Ichooljeugd ziet er gezond uit
1
ROKENDE MEISJES EN
NDANKS
PILSJES DRINKENDE JONGENS...
Dokter Bakker
onderzocht
tienduizenden
schoolkinderen
of ER I
DAM Met ontleden werden
de kinderen letterlijk doodge-
1 Nog weten we hoe op een warme
ir-(lente?)middag meneer Verhoe-
pna we zaten toen in de vierde
Van de lagere school „Don Bosco"
iden, recht tegenover het Universi-
pebouw, maar dat heeft er verder
mee te maken hoe meneer Ver
in ons probeerde duidelijk te ma-
10e hét zat met „de stam" en „de
plus T". (En wilt u deze zin nu
ontleden?)
iwoordig lijkt er een doem op de
natica te liggen. Vorig jaar kwam de
eten .commissie moedertaal" tot
t>nclusie dat alle moeite van leraren
nderwijzers om hun leerlingen de
ij ntleding en de woordbenoeming bij
ingen, min of meer vergeefs was (en
e tijd zou volgens de commissie be
esteed kunnen worden aan wat zo
.taalbeschouwing" heet.
immissie stelde dat het redekundig
alkundig ontleden voor kinderen op,
)ere school een veel te abstracte be
ng was. Zelfs bij de wat meer be
en zou het rendement niet bijster
zijn. Het tegenwoordige grammati-
'derwijs zou de jeugd in plaats van
tot de moedertaal juist een hekel
jhsdie taal „bijbrengen". En dat kon vol
de commissie toch niet de bedoeling
zijn van het onderwijs in het Nederlands?
En als laatste argument voor afschaffing
kwam de commissie met de stelling dat
het onjuist is het grammatica-onderwijs te
gebruiken als selectiemiddel voor het
overgaan van basis- naar voortgezet on
derwijs. Voor sommige groepen kinderen
zou dat in hun nadeel werken..
In dag- en weekbladen, in onderwijsbla
den en de vakpers werd de „commissie
moedertaal" danig de oren gewassen.
Voorstanders van grammatica-onderwijs
beschouwden het advies van de commis
sie als een regelrechte aanslag op De Ne
derlandse Taal. Ze wezen erop dat het
heus niet zo bar was gesteld met de
grammaticalessen. De commissie moest
wél toegeven dat ze bij het opstellen van
het advies deels was afgegaan op eigen
indrukken en deels had geput uit de re
sultaten van buitenlands onderzoek. En
daarmee ontkrachtte zij goeddeels haar
eigen aanbevelingen.
Ondertussen is de kennis van het gram
matica-onderwijs wat vermeerderd. In het
(vak)blad „Levende Talen" legde de heer
H. Wesdorp onlangs de resultaten voor
van een onderzoek dat hij met een aantal
anderen had ingesteld op maar liefst
twaalfhonderd scholen, zowel van het la
ger als van het voortgezet onderwijs.
Uit de onderzoekgegevens blijkt dat in de,
lagere klassen gemiddeld een kwartier, in
Hij geeft zijn moeder een bos bloemen. Hij - onderwerp.
Geeft gezegde. Zijn moeder - meewerkend voorwerp.
Ben bos bfoemen lijdend voorwerp.
Hij "persoonlijk voornaamwoord. Geeft - zelfstandig,
sterk, onregelmatig werkwoord (derde persoon enkel
voud, onvoltooid tegenwoordige tijd). Zijn bezittelijk
voornaamwoord. Moeder zelfstandig naamwoord. Ben
onbepaald lidwoord. Bos - zelfstandig naamwoord
(verzamelnaam). Bloemen - zelfstandig naamwoord,
meervoud.
de hogere (zesde) klassen ongeveer een
uur per week grammatica-onderwijs (re
dekundig en taalkundig ontleden) wordt
gegeven. Bij het voortgezet onderwijs
gaan deze lessen (spaarzaam) door, rela
tief nog het meest bij havo-vwo, namelijk,
gemiddeld één uur per week.
Wesdorp heeft ook ouders, schoolhoof
den en toelatingscommissies van het
voortgezet onderwijs ondervraagd over
de rol van het grammatica-onderwijs bij
de selectie. Uit de antwoorden kwam naar
voren dat de mate waarin taalkundig en
redekundig kan worden ontleed, nauwe
lijks een rol speelt. Men achtte het echter
wel mogelijk dat het advies van het
schoolhoofd („Kan met taal een beetje
moeilijk meekomen") bij het advies voor
een ja-dan-nee volgen van verder onder
wijs een rol kén spelen.
Wesdorp schrijft in het commentaar op
zijn onderzoek dat het nut van grammati
ca-onderwijs moeilijk aan te tonen is. Het
tegendeel trouwens evenmin. Hij was wel
van mening dat doorgaans de leerkrach
ten Nederlands het resultaat van hun les
geven van waarde vonden. Dit in schrille
tegenstelling tot de bevindingen van de
commissie. De taalbeheersing wordt
hoe moeilijk meetbaar overigens ook
wel degelijk verbeterd, vonden de leraren
(en leraressen).
Wesdorp vindt ook de stelling van de
commissie, dat het grammatica-onderwijs
te abstract is voor kinderen van de lagere
school, erg aanvechtbaar. „Zowel uit de
resultaten van de Cito-toets als uit de be
oordeling door de leerkrachten blijkt dat
de belangrijkste doelen worden bereikt.
De hoofdzaken worden begrepen en ge
kend".
Mag de commissie dan ongelijk hebben
met een aantal conclusies, gelijk heeft ze
als zij stelt dat de leerlingen vaak een he
kel aan ontleden hebben. Maar ook deze
conclusie is weer te algemeen. Want
mavo-leerlingen vinden merendeels dat
ontleden wel degelijk nut heeft. En daaruit
valt weer op te maken dat zoals de
commissie stelt het ontleden de leer
lingen toch géén tegenzin in het Neder
lands bezorgt.
Hij is ook van mening dat uit buitenlandse
onderzoekingen moeilijk is af te leiden
hoe nu precies de relatie grammatica-on
derwijs/taalbeheersing ligt. Hij zegt dat
de leraar die bij zijn leerlingen de taal
vaardigheid wil bevorderen, zijn lesgeven
aan dit doel moet aanpassen. Maar of dat
nu werkelijk wat uithaalt, is moeilijk te
zeggen.
De vijftienjarige Mavo-leerlinge Linda uit
Rotterdam heeft over het grammatica-on
derwijs een eigen mening, maar wel een
mening die wel ongeveer de zienswijze
van Wesdorp onderschrijft. Op de lagere
school heeft zij ook „ontleden" gehad.
„Hoe ik dat vond? Nou. ik had er een
bloedhekel aan. Maar omdat onze onder
wijzer steeds zoiets zei van: „Nu zul je het
nut er misschien nog niet van inzien, maar
als je later vreemde talen krijgt, heb je er
echt veel plezier van", heb ik toch maar
doorgezet. Ook al omdat m'n vader en
moeder er achterheen zaten, dat ik ook
voor taal een goed cijfer op m'n rapport
kreeg".
Linda's vader:,. Ik wist dat ze het kon, dat
ze er zoals ze zegt een bloedhekel aan
had, wist ik ook wel. Maar dat is toch
geen reden om zoiets te laten verslof
fen?"
Linda zelf weer: „Ik geloof wel dat je be
ter Nederlands gaat praten, als je een
beetje weet hoe die taal in elkaar zit. En
dan heb ik er ook nog veel aan bij de
taalkeuzevakken, Frans en Engels. Je
kunt toch zeker het Frans niet behoorlijk
schrijven en praten als je niet weet wat
het onderwerp of wat het lijdend voor
werp van een bepaalde zin is?"
Eén zo'n uitspraak bewijst natuurlijk
niets. Maar bewijst wél dat het onderwerp
grammatica-onderwijs waarschijnlijk nog
vele jaren lang het lijdend voorwerp zal
(moeten) zijn van veel en gedegen weten
schappelijk onderzoek.
LEO VAN DER MEEL
ren zestig was het nog slecht gesteld met
de gebitten van de kleuters. Daar zag je
echt het Wirtschaftswunder in weerspie
geld. Nu veel minder. Ik heb vastgesteld
dat 46,7 procent van de vijfjarige kleuters
in 1977 een puntgaaf gebit had. En dat
percentage is nu misschien wel 50. De cij
fers heb ik nog niet op een rijtje. Maar in
1976 was het nog maar 37 procent. U ziet:
er zit vooruitgang in. Helaas daalt het
sterk op de basisschool. Twee jaar terug
11,4 procent met een gaaf gebit, zonder
gaatjes dus. Daar mogen we nog erg blij
mee zijn. Bij mavo, havo en vwo kwamen
we niet verder dan 0,3 a 0,4 procent. Bij
het beroepsonderwijs nóg lager."
Met graagte schaart dokter Bakker zich
aan de zijde van de tandartsen in de strijd
om een gaaf gebit. Hij laat in dit verband
ook niet af om telkens weer te wijzen op
het belang van een goede gevarieerde
voeding. „Als schoolartsen hebben wij
daarbij een voordeel. Bij ons zitten de ou
ders er bij, bij de schooltandartsen niet".
Migraine
Nóg iets wat dokter Bakker in zijn school
praktijk is opgevallen: migraine bij kinde
ren. „Het komt meer voor onder kinderen
dan je denkt. Het begin zit vermoedelijk al
ergens in de kleuterjaren. Ik heb gecon
stateerd, dat één procent van de basis
school-leerlingen aan migraine lijdt. Dus
twee kinderen op elke school. Na de lage
re school neemt het verschijnsel vaak toe.
Op de mavo en atheneum heeft twee a
drie procent er last van. Een aantal kinde
ren begint er dan pas mee. Er is niks te
gen te doen. Om het zoveel mogelijk te
beperken raad ik altijd wel aan dat de kin
deren volgens een vast rooster leven. En
zorgen dat ze zich niet hoeven te haasten
of langdurige prikkels moeten verwerken.
Ik heb de leerkrachten geleerd acht te
slaan op de verschijnselen bij zo'n kind.
Het gaat vaak apart zitten, heeft de nei
ging om te slapen. Braken met hoofdpijn
is vaak het begin. Ik doe trouwens veel in
overleg met het onderwijzend personeel".
Hersenschudding. Oók een kwaal waar
dokter Bakker gegevens over verzameld
heeft. Jarenlang schreef hij gevallen op.
En hij kwam tot de volgende bevinding:
„Een derde deel van de kinderen die een
hersenschudding hebben gehad heeft lang
daarna nog vage klachten, zoals concen-
tratiestoornis, gebrek aan werklust. U
weet, voor een normale hersenschudding
staat zes weken plat. Bij kinderen die dat
gedaan hadden vind ik geen klachten. De
meeste klachten zaten bij kinderen die
minder dan twee weken plat geweest wa
ren".
Luie ogen
Ontelbaar is het aantal luie ogen dat hij
aan het licht bracht. „Een veel voorko
mend verschijnsel. „Die kinderen hebben
geen goed dieptezicht. Als er niks aan ge
daan wordt hebben ze veel meer kans op
een frontale botsing in het verkeer, zodat
je ze later terugvindt onder de gemengde -
berichten. Hoe vroeger je erbij bent hoe
beter. Met dichtplakken van het goeie oog
komt het vaak goed". En dan die twee
meisjes die voorbestemd leken met een
lengte van 1,95 meter door het leven te
moeten gaan. Dankzij dokter Bakker en
een hormonale groeiremmer lopen ze nu
twaalf centimeter korter rond.
Ook bij de beoordeling van schoolrijpheid
heeft hij zijn sporen verdiend. „Daar keek
je heel vroeger niet naar. Je krijgt wel
eens het verwijt dat je dat niet kunt beoor
delen. Maar je ziet zoveel normale kinde
ren, dus je kunt vergelijken. Je kunt het de
ouders vaak niet aanpraten. Maar geloof
me, alleen al lichamelijk gezien krijg je veel
informatie over de vraag of een kind al
aan de basisschool toe is of niet. Als je mij
in het donker een kleuter geeft hoef ik
maar zachtjes in het kind te knijpen en ik
weet al een heleboel. Ik weet dan de biolo
gische leeftijd. Aan de hand van de huid -
en de samenstelling van de onderliggende
weefsels. Sommige kinderen voelen nog
aan als een baby".
Hij heeft de indruk, dat het aantal niet-
schoolrijpe kleuters groeit. „Ze hebben te
genwoordig ook veel meer te verwerken.
Thuis hebben ze er via de tv nog een stuk
school bij. Ze staan bloot aan veel nieuwe
gewaarwordingen. Die moeten allemaal
verwerkt worden. Het vreet energie van
die kleuters. Dan moet je als kleuter wel
van degelijke kwaliteit zijn om het op de
lagere school meteen te redden. Ik raad
soms aan om ze nog maar een jaartje te
laten zitten. De kleuterleidsters, die tegen
woordig uitstekend zijn opgeleid, vallen
me vaak bij".
FRANS VAN DEN BRINK
na
AG 18 JANUARI 1980
11
-RWIJSBIJLAGE
EPSE Dokter Bakker ligt nooit wakker
van de gezondheidstoestand van zijn
duizenden schoolkinderen. „Waarom zou
ik", zegt hij, „want die gezondheidstoe
stand is in het algemeen wel goed. Ik lig
er niet over te piekeren hoor. Ik zal er
ook zeker geen alarmerend verhaal over
houden".
„Ja, die vetzucht, dat is een bekend ver
haal. Ik heb indertijd nog meegedaan aan
een landelijk onderzoek, waarbij we de
vetzucht van achtjarigen hebben gemeten.
Tussen 1960 en 1968 was ze toegenomen.
Later nam ze weer wat af en je ziet nu dat
ze weer wat stijgt. Op de lagere school
kun je zeggen is gemiddeld vijf procent
van de kinderen te dik. En op het voortge
zet onderwijs tien procent. En inderdaad,
er is reden om aan te nemen dat extreme
vetzucht op den duur tot hogere bloed
druk leidt. Ik zal ook niet schromen om
dat aan de ouders en de kinderen te ver
tellen".
Maar geen paniekerige verhalen over toe
komstige kanker en hart-infarcten?
„Nee, dat is mijn stijl niet. Er is geen re
den voor. De mensen zijn al ongerust ge
noeg. Veel meer dan vroeger. Er is een
bijna panische angst voor allerlei kwalen.
Waar mogelijk stel ik de mensen gerust.
Natuurlijk zeg ik ook wel eens als daar re
den toe is: als je niet oppast heeft je kind
echt kans op dit of dat. Dat is het fijne van
de gezondheidsvoorlichting zoals ik die
geef, je hebt de ouders te pakken. Je kunt
ze vaak geruststellen".
U strijdt niet tegen de lollies, de liflafjes en
de frikadellen?
„Dat doe ik zeker. Ik zeg wel eens: iedere
morgen is er een beetje Jantje Pietersen
meer. Stop er dan geen gewone brandstof
in, maar super. Dan draait die motor be
ter. Vergeet niet, zo'n kind in de groei
wordt in een jaar tien tot twaalf centimeter
langer. Dat lichaam heeft de beste voe
dingsstoffen nodig. En dan moet je na
tuurlijk niet het ontbijt overslaan en cola
uit de automaat trekken in plaats van
melk. In het algemeen, dat merk ik wel,
wordt er bijvoorbeeld nog te veel witte
brood gegeten en te weinig melk gedron
ken. Maar met wat wenken is dat wel goed
te krijgen. We zijn wel op de goeie weg ge
loof ik".
Permanente peilstok
Bewijzen kan hij die stelling niet. Daarvoor
ontbreken hem de harde gegevens van
wetenschappelijk onderzoek uit heden en
verleden. „Maar je ziet een heleboel. Je
hebt al die jaren duizenden en nog een
duizenden kinderen onder handen gehad.
Je bent een permanente peilstok".
Is er dan niets waar u zich zorgen over
maakt?
„Dat wil ik niet beweren. Er zijn wel enkele
zaken waar ik wat gegevens over verza
meld heb, waarbij je de nodige vraagte
kens kunt zetten. Het alcoholgebruik bij
voorbeeld. En het roken. Weet u waar ze
het meest roken? Inderdaad, bij het be
roepsonderwijs. En wie dacht u, de jon
gens of de meisjes? Juist, de meisjes. Ik
heb dat nagegaan. Op de mavo, havo en
vwo rookt 6,5 procent van de 14- en 15-ja-
rigen. Bij het beroepsonderwijs is dat 30
procent. Maar meer meisjes dan jongens.
Heel wonderbaarlijk. Daar tracht je dus
wel iets aan te doen. Je wijst ze natuurlijk
op de mogelijke gevolgen".
En het alcoholgebruik?
„Dan heb ik het over geregeld gebruik,
meestal van bier. En dan kom ik weer op
6,5 procent bij mavo, havo en vwo en bij
het beroepsonderwijs op 21 procent voor
dezelfde leeftijdsgroep, 14 en 15 jaar dus.
Hier hebben de jongens duidelijk de over
hand".
Dokter Bakker heeft nog meer nagegaan
in zijn praktijk. Het tandbederf bijvoor
beeld. „Ik kijk ook altijd naar de tanden.
Daaraan kun je ook de lichamelijke rijp
heid van een kleuter vaststellen. In de ja
'nderen en /rrVrZ&zU*,
Nderwijzers:
LEIDSE COURANT
i 't;i <-"-C
s niet alles botertje tot de boom, maar
het met de gezondheid van onze
olgaande jeugd zo slecht gesteld is als
nigen menen, wordt van deskundige
beslist tegengesproken. We laten een
aiolarts aan het woord, die dank zij een
1 'tige ervaring wel recht van spreken
meent te hebben. Tienduizenden kinderen
werden in zijn ambtsperiode aan zijn keu
rend oog en oor onderworpen. En al ving hij
heel wat afwijkingen, zoals luie ogen, ronde
ruggen, overbelaste knietjes en platvoeten,
toch schreeuwt hij geen moord en brand
over het wel en wee van het schoolkind.
t Bakker neemt een kind onderhanden.
Volgens dokter Bakker is het contact met de ouder(s) tijdens het onderzoek
van groot belang.