IWMfÉl— Ander type leerling bereikt de brugklas bij middelbare scholieren ^ul 'AG ËRWIJSBIJLAGE VRIJDAG 18 JANUARI 1980 Vormgeving: Luud van der Ham H ze onderwijsbijlage besteden we onder het Het A-, B- en C- oftewel het niveauonderwijs o „Wijzer Worden" onder meer aandacht aan: De nivellering in het onderwijs irtiële leerplicht De vrije school otivatie van de leerling De onderschatting van het leraarschap kelklassen voor kinderen gastarbeiders De gezondheidstoestand van de schooljeugd iezen van leerboeken De grammatica HINGEN Stress bij middelbare scho- °P| komt meer voor dan u (waarschijnlijk) fprt. De oorzaken zijn erg complex. Zo en een rol spelen: proefwerken (dertien ities in twaalf dagen. Geen uitzonde- n het onderwijs); een vijftigurige werk- (tenminste voor scholieren, die heel gezet hun huiswerk maken); werken jie^akken, waarvan ze het nut niet inzien; jncurrentie van leraren om de tijd van erling; het zich verloren voelen in de kmoet-school" met een paar duizend ^scholieren. Maar ook: problemen thuis, men van de jonge mens met zichzelf, de periode tussen dertien en twintig s vaak een tijd vol onrust, idie stress hebben we een gesprek met ngHenk van Laatum, wetenschappelijk fflwerker van de vakgroep Toegepaste ^■wijskunde voor de universitaire lera- «leiding in Groningen, in de zestiger ja- ,i®"d van de „Kritische Leraren" en con- jie7 (later waarnemend rector) van een BMlstedelijk gymnasium. beginnen de dertien DVken in twee weken. jeen keuze die vaak ge- '^wordt en die duidelijk ingt met het verdelen hooljaar in perioden. eind van dat jaar (we nu eenmaal nog steeds leerstof jaarklassensy- moet een bepaald ni- ereikt zijn. Al met al at het geven van proef- pna. op eenzelfde tijdstip H de hand. Mochten ou- ^■leerlingen over die gro- 'eelheid proefwerken in tffte spanne tijds klagen, ■^ïet veelgehoorde argu- an de school: het zijn is en als iemand regel- ltl-a zerk gedaan heeft, dan lij nu niet zo hard te J. Er zijn misschien best paar leerlingen voor -je opgaat. Er zijn er on- ook, die buiten de Ijrkweken heel kalm aan ....15 doen en die in staat 15 steeds veertien dagen Ifeselijk hard te ploete- aar voor de meeste en geldt, dat ze en bui- proefwerkweken en in 133flBfwerkweken flink aan N. poten. Atie __ieconcentreerde repeti- n maar? Van Laatum •edachtzaam van nee. it levert weer proble- |1. Het nadeel van zo'n ente selectie, want >mt het dan op neer, 4, dat leerlingen voort onder de stress leven Alhiaal geen adempauze Ribben. Ifwerken denken we al tijd aan: je hebt Iets geleerd en nu wordt bekend of je die stof nog beheerst. Maar je kunt je een heleboel andere evaluaties voorstellen. Een bezinning op het onderwijs zelf bijvoorbeeld. Dat wordt heel zelden gedaan. Hoe zijn we bezig geweest? Wat vond de leerling er van en wat de leraar? Wat is het effect van zijn handelen in die situatie geweest? Men is vaak tevre den als de leerlingen prestaties hebben geleverd, die voldoen de zijn. Maar er wordt niet ge oordeeld over het onderwijs, dat tot die prestaties heeft ge leid. Alle leraren willen, dat een leerling zoveel mogelijk'tijd be steedt aan hun vak. Want ze willen uiteraard heel graag, dat alle scholieren goede resulta ten voor hun vak halen. In elk geval heeft het dan de schijn, dat zij goede leraren zijn. Nu is het een uitgemaakte zaak, dat docenten, voor wie de leerlin gen „bang" zijn, vaak goede resultaten hebben. Een leerling is geneigd om te denken: naar mate een leraar meer achter me aan zit, heb ik voor dat vak betere cijfers en vind ik het' een betere leraar. Docenten, die didactisch gezien mis schien veel beter bezig zijn, bijvoorbeeld omdat ze in een kortere tijd binnen de klas evenveel resultaten weten te bereiken door leerlingen elkaar te laten helpen of door in groepjes te werken, zodat er niet zoveel huiswerk nodig is, over hen oordelen leerlingen wellicht met: dat is niet zo'n goeie. Hij is een beetje slap, hij eist niet zoveel. De bekende slogan van „een strenge leraar is een goede leraar en een niet zo strenge leraar laat over zich lopen". Relatie Het jaarklassensysteem brengt met zich mee. dat alle leerlin gen over een kam geschoren worden, ledereen moet in feite dezelfde prestaties leveren, wordt naar dezelfde normen gemeten. En als je een slecht proefwerk hebt gemaakt, dan is het meestal niet zo dat je de stof voor die repetitie over kunt doen, maar dat je er als leerling voor moet zorgen, dat je voor het volgende proefwerk een ruime voldoende haalt. Of. en dat is in wezen nog veel vreemder, dat je het proefwerk voor een ander vak goed moet maken om dat cijfer voor dat ene vak op te halen. Dat zijn dan toch wel heel vreemde re laties, die je legt tussen twee dingen, die niets met elkaar te maken hebben. Ja, ze hebben met elkaar te maken in die zin, dat aan het eind van het jaar cijfers bij elkaar worden opge teld en gedeeld, om te bekij ken of een leerling bevorderd kan worden of niet." Leerlingen kunnen erg gebukt gaan onder het feit, dat ze het nut van bepaalde vakken niet (meer) zien. Van Laatum daar over: „Een van de doelstellin gen van de mammoetwet is, dat de leerling meer in staat moet zijn zelf zijn vakken te kiezen, in de veronderstelling dat ze dan de relevantie van die keuze beter zien. Dat ze er meer lol in hebben, omdat ze zelf gekozen hebben. Die wer king heeft het echter lang niet altijd. Want kinderen zijn vaak niet helemaal vrij in het kiezen van hun vakkenpakket, omdat vakken aan elkaar gekoppéld worden. Als iemand bijvoor beeld biologie in zijn pakket wil opnemen, dan zal een school tien tegen een zeggen: dan moet je ook natuurkunde en scheikunde doen, want anders vindt de vervolgopleiding het tóch niks. Bovendien kunnen scholen, die niet zo groot zijn, lang niet alle pakketten aan bieden. Daarvoor moet je al een zeer grote scholenge meenschap hebben. En afge zien daarvan, ook al kiezen leerlingen uitsluitend alle vak ken die ze leuk vinden, dan nog is het niet altijd gezegd dat ze de zin zien van wat er inhoudelijk in die vakken wordt behandeld". Centraal Henk van Laatum signaleert voorts, dat er in het algemeen voortgezet onderwijs steeds meer vakken komen, waarvoor een centraal schriftelijk eind examen geldt. Wat daar ge toetst wordt, is een objectief feit. Leraren zijn geneigd om dat eindpunt heel belangrijk te vinden en daar naar toe te werken. Proefwerken worden daaraan gerelateerd: we zijn nu zo ver, over twee jaar moe ten we daar zijn. Dus nu moe ten de leerlingen in elk geval nog dit stuk leerstof onder de knie krijgen om het einddoel te kunnen bereiken. Daarnaast is er voor die vakken ook een schoolonderzoek en de oor spronkelijke opzet was, dat je op deze manier verschillende prestaties van leerlingen kunt meten. Met als filosofie daar achter, dat je bij het centraal schriftelijk eindexamen heel goed de cognitieve zaken kunt meten, maar dat een leerling best vaardigheden kan heb ben, die daarin niet tot uiting komen. Die kunnen er in het schoolonderzoek, op een heel andere manier, uitrollen. Dat kan ook gedurende een heel jaar. Zo zijn er wel mogelijkhe den om de vaardigheid van leerlingen te toetsen, buiten de zuiver op de intellectuele pres tatie gerichte examens om. Al leen er is een missive ge weest van het ministerie, waar in een uitdrukkelijk wantrou wen werd uitgesproken tegen cijfers van het schoolonder zoek, die een erg groot ver schil te zien geven in vergelij king met de cijfers voor het centraal schriftelijk examen. Waarbij dan helemaal voorbij gegaan wordt aan het feit, dat er in het schoolonderzoek heel andere dingen getoetst kunnen worden. Ouders Ouders kunnen zich erg mach teloos voelen als hun kind dui delijke sporen van stress ver toont. Wat kun je niettemin als ouder doen? „Je kunt het in elk geval signaleren en bij de school binnen brengen. Ou ders moeten toch een gesprek met de school op gang kunnen brengen", vind Henk van Laa tum. „Je moet in elk geval niet blijven staan bij het verhaal van „leerlingen van nu hebben een lager niveau dan vroeger". Dat zijn uit de lucht gegrepen smoesjes. Of: ze zijn minder gemotiveerd. (Vroeger zeiden ze: ze zijn lui). Er zijn zo ontzet tend veel factoren, die zo'n overbelasting kunnen veroor zaken. Het zijn echt niet alleen de proefwerkweken. Je bent er ook niet mee, als je die zou af schaffen, want daar los je heel veel problemen niet mee op. Je doet er beter aan, de moge lijke oorzaken te gaan bestu deren. En te bekijken of bin nen de school ouders en lera ren er samen een oplossing voor kunnen bedenken. Waar bij je wel in de gaten moet houden, dat elke onderwijs kundige verandering een hele kettingreactie te weeg kan brengen. Maar in elk geval moet je als ouders en docen ten met elkaar gaan praten. Ik denk, dat op hoge poten naar de rector lopen het minst gun stige resultaat geeft." FRANS VAN DEN BRINK I HAAG Het is bijna onvoorstelbaar er in een jaar tijd over het onderwijs zijn geledingen wordt geschreven, artikelen bereiken het grote publiek omdat ze te onderwijstechnisch zijn; andere verschijnen in speciale on- vijsbladen en krijgen daardoor geen -mene bekendheid. Alleen zodra het om onderwijspolitieke beschouwin- -vindt men daarvan in de dagbladpers -het een en ander terug. denke daarbij bijvoorbeeld aan de plannen b vorige minister van onderwijs Van Kemena- itvouwde in zijn Contourennota. Daarin schet- vorige minister een toekomstbeeld van ons vijs in zijn geheel, bedoeld als een lange-ter- - isie. een perspectief voor de komende 20 -ren. Van Kemenade bood de nota (135 blad- i) aan als discussiestuk aan allen „die zich bij onderwijs betrokken weten". Hij verbond lan het verzoek „adviezen en commentaren, uitstuk van de eerste discussieronde, voor 1 itus 1976" te mogen ontvangen, -e gevraagde commentaren zijn gekomen: ze -Bn uiteindelijk gebundeld in vier delen af- n nog van het register (146 bladzijden) be en de commentaren en adviezen 1668 blad- i! De reacties waren afkomstig van landelijke iren- en personeelsorganisaties, van lagere eden, van onderwijsgevenden, ouders en ulieren. P verscheen in maart 1977 een Vervolgnota ouren van een toekomstig onderwijsbestel 2). werd ingegaan op althans de voornaamste ;DA opmerkingen, bezwaren en voorstellen in de vele schriftelijke reacties op de Contourennota 1. Zoals hierboven is opgemerkt heeft de dag- en week bladpers veel aandacht aan de Contourennota's en de reacties daarop besteed. Hetzelfde zien wij nu ook gebeuren met het „Ont wikkelingsplan voor het voortgezét onderwijs", als bijlage X behorende bij de Memorie van Toelich ting van het Departement van Onderwijs en We tenschappen voor het dienstjaar 1980. Vrijwel alle persorganen hebben hun visie op het Ontwikke lingsplan, het OPVO, al gegeven. Het is duidelijk, dat het politieke karakter van de genoemde plan nen heeft geleid tot uiteraard zeer uiteenlopende reacties in de persorganen. Maar daarnaast wordt meestal in onderwijsbla den zoveel gepubliceerd dat ook de belangstel ling van bijvoorbeeld ouders van schoolgaande kinderen zou kunnen hebben, dat het moet wor den betreurd dat aan die publicaties geen ruimere verspreiding wordt gegeven. In dit artikel willen wij aandacht besteden aan een onderwerp waarover in de afgelopen maanden in onderwijsweek- en maandbladen is geschreven, n.l. over het huidige type brugklasleerling. Brugklas Het Nederlands Genootschap van Leraren bij het voortgezet onderwijs heeft onder 500 brugklas coördinatoren van alle typen voortgezet onderwijs, een enquête gehouden die ten doel had een ant woord te vinden op de vraag welke gevolgen het veranderde kind en de gewijzigde onderwijsopvat- tingen in de basisschool op het voortgezet onder wijs hebben. Het „andere" type kind werd door kleuterleidsters en onderwijzers al gesignaleerd in het begin van de jaren zeventig. In diezelfde periode hebben twee onderwijsdeskundigen (een inspecteur van het lager onderwijs en een ervaren brugklascoör dinator) zich met de problematiek van dat veran derde kind bezig gehouden. Eén van de verklarin gen van de verandering zien de onderzoekers in de terugloop van het aantal geboorten, zodat veel leerlingen van kleuter- en basisscholen als enig kind opgroeien; daarnaast constateren zij, dat meer jonge ouders aanzienlijk minder autoriteit in de behandeling van hun kinderen aan de dag leg- „De leraren zijn strenger en de lessen zijn niet zo leuk" gen. Volgens de onderzoekers voor een deel uit principe, voor een deel ook uit gemakzucht. Om sociale vereenzaming van het enig kind tegen te gaan zouden ook veel ouders hun kind reeds op driejarige leeftijd naar een peuterspeelzaal laten gaan. Naast de al genoemde factoren wordt ook nog gewezen op de invloed op het kind van de welvaartsstaat, de genivelleerde maatschappij, de ruimtelijke en sociale mobiliteit, de overdaad aan visuele prikkels e.d. Het „veranderde" kind vraagt meer aandacht dan vroeger; „het heeft zelden geleerd te gehoorzamen en is des te vaardiger in het nastreven van zijn ver langens. In sociaal opzicht functioneert het nauwe lijks, bezig zijn in groepsverband moet het van de grond af leren. Het is rumoerig en tot agressiviteit geneigd. Met geconcentreerd bezig zijn heeft het de grootste moeite. Het demonstreert het einde van de verwondering: het bijzondere en nieuwe houden geen wezenlijke verrassing meer in". Vernieuwingen Parallel aan deze veranderingen lopen de vernieu wingen in het basisonderwijs: grote nadruk op in dividualisering, socialisering van het onderwijs op de basisschool en ontplooiing van de creativiteit van het kind. De onderwijzer wordt meer begelei der en vriend dan autoriteit. De werksfeer wordt daardoor wel meer ontspannen, maar ontaardt ge makkelijk in onrust die weer een nadelige invloed op het concentratievermogen van het kind heeft. De ontwikkeling van allerlei vaardigheden wordt van meer waarde geacht dan de verworven kennis of resultaten. De bevindingen van het hierboven genoemde on derzoek worden in hoofdzaak bevestigd door de brugklascoördinatoren: 85 van hen is van me ning dat er thans een ander type kind van de lage- re school komt: het welvaartskind, het enig kind, het kind uit het gebroken gezin. Ook de brugklas coördinatoren vinden dat de brugklasleerling van nu ongeconcentreerd en rumoerig is, dat het veel aandacht vraagt, dat het sterk visueel en weinig abstract is ingesteld; 43 vindt dat het brugklas kind psychisch kwetsbaar is. Vanzelfsprekend wordt in de enquête ook de vraag gesteld welke mogelijkheden er zijn om aan de hierboven genoemde problemen het hoofd te bie den, in het bijzonder waar het gaat om de belang rijke overgang van basisonderwijs naar een vorm van voortgezet onderwijs. Welnu, 29 van de coördinatoren verwacht resultaat van een aanpak in de brugklas die in het begin is aangepast aan het lager onderwijs; zij willen geen vast leerplan en lessentabel, zodat een langzame bijstelling moge lijk is; 18 ziet wel wat in een meerjarige brugpe- riode; 17 verwacht verbetering door een veran derde onderwijs-aanpak bij het basisonderwijs. Slechts 4 van de coördinatoren bij het VWO, HAVO en MAVO ziet de middenschool als reme die, bij het LBO verwacht men daar wat meer van (11 Wij besluiten met het overnemen van een opstel fragment van een meisje dat de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs net achter de rug heeft (Weekblad voor leraren bij het voortgezet onderwijs, 10 oktober 1979): „Er kwam heel wat kijken voor ik naar de Mavo kon. Ik kreeg een nieuwe fiets en een leren tas vol boeken. Mijn vader mopperde wel dat het zo duur was, maar ik was er trots op. Het mooiste vond ik de agenda met Luv en Blondie er in. Toen het zover was reed ik van ons dorp naar H. De school was een groot gebouw en de andere jongens en meisjes vonden ons echt kinderen. De klas viel ook tegen. Op de lagere school hadden we een klas met tekeningen, planten en een kanariekooi er in en hier was het een hoog, kaal hok met neonlichten. Ook de on derwijzers waren anders. Meester V. van de zesde klas had altijd een grapje en hij lachte steeds. De leraren zijn veel strenger en ze rennen ieder uur naar een ander lokaal. Ook de lessen zijn niet zo leuk. Bijna allemaal vakken waarvoor je hard moet leren. Ik heb al wat onvoldoendes gehad en als het er teveel zijn, blijf je hier zitten. Dat beiekent de hele dag goed opletten en na school een berg huiswerk". DRS. J.A. DE VRIES

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 21