Win Remmerswaal en de onzekerheid „Ik ben eigenlijk heel mild geworden in mijn oordeel" Henk Nooren laat deur naar Spelen nog open Entree in Amerikaanse Major League geeft geen garanties v, SPORTLEIDSE COURANT ZATERDAG 1 DECEMBER 1979 PAGINA 13 Henk Nooren zoekt voor het eind van dit jaar een paard waarmee hij op de Olympische Spelen re delijk voor de dag kan komen. Lukt dat niet, dan is hij vanat 1 januari prof DALFSEN Mocht Henk Nooren voor het einde van dit jaar alsnog een paard vinden, dat hij geschikt genoeg acht om er het volgend jaar mee naar de Olympische Spelen van Moskou te gaan, dan zal hij zijn besluit om per 1 januari 1980 professional te worden opschorten tot na de Olympische Spelen en met de Nederlandse ruiteréquipe naar de Sovjet Unie afreizen. Deze week is de 25-jarige Nooren naar het buiten land geweest om een paard te bekijken. „Het is het enige dat ik momenteel op het oog heb. Vol doet het aan mijn verwachtingen, dan koop ik het en ga ermee naar Moskou, anders blijf ik rustig hier". Nooren, die onlangs de stal De Molshoop verliet en een contract afsloot met Opstalan, een Tilburgse fabriek in dak-en isolatiemateriaal, om zelf een wedstrijdstal op te bouwen, moest noodgedwongen afzien van de Olympische Spelen, omdat hij zich verplichtte al zijn paarden de naam van de sponsor te geven. En dat staan de reglementen van de SEI (de Internationale Hippische Sportbond) en het K)C (Internationaal Olympisch Comité) niet toe. De Dalfse ruiter zal zelf geen traan laten als hij Moskou niet zal zien. „Wat ik nu op het oog heb is geen superpaard, maar een waarmee ik netjes de finish kan halen. Olympisch kampioen zal ik er niet mee worden, maar een afgang zoals drie jaar geleden tijdens de Spelen in Montreal bespaar ik me. Dat debacle zit nog diep in me geworteld. Ie dere sportman leeft jaren naar de Olympische Spe len toe. En op die twee dagen in de ring komt het aan. Als het dan mis gaat, voel je je erg beroerd. Daarom zeg ik, een goed Olympiade-paard, of an ders helemaal niet". „De Olympische Spelen stellen specifieke eisen aan het paard. Je kunt een toppaard hebben, maar als het gewend is om drie dagen warm te lopen, kun je het wel vergeten. Het moet in staat zijn om zich niets van een bomvol stadion aan te trekken, het moet gemakkelijke hoogte- en breedte-spron gen kunnen maken en daarvoor moet het in één keer klaar zijn. In Montreal waren de hindernissen absurd hoog. Daar was niet overheen te springen. Dat zal in Moskou wel meevallen. Ieder organise rend land bouwt een parcours met de mogelijkhe den van de eigen coureurs. In Rusland is geen gro te ruiternatie. Het mag wel niet, maar de parcours- bouwers zullen er wel rekening mee houden". Vindt Nooren geen goed paard, dan zal hij met in gang van het nieuwe jaar verder als professional door het leven gaan. Hoewel hij de term professio nal aanvechtbaar vindt. „In principe zijn alle rui ters professional. Op een enkele na, die van huis uit genoeg geld heeft. Henrik Snoek b.v. had al een stal van 100 paarden. Hij had ze voor het uit zoeken. Maar de meesten kunnen zich een wed strijdstal toch niet veroorloven. Dus ga je er iets bijdoen. De één verkoopt schapen, de ander paar den. Ik verkoop toevallig paarden. Een echte pro fessional is voor mij iemand die een dagtaak heeft aan het wedstrijdrijden. En dat zijn er maar wei nig. Neem nou de ruiters achter het ijzeren gordijn. Wat zijn zij dan? Daar hoor je niemand over". In verlegenheid Henk Nooren heeft met zijn voorgenomen be sluit de Nederlandse équipe een beetje in verle- Senheid gebracht. Chef d'équipe Ben Arts en ohan Heins hebben hun teleurstelling over het eventueel wegvallen van Nooren inmiddels la ten blijken. „Maar", zo zegt Nooren, „ik moet ook aan mijn toe komst denken. Drie jaar heb ik bij de stal van Molshoop de gelegenheid gekregen om paarden op te leiden voor de wedstrijden. Voor sommige is veel belangstelling geweest en konden voor veel geld verkocht worden. Dat is nooit gebeurd, waar door er voor mij als wedstrijdrijder een ideaal kli maat werd geschapen. Dat is nu voorbij. Ik ga zelf aan de slag". Henk Nooren heeft een bijzondere visie op het in de paardesport nogal eens opduikende dopingfeno- meen. Zijn uitleg is als volgt: „Er wordt op een verkeerde manier over de doping gesproken. Al leen de exceptionele gevallen wordep aan de kaak gesteld. Kijk, toppaarden zijn ontzettend moeilijk te vinden. Je moet er vanuit gaan, dat elke ruiter eens in de tien jaar zo'n toppaard krijgt. Daar is hij dan ook verschrikkelijk blij mee. Dacht je dat hij dat paard de vernieling in zou spuiten? Als een paard een dikke pees heeft, wat een ernstige bles sure is, zou alleen een pijnstiller helpen. Maar dat is niet reëel, omdat het dier na twee maanden kreupel zou zijn. Dat doe je je beste paard niet aan. Maar als wij bijvoorbeeld hoofdpijn hebben, nemen we ook een aspirine. Daar gaan we niet kapot Twee jaar geleden werd Gerd Wiltfang in Aken met Roman wereldkampioen op een paard, waar van iedereen zei, dat het de dag voor de wedstrijd nog kreupel was. Het zou van onderen tot boven onder de doping zitten. Nooren: „Ik heb niets ge zien en al zou het waar zijn, dan nog had ik het zelfde gedaan als hij. Kijk, na de periode Schocke- möhle zat West-Duitsland met zijn ruiters op een dieptepunt. Wiltfang had het in zijn handen om idat land daarover heen te helpen. Met een wereld kampioenschap. Dan zit het belang dieper dan die ene pijnstillende injectie. En bovendien, dit jaar is hij met hetzelfde paard in Rotterdam Europees kampioen geworden. Dan heeft hij blijkbaar toch zijn paard niet kapotgemaakt". HENK WAGEMAN korfbi :warti! WASSENAAR - Een kwartier na het afgesproken tijdstip rinkelt e klasjde telefoon in de wat verslonsde taveerne aan de Rijksstraatweg en wq jn Wassenaar. De waardin sloft naar achteren, neemt de hoorn van de voq (ie haak, luistert en hangt op. Ze komt vanachter de toog tevoor- om nj Schijn en vraagt of de bezoeker nog even geduld wil hebben. „Hij eincjjQjnj over een kwartier", laat zij op een wat vermoeide toon we- d pas|jen Berustend laat de aangesprokene nog een biertje aanrukken icht Ben s*eek* de zoveelste sigaret van die dag op. De pils wordt op het 8 ietwat morsige, van geplette eetresten voorziene tafelkleed gezet en onderwijl schuifelt een andere gast naar binnen. Hij hijst zich Leid) moeizaam op een kruk aan de tap en laat op de obligaat-geinteres- seerde vraag van de eigenares „hoe het er mee staat" mompelend iderd ij weten „dat het wel gaat". Het wordt zowaar ineens nog druk in de k; Ma wat bedompte kroeg, nadat een aantal enigszins verdwaald lijken- in l6Jde figuren het interieur is komen verlevendigen. Maar gezellig r—Teilijkt het in dit etablissement nooit te kunnen worden. Trekil Daar verandert ook de entree van Winneke Remmerswaal niets aan. De aanwezige (stam)gasten reageren nauwelijks op zijn bin nenkomst. En toch brengt Win Remmers waal, Nederlands enige honkbalprof van allu re, in deze uitspanning sinds hij is terug geko men uit de Verenigde Staten nogal wat uur tjes zoet. „Om een bil jartje te leggen", laat hij later in het gesprek weten. Aan een tafeltje ach teraf blijkt Win Rem merswaal bepaald geen roe tb ind tslag f. Ma J 1 lat wel Win Remmerswaal heeft zijn van oorsprong keiharde rechte bal in- middes zo veel variatie meegege ven dat hij er de hoogste afdeling in het Amerikaanse profhonkbal mee heeft bereikt. toonbeeld van de ge willig pratende sport man. Dat wekt geen verbazing, want al bij het maken van de af spraak bleek de Wasse naarder zeer veel be denkingen te hebben tegen een interview. „Kan het niet telefo nisch", vroeg hij daar bij. „Het komt allemaal steeds zo op hetzelfde neer. Iemand komt een uur met je praten, maar achteraf duurt zo'n gesprek dan toch Na de toezegging dat getracht zal worden zo min mogelijk van zijn tijd in beslag te nemen en tevens dat obligate thema's niet aan de orde zullen komen stemde Winneke Rem merswaal toe. Al spoe dig wordt duidelijk waarom Remmerswaal weinig trek had in een interview. „Ik ben honkbalmoe", laat hij zich ineens ontvallen. En dat is bepaald geen vreemde opmerking als men weet dat. Neder lands beste honkballer aller tijden gedurende anderhalf jaar vrijwel voortdurend bezig is geweest met de sport waarin hij naar het zich laat aanzien het allerhoogste heeft be reikt dat maar moge lijk is: de Amerikaanse Major League, de aller hoogste afdeling der profs. „Ik heb sinds fe bruari vorig jaar in an derhalf jaar 240 wed strijden gespeeld", ver telt Remmerswaal. „Toen ik in augustus werd opgeroepen voor het Major Leagueteam van de Boston Red Sox zat ik mentaal en fy siek aan mijn plafond. Ik had niet meer dat beetje extra dat je voor die stap nodig hebt, dat door de nieuwe entou rage wordt vereist. Bo vendien stelde ik me zelf tot taak het goed te doen. Vooral omdat je als Nederlandse speler meer opvalt dan als Amerikaan". Niet meegevallen Zijn in ons land veel besproken entree in de hoogste Ameri kaanse honkbalafde ling is Winneke Rem merswaal niet meege vallen. Nadat hij in augustus door de clu bleiding werd opge trommeld om vanuit het Triple A-team van de Red Sox de werpersstaf van het topteam te verster ken heeft hij in to taal acht wedstrijden gespeeld. „Daarvan ging de eer ste redelijk en de laat ste behoorlijk", herin nert Remmerswaal zich. „Maar daar tusse nin was het niet best. Pas tegen het eind van het seizoen was ik vol doende ontspannen, en dat is nodig als je goed wilt presteren". Of het optreden van de enige Nederlander in de Major League een ver volg krijgt is voorlopig af te wachten. Wan neer Remmerswaal half februari terug keert om deel te ne men aan de wintertrai- ning heeft hij zijn con tract ontvangen en weet hij of zijn sensati onele promotie van dit jaar een vervolg krijgt of dat hij weer naar het op één na hoogste team van de club uit Boston wordt verwezen. „Ik schat de kans dat ik weer voor het Major Leagueteam word uit genodigd op vijftig pro cent", deelt Remmers waal mee. „Het is over igens helemaal geen schande als je na een maal in de majors te zijn uitgekomen weer een stapje terug moet doen. Wat belangrijk is, is dat je eenmaal de sfeer hebt geproefd. Die ervaring heb je dan tenminste al opge daan. Ik werd in au gustus opgeroepen ach ter een andere jongen die vorig jaar al een tijdje in de Major Lea gue had gespeeld. Of ik weer naar het topteam terug ga hangt ook in grote mate af van wat er op het gebied van aan-en verkopen ge beurt". Geen verwondering Het zal geen verwon dering wekken dat Winneke Remmers- waal nog niet tot de vedetten behoort, hij is wat in honkbalter men heet een rookie, maar anders dan bij voorbeeld in onze voetbalwereld bete kent dat niet dat hij door de gevestigde namen met de nek wordt aangekeken, omdat de arrivés bang zijn voor hun plaats. „Je krijgt van de erva ren jongens alle moge lijke adviezen", vertelt Remmerswaal. „Al die spelers hebben ook alle fasen moeten doorlo pen van het honkbal en ze weten hoe moei lijk het is om er boven uit te groeien. Boven dien wat zou een top- speler met een gigan tisch inkomen zich druk maken. Zijn eigen positie is verzekerd, daarom wil hij jongere jongens best helpen". Als aankomende top per is Remmerswaal dankbaar voor die be jegening, wellicht mede door die begelei ding zal hij er in kun nen slagen ook munt te slaan uit zijn sportieve carriere. Tot dusver staat hij nog op een mi nimumsalaris, maar in dien de clubleiding hem weer voor het Major Leagueteam op roept komen ook pre mies aan de orde. Goed verdienen Overigens maakt de inmiddels 25-jarige Wassenaarder zich geen zorgen over zijn (financiële) toe komst. „Je kunt ook in de Minor League (alle klassen onder de hoogste; red.) goed verdienen. Ik heb bo vendien nu in de loop van een paar jaar een aantal nuttige contac ten opgebouwd. Zo zou ik wellicht te recht kunnen in Zuid- Amerika, Japan of zelfs Italië. Misschien dat ik zelfs in Neder land weer iets zou kunnen gaan doen als het onverhoopt toch niet helemaal zou lukken. Maar ik ben er wel optimistisch over". „Het enige waar je voor moet waken zijn blessures. Er zijn wer pers die daardoor soms wel een jaar uit de rou latie zijn. Zo iets remt je natuurlijk wel. Tot dusver heb ik geluk, ik heb nog niet eenmaal iets gehad. Zo moet het maar blijven". Sinds een kleine vier weken is Winneke Remmerswaal weer te rug op vaderlandse bo- .dem, welke terugkeer ook - begrijpelijk na anderhalf jaar - de no dige acclimatisering sproblemen met zich meebracht. „Ik ben nu wat aan het zwemmen, fietsen, schaatsen en kracht-trainen om straks in ieder geval fysiek een beetje fit te zijn. Ik ben alleen nog op zoek naar een ac commodatie waar ik een zogenaamde Nep tuneskrachttraining kan doen. Dat is een circuit waar je een aan tal op elkaar afgestem de oefeningen kunt af werken. Tot dusver heb ik dat in Neder land nog niet gevon den. Ik heb gehoord dat ze zoiets misschien in Soesterberg op die Amerikaanse basis hebben. Misschien dat ik daar dan terecht kan". Reizen, spelen, reizen Over tweeëneenhalve maand vertrekt Win neke Remmerswaal opnieuw naar Ameri ka om weer het leven van reizen, spelen, reizen op te pakken. Het is een bestaan waarin hij na vijf jaar keihard werken en alle geledingen te hebben doorlopen nu toch de top lijkt te gaan halen. En dat is iets dat slechts weini gen voor mogelijk hielden voor een Ne derlandse honkballer. „Als ik m, vrijwaard blijf ge- blessu- laat Remmers- waai bij het afscheid, nogmaals weten, waar na hij zich met een glas cola in de hand naar de toog begeeft. Waar nog steeds dezelfde figuren zitten die al wat som ber voor zich uitstaar den toen hij binnen kwam. Het is de vraag of de aanwezigen be seften dat zij een unie ke sportman in hun midden hadden. Zij ga ven er in elk geval geen blijk van. FRANK WERKMAN DEN HAAG Naarmate de Olympische Spelen na- £etbj deren wordt de naam van Bram Leeuwenhoek vaker genoemd. En beslist niet al tijd in positieve zin. De uit voerder van het NOC-be- leid inzake de afvaardiging van de nationale ploeg naar Moskou wordt regel matig als de grote boosdoe ner beschouwd wanneer be paalde wensen niet worden ingewilligd. Deze ervaren jketbi chef de mission, die in het dagelijkse leven optreedt als docent aan de Haagse academie voor Lichamelij ke Opvoeding en Sport, ligt er niet wakker van. Hij heeft in de loop der jaren niet alleen geleerd te relati veren. maar tevens zich te wapenen tegen de in zijn ogen dikwijls onredelijke kritiek. „Ik ben niet onder de indruk van negatieve re acties. Vaak spelen immers vooroordelen mee!". ï-e//< Zijn enigszins laconieke houding is wel te verklaren. Ondanks de in de aanloop naar de Spelen steeds weer opduikende proble men is duidelijk geworden dat'zij pregeen echte invloed hebben op de uiteindelijke samenstelling van de oranjeploeg. „Wanneer alles mee 'zit zullen er wel zo'n 150 atleten en officials gaan. En dat is onge veer hetzelfde aantal personen dat voor ons land naar eerder ge houden Olympische Spelen is ge weest. Ook internationaal gezien vallen we daarmede niét uit de toon". in ar! Toch wordt er regelmatig felle kritiek geleverd. In de KNAU - de atletiek unie - heerst teleur stelling dat er bijvoorbeeld niet voldoende geld wordt gegeven om het bepaalde plannen te kunnen uit rijd. voeren en ook wielercoach Rini twee Wagtmans heeft al op duidelijk len: toon van zijn afkeuring blijk ge- blem} geven met betrekking tot de op stelling van het NOC (lees: Leeu wenhoek) ten aanzien van de wegploeg voor de tijdrit over 100 km. Bram Leeuwenhoek kan er fijnt jes om lachen. Voorzichtig formu lerend benadert hij de probleem gebieden waarbij hij niet verheelt het onverstandig te vinden dat sommige officials via de media van hun ongenoegen blijk geven. ^.,Dat is dom en niet goed. Ook on nodig. Een keer in de vijf a zes weken, soms zelfs een keer per maand, is er namelijk het zoge naamde contactcollege. Dat is een bijeenkomst waar alle coaches vragen kunnen stellen. Een man als Rini Wagtmans is er bijna nooit bij. Daarvoor kunnen best foede redenen aanwezig zijn. laar er is ook nog een telefoon en als er iets niet duidelijk is kan hij mij bellen. Dan wil ik hem graag vertellen waarom ik die ploeg niet meer beschouw als een potentiële, maar als een mogelijke medaillekandidaat. Als de wielre- nunie erin zou zijn geslaagd de formatie bij elkaar te houden, zou er niets aan de hand zijn geweest. Met al die nieuwe jongens moet eerst worden gekeken waartoe zij in staat zijn. Volgens de overigens in onderling overleg tussen NOC en alle bonden vastgestelde regels moet dat worden getoetst in inter nationale wedstrijden!'. V, Geen verschil Alle genomen beslissingen moeten dan ook worden gezien tegen deze achtergrond. Daar om is er ook weinig kans dat Nederland tijdens de Olym pische. baanwielerwedstrijden zal meestrijden. Het feit dat vele buitenlandse talenten moe ten thuisblijven, omdat de in schrijving beperkt is, maakt geen verschil. „Het betekent alleen maar dat de kans om de serie te overleven ook geringer wordt. De achtervol- gingsploeg op de baan zal zich eerst tegen sterke tegenstanders moeten waarmaken. De andere baanrenners ook. Er als wordt uit geroepen dat er geen wedstrijden meer zijn om dat te realiseren, dan kan ik dat niet helpen. Dat is al lange tijd bekend. Daarom ook is het in Nederland gehouden we reldkampioenschap volgens af spraak een graadmeter geweest. De normen zijn indertijd duidelijk vastgesteld. Alleen voor de zwem- mers(sters) moeten de definitieve limieten nog worden vastgelegd. Dat gebeurt nog in december, al betekent het niet dat er grote ver schillen kunnen optreden met hetgeen in een eerder stadium is overeengekomen". Hard standpunt Ook ten aanzien van de atle- tiekunie neemt Bram Leeuwen hoek een op het oog hard stand punt in. In deze kringen heerst enig ongenoegen over het feit dat het NOC niet voldoet aan Olympische ch^f de mission Bram Leeuwenhoek: Bram Leeuwenhoek: „Problemen in aangesloten bonden beïnvloeden ons NOC-oordeel niet". het verzoek, een kleine 521.000 gulden voor de voorbereiding beschikbaar te stellen. Ten on rechte zoals blijkt. „Ik wil de bonden beslist niet dwarsbomen. Het fonds waaruit geput kan worden is beperkt. De bedragen staan vast. De inflatie wordt doorberekend en een klei ne stijging is mogelijk. Maar als alle bonden 50 of 100 procent overvragen, dan houdt het op. Dat kan niet, iedereen moet reeël blij- Vrij vertaald betekent dat: waar de middelen ophouden, verliest de keizer zijn recht. Bram Leeuwen hoek haast zich overigens desge vraagd te verklaren dat deze be sluiten los staan van eventuele controverses in de bonden, die een mogelijke, positieve ontwik keling in de weg zouden kunnen staan. „Alleen als de gelden ver keerd worden besteed, grijpt het NOC in. Voor de rest zijn de bon den autonoom. Het geld wordt ge geven om de atleten in staat te stellen zich goed voor te bereiden, met de interne problemen heeft het al of niet verstrekken van geld niets te maken". Gelukkig prijzen Het is een duidelijke uitspraak waarmede met name de Atle tiek Unie zich gelukkig mag prijzen. Er is namelijk bijna geen organisatie in Nederland waar zoveel structuren met zo weinig succes worden bedacht om een oplossing te vinden voor de regelmatig opduikende tegenstellingen. Voor Bram Leeuwenhoek maakt dat dus allemaal geen verschil. Hij houdt vast aan de volgens hem beslist niet al te scherpe limieten, waarbij hij ervan overtuigd is dat via deze aanpak voor de Neder landse topsporter een goede, Olympische toekomst is wegge legd. Centraal moet daarbij dan wel blijven staan dat het accent op het werkelijke talent wordt ge legd en dat de selectie doelmatig is. Een efficiënte trainingsmetho diek alsmede een doelmatige maatschappelijke begeleiding spe len uiteraard eveneens een be langrijke rol. Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan het volgens Bram Leeuwenhoek geen ingrijpend verschil uitmaken dat de competitie door tal van in vloeden -bijvoorbeeld doping - oneerlijk is. „Het nut van dat soort middelen wordt zwaar overschat. Zeker nu de controle steeds scherper en be ter wordt". Deze filosofie weer houdt hem er niet van zich fel te gen het gebruik van alle onna tuurlijke hulpmiddelen te kanten. Autogene training kan volgens hem nog acceptabel zijn, maar wanneer er sprake is van hypno se, dan liggen de zaken anders. En ook het verbeteren van de presta ties via het toépassen van de zgn. electro-stimulatie acht hij verwer pelijk. Bijdrage leveren Toch is dit niet de reden waar om het NOC heeft besloten do pingcontroles uit te voeren. „Het NOC doet dat alleen om een bijdrage te leveren aan de discussie om een goede basis voor de sportbeoefening te krij gen. Het is een preventieve aan gelegenheid. Het gaat veel ver der dan de Olympische Spelen. Om de topsport bij het ministe rie van CRM erkend te krijgen zullen een aantal randver schijnselen door onszelf moeten worden aangepakt". Vanuit deze optiek volgt hij ook met grote belangstelling de onder zoekingen naar de overbelasting van atleten. „Twee keer zo hard trainen betekent niet een twee keer zo hoog prestatieniveau. De kans op overbelasting is groot. Met name het aantal achillespees blessures is zorgwekkend. Te snel wordt vergeten dat er een ijzeren fysiologische wet bestaat, die wil dat er evenwicht moet zijn tussen rust en arbe«d". Bram Leeuwenhoek maakt van zijn hart geen moordkuil. Open hartig beantwoordt hij de vragen. Alleen wanneer zijn uitspraken over de volgens het NOC in te ne men houding van de atleten ten opzichte van de Russische dissi denten ter sprake komt, maakt hij kenbaar hierover voorlopig niet meer te willen praten. „Op de in december te houden algemene le denvergadering van het NOC zal een standpunt worden bepaald". Duidelijk is wel dat deze geschie denis de mens-Leeuwenhoek niet onberoerd heeft gelaten. Trou wens zijn funktioneren als chef de mission gedurende de afgelopen jaren („Na Moskou stop ik er mee") heeft hem veranderd. Ogenschijnlijk mag hij voor de buitenwacht hard overkomen, maar zelf is hij die mening beslist niet toegedaan. „Ik ben niet kei hard en rationeel. Het werk als chef de mission heeft me ook ver anderd. Ik ben eigenlijk heel mild geworden in mijn oordeel". PETER VAN PUTTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 13