Cursus kastje-kijken voor kinderen? GEWELD MEEST ONGEWENSTE ELEMENT OP HET SCHERM Een onderzoek van de NOS leert, dat veel Nederlandse ouders niet of nauwelijks met hun kinderen praten over het gebodene op de buis. Terwijl de helft van de ouders wel te kennen geeft geweld het meest ongewenste element op het scherm te achten. Psycholoog drs. Tom van der Voort noemt dat geen onwil of afschuiverij. De ouders komen er gewoon niet aan toe; een bekend verschijnsel in de steeds gecompliceerder wordende samenleving. Een nieuwe taak voor de school? Drs. Van der Voort ziet dat niet (meer) zo zitten. Hieronder een interview met hem in het kader van een door Piet Snoeren samengestelde serie artikelen over de rol van de communicatie-media in de maatschappij. Drs. T. van der Voort: „ledereen leert uit zichzelf...". LEIDEN - „Het geweld dat kinderen op de televisie voorgeschoteld krijgen, blijft momenteel best binnen de perken. Ik heb de indruk dat de omroepen het goed in de hand houden". Een mening die af wijkt van wat veel andere Nederlanders denken, maar psycholoog drs. Tom van der Voort weet, na wekenlang het aan bod van programma's bestudeerd te hebben, waarover hij praat. Wel voegt hij er in één adem aan toe: „De toestand kan natuurlijk veranderen wanneer de uitzendingen per satelliet beginnen. Dan krijgen we hoogstwaarschijnlijk te ma ken met commerciële televisie van bui ten de landsgrenzen. Omdat de be staansmogelijkheid van commerciële te levisie rechtstreeks gekoppeld is aan hoge kijkcijfers die op hun beurt gemak kelijk gehaald kunnen wordën via uitzen ding van agressieve programma's, kun je straks een verhoging van het aanbod van geweld op de buis verwachten". Vraag: „Is het waar dat kinderen zlchi door het zien van agressie op de televisie zelf ook agressiever gaan gedragen? En zo ja, hoe zou je ze dan weerbaar kunnen maken tegen het gespeelde geweld op het scherm? In Amerika heeft de wetenschap zich hier en daar al op deze probleemstel ling geworpen, zij het zonder duidelijke antwoorden te vinden. Bij ons echter ligt het onderzoekterrein nagenoeg nog even braak als op de eerste dag dat Hilversum sprak: daar zij licht op de buis en daar werd licht. En Hilversum zag het licht op de buis, en zag dat het goed was". Toen kwam, begin vorig jaar, via de Rijks Universiteit te Leiden de mededeling uit de lucht vallen: of ouders en andere opvoe ders dat nu leuk vinden of niet, kinderen kijken naar series als „Starsky and Hutch", „The Streets of San Francisco", ..Tatort" of „Derrick". Onze Vakgroep Ontwikkelingspsychologie zal daarom gaan onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de kinderen op school weerbaar der te maken tegen dit gespeelde televi- siegeweld. Het gaat erom middelen te vin den die de „vatbaarheid" van sommige kinderen zouden kunnen verminderen. Deze anti-agressie-leergang zal opge bouwd en beproefd worden in nauwe sa menwerking met onderwijskrachten en kinderen. Dat leek nog eens de stier bij de horens vatten en psycholoog drs. Tom van der Voort behoorde, vanuit zijn pedagogische vakgroep, tot de dapperen die de arena binnenstapten. Het is hem achteraf niet meegevallen. „We gingen eigenlijk al uit van een antwoord, namelijk dat er zo'n leergang tegen agressie moest komen", zegt hij. „Maar wat dat antwoord heeft op geleverd, zijn louter nieuwe vragen. We zijn het afgelopen jaar een stuk beschei dener geworden. Ik persoonlijk zie niet verschrikkelijk veel heil meer in een weer baarheidsproject op school, in een anti agressie-leergang". Vanwaar de ommezwaai die zeker te ma ken moet hebben met wat het Leidse on derzoek tot dusver over de samenhang tussen tv-geweld en agressie bij kinderen boven water heeft weten te woelen? Drs. Van der Voort: „Zo'n anti-agressie-leer- gang zou hoogstens uit een beperkt aantal lessen kunnen bestaan. Je kunt er moeilijk een apart vak van maken. Er zijn nog ge noeg andere problemen in Nederland. Stel je voor dat je aan elk probleem een vak zou wijden... Nou, binnen zo'n beperkt ka der zie ik voor een anti-agressie-leergang weinig resultaten weggelegd. Je bereikt er volgens mij niet mee dat kinderen zich in alledaagse situaties minder agressief gaan gedragen en dat is toch je doel. De te levisie oefent wel een zekere invloed op het gedrag van kinderen uit, maar lang niet zoveel als de optelsom van allerlei an dere factoren; ik noem de sfeer binnen het gezin, hoe stellen de ouders zich op, hoe gedragen ze zich bij conflicten, welk voor beeld geven ze, hoe zit het met vriendjes of vriendinnetjes, hoe is de sociale omge ving? Dergelijke factoren zijn tezamen veel invloedrijker dan de tv". Het vertoonde op de buis vormt volgens drs. Van der Voort slechts een geïsoleerde factor. Dus: „Snij je de televisie weg, dan blijven al die andere factoren rustig door werken en houd je hetzelfde, al dan niet agressieve kind". Waarna hij zich haast te zeggen: „Ik beweer niet dat geweld op het scherm helemaal onschuldig is. Bepaalde kinderen ondervinden er wel een negatie ve invloed van, of liever: lopen de kans er een grotere vatbaarheid voor te tonen, meer eigenlijk niet. Binnen die restrictie durf ik jongens meer vatbaar te noemen dan meisjes. Of kinderen die toch al agressief zijn. En kinderen die zich een zaam of gefrustreerd voelen. Maar over dit gebied is nog heel weinig bekend. In het algemeen houd ik staande dat de optel som van gezins- en omgevingsfactoren veel invloedrijker is dan de geïsoleerde te levisie. Dat geldt te meer omdat er op het ogenblik helemaal niet zo verschrikkelijk veel geweld wordt uigezonden. Grof fysiek geweld dat ben ik bij mijn onderzoek in. nog geen tien procent van de program ma's tegengekomen". Drs. Van der Voort heeft in de loop van een iaar zo zijn twijfels ontwikkeld aan de mogelijkheid van een leergang in weer- baa'rheid tegen tv-geweld die tot aoei heeft kinderen minder agressief te maken de grondhouding van kinderen te ver anderen. Anderzijds is het een gegeven dat kinderen gedurende hun lagere- schoolperiode (6 tot 12 jaar) niet minder dan 3000 uur televisie kijken, de helft van de tijd die ze in de klas doorbrengen. Zelfs bij een laag geweldsgehalte van nog geen tien procent, levert dat 300 uur agressivi teit op, ofwel 50 uur per jaar, bijna een uur per week. Drs Van der Voort: „Ja, maar wat blijft er bij kinderen van verschillende leeftijden en persoonlijkheidskenmerken van dit soort programma's hangen? Dat zou ik eerst wel eens onderzocht willen hebben. In hoeverre nemen kinderen ver schillende geweldsprogramma's serieus? Is het inderdaad zo dat kinderen weinig bewust en zonder kritiek de geweldspro gramma's tot zich nemen? Staan de kin deren echt klakkeloos achter de agressie ve daden van een als onkreukbaar afge schilderde held? Hoe beoordelen ze de morele gerechtvaardigheid van de ver schillende soorten tv-geweld? Met wat voor soort figuren zijn ze geneigd zich te vereenzelvigen? In hoeverre en op welke leeftijd zijn ze in staat tot een juiste schat ting te komen van de werkelijkheidswaar de van gespeeld geweld? Hoe reageren ze op het echte geweld zoals vertoond in het NOS-journaal en de actualiteitenprogram ma's? Zou een leergang in weerbaarheid ook aan meisjes besteed zijn, of moeten die juist assertiever worden? Ziedaar een reeks niet of nauwelijks onderzochte vra gen die ik beantwoord zou willen zien, voordat ik zou durven bepalen of er al dan niet een schoolproject zou moeten komen, en zo ja, van welke aanpak en welke in houd we dan uit zouden moeten gaan". Dit zal'bijgevolg het nieuwe onderzoeks terrein worden dat drs. Van cler Vo°rt aan ae Leidse universiteit betreedt. Een gewaarschuwd man die, in zijn eigen woorden: „een stap terug zet; een omweg moet zoeken naar het doel". Hij denkt er twee jaar voor nodig te hebben. Met film materiaal de scholen af om te zien hoe kinderen van verschillende leeftijden en uit verschillende milieus reageren op ge speeld en echt geweld van verschillend ka liber. Hoe ze het ervaren en verwerken. Een voorproefje heeft zijn collega Petra Kramer van de Vakgroep Ontwikke lingspsychologie al geleverd .met een be scheiden onderzoek in de twee hoogste klassen van een lagere school. Leerzaam zou de passage uit haar rapport kunnen zijn die ongeveer als volgt luidt: „De agressieve spelletjes van kinderen zijn, ook in hun beleving, slechts een flauwe nabootsing van wat ze op de televisie zien. Het is nog maar de vraag of ze het in hun spel ook zo spannend zouden willen heb ben als op de buis. Voor de meesten van hen is dit niet het geval. Ze zouden bij voorbeeld nooit de gewelddadige acties willen plegen die ze bij de hoofdpersonen in Starsky and Hutch zien. Toch zeggen twee jongens het veel spannender en leu ker te gaan vinden naarmate hun spel ech ter wordt. Zo zegt een van hen: met een echt geweer zou het natuurlijk leuker zijn. Hij voegt er echter snel aan toe: maar dan wel zonder kogels". Hoe het nieuwe onderzoek van drs. Van der Voort ook gaat uitpakken, een anti agressie-leergang in de trant waarvan oor spronkelijk werd uitgegaan, ziet hij nauwe lijks meer zitten. Wel is een schoolproject denkbaar dat de kinderen leert meer be wust en kritisch naar televisieprogramma's te kijken, vooral wanneer er geweld in voorkomt. „Misschien lukt het ons kinde ren afstandelijker te leren kijken zodat ze minder gewend raken aan geweld en er minder vatbaar voor worden. Dan nog zou ik dat eigenlijk eerder een taak van de ou ders vinden. Het liefst zou ik zien dat de school er niets aan hoefde te doen. De scholen hebben al genoeg hooi op hun vork". Een ander gegeven echter, alweer ont sproten aan een onderzoek van de NOS, leert dat veel Nederlandse ouders niet of nauwelijks met hun kinderen praten over het gebodene op de buis. Terwijl de helft van de ouders toch te kennen geeft ge weld het meest ongewenste element op het scherm te achten. „Nu weten we uit ervaring", zegt drs. Van der Voort, „dat ouders de school graag iets zien doen aan dingen die ze zelf als een probleem erva ren. Dus ook aan het geweld op de televi sie".' Hij noemt dat geen onwil of afschuiverij. De ouders komen er gewoon niet aan toe; een bekend verschijnsel in de steeds ge compliceerder wordende samenleving. De school dan maar. Inderdaad heeft het on derwijs, zo bezien, in principe een taak die nuttig kan zijn, maar toch begeven we ons daarmee op. een heliend vlak, vindt drs. Van der Voort. „We lopen volgens mij het gevaar dat we dan de school een veel te brede doelstelling toespelen, dat we hem belasten met heel de opvoeding. En zoiets kan niet de bedoeling zijn. Je moet als school ergens je grenzen trekken. Alleen op praktische gronden al, omdat je moge lijkheden beperkt zijn". Oud-minister Van Kemenade en diens op vattingen over de taak van het onderwijs worden aangestipt. In licht afkeurende zin. „Want", zegt drs. Van der Voort, „het tot ontwikkeling brengen van inzicht in waar den, van normbesef, is een onvervreemd bare taak van de ouders zelf. Daar moet de school (ik praat nu niet over eventuele levensbeschouwende grondslagen) zeer gereserveerd in zijn. Anders krijgen kinde ren normen opgeplakt, hetgeen kan leiden tot conflicten tussen wat de school vindt en wat de ouders vinden met het kind ais inzet. Scholen moeten veel meer stimu leren tot nadenken dan indoctrineren, veel meer prikkelen dan hameren. O ja, aan wetenschappen als de pedagogie en de andragogie zitten enge kantjes omdat daarin wel eens wordt voorgebakken wat anderen zouden moeten willen doen. Om terug te keren naar ons onderwerp: men gaat er maar van uit dat kinderen opge voed dienen te worden tot televisiekijkers. Ik wil wel eens weten: zouden de kinderen zelf niet in staat zijn zich de nodige inzich ten te verwerven op het moment dat ze trek gaan krijgen in geweldsprogramma's. ledereen leert uit zichzelf. In elk geval heb ben wij volwassenen geleerd naar de tele visie te kijken zonder eèn cursus te vol gen". PIET SNOEREN Eenzaamheii in Brussel en scheld kanonnades van Baudealaire. BRUSSEL „De Belgen lopen niet, ze zwabberen, staven de wetten van de zwaartekracht met hun manier van lopen. Ze kij. achterom en botsen onophoudelijk tegen elka, aan. Ze nemen de hele sl in beslag met hun voeten armen. Ze lopen op een manier die tegelijk razem besluiteloos is. Ik heb hee bochten moeten maken oi lopende Belgen te ontwijl Dit is een van de mildste passages uit het verschrikkelijke boek „A België", waarin de Fi dichter en criticus Charle Baudelaire in de jaren ze van de vorige eeuw het beschrijft temidden waar\ hij tegen het eind van zij leven verzeild is geraakt. Het boek is vijf jaar geled Nederland samengesteld i diverse brieven en aantekeningen van Baudelaire. In België is moeilijk te vinden, maar Brusselse kringen van ongelukkige diplomaten, teleurgestelde EG- secretaresses en vereenza, journalisten circuleert het een troostrijk geschrift. Velen van die internatioi gemeenschap zijn immers hooggespannen verwachti, hierheen gekomen, bereit onder te duiKen in een w folklore van genoeglijkhei overvloed. Ontoegankelijke c/< Maar eenmaal in Brusse nend blijken daar de exei ren van het goedmoedig der Vlamingen zeldzaan worden; vormt de Fransi import een ontoeganki clan en zoeken de buite ders elkaar dan maar i saaie luxe van de slaapst op om te klagen over de van hun nieuwe woono ving. In die gezelschappen is les Baudelaire waanzinni pulair. Honderd jaar gel heeft die het allemaal al zien en op meedogenloze i neergeschreven. De fijnz ge Parijzenaar, dandy In nemien-Knngen, gekweld zondebesef en sadisme, zoek naar het paradijs in tiek en alcohol, had in „Les Beurs du mal" (L s vanwege weergaloze muzi. teit en suggestieve krachi absoluut hoogtepunt van f se poëzie verheven) de germoraal in zijn vader geschokt. Hij beging de fout om mók kenning te zoeken in i sel. Reeds luttele dagen n i aankomst vertrouwt hic voortdurende aanslagen de autochtonen op zijn F esprit toe aan het papier glimlach is in Brussel eei y bekend verschijnsel. „De s ren van hun gezicht zijn soepel genoeg voor deze tiele aanduiding". De vroi zijn zonder uitzondering staltig: „Een drassig ge11 Een remedie tegen de lit die hier wordt beoefend, een zuiver dierlijke gym tiek die ik u niet verder j te beschrijven". Baudelaire vindt de Belgi groot om in een dag af te gen. „Ze zijn altijd slecht kleed. Er is niets dat hun j staat. Een dorpse nieuw righeid driift ze naar het i on om te kijken wie er u trein stapt. Ze kunnen zie leen vermaken in gezi heidsverenigingen en alsj de weg vraagt noemen zt lerlei plaatsen die je zou i ten kennen om hen te bi pen De Franse poëet stelt vast ook het denken in kudde band geschiedt, want hij h „nog nooit meegemaakt een Belg voet bij stuk hit Een gesprek aanknopen is doenlijk. „Mooi weertje daag, niet? En ze barsten ii chen uit. U vertelt een gra verhaal. En ze kijken u grote ogen aan en een bedi de uitdrukking op hun zicht". De taalbeheersing van Franssprekende Brussel (over hen met name gaan aantekeningen) is voor Ba laire een gruwel: Ied& doet alsof hij geen Vla spreekt". Uw correspondent in Bn anno 1980, die het daar plezierig heeft, zal u de m rechtstreekse scheld woon en beledigingen die Bauden zijn noorderburen toen niet overbrengen. Hij sluiti daarentegen aan bij de sa vers van het voorwoordJ België een van de mooistel den van Europa noemen, i kunstenaars de eeuwen tii ren. Voor wie dat niet zo ziet, j Baudelaire een idool zijn. I wijl het de vrienden van gië tot geruststelling strekken dat de Franse B tor ten tijde van zijn verblif Brussel aan een ver voort schreden venerische leed, die zijn geest reeds I aangetast zoals ook blijkt de herhaalde verzuchtingel doorhalingen in zijn aantt ningen. Hetgeen niet wegneemt Baudelaire de België-supt ters het volgende in oven ging geeft: „Er bestaat een menzwerïng van Europese i erlj tegen België. En Bet dat dol is op compliment neemt het altijd serieus". MARC DE KONI1)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 18