Nazareth, Bethlehem en Egypte dicht bij huis OP BEDEVAART... BETHLEHEM heeft weinig te zeggen NAZARETH, een vrij morsig dorp EGYPTE, onderkomen voor zigeuners Nazareth, Bethlehem en Egypte «pelen een belangrij ke rol in de heilageschiedenis over Christua' geboorte en de periode die vooraf ging aan zijn eerate optreden in de sy- nagoge. De evangeliaten vlechtten ieder op eigen wijze van deze drie locatiee een anoer. Egypte moet met een enkel regeltje genoegen nemen, omdat deze „onderduikperio de" van de heilige familie blijkbaar weinig atof tot achrijven opleverde. Nazareth en Bethlehem werden derma te bekend, dat zij nu behoren tot de belangrijkate toeristen centra in Israël. Wie deze plaatsen wil bezoe ken kan ook dichter bij huis op bedevaart gaan. Ze liggen verder uit elkaar dan in het heilige land. Een kleine 400 kilometer scheiden Nazareth in Oost-Vlaanderen, vrij dicht bij de Franse grens, van Be thlehem in het uiterste noor den van Groningen. In dezelf de provincie kan dan een be- zoek worden gebracht aan Egypte, een weinig spectacu laire verbindingsweg tussen Veendam en Muntendam, waar vroeger zigeuners (Egy- pten) bivakkeerden. Eén van onze verslaggevers bezocht de drie plaatsen en legde zijn indrukken vast op een „drieluik" met hier en daar wat gedempte tinten. Een mooie en gewijde naam fungeert niet altijd als de vlag, die een aantrekkelijke lading dekt. De vraag of uit Nazareth iets goeds kan voortkomen (Johannes 1 vers 47) wordt door burgemeester Jules Bosschem nauwelijks in overweging genomen. Hij heeft hem nooit eerder gehoord. Zijn gemeente ontleent geen vergelijkingsmateriaal aan het Nazareth uit de evangeliën, maar wijst de toeristen liever op lekker nijen als de Nazarethse soep, een mengsel van jenever, water, suiker én citroen. Het laat zich goed smaken in combi natie met op de buis van een Leu vense stoof gebruinde koekebak- ken, het locale flensje. Het is duide lijk, Nazareth in Oost-Vlaanderen biedt weinig stichting aan de pel grim, die overeenkomsten zoekt met het dorpje van Maria-Boodschap in Galilea, waar Jezus zijn kinderjaren doorbracht. Zelfs de vraag of zich ooit een Jozef en Maria in de echtelijke staat heb ben begeven, wekt bevreemding. „Ik ga 't enen keer vragen", ver klaart Lieve Thienpont-Mestdag, als secretaresse van het gemeentebe stuur. Zij rept zich naar het kantoor en in het droevige licht van deze de cembermorgen zitten weldra vier ambtenaressen te bladeren in de re gisters. Buiten sleept het leven zich moeizaam voort. De doden hebben hun laatste rustplaats betrokken op het plein rondom de logge kerk en een toren, waarop de grote vergeler het pleisterwerk heeft besmeurd. Op de zerken verlept veler laatste bloe menhulde van dit seizoen. Heeft hier ooit een schuttersgilde lauweren geoogst op de liggende wip? „Groeten uit Nazareth"; zelfs de ansichtkaarten in het propvolle winkeltje brengen een diepe treurnis in beeld en hangen vergeten aan hun clipsjes. In de belendende etala ge spoort een steenhouwer zijn medeburgers er toe aan om een uit marmer vervaardigd boek op het graf van hun dierbaren te leggen, met dwars over de pagina's het op schrift: „Op liefde en plicht, w?s uw leven gericht". De ambtenaressen ter secretarie hebben goed nieuws. Op het adres Gravenstraat 77 woont Jozef de Vos met zijn huisvrouw Maria en boven dien oefent hij met vrucht het be roep van schrijnwerker uit, timmer man dus. Ligt daar misschien ook een kindeke in de wieg? Het ant woord verwaait in de lege straat, want Jozef en Maria zijn niet thuis. Zij hebben hun showroom volgezet met keukens, die inderdaad getui gen van timmermanskunst maar weinig devotie wekken. Nazareth houdt de aanbiddelijkheid in reserve, tot op 8 september weer de vijftiendaagse ommegangen be ginnen. Een mirakelbeeld in de kerk herinnert aan de legende over het ontstaan van de bedevaart, waarin de onvermijdelijke ridder, verdwaald in het woud, de gelofte voor O. L. Vrouw van Nazareth deed een kapel te bouwen, als hem het rechte pad werd gewezen. Aldus geschiedde. In een droom werd hem duidelijk gemaakt, dat het bedehuis moest verrijzen op de plaats, waar een zijden draad was gespannen. Zo ontstond in de grijze oudheid de pelgrimage en de paro chie met de naam Onze Lieve Vrouw van Nazareth, waar het dorp de naam aan ontleende. De Belgen zien daar geen aanleiding in, om ook na de bedevaart een reli gieus toerisme in stand te houden, zij het dat in de Kerstnachtmis wel enkele vreemdelingen worden gesig naleerd. Liever verpoost men zich aan de dartele Leie, in dorpen met veel natuurschoon als het nabijgele gen Deurle en Sint Martens Latem, vanouds een kunstenaarskolonie. Op de drukbereden E3 tussen Gent en de grens met Frankrijk gaat het leven aan Nazareth voorbij. Alleen Nederlanders willen er méér in zien dan een vrij morsig dorp dat samen met Eke een gemeente van 9500 zielen vormt, trots op de Nijver heidszone met industrieën en de adellijke familie Kerwijn de Voll- kaersbeke, nog altijd gehuisvest in één van de twee kastelen ter plaatse. Maar langs de steenweg naar Dein- ze ontbloeit dan toch eindelijk een roos aan de woestijn. Op het kruis punt bij café Derby heeft zojuist een „accident met stoffelijke schade" opschudding veroorzaakt, maar Ma ria van Hoecke roept al weer opge togen „Ge zijt bedankt hé, manne ke", als een gast zijn zeventien fran ken voor een pint heeft voldaan. Haar man heet André Backaert en zit ergens diep in Frankrijk achter het stuur van een camion. Maar hij kan gemist worden. Waar din Maria blikt terug op haar reis naar het echte Nazareth in Galilea, georganiseerd door een verbroede- ringskomiteit, nu al weer twee jaar geleden. Reisde zij haar weg niet met blijdschap, omdat zij als Maria zo'n aardig bijbels koppel vormde met de schepen Jozef Claus? „Daar is toen veel mee gelachen". Kleurenfoto's op het albumblad to nen de inwoners van Nazareth op bezoek in het verre Israël. Bijna hon derd mensen, voornamelijk boeren deelnemend aan een agrarische ex cursie. Maar een twintigtal onder hen was geïnteresseerd in dat dorp waar de kleine Jezus gespeeld heeft en later in de synagoge zijn toehoor ders verbaasde met de uitspraak „Héden is deze schrift in Uwe oren vervuld". „Wij zijn dan toch ontvangen door de burgemeester", bewijst Maria met een foto, waarop haar gemeen tesecretaris Julien Robbens deze magistraat de hand schudt. Wie in het Vlaamse Nazareth zijn heil zoekt in de staminees ontdekt geheimenis sen, die voor anderen verborgen blijven. „In 't Vliegend Paard" (bij Rita) gaat elke vergelijking mank en café „Dambert" kan slechts frivoli teit bieden, blijkens de toevoeging „Bij Zwarte Lola" op het venster glas. Maar aan de steenweg naar Kruis- houtem beheert de oud-schepen Fir- min van Herzele een houtzagerij en terwijl hij de zaag laat snorren zit zijn vrouw als uitbaatster in haar woonkeuken met toegevoegde waarde. Het is namelijk tevens een zeer huiselijk staminee, genaamd café „De Leegbeek". Slechts een houten schenkbank met enkele gla zen duidt op deze functie. Oprijzend vanachter haar naaima chine bekent de herbergierster ook al gedoopt te zijn met de naam Ma ria. Maria de Loof. En onverwijld be sluit zij tot voorgeleiding van haar 17-jarige tweeling, werkzaam in het bedrijf. Zij heten Christien en Chris- tiaan, Christin en Christen als het ware, is dat niet wonderbaar? Vanaf een plank boven de tapkast neemt de heilige familie (hout, 19de eeuws) deze gevolgtrekking voor lief. Er wordt in Nazareth en omgeving een bijna onverstaanbaar dialect ge sproken, maar twijfel is uitgesloten: de tweeling gewaagt van reisplan nen. Weeral is de roepstem van een ander Nazareth vernomen. De mu ziekmaatschappij „Vrank en Vrij" gaat de trompetten steken in een vlek van die naam, hoog op het ge bergte van Tirol. „Ik ga u een cataloogske tonen", biedt Maria aan, „waarin 't beschre ven staat". Intussen zijn ter secreta rie de naspeuringen met kracht voortgezet. De ene Jozef, Josef of Joseph na de andere is uit het be volkingsregister gelicht en kroostrij ke Maria's ontstijgen aan de kaar tenbak. Een bezoek aan de 102-jari- ge Frans Dobbelaere in het ouder lingenhuis wordt dringend in over weging gegeven. Telkens als een jaar aan zijn leven wordt toege voegd schenkt de gemeente hem een fruitkorf. Hij is echter metselaar geweest, geen schrijnwerker. Het wordt donker maar een diepe neerslachtigheid plaatst alles in het juiste daglicht. Helder kan dat niet genoemd worden. Het klop-klop-ha- mertje van Jozef de timmerman slaat nergens op in dit troosteloze Nazareth tussen Leie en Schelde. Buiten jaagt de natte sneeuw over het plein, de wind rukt vergeten blaadjes van de linden. In „In de plezanten hoek" drinken mannen in gele oliejassen hun pint. Zij halen herinneringen op aan geslaagde protestbetogingen tegen de aanleg van een luchthaven. Langs de weg naar Eke zeurt een leuze op één van de schuren nog wat na: „Geen vliegveld te Naza reth." Er zal hier nooit iets uit de he mel nederdalen. Op de vlucht naar Egypte heeft de heilige familie weinig sporen nagela ten, maar het staat wel vast, dat geen toevlucht werd gezocht in onze veenkoloniën of welk moeras daar toen ook nog ontgonnen moest wor den. Het Egypte-eind, gelegen tussen Veendam en Muntendam, beroemt zich dan ook niet op enige connectie met heilsfeiten uit de evangeliën. De buurt heeft te slecht bekend ge staan, om zich ergens op te kunnen beroemen. Fatsoenlijke turfstekers en bezembinders meden de omge ving, waar zoveel „Egypten" hun rij dende huishouden van Jan Steen tot stilstand brachten. „Egypten", zo werden alle zigeuners genoemd, die met hun donkere ogen en ravenzwarte haar de indruk wekten, dat zij aan de Nijl geboren waren. Deze verzamelnaam is een taai leven beschoren, want nog altijd leèft een vijftigtal Nederlandse ge zinnen in dit Egypte, waar de noma den dronken en dobbelden, terwijl hun vrouwen de bezembinderij be oefenden. Scherpzinnige waarnemers wijzen autochtonen aan, die nog zigeuner bloed in de aderen zouden hebben, blijkens huidskleur en oogopslag. De Egyptenaren zouden zich nog al tijd onderscheiden door hun grote handelsbekwaamheid, vrijheids drang en fierheid. Streekhistorici als de conservator van het Veenkoloni aal Museum in Veendam, halen daar de schouders over op. Er is weinig bekend over de geschiedenis van Egypte, eertijds een woest nie mandsland tussen twee nederzettin gen met een doorgaans onbegaan baar karrespoor als verbinding. Op een oude prent zijn nog zigeuners te zien, met een fles aan de mond, maar met dit gebaar waren toen vele bevolkingsgroepen vertrouwd. Veendam en Muntendam verdelen nu broederlijk het Egypte-eind. Een asfaltweg voert langs deels verwaar loosde boerderijen, bosschages, weilanden, de huisjes waarin vroe ger schippers en arbeiders woonden of de beroemde scheepsjagers (rid ders) wier paarden voor de vaartui gen met turf werden gespannen. Maar menige nieuwe middenstands woning toont aan, .dat het geen plaag meer is om in Egypte te wo nen. Hebben de Israëlieten trouwens niet met smartelijk verlangen terugge dacht aan de vleespotten van Fara o's rijk? Er hangen ook potten bo ven het vuur in het reeds genoemde museum, waar de historie van onze veenkoloniën op treffende wijze in beeld wordt gebracht. Er worden tweeduizend ansichtkaarten ge toond of bewaard, maar fotografen die de wereld vanonder hun zwarte doek bekeken, hebben Egypte nau welijks een blik waardig gekeurd. De historie blijft in nevelen gehuld. Het rijden over de zwarte asfaltweg levert voor de vreemdeling weinig verrassende beelden op, al kijkt hij in Veendam wellicht met enige be vreemding naar een overspanning van het kanaal, met de naam „Sara- brug". Toch een oudtestamentische verwijzing misschien, die in verband kan worden gebracht met deze ge schiedenis? Maar Abrahams naam ontbreekt op alle andere ophaalbruggen. Terug in Egypte lijkt het er op, dat de tien dagen van dikke duisternis uit het bijbelverhaal opnieuw zijn aange broken. Het wordt svroeg donker. Wie vluchten wil vindt een zonniger toevluchtsoord in het echte Egypte, waar Jozef, Maria en het kindeke op de dood van Herodes hebben ge wacht. woonhuis van boer Jan de Jong, maar in zijn schuren wacht hun een ontgoocheling. Hij kan hun geen voedertrog tonen die als kribbe kan fungeren, noch os en ezel voorgelei den ter rangschikking van een table au vivant. Er lopen hem alleen maar drie hon den voor de voeten. De hoge, mid deleeuws aandoende kapconstructie van zijn schuur (1801) overhuift een loopstal. Tachtig melkkoeien drente len daar rond op een bevuild roos terwerk. Het zo onmisbare, warme stro is van elke functie ontheven. Twee te modieuze pony's vertrap pen elk spoor van romantiek onder hun kittige hoefjes. Op de andere hoeve kan boerin Geertje Veenstra-Onnes de pelgrim enig soelaas bieden. De grond waar op zij staat is toch min of meer hei lig. Eens was hier een middeleeuwse kloosterboerderij in vol bedrijf. Waar nu een plaatstalen melktank de vooruitgang illustreert, bogen zusters de knie voor het altaar, nog geurend naar kaas en mest. Aan die lang vervlogen tijd herinne ren nog wat kloostermoppen tussen het gras. Zeer oude balken uit de refter onderstutten het dak van de schuur. De historie gaat terug tot het jaar 800, toen een zekere Liud- ger opperhoofden en streekrovers tot bekering bracht, destijds met ge weld, en heidense tempels sloopte. Allerlei wonderen en mysteriën be geleidden deze evangelisatie en het stichten van de kloosters. Maar ook toen al bleek het vlees zwak. Na al die eeuwen wordt nóg gezinspeeld op het bestaan van een onderaardse gang tussen vrouwen- en mannenk looster. Buiten huilt de wind door ontblader de essen. Het puin van de abdij is gebruikt om de weg tussen Rottum en Kantens te verharden. Er staan auto's voor de staldeuren van Beth lehem en reusachtige lappen plas tic klapperen op de kuilen met inge maakt gras. Wat gebleven is zijn de sagen, legenden en anekdotes, óók van na de reformatie. Van gewest tot gewest gaat het ver haal over een niet al te pientere ca- techisante uit Rottum, wier bijbel kennis werd getest. Op de vraag „Waar is Jezus geboren?" zou zij geantwoord hebben: „Op Bethle hem, dominie, bij Ellemoa (de toen malige bewoner) op koustaai". Jan de Jong en zijn gezin laten zich daar niet door ontstichten, als zij straks op weg gaan naar de kerstnacht dienst in Usquert. Maar zo ver is het nog niet. Bethle hem trotseert moeizaam slijk, mist en natte sneeuw en de dagen waar op het nauwelijks licht wordt. Dertig schapen kwijten zich mekkerend van hun taak, om voor een passende stoffering van het landschap te zor gen. Maar er liggen geen herdertjes in dit smerige veld en geen ster blijft stille staan boven de tv-antenne. Drie gestalten op de weg van Rot tum naar Stitswerd, zetten zich schrap tegen de striemende regen vlagen. Zij voeren goud, wierook noch mirre met zich mee, maar tas sen vol boeken en schriften. Het zijn de schoolkinderen van Bethlehem, per fiets op weg naar het ouderlijk huis. Hoewel nergens in de omtrek ook maar enig geluid wordt gehoord, wil een blauw schild in de wegberm aan alle onzekerheid een einde maken. „Doodstil", staat er op. De pijl wijst naar een gehucht aan het Boterdiep, dat inderdaad weinig te zeggen heeft. Het verdient aanbeveling om een andere zijweg in te slaan, zoals reeds is geadviseerd door de dichter van het zangvers: „Richt uwe schre den naar Bethlehem". Het gehucht ligt klaar om beschreven te worden, even buiten het dorp Rottum. Soms Wordt er het soort wiekslag gehoord dat vooraf ging aan de historische tussenlanding van de engelen, maar dan is er storm op komst. Hier vormen alleen de zeemeeuwen hun menigte der hemelen heirlegers. Zij trekken witte sporen tegen een hemel, die grauw blijft en potdicht en verraden de nabijheid van de Waddenzee, slechts acht kilometer verderop. Bethlehem ligt in Gronin gen. Het bestaat uit twee redelijk kapitale boerderijen, die tezamen de buurtschap van deze naam vormen. Omringd door weiden, prielen en ge ulen, de blauwgrijze kluiten van on afzienbare akkers, torst deze neder zetting het gewicht van een erfelijke belasting. De twee gezinnen wonen hier weliswaar pp historische grond, maar kunnen niet voldoen aan de vraag naar kerstromantiek en devo tie. Aangelokt door de suggestieve naam „Bethlehem" op een plank die aan de weg timmert, wagen zich soms toeristen op het erf. Zij treffen hetzelfde woord aan op een statig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 24