erar dus van Rijn bleef een
aeuwgeleden in Woubrugge
odgelovig overeind
JijÉBa
jjl/LGB
iZC
St. Elisabeth
Ziekenhuis
mag verdieping
woonflat
gebruiken
Visser 't Hooft speelt Goldoni's
Herbergierster'
'Meer aandacht
besteden aan
economische aspecten'
paD/ REGIO
LE1DSE COURANT
WOENSDAG 20 FEBRUARI 1980 PAGINA 5
RUNDERPEST MAAKTE VELE TIENDUIZENDEN SLACHTOFFERS. MAAR:
eie eeuw geleden was
ugge in last. Echt in
fuctureel zelfs. Nou,
et je het wel. Niet
iVoubrugge overigens:
flen van ons nog
[land werden
ird door een plaag,
pp, die deed denken
dagen van de Zwarte
^est. Mensenlevens
pr niet mee gemoeid
jg, maar wel dieren
|r heel veel mensen,
jvorige eeuw, van
[elang waren.
Ugge we zullen ons
jdorp bepalen
en kreunde onder
plagen van een
fe veeziekte: de
best. Vandaag de dag
[metting die vrijwel
]is bedwongen, maar
jrarische
tiotouders hadden het
iet meer. De
best, die zo rond 1866
[contreien woedde,
lijden zich voorstellen
van de meest
Ilige veeziektes
lor hele veestapels
in i) vernietigd en
lenden boeren in de
•en werden gedompeld,
dde nog getuigenissen
bewaard. In
was er een
is j Gerardus van Rijn,
die onderlegd
houden van
een aardig eind weg
prijven en bovendien
ffde in de vreze des
Een tweede man Job.
iimiddellijk zittend op
itvaalt, na goddelijk
""^n te zijn, maar toch
ïn Heere prijzend, nadat
»ee was omgekomen,
n nu de lamentaties
'gezangen van
[van Rijn.
uit Woubrugge liet
n na. Duiken we
zijn genealogie, dan
;en we dat hij de
man was van de
Los, die eerder
T^d was geweest met
-ukKwaadsteniet. Dat is
ig )en van de
enlpest. Om de man een
\ie leren kennen
o» we weten, dat Jasper
e|us van Rijn ter
bekwam in Oudshoorn,
«kapseld door Alphen
Rijn. Hij woonde in
dender veen, een dorp dat
>vas voor het
id p „op z'n
*1
Aarlanderveens". En dat
was niet zo best, in vroeger
tijden. Maar Jasper Gerrit
was net zo'n rechtzinnige
reus als de toenmalige
Boeren van Transvaal en de
Oranje Vrijstaat, die ook met
de bijbel op zak hele
tijdsgewrichten vol Kaffers
en Britse aanslagen op hun
goud trotseerden. Gerrit van
Rijn nu trouwde (in
Woubrugge) met Trijntje
Los, die hem vroegtijdig
ontviel; in 1866 huwde hij
z'n schoonzus Maria, die op
haar beurt weduwe was van
een Arie de Kwaadsteniet
(wat misschien al een
indicatie was om hem trouw
te beloven). Gerrit bleef dus
kiezen voor het „losse"
familieverband; heel
deugdzaam. Van Rijn en z'n
Maria Los waren toen
beiden net even in de
veertig. En och, Van Rijn is
echt de kwaaiste niet
geweest en hij had het beste
voor met zijn broodwinning,
die van de koeien moest
komen.
Waarschijnlijk omdat hij
noodgedwongen z'n tijd niet
meer melkend en mestend
kon doorbrengen, ging hij
over tot het schrijven van
een rapport, dat de
vreselijke runderpest op
papier nu nog voelbaar
aandoet. Hij leidde zijn
verhaal in als volgt: „Korte
en eenvoudige beschrijving
van de Runderpest onder
het vee zoals dezelve onder
ons geopenbaard is, opdat
het navolgende geslacht te
allen tijde zal kunnen zien
op welk een wonderlijke
wijze God almachtig uit de
grootste duisternis het licht
kan doen opgaan en in de
diepste wegen redding kan
schenken". U zult terecht
kunnen opmerken, dat
Paulus in zijn brieven amper
beter uit de heilzame verf
komt dan de 19e eeuwse
boeren-apostel Gerardus, die
met zijn Godvrezendheid
ondanks alle rampspoed een
rots in de branding is
gebleven.
In 1866 schreef Van Rijn:
„Sedert ruim dertig jaren
hebben wij van tijd tot tijd
zeer veel koeien verloren
aan de longziekte, doch hoe
verschrikkelijk deze ziekte
op zichzelven is, daar boeren
in die jaren honderd tot
tweehonderd, ja soms zelfs
driehonderd en meer koeien
dood hadden, zoo is dezelve
toch niet te vergelijken met
de Runderpest". Zo werkte
Van Rijn in de vreze des
Heren door tot 1865. Toen
brak in augustus, rond
Schiedam, de runderpest uit.
De uitbreiding ervan ging
erg snel en de regering nam
maatregelen om de
besmetting tegen te gaan.
Daar kwamen militairen aan
te pas en het vervoer van
vee werd verboden. Alleen
naar het slachthuis mocht je
nog beesten vervoeren. Bij
overtreding van de
bepalingen werd je
behoorlijk zwaar gestraft.
Maar de runderpest was niet
meer in te dammen en al
gauw werd heel Zuid-
Holland tot besmet gebied
verklaard. In november van
'65 was de ziekte bereids
gevorderd tot Baambrugge,
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
niet zo erg ver van
Woubrugge vandaan. De
verwoestingen waren er
groot.
Van Rijn: „Het was bij het
aangaan van mijn tweede
huwelijk, dat het bij mijn
vrouw uitbrak". Gerardus
bedoelde te zeggen, dat de
runderpest ook uitbrak op
Maria's boerderij die ze van
haar eerste man, Arie de
Kwaadsteniet, had
overgehouden. Van Rijn
werd al spoedig zelf ook
getroffen in zijn veestapel.
Het was meteen goed raak:
tien koeien stierven, tien
overleefden de ziekte. Er
moesten nieuwe beesten
worden gekocht. Twee
weken lang mocht er weer
even vervoerd worden en
daar profiteerde Gerrit van:
We gingen naar Overijssel
en kochten weer voltallig
aan, welke dien geheelen
zomer gezond bleven tot in
het volgende jaar januari
(1867). Toen brak de ziekte
opnieuw uit en van de
nieuw aangekochte schoten
er drie koeien over, hetwelk
een groote rijkdom was, daar
het volstrekt onmogelijk was
geworden door de sterke
beperkingen om een beest te
koopen". Bij overtredingen
werd het vee verbeurd
verklaard. Een boete moest
een straf blijven.
Maar Gerardus was nog lang
niet verlost van de ellende.
„Onze rijkdom", schreef hij
verder, „onze rijkdom bleek
spoedig ijdelheid te zijn. Er
werd voor de gebeterde
koeien 300 gulden en 400
gulden betaald. Onder onze
rijkdom kwam de longziekte
en wel zoo hevig, dat op één
na allen ziek werden. Acht
koeien stierven zeer spoedig,
zoodat wij zes koeien
overhielden, waarvan er
maar één goed was voor de
bouwerij. De overige vijf
waren groote tobbers,
lijdende aan de gevolgen der
longziekte en daarmede
moesten wij het maar zien te
schikken. Dat was onze
toestand". Nieuw vee
aankopen was onmogelijk
geworden. Maar Gerrit zei:
„Treurig was dus het
vooruitzicht bij zeer zware
kosten. Onze rust was in
God de Heere, en onze
eenige hoop op Hem, Die
machtig is uit de duisternis
licht te doen voortkomen en
dit geloof heeft ons staande
gehouden en Zijn Naam zij
de eer. De uitkomst is
heerlijk geweest. God heeft
ons er door geholpen. Ons
gebed was tot den Heere".
Dat was allemaal best en
mooi, maar Gerrit van Rijn
was er nog lang niet. Voor
een tweede keer ging hij
naar Overijssel om er nieuw
vee aan te kopen. Hij hoopte
daarbij, wellicht mèèr nog
dan op de Heere, op
vervoersmogelijkheden,
zoals het jaar daarvór met
die twee weekjes. Hij kocht
op hoop van zegen nieuw
vee, dat in '67 in Woubrugge
zou moeten aankomen. Die
koeien zouden op de één of
andere manier toch wel in
de „vesting Holland" moeten
binnen te krijgen zijn. Maar
ha, de voorschriften van
overheidswege werden nog
strenger dan ze al waren. De
autoriteiten in die dagen
konden er ook wat van: in
april 1867 werd bevolen om
in de stallen waar de ziekte
heerste of kwam al het zieke
en gezonde vee af te maken.
Geen enkele koe mocht de
wei meer in en de dieren die
er al liepen moesten eruit.
Daar ging Van Rijn dus met
z'n plannen.
En het werd nog veel erger.
Noord-Holland en Utrecht
waren al vrij verklaard,
maar Van Rijn sappelde nu
eenmaal in Zuid-Holland en
keek uit naar de bevrijding.
De handel op Overijssel en
Groningen werd drukker en
drukker. Die noordelijke
boeren konden beste prijzen
voor hun koeien maken.
Van Rijn moest wel
toehappen en hij liet zijn
aankoop de reis naar
Woubrugge maken. Zo'n
beetje de Grote Trek naar
het westen. Maar de koeien
bereikten vooralsnog
Woubrugge niet en moesten,
in het zicht van de
thuishaven, in Bodegraven
blijven staan. Tot zover was
Zuid-Holland al vrij
verklaard. Het leek
inderdaad op de
bevrijdingsverwachtingen
van West-Nederland rond
april 1945. De koeien
moesten vóór de waterlinie
blijven liggen en grazen.
Van Rijn had iets weg van
zijn nakomelingen, die in de
hongerwinter van 1944 hun
leeftocht van ver moesten
halen en in het zicht van de
eindbestemming strandden.
In „gemeenschap met
anderen" lukte het hem
honderddertig koeien, die bij
verschillende boeren
omtrent Woerden,
Nieuwerbrug en
Langeruigeweide in de
weiden bivakkeerden, op te
halen. Op 19 juni 1867 was
het voor Gerrit en zijn
Maria bevrijdingsdag: 's
morgens om tien uur hadden
we het groote voorrecht, dat
de beesten weer in het land
waren en wij dus onder des
Heeren onmisbaren zegen
weer konden beginnen met
ons brood te winnen,
hetwelk wij ook weer bij
vernieuwing hebben mogen
genieten en zijn door Gods
groote genade al deze
belangrijke verliezen weer
te boven gekomen".
Een slechte episode uit het
oude Woubrugse land, meer
dan een halve eeuw geleden.
In twee jaar tijd waren meer
dan 100.000 koeien het
slachtoffer geworden van de
runderpest. Niet alleen Van
Rijn raakte toen in de
verdrukking, maar vele
anderen met hem. Alleen
laat Van Rijn duidelijk
blijken, dat de gesel van die
veeziekte hem dankbaar
gestemd heeft. Achteraf;
want Gerrit kwam toch
weer boven Jan. En dan is
altijd weer het Te Deum dat
ons het langst bijblijft.
Gerardus van Rijn was,
zeker tot na zijn scriptie, een
Godvrezend man. Dat is zijn
tegenstelling met de man
Job, die reddeloos en
radeloos bleef tot op de dag,
dat God de Heere hem
wegnam. Gerrit kreeg
uiteindelijk, Godlof, zijn
koeien terug, nadat hij een
jaartje knijp had gezeten.
Maar het is toch wel de
moeite van het terugblikken
waard. Alles welbeschouwd
besloot hij z'n verslag met
een zucht van verlichting:
„Maar onder alles heeft de
Heere bewezen, dat Hij God
Almachtig is, Die kan
vernederen, maar ook
verhoogen. Zalig de man, die
Hem heeft leeren kennen en
leeren aanbidden als de
eenige waarachtige God en
Jezus Christus, Dien Hij
gezonden heeft". En als je
nou helemaal vervelend wil
doen, zou je kunnen zeggen:
ja Gerrit, die koeien heb je
God zij dank dan toch maar
toch weer binnen
cat Geboren: Martin Anton
van der Meulen en M.
d6r Putten, Pieter Arjan
Iv. P. van Rijn en M. Wes-
Irkje Leentje d.v. L. Jon-
déOuwehand, Patricia Karin
zjichultze Kool en G. Z. Ke-
,n put Rutger z. v. J. P. Ver-
H. M. Gravemaker, Edwin
1 van Egmond eh D. den
ardus z. v. H. Vrolijk en
t, Lucas Teunis Christiaan
falm en H. J. L. de Lathou-
Lambertus z. v. A. G.
I. de Vries, Mei-LIng d. v.
h A. P. Engel, Dirk z. v. F.
Vil en G. de Mol, Reinier z.
repaal en L. Heenk, Kwak
M. Chang en K. T. Mak,
Victoria Sawitri d. v. V.
en S. G. Ramdhanie,
T. Demiral en A. Demiral.
C. Boonman geb. 08 dec.
L. van Klaveren 13 apr.
Bioch 19 dec. 1922
Brouwer 22 jul. 1891 geh.
J. W. Knaap. H. P. de
1902 man, M. van der
i. 1985 echtg. van W. F.
N. Zirkzee 07 jul. 1894
ijaar 14 jul. 1938 geh.
F. Mulder.
I: J. G. A. M. van de
van der Kteij. A. J. van
•Jm. D. Wiessenberg, J. H.
Jin C. W. Hulsker, A. van
A. M. F. Welling, J.
van Buuren, O. T. Halle
zers, J. A. Leussink en T.
regelaar en S. J. de Raad.
an en H. de Ru, J. P.
r en G. S. E. E. Kluts, P.
[en W. C. J. Pet, H. A. W.
f. R. van Velsen, F. C. M.
.Jen T. J. van Rijn, R. F. A.
C. Warnaars, T. J. G. Nlj-
T 1 M. Vollebregt, D. J. ten
L. B. M. Manssen, H. C.
i en C. H. E. de Vogel.
atLs. donderdag
eijerpolo-wedstrijd
nbad „De Zijl"
[nvang21.00uur.
LEIDERDORP De Provinciale Raad voor
de Volksgezondheid in Zuid-Holland heeft
positief gereageerd op het verzoek van het
St. Elisabeth Ziekenhuis in Leiderdorp om
een etage van de woonflat op zijn terrein
speciaal voor het ziekenhuis in te richten.
Het ziekenhuis heeft dringend behoefte aan
ruimte voor zijn assistenten en co-assistenten
en voor de archieven van de medische registra
tie, de financiële administratie en de personeel
safdeling. Op het ziekenhuisterrein staat een
woonflat van negen verdiepingen met 128 ka
mers en 8 studio's. Deze flat wordt doorgaans
voor negentig procent bewoond. Tien procent
van de bewoners is niet werkzaam bij het zie
kenhuis. De flat is niet volledig bezet omdat
veel van de werknemers van het St. Elisabeth
Ziekenhuis liever zelfstandig wonen. De direc
tie van het ziekenhuis zag hierin een mogelijk
heid om een einde te maken aan het nijpende
ruimtegebrek en diende in maart van het vori
ge jaar een verzoek in om de bestemming van
één etage van de flat te mogen wijzigen.
Doorgang van de plannen betekent dat de huur
aan de bewoners die niet bij het ziekenhuis
werkzaam zijn zal worden opgezegd. De wijzi
ging van de bestemming van de etage zal geen
investeringskosten met zich mee brengen om
dat verbouwingen niet nodig zijn. Wel zullen
de exploitatiekosten van de flat omhoog gaan
vanwege het wegvallen van de huur voor de
betreffende verdieping. Berekend is dat het
plan een inkomensderving van 13 cent per ver-
pleegdag met zich meebrengt.
De gemeente Leiderdorp heeft geen medezeg
genschap over de bestemmingswijziging van de
woonflat. De wooneenheden uit de woonflat
staan namelijk als dienstwoningen te boek. De
Staatssecretaris van Volksgezondheid zal zich
binnenkort definitief over het verzoek van het
ziekenhuis moeten uitspreken.
Scene uit „De kerbergierster".
LEIDEN Vanavond, morgen en
overmorgenavond zal op het Visser 't
Hooftlyceum de jaarlijkse productie van
het scholierentoneel te zien zijn. Dit jaar is
gekozen voor het stuk „De herbergierster"
van Goldoni. Goldoni's stukken zijn geïn-
sprireerd op de commedia dell'arte, en dit
aspect zal men in de voorstelling terug
vinden in de vergrote, welhaast overdre
ven gebaren en mimiek. „De herbergier
ster" drijft niet op het verhaal, maar op de
manier waarop het gespeeld wordt, in dit
geval dus opzettelijke overacting. Drie
edellieden dingen naar de hand van Mi-
randolina, de herbergierster, die tenslotte
toch kiest voor de man die al door haar va
der was uitgekozen.
De man achter het schooltoneel aan het
Visser 't Hooft is Jos Nijhof. Hij heeft de
schooltoneeltraditie nieuw leven ingebla
zen, en is met „De herbergierster" alweer
aan zijn vierde productie toe. Bij zijn eerste
stuk, „De wiskunstenaars" van Pieter Lan-
gendijk had Nijhof nog wel moeite om
leerlingen voor het gebeuren te interesse
ren, maar de volgende producties, „Reina-
ert de Vos" van Paul de Mont en „De
spooktrein" van Arnold Ridley liepen ge
smeerd.
Nijhof heeft een eigen manier van werken
kunnen ontwikkelen die goed voldoet;
leerlingen die in eprdere producties heb
ben meegedaan vormen de kern van de
groep. Deze leerlingen krijgen de grotere
rollen, de overige rollen gaan naar de
nieuwelingen, die in hun spel door de er
varing van de kernleden worden meege
trokken. De nieuwelingen van het ene
jaar, kunnen in het daaropvolgende jaar
tot de kerngroep behoren.
Bij de voorbereiding voor de voorstelling
staat voorop dat de spelers plezier aan het
werken moeten beleven. Er worden geen
strakke spelschema's aangehouden; vele
goede ideeën ontstaan tijdens de voorberei
ding en worden dan uitgewerkt. Dit is een
intensieve en tijdrovende manier van wer
ken, maar wel een die de meeste voldoe
ning oplevert, daar het spel spontaan blijft.
Dit jaar was het schooltoneel voor het eerst
geheel geïntegreerd in het schoolgebeuren.
Het decor is gemaakt door 3-Havo leerlin
gen onder leiding van de tekenleraar; de
concierge heeft regelmatig de hamer ter
hand genomen. Ook het grimeren wordt
nu geheel zelf gedaan.
Er zijn reeds vage plannen voor het vol
gende jaar. De meeste kernleden zullen
dan de school verlaten hebben, zodat Nij
hof met een heel nieuwe groep te maken
krijgt. Deze situatie zal hij positief uitbui
ten, door op een andere manier te werk te
gaan, met een sprookje van Henri Ghéon,
„Ezelsvel". De ervaring van de voorgaan
de jaren leert, dat daar wel iets van te ver
wachten valt.
JACQUELINE MAHIEU
Kamer van Koophandel over verbeteringsplan d'Oude Morsch:
LEIDEN De Kamer van Koophan
del en Fabrieken voor Rijnland is van
mening dat de gemeente Leiden meer
aandacht moet besteden aan de econo
mische aspecten van de Leidse wijk
d'Oude Morsch. Volgens de Kamer is
d'Oude Morsch één van de weinige wij
ken in Leiden waar de economie en de
werkgelegenheid zich nog zouden kun
nen ontwikkelen.
„De toekomstige ontwikkeling van de
Leidse binnenstad zal zich afspelen in het
spanningsveld tussen enerzijds de concen
tratie van economische activiteiten rond
het station en het Schuttersveld en ander
zijds de concentratie van economische ac
tiviteiten in het Leidse stadscentrum met
als zwaartepunt het kernwinkelapparaat.
D'Oude Morsch ligt precies in dit span
ningsveld en kan in deze ontwikkeling
een duidelijke spilfunctie vervullen", al
dus de Kamer in zijn commentaar op het
verbeteringsplan d'Oude Morsch.
De Kamer van Koophandel is het met de
gemeente eens dat uitbreiding van de
winkelfunctie in de wijk over het alge
meen ongewenst is, maar maakt een uit
zondering voor de Steenstraat. De Kamer
is van mening dat de winkels in de Steen
straat het kernwinkelapparaat aanvullen
en adviseert de gemeente om de mogelijk
heid tot uitbreiding open te houden, hetzij
een uitbreiding van de bestaande winkels,
hetzij een aanvulling op het winkelbes
tand in de niet-dagelijkse goederensector.
Bedrijv
De Kamer van Koophandel heeft bezwa
ren tegen het plan van de gemeente om
ruim twintig procent van het totale aantal
produktie- en transportbedrijven in d'Ou
de Morsch te verplaatsen orödat ze over
last zouden kunnen veroorzaken voor de
woonomgeving. De gemeente moet reke
ning houden met de aanvullende bindin
gen tussen de bedrijven, het feit dat oude
binnenstadsbuurten zeer geschikte en
goedkope produktiemilieus zijn en het na
genoeg ontbreken van alternatieve vesti
gingsmogelijkheden in Leiden, vindt de
Kamer van Koophandel. De Kamer vindt
het een slechte zaak dat er bij het selecte
ren van de bedrijven die verplaatst moe
ten worden gebruik wordt gemaakt van
het vergunningenstelsel van de Hinder
wet, omdat op grond daarvan geen onpar
tijdige maatstaven kunnen worden aange
legd. „Het bedrijfsleven zou van het begin
af in het overleg betrokken moeten wor
den", vindt de Kamer.
De Kamer van Koophandel kan zich vin;
den in het standpunt van de gemeente dat
de horeca- en amsusementssector rond
Beestenmarkt/Steenstraat verder moet
worden uitgebouwd, maar vindt dat de
gemeente geen uitzondering moet maken
voor de zogenaamde „niet-storende hore
ca". Ook sluitingsuren horen in de bepa
lingen van een bestemmingsplan niet
thuis, vindt de Kamer.
De gemeente zou volgens de Kamer van
Koophandel toch eens een keer een begin
moeten maken met het oplossen van de
opslagproblematiek in de binnenstad,
maar heeft daar ook in het verbeterings
plan voor d'Oude Morsch tot haar spijt
niets van kunnen vinden.
De Kamer van Koophandel verklaart ver
der nog te zijn verrast door de plannen
voor een ondergrondse parkeergarage bij
de Lammermarkt omdat de gemeente tot
nu toe niets van dergelijke voorzieningen
wilde weten. Volgens de Kamer zou dan
ook de haalbaarheid van een parkeergara
ge onder het Galgewater, een al wat ou
der plan van de Stichting Leidse Binnen
stad nu serieus onderzocht dienen te wer
den.