Bloedserieus acteren terwijl de zaal slap ligt vant lachen Tomaszewski niet duideli jk Yad vashem onderscheiding voor inwoners van Leiden en Oegstgeest LEIDS m KERKE- PAD Herstel van de Saaihal sin, TAP/REGIO LEIDSE COURANT DONDERDAG 20 DECEMBER 1979 PAGINA 5 EENAKTERS VAN FEYDEAU EN COURTEUNE MET COEN PRONK EN MONIQUE SMAL IN DE LEIDSE SCHOUWBURG i Haagse acteur en vrije - ij toneelproducent Coen il Pronk komt weer eens naar 4 Leiden. Hij heeft hier ter stede al meermalen het een n en ander op de planken j gezet. Zo regisseerde hij ii(want ook de regie is een V bezigheid van hem waar hij ihart en ziel aan heeft 1 verpand) in 1974 Hugo ij Claus' stuk „Interieur" dat ti door - koninklijke - amateurvereniging Litteris I Sacrum werd opgevoerd. De laatste keer dat hij Leiden aandeed was in oktober '77. Hij kwam toen met Tsjechov èn actrice Ine Veen. Ze speelden toen in een tweemansbezetting sober, luchthartig en fantastisch zes korte verhalen van Anton Tsjechov. „Briljant solotoneel", schreef een criticus. En dat zegt toch wel wat. Alles was nog pais en vree. Maar de toneelgroep De Nar, zoals Pronk z'n eigen produktietheater noemde, wilde verder. Gewoon leuk, Ine en Coen samen. Gezellig met iets nieuws het land door. Maar met Ine werd het grienen. Aldus RU kunnen we het wel zien. i Ine - zo mag ik uit Coens reni woorden en verdere e* I toelichting opmaken - 5sc| draaide Pronk een fikse s*"°t loer. Drie weken vóór de premiere van de nieuwe n- j produktie „Met de Franse I lach" (vier eenakters van ran het Franse *®t| toneelschrijvende stel i°ri] Georges Feydeau en ^er| Georges Courteline) haakte IS^J Ine Veen tot Pronks grote ontsteltenis af. „Ze moest opeens meer geld hebben, terwijl alles al gesetteld was, kostuums gemaakt. Kortom, we konden zó starten na enkele maanden van grondige i repetities". De ellende was compleet. Pronk kon onmogelijk aan haar eisen voldoen. En hij was al min neer in de vernieling 1 geraakt door het verlies van één van zijn beste vrienden en toeverlaten, Ko van i Dijk, die was begonnen met de regie van „Met de I Franse lach" „Ja, dat was een slag voor mijn vrouw 1 Marian en mezelf. Ko is I eigenlijk altijd een groot kind gebleven. Ik ben maar van één ding zeker, zei hij een keer tegen me, en dat is van mijn vak. Soms belde hij ons op op onverwachte momenten en dan vroeg hij Marian hoe hij varkenslapjes moest klaarmaken. Maar goed, dat is voorbij. Ik vond daarna Bob de Lange bereid om de regie van „Met de Franse lach" te doen. Bob heeft dat maandenlang consciëntieus gedaan. Eind vorig jaar overleed ook hij. Ik heb de leerschool van Ko en Bob ervaren en daar ben ik heel erg dankbaar voor", aldus Coen Pronk. Ine Veen draaide toen met de repetities nog mee. Geen wolkje aan de Nar - hemel. „Ine's man, Jean Thomassen, die schilder, kwam drie weken voordat de eenakters in première zouden gaan, ineens meer geld voor z'n vrouw eisen. Ik heb hem alle cijfers laten zien, maar hij was niet te vermurwen. Het kostte erg veel moeite om te elfder ure nog een actrice te vinden die èn vrij èn bereid was op zo korte termijn de rol van Ine Veen over te nemen en Theater De Nar uit de impasse te helpen. Ik heb Marijke Merckens gebeld, stad en land afgebeld en tenslotte kwam ik bij Monique Smal terecht. Die zei meteen ja. En geld interesseerde haar hoegenaamd maar weinig. Ze vond het veel te leuk om te doen. Monique heeft een prestatie geleverd: in drie weken tijd stampte ze haar rol in haar hoofd". Het nieuwe duo had het niet gemakkelijk. Coen Pronk: „de start was niet al te best. Monique was die eerste keer nogal gespannen. Hoe kon het ook anders. Er was te veel stoomwerk aan voorafgegaan. Daar hield de landelijke pers die de première bezocht natuurlijk geen rekening mee en die eerste recensies over „Met de Franse lach" vielen niet mee. Dat heeft ons een aantal voorstellingen gekost met uiteraard financiële consequenties. Dat spreekt. Maar het heeft toch goed uitgepakt naarmate de reeks vorderde. Het is zonder meer een erg leuke voorstelling geworden, goed voor een blijmoedige avond. In de „provincie" haalden de eenakters een goede pers. Men heeft geconstateerd, dat dit ijzersterke Franse amusement nog altijd van een hoger peil is dan de vele platvloerse komedies die regelmatig in de schouwburgen te zien zijn". Coen Pronk en Monique Smal En nu dan de Leidse schouwburg. Monique Smal en Coen Pronk komen er op 27 december, nog helemaal in de kerstsfeer derhalve. Dan moet uit de doeken gedaan worden dat Feydeau zich een meester Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. toont in het behandelen van» situaties en Courteline in de manier waarop hij de verhouding tussen twee of meer mensen uitdiept. Twee eenakters van Feydeau: Voor het raam en Jong geleerd; en twee van Courteline: De huiselijke vrede en Bang voor een pak slaag, alle vier eenakters die nog niet eerder in Nederland werden opgevoerd. Guus Verstraete (die overigens na Van Dijks dood de regie zou voeren, maar er te weinig tijd voor had) schreef de vertaling. Ko van Dijk, die precies wist wat Feydeau was en heel wat andere stukken van deze Franse komische schrijver (de grootste na Molière), hield Coen Pronk onophoudelijk voor, dat je als acteur Feydeau volstrekt ernstig moet opvatten en ook zo spelen. „Net zo ernstig als een drama", zei Van Dijk; „je moet niet komisch gaan doen, dan ga je in de fout". Coen Pronk: „Kijk maar eens naar Kant aan m'n broek, dan denk je al gauw: jongens, doe toch eens gewoon Je moet gewoon mensen van vlees en bloed op het toneel zetten. Constant leuk staan doen, dat wordt zo oervervelend. Nou, die lering van Van Dijk en De Lange hebben wij, Monique en ik, ons erg aangetrokken. We spelen Feydeau en Courteline bloedserieus, maar in de zaal wordt gelachen en niet zo zuinig ook". Pronk speelt graag in de Leidse schouwburg. „Hans van Dam, de directeur van de schouwburg, wilde die voorstelling zelf ook best hebben. Wie deze eenakters al eerder zag, heeft er - te horen naar vele reacties - een heerlijke avond aan overgehouden". Coen Pronk en Monique Smal kunnen nog een paar maanden vooruit met Feydeau en Courteline. Coen zelf heeft de handen vol aan teeveegrapjes zoals „die Indische gast" bij Tante Lien in de Late Late Lien Show van Wieteke van Dort ofwel, zoals de hoofdpiet haar vorige maand nog noemde, vrouwtje Wiet. „Voor mij is het meedoen aan die show, waar we allemaal danig veel plezier van hebben, een uitstapje. En zo proef je nog weer eens iets van mijn geboorteland, Indonesië. Maar voorlopig gaat het nog om die Franse lach en dat gaat zeker niet met die niet minder bekende Franse slag. Zeker niet. Maar dat zal men volgende week wel gewaar worden". LEIDEN/OEGSTGEEST De ambassadeur van Israël in ons land, de heer Eytan Ronn, heeft vanmiddag in de Congreszaal van de Jaar beurs te Utrecht aan 96 Ne derlanders onderscheidin gen uitgereikt voor de opof feringsgezindheid en de moed, die zij tijdens de Tweede Wereldoorlog toon den en waardoor het leven van Joodse medeburgers be houden kon worden. Tot op heden hebben bijna duizend Nederlanders deze onder scheiding ontvangen. De onderscheidingen worden toegekend door het Israëlische Rijksinstituut Yad Vashem dat in 1953 door de Knesset (parle ment) werd opgericht ter her denking van de zes miljoen jo den, die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Nazi's en hun trawanten zijn omge bracht en om diegenen, die zich op bijzondere wijze ver dienstelijk hebben gemaakt bij het redden van Joden, te eren. Tevens fungeert het Yad Vas hem als een internationaal in stituut voor oorlogsdocumenta tie. De heer Iman J. Van den Bosch uit Leiden werd pos tuum de onderscheiding toege kend voor zijn veelzijdige in zet ten behoeve van Joodse landgenoten. Als één van de leiders van het „Nationale Steun Fonds" hielp hij gelden verzamelen voor het verzet. Dankzij deze financiële steun konden in de jaren 1943 tot 1945 de levens van 4000 Joden worden gered. De heer Van den Bosch werd eind 1944 ge arresteerd en terechtgesteld. De heer Teunis J. van Dien uit Oegstgeest en wijlen zijn echt genote Maria Maatje van Dien- Foortse kregen de onderschei ding omdat zij in hun huis on derdak gaven aan een joodse vluchteling. De heer Van Dien was gedurende de oorlog offi cier van politie en hoewel hij en leden van zijn familie wer den gearresteerd, zette hij na zijn vrijlating de ondergrondse achtiviteiten voort en heeft nog vele Joden een goede weg gewezen om een veilige schuilplaats te vinden. LEIDEN Polen zijn bij uit stek theatervernieuwers en experimenteren druk met al lerhande technieken. Daarbij nemen mime en pantomime een belangrijke plaats in, ook probeert men niet-realistische speelstijlen, waarbij emoties worden uitgebannen. „De twist" van Marivaux, uitge voerd door het pantomimethe ater van Tomaszewski, gistera vond in de Schouwburg, werd geheel gemimed. De voorstel ling was vooral interessant vanwege de mimische technie ken. In het begin leek het erop dat Tomaszewski ook iets pro beerde te zeggen over de leeg heid der omgangsvormen, maar hij werkte dit niet ver der uit. Dit hield rechtstreeks verband met het feit dat de bewegingen minder markant werden, en er inhoudelijk minder gebeurde op het to neel. „De twist" speelt zich af aan het hof in de 18e eeuw. Prin ses Hermiane laat voor haar gasten, waaronder de prins, een dierenfabel uitbeelden. Deze fabel vertelt wie de on trouw in de wereld heeft ge bracht, nl. de man. De prins is het daar niet mee eens en laat een experiment van zijn vader uitbeelden. Het experiment toonde dat mannen en vrou wen zich evenveel schuldig maken aan ontrouw. De be ginscènes aan het hof waren de mooiste: de personages be wogen zich strak en afgeme ten, als marionetten. Door de gebaren te vergroten, lieten de acteurs zien hoe leeg en stere otiep en doortrokken van vleierij de omgangsvormen waren. De fabel was plezierig om naar te kijken en zorgde voor komische momenten door de reakties van de gasten en de prins. Het gedeelte dat daarna door de prins werd ge regisseerd, was heel wat min der. Het bewegingspatroon kon niet meer boeien, en de handelingen waren voorspel baar. Er was in dit gedeelte minder variatie in toneelbeeld en verhaal. Uiteindelijk is de bedoeling van Tomaszewski niet duide lijk geworden. Wilde hij ons een bewegingsspel voorzetten uitgevoerd in kostbare kostu mering en decors en fraai op muziek gezet van H&ndel en Purcell; of wilde hij uitspra ken doen over de maatschap pij, over de ware aard van ae liefde, over menselijke tekort komingen? Aanzetten hiertoe waren wel degelijk aanwezig. Of wilde hij de auteur Mari vaux in een ander daglicht stellen (welk)? Het is iammer dat hierover onduidelijkheid1 bestaat; het maakt dat de voor stelling als vrijblijvend kan worden getypeerd, terwijl ik vermoed dat die niet als zoda nig bedoeld was. JACQUELINE MAHIEU ontploffing van het kruit- itpt'P had behalve een groot w van de binnenstad, ook aswen van de „buitenstad" t, iade berokkend. De schuil- >or aan de Appelmarkt was lar lanig beschadigd, dat men n i b de vraag kon stellen of chi "stel wel verantwoord zou se. Uit de opgaven van de en« tselaar, de timmerman en glazenmaker blijkt, dat er e kDr een kleine vijfduizend .pai 'den geruïneerd is. Voor de gel tochiegemeenschap was dat edi1 keel bedrag, maar het valt llen het niet bij de 325.000,- lade, die aan de kerken en ïati blieke gebouwen is toege- dd&ht door de taxateurs. Het is oni ^rschijnlijk, dat de pastoor a. n de statie met directeur-ge- ht raal Giudici gesproken heeft p<*r alternatieven. 1807 is Bernardus Ocke pas- >r van de statie. Hij is de >n van een destillateur uit Amsterdamse stadswijk 'ken, die uit de archieven voren komt als een '■innig en werkzaam Geboren te Amsterdam 29 januari 1755 werd hij diezelfde dag gedoopt in kerk op het Bagijnhof. Of familie altijd Ocke heeft geheten, is zeer de vraag. In de huwelijksakte heet de va der Ockoko. Deze vader stierf op jeugdige leeftijd en liet een niet vermogende familie na. Barend Ocke en zijn twee jaar jongere broer Pieter hebben in 1768 recht op een bedrag van 1.500,- uit de erfenis, maar moeder Johanna Quant kan die gelden niet uitkeren. Wan neer Pieter Ocke in 1811 te Leiden te boek staat als „ren tenier" is hij goed vijftig jaar oud. In datzelfde jaar blijkt pastoor Barend Ocke ook een aardig kapitaaltje te bezitten. Zij moeten derhalve andere bronnen hebben aangeboord, dan het vaderlijk erfdeel al leen! Na de priesterwijding in 1779 werd Ocke kapelaan in „het Haan tjetegen woordig beter bekend als „Ons' lieve Heer op Solder". Na vijf jaar werd hij overgeplaatst naar Loosduinen om daar een nieu we statie te stichten. Eenmaal aangekomen in Leiden, zou hij voorbestemd zijn als bouwpas toor op te treden bij de eerste als zodanig uiterlijk herkenba re katholieke kerk na de Re formatie. In het voorjaar van 1807 zien we pastoor Ocke stoute schoe nen aantrekken. Hij stuurt een request naar de koning. Na de gebruikelijke omhaal van woorden, komt zijn „nederig verzoek" erop neer, dat het Zijne Majesteit moge behagen om aan Giudici of aan een an dere expert de opdracht te ge ven een tekening te maken voor een herbouw ten behoeve van de katholieke eredienst. Het heeft er de schijn van, dat pastoor Ocke probeert om één van de oude middeleeuwse pa rochiekerken in handen te krijgen. In geen geval is toen gedacht aan de Saaibal, want hofaalmoezenier Lamblardie bericht uitdrukkelijk, dat pas toor Ocke „er niet aan had ge dacht dit gebouw te vragen". We mogen op veilige gronden aannemen, dat de pastoor zich al zag rondlopen in de Pan- craskerk. De Minister van Binnenlandse Zaken vraagt immers in die periode aan het stadsbestuur of het nog wel zin heeft om de Pancraskerk, die zwaar beschadigd is, te her stellen. Het lot van de onlangs geheel gerestaureerde kerk heeft in 1807 kennelijk aan een zijden draadje gehangen! Het request is de deur uit en het woord is nu aan de koning.. Jammer genoeg is het ver zoekschrift ongedateerd, zodat het onmogelijk is om met ze kerheid te achterhalen of de vraag van de minister van B.Z. op 25 januari aan Giudici iets met de aktiviteiten van Ocke te maken hebben. De minister vraagt namelijk wel ke van de publieke gebouwen in Leiden kan worden gemist. Giudici antwoordt daarop: „dat volgens zijne gedagte de Saij-Hal staende op het Rae- penburg, moetende worden gedemolieert, het beste gemis soude kunnen worden". Dit gebouw stond al op de slopers hamer te wachten. Men hield er al rekening mee, dat het zou verdwijnen. Waarom moest dit dan nog eens na drukkelijk worden opgegeven aan de ministerAlles wijst er op, dat dit na het verzenden van het request aan de koning de volgende zet is in het spel. Wanneer de pastoor van de koning het bericht heeft ont vangen, dat deze voor hem een nieuwe kerk zal bouwen, lijkt het erop, dat men toen pas zijn zinnen is gaan zetten op de Saai hal: „Hij heeft zelfs gemeend dat het zijn plicht was Zijne Excellentie de mi nister van Binnenlandse Za ken erop opmerkzaam te ma- De buskruitramp, getekend door Hansen. ken, dat men veel kosten zou sparen als men zich zou kun nen bedienen van de voorma lige kerk. Zijne Excellentie leek aanvankelijk het plan goed te keuren, maar tijdens een tweede bespreking, toonde hij zich minder geneigd en hij heeft besloten, dat de Saaihal zou worden verkocht, zeggen de dat het te laat was om de voor de 22e (april) aangekon digde verkoop op te houden". De veilingsdatum nadert met rasse schreden. Goede raad is duur. Intussen heeft de koning aan één van de leden van de Ko ninklijke Commissie gevraagd wat de financiële gevolgen zouden zijn in geval van een gunstige beslissing op het Saai- halplan. Op 25 maart wordt aan de koning gemeld, dat Gi udici heeft gezegd, dat herstel van de Appelmarktkerk tus sen de/ 4.500,- en5.000,- zal vergen en dat bij een gedeelte lijke vergroting van de kerk op de huidige plaats de kosten 20.000,- a 25.000,- zullen bedragen. De bouw van een hele nieuwe kerk komt op 45.000,- tot50.000,-. De ko ning stuurt het ontvangen rap port op 31 maart naar de mi nister. Deze vraagt op zijn beurt aan de wethouders in Leiden hoeveel parochianen pastoor Ocke heeft Na de pas toor te hebben gehoord, kun nen dezen op 21 april (een dag vóór de veiling van de Saai- hal) aan de minister schrijven, dat dit er ongeveer 600 zijn. Een heel opmerkelijk getal, want de pastoor heeft in zijn brief aan de koning geschre ven, dat hij duizend tot twaalf honderd kerkgangers heeft Terwijl de brief van de wet houders onderweg is naar Den Haag, gaat er een brief uit van de minister aan Giudici met de vraag of de Saaihal tot kerk kan worden verbouwd. Het gaat er om spannen. Residentie orkest teleurstellend LEIDEN In de Stadsge hoorzaal was gisteravond het derde concert te horen van de reeks die het Residentie-Or kest dit seizoen in Leiden geeft. Op het programma ston den het vioolconcert in G van Mozart en de zesde symfonie (de „Tragische") van Mahler. Het orkest stond onder leiding van Alain Lombard. In het vioolconcert soleerde Jaring Walta. Zijn spel was „liefdevol", vol kalmte en se reniteit die het een weldadige rust deden uitstralen. Het Re sidentie-Orkest begeleidde niet licht genoeg en deed daar mee de solist tekort De na de pauze gespeelde sym fonie van Mahler bleek het or kest nogal zwaar op de maag te liggen. De eerste twee delen gaven een chaotisch beeld te zien waarin Lombard geen duidelijke lijn wist te brengen. In de minder gecompliceerde, harmonieuzere gedeelten in het Andante Moderato bracht hij meer struktuur, en dit deel gaf de helderste interpretatie te horen. Het laatste deel, de finale, waarin de belangrijkste thema's hun hoogtepunt berei ken, stelde orkest en dirigent wederom voor onoplosbare problemen. Lombard neigde gevaarlijk naar bombast en zijn accentlegging was eerder driftig dan onverbiddelijk (zoals hij ongetwijfeld bedoel de). Al met al een teleurstel lende ervaring voor een Ma- hlerfan. Het getuigt misschien wel van durf om zo'n werk op het programma te zetten, maar als het resultaat zover onder de verwachtingen blijft als gis teravond het geval was, is een minder gedurfde keuze beter op zijn plaats. VERENA KOPERDRAAT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 5