ampagne voor hulp
aan kinderen in
Hoorn van Afrika"
Westduitse
bisschop
sprak met
HuaGuofeng
er mailboot naar het Verre Oosten
Het boeiend kijkspel
van de boerderijen
Idous Huxley
orrigeert zichzelf
KORTE METTEN
:APER wil meer aandacht spiritualiteit
OEKEN
LEIDSE COURANT
DINSDAG 20 NOVEMBER 1979 PAGINA 9
1 u ze nog, oude Indië-
Lger? De Insulinde, de
(Pieterszoon Coen, de Jo-
J de Witt, de Slamat, de
[rapoera, de Marnix van
l Aldegonde, de Dempo,
IJranje, de Willem Ruys
nisschien wel de bekend-
van alle, de Johan van
jnbarnevelt? Dat zijn
lers de namen van die
trotse zeekastelen; de
faboten, die de dunne dra-
[sponnen, waarmee Ne-
Band en Insulinde ver
fden waren, in een tijd
[het vliegen nog als een
pelig avontuur gold. Ver-
glorie, maar nog wel
Lrdevol gestouwd met her-
kringen aan de tempo
Hoe, de tijden van weleer,
nnneringen aan hoopvol-
verwachtingen, aan te
rstellingen, aan heimwee
na de laatste thuisreis,
het verre land, waar
men het beste deel van zijn
leven gesleten had.
Een enkele vaart misschien
nog wel als cruiseschip; ande
re, zoals de Marnix, zijn ten
onder gegaan in het oorlogsge
weld. Zusterschip Johan van
Oldenbarnevelt, dat jarenlang
emigranten naar Australië ge
bracht heeft om met gerepa-
trieerden uit Indonesië terug
te keren, sleet zijn laatste ja
ren, onder de naam Lakonia,
als cruiseschip en verbrandde
tenslotte in de Middellandse
Zee.
De namen van twee maat
schappijen zijn onverbrekelijk
verbonden met die veertien
daagse maildienst: de Stoom
vaartmaatschappij Nederland
en de Rotterdamsche Lloyd.
Deze beide maatschappijen lie
ten ook die luxueuze boottrei
nen rijden naar Marseille (de
Lloyd-Rapide) en naar Genua
:geverij Van Holkema en
Irendorf heeft een nieuw
|ieboek uitgegeven over
eiende wereld van het
Ifdier genaamd „Op leven
nood". Het 160 bladzijden
jende boek is fraai door
l Oir geïllustreerd.
l'Op leven en dood' wordt
alle dieren die moeten do-
i te eten in het dieren-
1 aandacht geschonken. Van
nietige, eencellige diertjes
|zich voeden met nog klei-
organismen, tot de biolo-
h hoogontwikkelde beer,
met flitsende beweging een
i uit het water slaat. Be-
e een antwoord op vragen
het sociaal gedrag van
deze dieren, is het boek in
hoofdzaak een visuele samen
vatting van het onderzoek
naar de wijze waarop deze do-
ders te werk gaan, hoe ze geë
volueerd zijn en hoe ze zich
hebben aangepast aan hun
omgeving boven of onder de
grond. De uiterst duidelijke
gedetailleerde tekeningen ge
ven een beeld van dat vernuft
zoals bijvoorbeeld het lokalise
ren van een prooi met behulp
van infrarood-techniek of van
echosignalen waardoor de
vleermuis zijn prooi met dode
lijke precisie kan volgen. Het
boek geeft inzicht in de vol
maakte bewegingen van het
jachtluipaard, de straalaandrij
ving van de inktvis, de luchta-
crobatiek van de roofvogels,
de giftanden van de cobra en
de stroomstoten van de sidde
raal.
Philip Witfield: Op leven en
dood. Uitg. Van Holkema en
Warendorf. Prijs 39,50 (geb).
(Nederland-Express) vice ver
sa, waarmee de totale reisduur
van en naar Indië met enkele
dagen bekort kon worden.
Verlofgangers en nieuw uitge
zonden krachten, „baren" of
„baroe's" genoemd, vormden
bijna helemaal het passagiers
bestand. Het op de bonnefooi
gaan naar Nederlands-Indië
en daar een baantje zoeken,
kwam vrijwel niet voor. Het
Nederlands-Indische gouver
nement, als de dood voor het
ontstaan van een blank prole
tariaat, moedigde dit bepaald
niet aan, al kon het niet ver
hinderen, dat er een Europees
proletariaat ontstond, toen de
grote economische crisis, juist
in Nederlands-Indië, ongena
dig toesloeg.
Het reizen was, voor die tijd,
uiterst comfortabel. Wie het
wat eenvoudiger wilde hebben
en meer gesteld was op wat
reisavontuur, kon eventueel
passage boeken op een vracht
schip met passagiersaccomoda-
tie.
Eten en drinken op de mailbo
ten was, afhankelijk van de
klasse, ruim en overvloedig.
Als men een menu uit die tijd
bekijkt, vraagt men zich wel
af hoe men deze aanslag op de
spijsvertering nog heeft kun
nen overleven.
Al heeft God dan misschien de
standen niet gewild; de mens
heeft dat wel. Vandaar dat op
een toenmalige mailboot vier
klassen waren. Soldaten, be
stemd voor dienst in de tro
pen, reisden vierde klasse, on
derofficieren derde klasse, su
balterne ambtenaren tweede
klasse en alles wat hoger was
eerste klasse. Zo'n reis duurde
Een avondje aan de reling.
drie tot vier weken, maar men
kon desgewenst de benen
strekken in Port Said, in
Aden, in Colombo, later ook in
Algiers en in de eerste Neder
lands-Indische haven Sabang
op het „eiland der winden"
Poeloe Weh.
Met spanning werd uitgezien
naar het einde van de reis.
Want wie, na een zesjarig ver
blijf in de tropen, van zijn zes
maanden Europees verlof te
rugkeerde, kon vrijwel zeker
zijn van een overplaatsing en
aan de aard van de overplaat
sing kon men wel zo ongeveer
opmaken of men bij bedrijf of
gouvernement in een goed
blaadje stond. Mededelingen
over overplaatsing kreeg men
altijd tegen het einde van de
reis. Dat gebeurde welbewust;
zo werd voorkomen, dat het
Europese verlof bedorven
werd door de wetenschap van
een ongewenste overplaatsing.
Een in Indië veel voorkomen
de vorm van ontspanning was
het afhalen en het afduwen.
Een van de grote trekpleisters
was dan wel de aanwezigheid
van vers vatbier aan boord
van de mailboot en deze ver
snapering had verre de voor
keur boven het gebruikelijke
flessenbier
Dit alles en nog veel meer,
staat beschreven in een door
De Boer Maritiem uitgegeven
en rijk geïllustreerd boek van
de hand van A.Alberts, waarin
het wel en wee van de mailbo
ten en van hen die op deze
wijze reisden, uitvoerig uit
doeken wordt gedaan
T. VAN GRINSVEN
A. Alberts; „Per mailboot
naar de Oost". Uitgave De
Boer Maritiem. Prijs: f.24,50.
Fraai verweven geheimen in Oerlanderboek
Niets kan de lezer vermoeden van de span
ning die hem te wachten staat, als hij op de
eerste bladzijden van Leonie Kooikers 'Oer
landerboek' het verhaal leest over Okke en
zijn opa, die een beetje kierewiet is. Als de
beste detectiveschrijver bouwde Leonie voor
de jeugd haar verhaal op, laag voor laag de
personen introducerend die hun geheimzin
nige rol komen meespelen in een wedloop,
die moet eindigen bij een ontdekking die
slechts door toverkracht onthuld zou kun
nen worden.
Of de toverkracht, door deze en gene opgewekt,
ook echt werkzaam is, laat de schrijfster over
aan de fantasie van de lezer. Die lezer heeft
overigens al zijn handen vol aan de speurtoch
ten van verschillende belanghebbenden, die het
zonder magische krachten moeten stellen.
Leonie Kooiker heeft zich niet beperkt tot het
schrijven van een spannend verhaal. Zij gaf
haar hoofdpersonen, maar ook de bijfiguren zo
veel karakter mee, dat het boek ondanks alle
toverij geloofwaardig werd. Die karakters ver
schillen van persoon tot persoon, die ook uit
eenlopende belangen hebben te behartigen.
Geloofwaardig in hun spel zijn de jeugdige
hoofdpersonen Okke en Oene, maar ook de
volwassenen, die in dit boek een belangrijke rol
spelen, zoals Willem, die later tot zijn genoegen
zal opmerken dat hij voorgoed voldoende geld
heeft om nieuwe schoenen te kopen (hij is in
middels miljonair geworden). Alle bijrollen zijn
eveneens fraai bezet: vrouw Janna de eenzame
en de zwakbegaafde Teunis, voor wie een
mooie taak is weggelegd. Al het geheimzinnigs
rond een verloren schat wordt bovendien ge
dragen door het sterke gevoel voor humor van
Leonie Kooiker, die met 'Het Oerlanderboek'
een vervolg schreef op 'De heksensteen'. Er
volgt een derde deel, met dezelfde hoofdperso
nen én een meisje.
Leonie Kooiker 'Het Oerlanderboek'. Uitg.
Ploegsma, prijs 14,90.
In de serie Kijk-boeken van Elsevier is nu, na de molens en
de kastelen, „Kijk op boerderijen" verschenen van S.J. van
der Molen, die al een reeks detailstudies over het onder
werp publiceerde. Met 237 kleurenfoto's van Paul Vogt en
nog een aantal plattegronden en constructietekeningen is
het boek uitzonderlijk rijk geïllustreerd, en doet ook aldus
recht aan een bijkans onuitputtelijk onderwerp. Want op de
tienduizenden agrarische bedrijven in ons land vielen vol
gens een recente telling tenminste 5097 boerderijen onder de
bescherming van de Monumentenwet En vooral over wat
daar aan te kijken en van te weten valt, gaat het bij Van
der Molen, een thema met talloze variaties.
Het was tot nog toe vaak gebruikelijk de boerderijbouw in ons
land naar type in Fries, Saksich en Frankisch (met al hun vari
anten) te onderscheiden, met de zuid-Limburgse hoeve als een
verre nazaat van de Romeinse villa in een bijzondere categorie.
Zo deed ook prof. dr J.H. Gallée in zijn befaamde boek over het
boerenhuis in Nederland en zijn bewoners, onlangs herdrukt
naar het origineel uit 1907- 08. Van der Molen gebruikt op basis
van latere wetenschappelijke inzichten een indeling in vijf
„huisgroepen": de Friese, waartoe hij ook de Westfriese stolp en
het Oldambster type rekent, het hallehuis (vooral in het oosten
en midden van ons land maar ook elders ruim verspreid), het
dwarshuis (waarbij het langgeveltype en zowel de Limburgse
open als gesloten hof worden geteld) en tenslotte de Vlaamse
(ook wel Brabants te noemen) en de Zeeuwse huisgroep.
Vooral bouwtechnische verschillen (zoals de voor het hallehuis
typische ankerbalk) spelen bij die indeling een rol, evenals his
torische variaties in het oorspronkelijk gebruik voor weide- of
akkerbouw, maar ook de nieuwe benadering blijft wel iets van
een keurslijf houden, waarin zich een uitbundige rijkdom aan
vormen maar met moeite laat persen. Systematiek is aardig,
maar een boerderij is altijd allereerst het bedrijfsgebouw van
een boer geweest en daartoe werd in de loop van de eeuwen de
bouw telkens naar behoefte aangepast, waarbij minder op zui
verheid van stijl dan geschiktheid voor dagelijks gebruik is ge
let. Natuurlijk keek de dorpstimmerman of de stadse bouwmees
ter wel degelijk naar de voor tijd of streek gebruikelijke vorm
geving, maar ook de variaties en mengvormen zijn hier al even
talrijk als in de stedelijke huizenbouw. Aldus ontsnapt de wer
kelijkheid vaak aan het systeem, en dat maakt haar juist zo
boeiend.
Dat het resultaat dikwijls erg mooi was en harmonisch in het
landschap paste, nemen we achteraf graag en dankbaar als toe
gift mee - en we behoren daarop ook zo zuinig te zijn als maar
enigszins mogelijk is. Maar moeten we alleen maar treuren -
zoals ook in dit boek gebeurt - over wat er tegenwoordig aan
agrarische bedrijfgsgebouwen wordt neergezet? Voor de boer is
immers het eerste uitgangspunt ongewijzigd gebleven: doelma
tigheid, wat flexibel en betaalbaar insluit, en gesukkeld met de
vormgeving wordt er overal in het bouwbedrijf, ofschoon er ook
een ander soort misschien meer technisch te noemen
schoonheid ontstaat. Van der Molen heeft twee voorbeelden van
het moderne industrieel-agrarisch landschap in zijn boek opge
nomen, kennelijk bedoeld als afschrikwekkend voorbeeld, maar
smaken verschillen en in het wijde landschap van de nieuwe
IJsselmeerpolders doen die lichte silo's met hun blinkende koe
peltjes het in elk geval best aardig. Het prijsniveau alleen al van
de grond laat trouwens traditioneel bouwen, duur, degelijk en
voor eeuwen bestendig, nauwelijks meer toe.
Niet getreurd dus, want er is nog veel oud moois, en daarvan ge
tuigt dit boek terecht overvloedig, waarbij niet alleen de wat
droge bouwtechnische kost wordt opgediend, maar ook aandacht
is besteed aan kleurigheden als bijgebouwen, geveltekens en or
namenten, de invloed van steedse bouwers, het moderne wonen
van stedelingen in boerderijen (met praktische tips), boerderijen
in openluchtmusea, een ABC van boerderijtermen, en een aantal
impressies uit het verleden van het leven ten plattelande, een
welkom hoofdstuk, omdat hier anders - in tegenstelling met het
plaatwerk van Gallée - de bij de boerderijen behorende mensen
vrijwel zouden hebben ontbroken (op de meeste foto's zitten ze
kennelijk binnen, of op het land).
Al met al een mooi, informatief boek, dat ook nog flink wat stof
tot discussie biedt.
JvH.
S.J. van der Molen: „Kijk op boerderijen". Uitg.: Elsevier.
Prijs 32,50
ntig jaar geleden hield
Sngelse schrijver Aldous
icley een reeks lezingen
een Amerikaanse uni-
siteit, waarin hij probeer
de balans op te maken
het menselijk bestaan
de gevaren waaraan het
otstaat. Wie Huxley's
„Heerlijke Nieuwe Wereld"
kent, weet dat hij daarin
schildert wat er ons in de
naaste toekomst te wachten
staat. Niets van dit alles in
„Het Menselijke Bestaan"
dat hij vier jaar voor zijn
dood, in 1963, op papier zet
te. Integendeel, het is on
danks de niet geringe pro
blemen waarmee de mens
heid toen al worstelde, heel
optimistisch van toon. Wat
ook overeen lijkt te komen
met de situatie van dat mo
ment: een koude oorlog die
naar zijn eind ging en het
begin van een ongekende
economische opleving die de
welvaart van de jaren zestig
en zeventig zou inluiden;
Natuurlijk zou dit niet te eve
naren onderwerp een mer a
boire zijn, als Huxley er geen
structuur in aangebracht had.
Hij geeft zijn onderwerp vorm
door een aantal concentrische
cirkels te schetsen die zich
steeds nauwer aaneensluiten
totdat men bij de mens, die
een universum op zich vormt,
uitkomt. Het resultaat is wat
minder vloeiend dan het beeld
suggereert, maar Huxley kan
in die aanpak veel kwijt, ter
wijl het overzichtelijk blijft
wat hij beschrijft.
Zijn taak als schrijver-waarne
mer bestaat nu daarin die spe-
cialismes die op elk van deze
cirkels betrekking hebben, te
doorschouwen en die proble
matiek er uit te lichten die
van fundamenteel belang is
voor het overleven van de
mens.
Achtereenvolgens schrijft hij
over de toestand van onze pla
neet, de bevolkingsexplosie, de
techniek en de uitwerking er
van op de organisatie van de
samenleving, tenslotte de
mens zelf, zijn onderbewuste
en (de) kenmerken die hem
tot mens maken: de taal, de
godsdienst en de kunst.
Uitputtend is de beschrijving
zeker niet, het is in feite een
selectie, die zijn begrenzing
vindt in de toch niet geringe
eruditie van Huxley en in dat
gene wat destijds actueel was.
Voor de meeste zaken die hij
beschrijft gaat die actualiteit
nog steeds op. Meestal heeft
men met die problemen leren
leven en ontwaart men ze
nauwelijks nog. Op andere ter
reinen heeft de tijd niet stil ge
staan en is er een verandering
ten goede opgetreden. Bijvoor
beeld ten aanzien van het mi
lieu dat een van Huxley's
grootste bekommernissen was.
Nog voor het een hausse zou
worden, stak Huxley zijn licht
op in het oosten. Een westerse
eruditie werd aangevuld met
kennis over oosterse levens
wijze. Aan deze kennismaking
is het wellicht te danken dat
veel, zuiver rationele kritiek
die in vorig werk werd gefor
muleerd, is verzacht en in een
ruimer kader is komen te
staan. Wat bij de lezing van
Huxley's boek misschien wel
het meest verrassend is, is de
samenhang die hij weet zicht
baar te maken tussen de mens
en zijn omgeving.
Die is niet alleen logisch, ze
overtuigt ook door de onbaat
zuchtigheid van de schrijver.
Men is hier ver weg van ideo
logische, op vernietiging uitlo
pende stokpaardjes, waarmee
zo vaak het heil van de wereld
wordt gepropageerd. Aldous
Huxley schuwt de striid niet,
maar als vrijzinnig liberaal
richt hij die liever op misstan
den dan tegen mensen. Als je
beseft hoe uitgewogen Hux
ley's „diagnose" van twintig
jaar geleden is, verlang je des-
temeer naar zijn kijk op de si
tuatie anno 1979. Misschien is
dat nog wel het beste compli
ment voor een boek dat twin
tig jaar te laat op de markt
komt.
PAUL VAN ES
Aldous Huxley: Het Mense
lijk Bestaan. Uitgave: Bert
Bakker, Amsterdam. Prijs: f
34.50
Mensen in Nood", de katholieke stichting
>or bijzondere noden en vluchtelingen-
irg, is een campagne begonnen voor hulp
|an de meer dan 350.000 kinderen, die ver-
ijven in vluchtelingenkampen in Soe-
n, Somalië en Djiboeti.
kinderen, die de helft van de bevolking
|an de vluchtelingenkampen uitmaken, ver
leren in grote nood. Er is een groot tekort
m kleding, voedsel, onderdak en onderwijs-
logelijkheden. Gezien de ernst van de situa-
e heeft de regering van Somalië onlangs de
loodtoestand afgekondigd.
Mleen al in Somalië zijn in de eenentwintig
lampen meer dan honderdduizend kinderen
k li de schoolleeftijd van zeven tot veertien
Jar. Hun gezondheid is slecht. Velen lijden
aan ondervoeding, tuberculose, diarree en an
dere ziekten. Elke vorm van onderwijs ont
breekt. In Djibouti is sprake van een alarme
rende toestand onder de ongeveer driedui
zend Ethiopische leerlingen van het voortge
zet onderwijs. Zij kunnen in de kleine maat
schappij van Djiboeti geen plaats vinden en
leven zonder onderdak op straat.
Om bij te dragen aan een oplossing van de
ontstellende nood onder de kinderen is
„Mensen in Nood" een campagne begonnen
en heeft voor giften het gironummer 1111222
van „Mensen in Nood" te Den Bosch openge
steld. Vanavond zendt de KRO om 21.20 uur
op Nederland II een Brandpuntreportage uit
over de toestand van de vluchtelingen in Soe
dan en Somalië. Willebrord Frequin en Lajos
Kalanos maakten dit filmverslag.
Het percentage rooms-ka-
tholieken onder de wereld
bevolking is in 1977 in ver
gelijking met het jaar er
voor afgenomen. Volgens
een dezer dagen gepubli
ceerde Vaticaanse statistiek
waren er op 31 december
1977 in de wereld 739 mil
joen gedoopte rooms-katho-
lieken. Dat is 18,1 procent
van de wereldbevolking te
gen 725,5 miljoen of 18,3
procent het jaar daarvoor.
Het aantal priesterwijdin
gen verminderde van 6.178
in 1976 tot 6.034 in 1977. Het
aantal priesters dat om ont
heffing uit het ambt vroeg,
nam in 1977 af. Het waren
er toen 2.506 tegen 2.802 in
1976. In 1977 waren er 61.013
seminaristen tegen 60.276 in
1976.
[ij priesters en religieuzen
ie in moeilijkheden verke-
en spelen meestal naast
ïenselijke problemen ook
ragen op het gebied van
et geloofsleven een grote
ol. Er is een duidelijke sa-
Qenhang tussen lichame-
ijke en psychische gezond-
eid en een gezond geeste-
ijk leven.
)it wordt gesteld in het jaar
erslag 1978 van het Centraal
Adviesbureau voor Priesters
en Religieuzen (CAPER) te
Utrecht, dat dit keer bijzon
dere aandacht besteedt aan
het onderwerp spiritualiteit.
Gezegd wordt, dat er in feite
maar weinig priesters of reli
gieuzen zijn, die bij het CA
PER komen om geestelijke'
begeleiding. Toch blijkt bijna
steeds, dat. onder alle moei
lijkheden vaak ook vragen
spelen rond geestelijk leven
en spiritualiteit.
Soms proberen mensen in
hun noodsituatie krampach
tig terug te grijpen naar de
veiligheid van het vroegere
geloofsleven, met als gevolg,
dat zij nog meer vervreem
den van zichzelf. Anderzijds
zijn er religieuzen die niet
aan een gezond geestelijk le
ven toekomen, omdat zij psy
chisch op de een of andere
wijze geblokkeerd of ver
ward zijn. Het geestelijk le
ven dient te worden bevrijd
uit dit soort stoornissen, aldus
het jaarverslag.
Gezegd wordt nog, dat er tot
nu toe geen gelegenheid tot
gesprek is geweest met de
bisschop van Roermond, mgr.
Gijsen, die geen geld meer
voor CAPER beschikbaar wil
stellen. In het komende jaar
zal de directeur van CAPER,
N. Vendrik met pensioen
gaan. Als zijn opvolger is
aangetrokken pater drs. W.
Willems ocd.
aantal hoogleraren en lecto
ren van deze universiteit heb
ben zich in brieven bezorgd
uitgelaten over de onderzoek
sprocedure van de Romeinse
congregatie van de geloofsleer
tegen prof. dr. E. Schille-
beeckx. Het stichtingsbestuur
dringt er bij de prefect van de
Romeinse congregatie, kardi
naal Seper, op aan „zoveel
mogelijk en bij voortduring te
worden geïnformeerd". De
hoogleraren en lectoren be
klemtonen onder meer, dat
ware wetenschap slechts kan
zijn gediend met een openba
re en onbevangen discussie
zonder vrees voor sancties. Zij
dringen aan op duidelijke
waarborgen voor de vrijheid
van wetenschapsbeoefening.
De brief is door 182 hooglera
ren en lectoren van de uni
versiteit ondertekend. Enkele
hoogleraren en lectoren heb
ben zich van de brief gedis-
tanciëerd.
De leeftijdsopbouw van her
vormden is in vergelijking
met die van de Nederlandse
bevolking oud te noemen,
volgens drs. M. M. J. van
Hemert in het rapport „De
hervormden in Nederland
aantal, leeftijdsopbouw,
ontwikkeling", een uitgave
van het KASKI. In 1947
was van de Nederlandse be
volking, respectievelijk van
de hervormde kerk 20 resp.
26,5 procent ouder dan vijf
tig jaar. In 1971 was dat 24,5
procent, resp. 32,3 procent
en volgens de prognose voor
1981 wordt dat 26,5 tegen
36,3 procent. Het aantal her
vormden neemt af. In 1972
waren er volgens de kerke
lijke administratie onge
veer 3.450.000 en op 1 janua
ri 1978 3.057.500. De progno
se voor 1981 is 2.900.000. On
der meer wordt de toene
ming van het aantal leden
door geboorte overtroffen
door de afneming als ge
volg van overlijden.
„Kruispunt", de KRO-radio-
rubriek over kerk en samen
leving zendt vanavond tussen
half acht en acht uur een ge
sprek uit met de Franse theo
loog Jacques Pohier, schrijver
van het door de Romeinse
congregatie voor de geloofs
leer veroordeelde boek „Als
ik God zeg", dat vorige week
in Nederland werd geïntrodu
ceerd door Pohier's ordege
noot prof. dr. E. Schille-
beeckx.
De Duitse katholieke gees
telijke Winfried Pietrek is
bereid om samen met acht
andere Duitse burgers een
jaar lang vrijwillig in een
strafkamp in de Sovjet-
Unie te werken als Moskou
de Litouwse strijder voor
de mensenrechten, Viktoras
Petkus, vrijlaat. Pietrek is
ervan overtuigd, dat de Sov
jet-ambassadeur in Bonn
als goed Sovjetburger zijn
aanbod zal aannemen. Vol
gens Pietrek kan een groep
gezonde en werklustige
mannen en vrouwen voor
de „opbouw van de Sovjet-
Unie" veel meer betekenen
dan een gevangene die al ze
ventien jaar vastzit. Met dit
initiatief reageert hij op een
noodkreet van een Litouw
se Helsinki-groep die be
zorgd is om het leven van
Petkus.
Als eerste buitenlandse ka
tholieke bisschop sinds de
overname van de macht
door de Chinese communis
ten heeft de bisschop van
Rottenburg-Stuttgart, dr.
Georg Moser, in de Volk
srepubliek China tijdens
een veertiendaags verblijf
daar gesprekken kunnen
voeren. Daarbij is het ook
gekomen tot een ontmoe
ting met de minister-presi
dent Hua Guofeng.
Na zijn terugkeer zei mgr.
Moser: „Een begin- is ge
maakt. Nu moet zeer zorg
vuldig worden nagegaan hoe
de dialoog tussen China en
de katholieke kerk kan wor
den voortgezet." De hoop van
de bisschop was in zoverre
niet in vervulling gegaan, dat
het hem niet was gelukt
Rome-getrouwe katholieken
te ontmoeten, hoewel hij dat
had geprobeerd.
In totaal voerde hij vier ge
sprekken met vertegenwoor
digers van de Chinese vere
niging van patriottische ka
tholieken. Hij pleitte ervoor
deze katholieken en hun
moeilijke situatie genuan
ceerd te beoordelen. Het zou
onjuist zijn hen direct al van
anti-Romeinse gevoelens te
betichten. De bisschop had
ook navraag gedaan naar de
protestantse christenen in
China.
Hij noemde het feit, dat hij
ook een ontmoeting had kun
nen hebben met minister
president Hua, opmerkelijk.
Alles bijeen bevestigde mgr.
Moser, de verklaring van de
paus, dat er iets in beweging
was wat betreft de verhou
ding tussen de katholieke
kerk en China. Hij was zowel
op serieus te nemen barrières
gestuit als op zeer goede mo
gelijkheden tot gesprek, als
mede op de bereidheid het
gesprek voort te zetten.