Middel eeuwen. Denk aan gedegen, mooi geïllustreerde overzichtswerken". Al ET SNOEREN .^nxikiBiï.1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 23