Een land om te proeven Het bos deBaskenen de béarnais tussen de oceaan en deAubisque nog met beren worstelde, maar ook z'n broer liet vermoorden en in een twistgesprek zijn enige zoon doodde. Historie, maar wat bieden deze landen vandaag? Allereerst de brede stranden langs de Golf van Biscaje, die hier nog als vanouds de golf van Gascogne heet, en pal daarachter het grootste bos van West-Europa, waarvan alleen al in het departement Landes 645.000 hectare zeedennen en kurk- en steeneiken, met al wat daartussen aan kleurig struikgewas groeien wil, afgewisseld door formidabele niet minder dan 112.000 hectare maïsakkers. Saai? Dat lijkt maar zo. De Grandes Landes de Gascogne waren ooit een enorme, troosteloze vlakte, waar het zand vrij rondstoof op de oceaanwind en de riviertjes vastliepen in moerassen. Alleen schapen konden er aarden. Hun herders en de herderinnen liepen, om ver te kunnen zien en niet te verzinken, op stelten rond, de* befaamde échasses of tchanques, staken van 1 meter 70, de bovenste 45 centimeter en de klampen met riemen aan voet en onderbeen vastgesnoerd, forse spierkracht eisend om de gebruikelijke stappen van anderhalve meter te maken. Folkloristische groepen evenwichtskunstenaars als de Cadetouns van Soustons en de Paloumayres van Hossegor dansen er nog altijd op rond, maar de beroemdste tchanquayre aller tijden bleef toch Sylvain Dornon, die niet alleen op stelten twee verdiepingen van de Eiffeltoren beklom, maar er in 1889 ook in 58 dagen mee van Parijs naar Moskou liep, 2945 kilometer. Onmisbaar zijn de tchanques in de Landes niet meer: in 1788 begon ingenieur Nicolas Brémontier het zand langs de kustlijn vast te leggen. Hij wierp er palissaden op, waartegen zich de eerste heuvels konden vormen en beplanting deed de rest; vooral brem werd .in de strijd geworpen. In weinige jaren waren er duinen ontstaan, en daarachter schoten de eerste dennenbossen wortel. Meer dan een eeuw is men vervolgens blijven planten, draineren en ontginnen, en in onze dagen 'ijkt tenslotte ook de grootste belager van deze bossen, het vuur, overwonnen. In de veertiger jaren ging bij een paar duizend bosbranden nog bijna vierhonderdduizend hectare verloren, met in 1949 als laatste grote rampjaar o.a. de reuzenbrand van Cestas, die 30.000 hectare verwoestte. Vandaag rukken bij het eerste alarm uit twintig kazernes de sapeurs pompiers van de bosbrandweer uit. In 1977 werd van het enorme areaal nog maar 77 hectare door brand geveld. Voorzichtig met vuur blijft overigens de eerste les in de Landes, maar water is er ook. Volop. De kust Uniek immers ligt in de bossen van de Landes. direct achter de duinen een reeks aantrekkelijke meren komt ter tafel en geniet de eer van een eetcultus, die de een als noblesse roemt en de ander zelfs als een religie, misschien wat heidens, „mais délicieuse", van ham tot zalm, forel tot paddestoel. En men moet ook de namen proeven van gastronomische meesters als Jean-Baptiste en Firmin Arrambide in St. Jean Pied- de-Port, Frederic Couchou- Meillot in Mimizan, Noël en Michel Baris in Luxey. Namen in den vreemde behoren toch al tot het mooiste van een land, vinden wij, en daarom draven hier ook de super kampioenen op van weer een volgende specialiteit, de meesters van de fronton, op z'n Baskisch „jaïi-alaïi, de overal te vinden muur voor het virtuoze balspel pelote basque. Prachtige namen als die van Patxi Churruca, Arratibel, Guisasola, Irigoras, Echeva, Beascochea, Berojalbiz, pure Basken, die elkaar de eer betwisten in de variant cesta punta, waaraan drie muren te pas komen, met het zwiepend geweld van de chistéra, een soort rieten schuitje rond de onderarm voor de trefzekere meesterslag, die de bal een snelheid van 300 kilometer per uur kan geven. Dan zijn er ook nog arena's voor het stieregevecht, maar veel talrijker valt in de Landes de onbloedige variant te zien, die al in 1475 wordt vernoemd, de course landaise, de sport van het behendig ontwijken van een wilde koe die op je af komt stormen. Op z'n mooist wordt er niet alleen op het laatste ogenblik voor het dier opzij gesprongen, maar met een fraaie zweefduik er overheen. De Fédération Frangaise de la Course Landaise organiseert de competitie om de trofee- Anisette, maar meldt op de kalender ook het optreden op vele tientallen plaatsen van vedetten als Larrouture en Latapy, Dargelos, Pabon, Pussacq. Er valt uiteraard nog veel meer te beleven in dit boeiende land. Ook het geboortehuisje van Vincentius a Paulo, monsieur Vincent, is er nog te zien nabij Dax, zelf op Zijn beurt al een kuuroord sedert de Romeinen, met de warme bronnen die nog altijd de fontein La Nèhe dampend op 64 graden doen stromen. Nog één tip: het Ecomusèe de la Grande Lande bij Sabres, waar rond de Marquèze-hoeve (1824) met al haar bijgebouwen en akkers, landschap en levensstijl zijn bewaard zoals die karakteristiek waren voor dit land van hout en hars en honing. Wie van dit alles meer wil weten, ook van de aantrekkelijke routes die voor autotochten zijn beschreven, kan voor de Landes terecht bij Michel Villeligoux, 22 Rue Victor Hugo. Mont-de-Marsan, voor de Bèarn bij het Comité de Coordination, Building des Pyrenées, 64000 Pau en voor het Baskenland bij het Comité Touristique, Citè Administrative, 64200 Biarritz. Voorts uiteraard overal bij het plaatselijk Syndicat d'lnitiative en bij het Frans Verkeersbureau. Prinsengracht 670, Amsterdam (020-247534). Bon voyage!. Waar ter wereld werd ooit een kind gedoopt met een scheutje wijn en een snufje knoflook en vervolgens neergelegd in het grote dekblad van een schildpad, dat als wiegje diende? Het wiegje is nog altijd te zien in het kasteel van Pau in de buurt van het hemelbed, waarin Jeanne d'Albret tijdens haar weeën lag te zingen omdat ze niet wilde dat haar kind „een huilebalk zou worden of een knorrepot". De datum was 13 december 1553 en Jeanne was zojuist hotsebotsend 19 dagen in een koets uit Picardië komen rijden, waar haar man meevocht tegen keizer Karei V. Ze was een dochter van Henri d'Albret, burggraaf van de Bëarn, die een koe in zijn wapenschild voerde. Toen zijzelf geboren was, werd er een brutaal grapje op de Albrets gemaakt: Wat een mirakel, de koe heeft een schaap gebaard. Grandpère d'Albret kon dan nu eindelijk trots van antwoord dienen: Kijk, het schaap heeft een leeuw ter wereld gebracht. En hij wreef de baby knoflook op de lip en vestigde een koninklijke traditie door dat af te maken met een scheutje Jurancon, de fameuze witte wijn die er beroemd door werd en nog altijd mondjesmaat en dus zeldzaam wordt gewonnen in 28 dorpen op de lagere hellingen van de nabije Pyreneeën. Het kind was „Lou Nouste Henric", de grootste Béarnais uit de historie, Henri de Navarre, de latere Franse koning Henri IV, een man die zes dagen na zijn eigen huwelijk zijn hachje in de Bartolomeusnacht alleen maar zou weten te redden door haastig de reformatie af te zweren. Daar kwam hij weer op terug, om er tenslotte voorgoed mee te kappen. Want was Parijs niet een mis waard? Zeker: Paris vaut bien une messe, en zijn naam leeft in elk geval ook voort in de gastronomie van de Bèarn, waarvan ergens tussen de aardappelen en de boerenkool tot het gemiddelde Nederlandse kookboek slechts de bèarnaise-saus is doorgedrongen, alsof er nooit een Poule-au-pot Henri IV had bestaan. Om van de rijke rest maar te zwijgen. Om van die rest te proeven, moet men dus derwaarts gaan. En dan ligt daar tussen Bordeaux en de Pyreneeën en van de Atlantische oceaan tot de Col d'Aubisque, pakweg zeven- tot achthonderd kilometer zuidelijk van Parijs, een boeiend stuk Frankrijk op ontdekking te wachten. Wat in dit verhaal te proeven wordt voorgehouden, is het zuidwestelijk deel van historisch Aquitanië, officieel de departementen Les Landes en Pyrènèes- Atlantiques, maar feitelijk drie landstreken: naast het oude graafschap Bèarn, de Landes van Gascogne en het Franse Baskenland. Binnen dat drietal is nog weer een flink aantal eigensoortige gebieden te vinden, zoals het land van Born aan de kust, de Grandes en de Petites Landes daarachter, maar ook Armagnac, waar de gouden drank, op houtvuur gestookt, in eiken vaten ligt te rijpen tot de prijs van zestig gulden voor een fles Nectar Imperial van een kwart eeuw oud (Luis Ocana is er voor van de fiets in de distilleerderij gestapt), Tursan met z'n twaalfhonderd wijnboeren, Chalosse, Frans Navarra enzovoort. Het gebied is velen helaas slechts van een vluchtige passage bekend, de toerist die onderweg naar de Spaanse stranden 'n nachtje neerstrijkt op een camping, de pelgrim die via Dax en Pau naar Lourdes spoort. Een land van doortocht is het ook al vanouds, want aan de voet van de bergen kwamen hier ooit in St. Palais en St. Jean Pied-de-Port de vier grote routes samen van de bedevaarten naar St. Jacob van Compostella: die van Parijs via Tours en Poitiers, die van Vèzelay langs Bourges, Limoges en Périgueux, die van Le Puy over Conques en Moissac en die van Aries voorbij St. Gilles en Toulouse. Historie, maar er is nog veel van terug te vinden, de kerken, kapellen en wegkruisen, en de herbergen, zoals die van St. Loup in het straatje naar de oude brug over de Gave de Pau in het van monumenten ritselende Orthez, stadje van de despoot Gaston Fébus, de grote jager, die er zeshonderd honden op na hield en op z'n zestigste De steltlopers uit de Landes op hun tchanques van vandaag, met de schapevacht van de herders van vroeger. 'Aubisque, rond zestig kilometer zuidelijk van Pau, via de De Pyreneeën met de Col d Vallèe d'Ossau. van noord naar zuid: de zeer grote van Cazeux- Sanguinet en Biscarrosse- Parentis en kleinere als die bij Aurilhan, Leon, Soustons en Hossegor; een paradijs voor watersporters en hengelaars, de natuur op haar best en allerlei gerief van campings onder de bomen in de buurt. Soms is er een verbinding met de oceaan, zoals de Courant d'Huchet bij Leon, een riviertje van romantische pracht, waar men zich al voor een tientje twee uur op z'n Giethoorns kan laten varen door wat een oerwoud lijkt. Niet minder mooi ligt even noordelijker de Courant de Contis. Tegen een decor van zand en groen ligt hier ook een rij badplaatsen, van al wat ouder tot fonkelnieuw, met allereerst de Cöte d'Argent, waar Mimizan-Plage en Bicarrosse-Plage de grote trekpleisters zijn en vervolgens de Cöte Sud des Landes (die eigenlijk een westkust is) van Vieux- Boucau-Port d'Albret tot Capbreton met z'n open jachthaven. Hier liggen samen elf centra, met niet alleen 50.000 hectare bos, vijftien meren en vijftig kilometer fijn zandstrand, maar ook 120 hotels, veertig campings, achtduizend appartementen en 20.000 plaatsen in vakantiehuisjes (Comité de Tourisme, Avenue Paul Lahary, 40150, Hossegor). Extra er uit springen aan deze Cöte Sud de ontwikkelingen in Seignosse (goed-ogend voorbeeld van wat eigentijdse filosofie kan bedenken aan kleinschalig onderdak, op gezinsmaat gesneden, helwitte huisjes met rode pannendaken in het groen, drie stranden, perfecte wegen, sportaccommodatie) en het miljoenenproject van Port d'Albret. Daar wordt de reeds aanzienlijke badplaats ongeveer verdubbeld rond een binnenmeer, een oude bedding van de Adour, die met inschakeling van Nederlandse waterbouwkundigen inmiddels door een stuwdam van de oceaan is afgescheiden. En tenslotte volgt dan nog de Baskische kust met allereerst de oude maar nog niet versleten glorie van Biarritz. Hier liet meer dan een eeuw geleden keizer Napoleon III als zomerresidentie voor zijn keizerin en zichzelf de „Villa Eugènie" bouwen, die als Hotel du Palais op een rotspunt nog altijd staat toe te zien hoe de surfers balanceren op de eindeloze deining. Rondom staan ruim honderd andere min of meer besterde hotels en richting Spanje liggen die ook in Andret, St. Jean de Luz, waar tevens de vissers thuis zijn, Hendaye. Landinwaarts ligt niet alleen Sare, legendarisch lustoord voor smokkelaars, maar ook Cambo waar Edmond Rostand, auteur van Cyrano de Bergerac, zijn fortuin belegde in de villa Arnaga, nu een museum, omringd door vermaarde tuinen. Bayonne met z'n Baskisch museum is de grote haven van de streek, die vooral uit de Bèarn aangeleverd krijgt: maïs van de Chalosse en produkten uit de chemische industrie die zich op de aardgasbel van Lacq gevestigd heeft. Bayonne is in grootte de tweede stad van beide departementen, en toch nog maar de helft van Pau, dat er met zijn universiteit ook niet meer dan 90.000 heeft. Want we zijn hier nu eenmaal in het land van de kleine gemeenschappen, de honderden dorpen en stadjes. En van de palombe, de fronton, de arena, de course landaise en de foie gras. De jacht op de palombe, een wilde hout- of ringduif behoort al sinds onheuglijke tijden tot de herfstige hartstochten van de Gascons, de Béarnais en de Basken. Ze speelt zich vooral af in de Pyreneeën-dalen waar de palombe op de trek zuidwaars in menigte un vol bleu passeert (prachtige valleien trouwens, zoals de Vallèes Vert, d'Aspe en d'Ossau in de Bèarn met skicentra en warme bronnen, fraaie stadjes, grotten en schapenkaas). De verbaasde duif ziet daar allereerst hoe mannen druk met witte vlaggetjes staan te zwaaien. Aardig, denkt de palombe, en daalt wat om beter te kunnen zien. Dan fladderen er opeens blinkend-witte houten schijven door de lucht. Haviken, meent de palombe en reageert in een flits: wegwezen, duiken! Maar dat is precies wat de palombières wilden, want ze hebben hun netten al gespannen en straks staat de palombe gebraden op het menu, waarop al naar het seizoen ook andere trekvogels hun einde vinden. Ook ganzen en eenden hebben het hier niet best, want ze leveren de kostbaarste lekkernij van het land: In de Landes noemt Aire sur l'Adour zich trots la Capitale Mondiale du Foie Gras en de ganzelever wordt er duur betaald, allereerst door de gans zelf, die zich de maïs overvloedig door de strot moet laten proppen, waarna de foie naturel ruim honderd gulden per pond opbrengt, terwijl de foie canard maar een geeltje minder doet. De smaak echter is hemels, en nu het hier toch over fijnproeven gaat, behoren de keukens van deze landen in den brede te worden geprezen. Al wat er uit het water en de lucht kan worden gevangen of te land gefokt. kifïIiJilitl i t iklgjdl i ff, i i l s t s r* ■Kf'ihrdïf'iïitï*'»'»rv f! ii r,.i„» r .«|M 4 1*1»Mi XmwwmmwM 11* 1 Het strand van Biarritz; in het midden de „Villa Eugènie", die Napoleon III liet bouwen, nu het luxueuze Hotel du Palais.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 23