ïiwm
Gastgenezer Ping behandelde
onverwacht „bende van tien"
Leidse geschiedenis:
honderd jaar in sepia
DE HARTEBRUG
ÜJfrïTTT ï?r TTX/TPÏST
jjIxJJlj i IJJLJJLJ vJujiy
STAD/REGIO
DONDERDAG 3 APRIL 1980 PAGINA 5 I
Op mijn omwegen door stad en land korri
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien eh elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toeste' 18 vragen.
bekertjes werd geserveerd.
Groene Narcissusbalsem in
de kleine flesjes, de slanke
sterke vingers van Ping, de
verwachtingen, vertrouwen
en geloof, een clubje
„mensheid" dat nu wel zo
langzaamaan uitgekuurd
was na alle beproefde
medische behandelingen
van eigen bodem.
„Zeg maar au als het pijn
doet, want meneer Ping
moet weten als er iets aan
schort", adviseerde Lui, zo
ongeveer. De eerste benen
met wonde plekken
kwamen binnen knedend
bereik. „Prof. Ping moet dit
wel doen: mensen helpen,
want volgens zijn opdracht
kan hij niet anders: God
heeft de mensen niet voor
de pijn gemaakt". Vingers
die spieren en gewrichten,
een wervelstructuur, met
elkaar in harmonie wilden
brengen. Een zich op
klachten oriënterende gast-
monnik, wachtend op een
werkvergunning, stelde z'n
diagnoses en greep in. Nog
steeds in het keurige grijze
pak van vier weken geleden;
alleen het lusje van z'n
colbertje had het intussen
begeven, zo te zien. Drie
korte rukken aan een
schouder, pijnen die naar
beneden werden geduwd en
uit de aangedane sector
verdwenen en afnamen.
„Een bijzondere
die
derde keer de dwingende
vingertoppen van de Chinese
geneesheer zou gaan voelen.
Opnieuw zat ik even te
kijken, bij dat hoopvol
gestemde gezelschap: „een
bende van tien" gelukkigen
die hun nog residerende
pijnen aan hét uitluiden zijn.
Wonderen werden er niet
verwacht, maar uitspraken
als „ik heb er veel baat bij",
voerden de boventoon. Een
vreemde gewaarwording
blijft het, als ie een
jongeman, vol klachten, na
Een onverwacht gebeuren: een knijpende en
knedende prof. Ping aan de Apothekersdijk.
tien minuten, min of meer
onthutst, hoort zeggen:
„helemaal geen pijn meer..."
Ping's spreekuur; een
ambulante genezer, wiens
geluiden niemand verstaat.
't Diefje" kan het er
nauwelijks meer bij hebben,
ir aan het raam zullen er
mededelingen verschijnen,
een soort vensterkrant,
wanneer er weer zittingen
worden gehouden. Een
particuliere, bijzondere
behandeling, soms
gadegeslagen door
Nederlandse
wetenschapsbeoefenaars.
„Jullie moeten niet zoveel
ouwehoeren", zei Mo Yo Sie,
die de draagkracht van de
Nederlandse taal nog niet
geheel kan overzien: „je
moet je overgeven; mens
willen zijn, want naar de
hemel voeren vele wegen.
En de gelukzaligheid kan
hier op aarde al beginnen, of
je nu in het oosten of in het
westen bent geboren. Wat
prof. Ping doet, is alleen
maar het opheffen uit een
tranendal; waar hij ook
ar kan helpen. Nu heeft
hij ontdekt, dat in Europa
een hele openbaring is".
Het is de bedoeling, blijkt
u, dat prof Ping een jaar of
ier zal gaan functioneren
als „studentenpastor".
Behoudens de
werkvergunning, natuurlijk.
Ping zegt: „Ik ben zo
langzamerhand aan het
einde, maar ik vertrouw te
gaan naar waar alle
creaturen van de Maker
zullen gaan". En dan
worden de paden geëffend:
bij de rijstvelden, in de
krottenwijken, in hitte en
kou, bij blanken, gelen en
zwarten, zelfs bij de rijken,
en ook (zij het incidenteel)
moet het dus nu afgelopen
zijn. Als nieuwsverkopers
zijn we nog lang niet
„uitverkorenen in de
Lotusbloem". En dat zullen
we op deze planeet ook nooit
worden, heb ik de stellige
indruk.
EVEN CONSTERNATIE MET „PATENTEN" IN DE HAL
Herinnering aan de revolutiedagen van 1918; politie'(links) en militairen (rechts) staan pal tegenover de uit
latingen van Troelstra, voor het bordes van het Leidse stadhuis; een bolwerk, waarop de koningsgezinden
konden bouwen.
Er is in de loop van honderden jaren
nogal wat geschreven over de stad
Leiden. Leiden is ook al oud,
natuurlijk. Daarom mag het niet
verwonderen als er weer iets nieuws
wordt toegevoegd aan de beeldende
geschiedschrijving. Dat is thans weer
het geval. Feestfanfares,
trompetgeschal. Tijdens een feestelijke
bijeenkomst op woensdag 9 april in het
Gemeentearchief aan de Boisotkade
binnen Leiden, wordt het eerste
4 exemplaar van het boek „Leiden
verleden tijd" aan de archivaris van die
instelling, mr. W. Downer, aangeboden.
Het is niet zomaar een boek. Het is een
aandacht zal weten te trekken. In elk
geval zien soms uitgeverijen er nog wel
brood in. Oude prenten en bijgaande
teksten. Als je die antieke prenten kunt
opduiken uit een niet al te grijs
verleden, kan er garen bij worden
gesponnen; boeken worden uitgegeven.
Het produkt van Elmar b.v. bevat niet
minder, ook niet meer, dan honderd
nog niet eerder gepubliceerde,
afbeeldingen zijn alle gemaakt naar
originele opnamen uit de
fotoverzameling van het Leidse
Gemeente-archief.
Om het origineel zoveel mogelijk
liefdevol te benaderen, is de druk in
het „oude" sepia uitgevoerd. Aan de
opzet is veel aandacht besteed: de
verzameling werd samengesteld en
geschreven door H. Nagtegaal, C. Smit.
S. van der Velden en M. Versteegh.
Alle afbeeldingen worden begeleid
door een uitgebreide tekst, waarin de
„roerige" geschiedenis van Leiden in
de jaren 1850 tot ongeveer 1940 wordt
weergegeven en besproken^
Wachten op de genezer.
Een bijna
nieuwtestamentisch
beeld in de hal van onze
vestiging aan de
Apothekersdijk, op de
tweede april. Vier
mensen; zes, zeven: „We
moesten hier maar naar
toe komen om geholpen
te worden".
De eerste april was al weer
vergeten, maar het leek een
nasleep ervan. „Iemand"
had gezegd, dat professor
Guo Zengh Ping, de Chinese
arts-monnik die sinds weken
ook in Leiden een
oecumenische zending
bedrijft en vanuit een
boeddhistisch-christelijke
mengeling lijders verlicht en
soms geneest zeg maar:
een diepmensélijke
bedrijvigheid van een
gewezen abt op de
„krant" zitting zou houden.
Naar de herkomst van dit
gerucht werd aanvankelijk
naarstig gezocht, maar ze
werd niet gevonden. Tien
mensen in de hal. Na een
kwartier arriveerden de
professor, zijn „manager"
Lui Mo Yo Sie, tolk tevens,
en een koffertje, onder
andere inhoudende
documentatie en twee
kokers met
acupunctuurnaalden. De
naalden bleven nadien in
het koffertje. Als dode
instrumenten. Want ook een
zowat miraculeus
handelende Ping mag daar,
met die barmhartige
naalden, niets mee doen
binnen onze grenzen.
Je kon die mensen niet meer
wegsturen, weg van de hal.
Spoedoverleg. „Laat ze
maar", besliste de
krantcommandant te velde,
„maar daarna is het fini.
Een eenmalige
tegemoetkoming". De twee
chinezen keken niet verrast:
de accommodatie hadden ze
zonder meer verwacht en
voor een vervolg kon altijd
nog worden uitgeweken
naar 't Diefje", de donkere
bar aan de Leidse Diefsteeg,
waar je geen steelse blikken
naar binnen kunt werpen,
want de vensters hebben er
een schoonmaakbeurt nodig.
Oosterse glimlachen, geen
Japanse buigingen. Het heil
nam voor een paar uur zijn
intrek in een kantoorruimte,
waar even later voor de
opgekomen patiënten, jong
en ouder, koffie in plastic
Onder het motto „Hartebrug moet blijven" is een paar jaar
geleden een geldaktie gestart om de kerk van O.L. Vrouw
Onbevlekt Ontvangen van de ondergang te redden. Het ge
bouw staat op het ogenblik ferm in de steigers. Opmerke
lijk is, dat de kerk in de bijna anderhalf honderd jaar van
haar bestaan van de ene verbouwing naar de andere is ge
sleept Er is géén kerk in Leiden waar zó aan gedokterd is'
als aan de Hartebrug. Helaas kan men niet altijd zeggen,
dat die operaties geslaagd zijn. Een plastische interne chi
rurgie zou de kerk echt niet misstaan. Wanneer de traditie
van de historie wordt volgehouden, komt die ingreep er nog
vóór het jaar 2000. Dus parochianen: ga alvast maar sparen.
De nog niet afgebouwde en afgewerkte Hartebrugkerk is - we
zagen het vorige week - min of meer provisorisch in gebruik ge
nomen. Er was absoluut geen geld in kas voor verfraaiing. De
muren bleven van grof metselwerk wachten op betere tijden.
Die betere tijden braken aan in 1845 toen de weduwe Hooyman,
„een eenvoudig braaf vrouwtje, met zak en rok gekleed", weer
eens heel diep in haar spaarcenten dook. Waarom er voor die
eenvoudige vrouw nog nooit een memoriebord in de Hartebrug
kerk is aangebracht, is mij een raadsel, want dat heel eenvoudi
ge vrouwke heeft vele tientallen duizenden guldens aan de kerk
feschonken om de bouw en afbouw mogelijk te maken. Dankzij
aar kon de kerk in 1845 gestuct worden en konden in de vlak
ke achterwand van de kerk naast het altaar twee ramen worden
geplaatst. In hetzelfde iaar werd de pastorie gebouwd en dat gaf
allemaal bij elkaar zo n rompslomp, dat de hele parochie voor
het kerkelijk vieren uitweek naar de vroegere Jezuïetenkerk
aan de Pieterskerkgracht voor een periode tussen april en okto
ber. Op 28 april werden de parochianen in de gelegenheid ge
steld om „hunnen stoelen uit deze kerk te laten wegnemen en te
bezorgen in de Jezuïetenkerk, waar wij tot tijd en wijl de gods
dienstoefeningen zullen bijwoonen.Men lette op het tijdeigen
van dat laatste woord: godsdienst werd niet gevierd in de negen
tiende eeuw, peen godsdienst werd bijgewoond.
Het is jammer, dat ik niet meer ruimte heb voor het laten af-
drukken van bouwrekeningen. Die posten geven een goed beeld
van wat in die tijd het verwerven van een kerkinterieur kostte.
Tien in Antwerpen gekochte kandelaars en een kroon met 24
armen waar is dat ding gebleven? - kostten nog geen duizend
gulden en Petit en Pritzen leverden vier klokken voor/ 4.437.
Ik heb een opgave liggen voor restauratie van zestien klokjes en
dat moet heden ten dage buiten de BTW zo'n70.000,kosten.
U mag zelf de vergelijking trekken.
In 1857 wordt de Hartebrug door de nieuwe indeling van stad-
sparochies formeel binnenstadsparochie. De Dominicanerstatie
wordt opgeheven (de kerk die later de school van Van Heteren
zou worden) en de Hartebrug neemt naast de doopvont ook een
monstrans van die statie over. Bijna een eeuw later zal het doop
hek uit de in 1933 afgebrande Petruskerk naar de Hartebrug
verhuizen.
Eerste pastoor van de Hartebrug werd Pater Welters, die in 1880'
ziin gouden priesterfeest vierde en bedacht werd met een paro
chiecadeau: een preekstoel. De kerk ziet er dan al heel anders
enige pilaarheilige blijven. Tussen 1881 en 1883 kwamen sint Jo
zef, Dominicus, Elisabeth en Nicolaas Pieck met in hun kielzog
de vier Evangelisten Vader Frans gezelschap houden.
Uiterlijk en innerlijk werd er in de loop der tijd aan de kerk ge- I
sleuteld. Tijdens schilderwerkzaamheden in 1892 bleek de toren
erg slecht te zijn. Men ommantelde de toren en tot mijn grote
verbazing heeft men die ommanteling in de huidige restauratie
gehandhaafd.
Wanneer op 17 september 1895 pastoor Cadet naar de Harte
brugkerk komt, arriveert in wezen de stoomwals. Hij wilde na
melijk de kerk uitbreiden met een uitgebouwd priesterkoor, een
sacristie en een collectantenkamer. Op Witte Donderdag 1897
kon het nieuwe priesterkoor in gebruik worden genomen. Vond
men de uitbouw in 1897 een aanwinst voor de kerk, in later tij
den heeft men vraagtekens bij de schoonheid ervan gezet. Uit
wendig is het geen schoonheidssymbool. Qua interieur moest er
uiteraard ook het nodige veranderen. Er kwam een nieuw
hoofdaltaar, gebrandschilderde kerkramen; de preekstoel werd
verplaatst en de paden verbreed, de firma Ren tink uit Abcoude
leverde nieuwe vrouwenbanken met een-soort poppetje-gezien-
kastje-dichtzitplaatsen voor de preek. In 1900 worden de biecht
stoelen aangebracht en vervalt een deel der taak van de zogehe
ten „bereidkamer".
Pastoor Cadet wist van geen ophouden. Hij veranderde de pas
torie, liet het orgel verhuizen om op de zangzolder meer zit- 1
plaatsen te krijgen; in het begin van deze eeuw werd de kerk
gepolychromeerd in wijnrood met goud. Dat schilderwerk kostte
in die tijd maar liefst 20.000,-, maar dankzij het mandje, de
schaal, het zakje en de houten sleuf werd dat bedrag door paro-
chianen en „lieden van buiten" bijeen gebracht. De opvolger
van pastoor Cadet, pastoor Crombag, restte de verfraaing van de
kerk. In 1919 liet hij het Maria- en het Antoniusbeeld door an
dere vervangen. Zeven jaar later liet hij de doopkapel bouwen.
In later jaren kwamen de echte kunstwerken het interieur van
de Hartebrug verfraaien. Zij staan tegen pilaren op het huidige
innerlijke kerkplein zodra men via wat vervallen tochtdeuren
de kerk binnenkomt. Een houtgesneden beeld van Theresia en
een Antoniusbeeld door Termote. U moet het maar niet kwalijk 4
nemen wanneer ik de historie van de Hartebrugkerk besluit met
een paar hartekreten. Ik vind de verbouwingen, die na de
Tweede Wereldoorlog plaats hebben gevonden getuigen van
Ohne Feine Manieren. Het oude hoofdaltaar werd verminkt en
het priesterkoor werd later vergroot op een manier, die eerder
aan een hosvlonder dan aan een liturgische ruimte cjoet denken.
Wat dan te denken van de man, die heeft geadviseerd tot het
aanbrengen van neonlicht bij de zij-altaren. Het is te hopen, dat
wanneer de kerk in 1981 een lustrum viert, men met gezond
Hollands verstand leert inzien, dat de Hartebrug wel moet blij
ven, maar dat een eerbiedwaardige dame gehuld in spijkerbroek
geen dame is, maar een beklagenswaardige freule. De Hartebrug
was een mooie kerk; zij moet het weer worden. Om dat te berei
ken zal er gesloopt moeten worden en op een andere manier ge
schilderd. Op die manier wordt de historie toekomst de Harte
brug blijft in de steigers.
JANDOOVE
uit: sinds 1857 branden er gaslampen en in 1864 kregen de alta
ren een geverfde marmerbeurt.
Pastoor Welters is een man naar mijn hart: hij is muzikaal en
gaat ijveren voor een nieuw orgel. Op 21 juli 1862 schrijft de pas
toor een brief naar het Bisdom: „Daar wij eene goede, groote-
kerk hebben, maar voor dat gebouw een te klein orgel" met het
verzoek om een collecte te mogen houden „om daarvan een
fonds te beleggen, waaruit zonder bezwaar der kerk, na eenige
jaren, de kosten voor een nieuw orgel kunnen bestreden wor
den". Voor ruim tien duizend gulden leverde de firma Maar-
schalkerweerd uit Utrecht het nieuwe orgel, dat op 3 mei 1877
werd ingewijd door pastoor Welters zelf, die muziek van Righini
ten gehore bracht, Het oude orgel was al voor1000,- verkocht
..aan de afgescheidenen te Rijnsburg". Hoe royaal men geofferd
had voor het nieuwe orgel blijkt uit de mededeling van pastoor
Welters aan het kerkbestuur op 14 mei: het orgel is betaald zon
der bezwaar van de kerkelijke kas. In het genoemde jaar staat al
gedurende negen jaar een Mariabeeld op een der zij-altaren. Va
der Franciscus moest wijken naar een kerkpilaar. Hij zou niet de
De preekstoel In negentiendeeeuwse renaissancestijl,
(de schijnwerper op het dak is typerend voor het atavis
me)