(inff niet naai Ment om te iuéten naa/i om eb o/t veiAaaé te tcomen iaeAiteout Voe t taart lijk voor het blok en kunnen ze geen kant meer uit. ledereen weet immers, dat hun badplaats hoege naamd niks voorstelt en zich uitsluitend kan be druipen dank zij de vele depressies die overzeilen. In het hypothetischè geval dus, dat hopman Dic kens in Broadstairs zijn sporen niet had uitgezet, zou anno 1979 geen toerist bereid worden gevon den om op basis van vrijwilligheid af te reizen naar dit gat vol kommer en kwel. Met uitzondering hooguit van een enkele bijziende, die toevallig toch zijn nieuwe paraplu wil uitproberen. Maar gelukkig was Dickens een man, die zich altijd uiterst jofel heeft gevoeld in een andermans mi sère. En daarvoor was hij in Broadstairs aan het juiste adres. Vanuit zijn comfortabele behuizing op de rots met open haardvuren en aanloop van in teressante vrienden, kon hij het op zijn gemak op nemen voor de vertrapten en vernederden. En als dat karwei er op zat, had hij zelf weer voldoende brood op de plank om gezwind te kunnen afreizen naar warmere oorden dan Engeland. Wat voor Broadstairs geldt, gaat overigens al evenzeer op voor de stad Rochester. Ook daar zou je geen omweg voor hoeven te maken, als Dickens er niét gewoond had. Het is een Coronationstreet- stad, waar Engeland indertijd in grossierde. En zelfs als je op je dooie gemak rondloopt ben je er toch binnen een kwartier uitgekeken. Maar ook hier fungeert Dickens als redder in de nood. In zijn jeugd heeft hij met zijn ouders aan de overkant van de rivier, in Chattam, gpwoond. En deze wetenschap houdt automatisch iii, dat er dus ergens een huis moet zijn, waar je toeristen met busladingen tegelijk op af kunt sturen. ,,Dat huis hebben we inmiddels gelokaliseerd", meldt de secretaris van de Dickens Fellowship, af deling Róchester, die luistert naar de wel zeer toe passelijke naam van John Oliver. Hij is een 46-jari- ge onderwijzer, die de liefde voor leven en werken van Dickens met de paplepel kreeg aangereikt door zijn nu 84-jarige vader. Deze is in het souter rain momenteel druk doende om uit te vissen of Dickens op 14 augustus 1834 nu rosbief met ap pelmoes heeft gegeten of, zoals hardnekkig be weerd wordt, lamsvlees met groene kool. „Dat huis", legt Oliver gretig uit, „verkeert in een erbarmelijke staat. En als we niet gauw tot zaken komen met de huidige eigenaar, een Argentijn, die Halibran heet of Holibron, dan dondert de hele boel alsnog in elkaar. Ik krijg overigens sterk de indruk, dat dit het gemeentebestuur niet onwel Bij de illustraties: Links: Scrooge wordt door drie geesten bezocht die hem wijzen op zijn voorbije leven en op de consequenties van zijn gedrag als hij dit mocht voortzetten. De eerste geest, die van de voorbije kersttijden, neemt hem terug naar zijn blije ver leden waarin Scrooge het kleine marktstadje herkent met zijn brug, zijn toren en zijn kronke lende rivier, waar Scrooge ook zijn oude vrien den ziet. Rechts: De geest van de toekomstige kersttijd brengt Scrooge in het gezelschap van onder meer twee wasvrouwen die van de dode Scrooge bedgordijnen hebben gestolen, „leder heeft het recht voor zichzelf te zorgen. Hij heeft het altijd gedaan!" (Tekeningen van Anton Pieck bij „Een verhaal van Kerstmis", Het Hollandsche Uitgevershuis n.v. te Amsterdam, gedrukt door drukkerij De IJ- sel te Deventer) kom zou zijn. Ze hebben in het verleden al eens een bulldozer gestuurd om de zaak met de grond gelijk te maken. Maar daar kon de Fellowship ge lukkig bijtijds nog een stokje voor steken". „Die Halibran of Holibron vraagt 30.000 pond voor dat krot. Maar dan zijn we er nog niet. Het huis, waar de familie Dickens in heeft gewoond, maakt namelijk duidelijk deel uit van een complex zoge naamde terraswoningen. En als we ons dus beper ken tot de aankoop van dat ene pand, kopen we een koekoeksei in een half vergaan nest". John Oliver hoopt ondertussen vurig, dat de zaak beklonken zal zijn, voordat de leden van de 200 afdelingen, die zijn aangesloten bij de Dickens Fel lowship op 9 mei 1980 in Rochester arriveren voor de viering van hun grote Dickensfeest. In elk geval kunnen ze dan wel kennis maken met het gloed nieuwe Dickens-museum, waar het gekerm der on- gelukkigen niet van de lucht is. En passant kunnen ze ook nog het piepkleine Zwitserse chalet in de tuin bewonderen, dat eens dienst deed als vlucht- plaats voor de zwoegende schrijver. „Onze vrienden in Broadstairs", veronderstelt Oli ver, „zuilen niet zo blij zijn met onze activiteiten. Maar daar trekken we ons met permissie niets van aan. Broadstairs heeft tot-nog toe weinig concur rentie ondervonden van Rochester. Maar daar gaat nu verandering in komen. We zullen de heren daarginds eens een poepje laten ruiken. Rochester zit weer volop in de race. We zullen de wereld dui delijk maken, dat deze stad het hart vormt van Dickens Land". OADSTAIRS - Charles Dickens zou dik tevre- zijn geweest met deze zondag in december i. De wind fluit klagend zijn nood in de galm- len van de kerk van de Heilige Drievuldigheid, verderop jengelt de hemel aan één stuk door i de schuimkoppen van de Noordzee, die al zo g niet meer bruist. Blijkbaar heeft iemand ver- en om de dop er op te doen en sindsdien is de HlUS§k er voorgoed af. Als grijze lava wringt hij zich De |de baai binnen, waar hij onmiddellijk aan de rol it met het strandje, al sinds mensen- Broadstairs is indertijd op een zeer verdrietige breedtegraad voor anker gegaan. En die onbe grijpelijke keus breekt bewoners en bezoekers nog steeds op. ügenis geen naam jer mag hebben. Pal jarboven bidden bruc)euwen met schelle pstemmen de gebe- Burgn der stervenden. ogla#)ac*sta'rs built, waar »lwel nooit heeft gela~ n en. De badplaats is urnertijd op een zeer rdrietige breedte- aad aan de kust van f Engelse graafschap nt voor anker ge- an. En die onbegrij- lijke keus breekt be- iners en bezoekers nog dagelijks als dorven voedsel op. sjokken op de bou- ard, die nergens jvast biedt en kau- het bleke brood thuis op de ban- waar ontslapen tten hun nagedach tegen dagkoers )ben vastgezet. Hun nen staan' gebrand de rugleuningen: „In ing memory, Marga- Bourke 1895- f9, Jessica Holden, George Potter, 14, en Florence, Dorris Vesey volledigheids- Jve ook nog haar onckpdsoorzaak bij laten ten: „gestorven aan oker". De bank de hare is ge- lonken door de vrouwen van de Federatie van tse Gasfabrieken. bomen daarachter hebben geen blad meer te geven; de gevels van de pensions met zeezicht ïen een groot, naamloos verdriet uit. Een per decor om een erfenis te verdelen, die achteraf hond ruikt zonder enige interesse aan een lin- damesschoen, die in de goot ligt. Het is een iniel met droeve ogen en de oren van zijn oude broer. Ook dat nog. brengt nu een mens op het idee om een zon door te brengen in Broadstairs? Is het een m van zelfkwelling? Of de terugkeer van recidi- ten naar de plek, waar het onheil opnieuw ge- liedt?' zou het willen vragen aan de echtparen, die iter de beslagen ruit van de Tartar Inn hun pip schol aansnijden. Of aan de man, die bij het andpaviljoen aandachtig een opgebleekt affiche- studeert. „Hedenavond stijldansen in wandel- ding" staat er in kloeke letters. Zo te zien heeft er best zin in. Maar heden is heiaap in Broad- irs december 1979. Waarschijnlijk ook een weg- Didag geweest. een vitrine hangt een boodschap van Madame indah, die bekend maakt, dat ze vanaf twaalf 's middags te consulteren is over heden, ver en en toekomst. „Sluit uw gedachten op in het ilicht", heeft ze er onder geschreven, „en houdt jd één glimlach achter de hand". Dat lijkt een stee likbare tip van iemand, die hier kennelijk vaker Kais nt. Als we haar daarvoor een compliment willen iëntii ken' vinden we haar deur gesloten. Dickenshuis aan de Boulevard is eveneens ge- ten. Tot begin mei 1980. Wegens restauratie- rkzaamheden. De rode en gele rozen achter het zijn inmiddels door de eerste nachtvorst in slaap verrast. Een bord boven de ingang ver- Idt nog dat op dit adres de vrouw heeft ge- ond, die model stond voor Betsy Trotwood. dat soort aankondigingen stuit je in Broad- irs onophoudelijk. Elk pand, waar iemand ge ld heeft, die Dickens inspireerde tot het creëren i één van zijn tobberige romanfiguren, is haas- voorzien van een hardstenen of bronzen plaqu- 3 waarop deze bijdrage aan zijn oeuvre is geno- serd. het Albion-hotel brengt de portier ons ook ag naar de kamer, waar Dickens één nacht ge pen heeft. „U hoeft zich niet te haasten hoor", |t hij welwillend, als we na twee minuten het ver die Bleak House een geloofwaardige rugdekking geeft. Stuk voor stuk zijn het bekenden, met wie je lezen en schrijven kunt: mevrouw Gamp en mevrouw Pecksniff, David Copperfield zelf, die door Dic kens geschapen werd naar zijn eigen beeld en ge lijkenis, de excentrieke Betsy Trotwood en Uriah Heep, de hypocriet en Steerforth, de charmante verleider. Je ziet ze duidelijk zitten in de public bar van het Albion-hotel en je kruist hun pad bij de branding beneden. Weliswaar dragen ze niet meer de kleren uit Dic- tijd. Maar dat is duidelijk een zaak van voor bijgaande aard. Zodra de winter voorbij is en de dagen gaan lengen leggen ze die doorzichtige ver momming af en hijsen de mannen zich in de strak ke Pickwickbroeken en schieten de dames hun cri nolines weer aan. Aldus uitgedost kunnen ze er dan weer voor een paar feestelijke maanden te genaan. Er wordt overal warme punch gedronken en de bezoeker kan in vrijwel alle restaurants het menu bestellen, waaraan de leden van de Pick- wickclub indertijd al de buikjes meer dan rond hebben gegeten. Het is overigens zeer begrijpelijk, waarom de inwo ners van Broadstairs tot op de dag van vandaag blijven volharden in deze maskerade. Zonder Dic kens beginnen ze namelijk niks. Dan zitten ze ge Broadstairs leverde hem uit rijke voorraad de figu ren, die zijn geheugen opfristen en hem daarmee op het spoor zetten van de ijzersterke plot, die zijn lezers van hem verwachtten. Toen Dickens deze kostelijke ontdekking eenmaal had gedaan, was hij niet meer uit Broadstairs weg te slaan. Honderdennegen jaar na zijn dood loop je ze trou wens nog veelvuldig tegen het lijf in de Albion- straat en bij de kerk van de Heilige Drievuldigheid, drietige bed en de trijpen leunstoel voor gezien willen houden. Enkele minuten later vallen we in de Dickens Pub verderop gelijk met de glazen klapdeuren in een uitgerookt huis. We hebben het gevoel, dat we ons horloge tenminste honderd jaar terug moeten zet ten, want rondom de tap is Dickens' bestseller Da vid Copperfield hoofdstuk na hoofdstuk leegge schud. Ze zijn er allemaal: de kwijlende kobold maakt een hartverscheurend dansje op het parket en achter de vleugel zit een toverkol met een pruik, die vlam heeft gevat. In de gauwigheid lokaliseren we ook nog zes kreupele grijsaards achter een vaas brak bier. Blauwe damp golft langs de zoldering, de bierpompen sissen kwaadaardig. Eindelijk begrijpen we, waarom Charles Dic kens uitgerekend in deze godvergeten uit hoek van Engeland een deel van zijn leven heeft gesleten: hij ging dus niet naar Broad stairs om uit te rusten, maar om op verhaal te komen. Als de Londense mist hem weer eens te machtig werd, reisde hij met zijn hele hebben en houwen per trein naar deze toeristische muizeval. Daar nam hij zijn intrek in Bleak House, een koolzwart spookkasteel met een toren van niks en een tuin, waar zelfs onkruid het tegenwoordig mooi laat afweten. Het vier kante misbaksel domi neert nog steeds de badplaats vanaf een troon op de rotsen, die terecht krijtwit zijn weggetrokken bij de confrontatie met zoveel ellende in de diepte. Toch was ditzelfde Bleak House vele jaren voor Dickens een bron van inspiratie. Hier werkte hij aan zijn meesterwerken Nicholas Nickleby, David Copperfield, De klok van meester Humphrey, De oude rariteitenwinkel, Amerikaanse notities, Leven en avonturen van Martin Chuzzlewit en Dombey en Zoon. De verklaring voor zijn onvoorstelbare werkdrift in een ogenschijnlijk toch zo weinig inspirerende om geving ligt voor het grijpen: Dickens behoefde maar uit het raam van zijn grafdonkere werkkamer op de eerste etage te kijken om stof tot verder schrijven op té doen. Op elk uur van de dag waren er altijd voldoende minkukels in de buurt, die zon der ingrijpende facelift een eindweegs wilden meestrompelen in het boek, dat hij op dat moment onder handen had.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 21