ampagne voor hulp aan kinderen in Hoorn van Afrika" Westduitse bisschop sprak met HuaGuofeng er mailboot naar het Verre Oosten Het boeiend kijkspel van de boerderijen Idous Huxley orrigeert zichzelf KORTE METTEN :APER wil meer aandacht spiritualiteit OEKEN LEIDSE COURANT DINSDAG 20 NOVEMBER 1979 PAGINA 9 1 u ze nog, oude Indië- Lger? De Insulinde, de (Pieterszoon Coen, de Jo- J de Witt, de Slamat, de [rapoera, de Marnix van l Aldegonde, de Dempo, IJranje, de Willem Ruys nisschien wel de bekend- van alle, de Johan van jnbarnevelt? Dat zijn lers de namen van die trotse zeekastelen; de faboten, die de dunne dra- [sponnen, waarmee Ne- Band en Insulinde ver fden waren, in een tijd [het vliegen nog als een pelig avontuur gold. Ver- glorie, maar nog wel Lrdevol gestouwd met her- kringen aan de tempo Hoe, de tijden van weleer, nnneringen aan hoopvol- verwachtingen, aan te rstellingen, aan heimwee na de laatste thuisreis, het verre land, waar men het beste deel van zijn leven gesleten had. Een enkele vaart misschien nog wel als cruiseschip; ande re, zoals de Marnix, zijn ten onder gegaan in het oorlogsge weld. Zusterschip Johan van Oldenbarnevelt, dat jarenlang emigranten naar Australië ge bracht heeft om met gerepa- trieerden uit Indonesië terug te keren, sleet zijn laatste ja ren, onder de naam Lakonia, als cruiseschip en verbrandde tenslotte in de Middellandse Zee. De namen van twee maat schappijen zijn onverbrekelijk verbonden met die veertien daagse maildienst: de Stoom vaartmaatschappij Nederland en de Rotterdamsche Lloyd. Deze beide maatschappijen lie ten ook die luxueuze boottrei nen rijden naar Marseille (de Lloyd-Rapide) en naar Genua :geverij Van Holkema en Irendorf heeft een nieuw |ieboek uitgegeven over eiende wereld van het Ifdier genaamd „Op leven nood". Het 160 bladzijden jende boek is fraai door l Oir geïllustreerd. l'Op leven en dood' wordt alle dieren die moeten do- i te eten in het dieren- 1 aandacht geschonken. Van nietige, eencellige diertjes |zich voeden met nog klei- organismen, tot de biolo- h hoogontwikkelde beer, met flitsende beweging een i uit het water slaat. Be- e een antwoord op vragen het sociaal gedrag van deze dieren, is het boek in hoofdzaak een visuele samen vatting van het onderzoek naar de wijze waarop deze do- ders te werk gaan, hoe ze geë volueerd zijn en hoe ze zich hebben aangepast aan hun omgeving boven of onder de grond. De uiterst duidelijke gedetailleerde tekeningen ge ven een beeld van dat vernuft zoals bijvoorbeeld het lokalise ren van een prooi met behulp van infrarood-techniek of van echosignalen waardoor de vleermuis zijn prooi met dode lijke precisie kan volgen. Het boek geeft inzicht in de vol maakte bewegingen van het jachtluipaard, de straalaandrij ving van de inktvis, de luchta- crobatiek van de roofvogels, de giftanden van de cobra en de stroomstoten van de sidde raal. Philip Witfield: Op leven en dood. Uitg. Van Holkema en Warendorf. Prijs 39,50 (geb). (Nederland-Express) vice ver sa, waarmee de totale reisduur van en naar Indië met enkele dagen bekort kon worden. Verlofgangers en nieuw uitge zonden krachten, „baren" of „baroe's" genoemd, vormden bijna helemaal het passagiers bestand. Het op de bonnefooi gaan naar Nederlands-Indië en daar een baantje zoeken, kwam vrijwel niet voor. Het Nederlands-Indische gouver nement, als de dood voor het ontstaan van een blank prole tariaat, moedigde dit bepaald niet aan, al kon het niet ver hinderen, dat er een Europees proletariaat ontstond, toen de grote economische crisis, juist in Nederlands-Indië, ongena dig toesloeg. Het reizen was, voor die tijd, uiterst comfortabel. Wie het wat eenvoudiger wilde hebben en meer gesteld was op wat reisavontuur, kon eventueel passage boeken op een vracht schip met passagiersaccomoda- tie. Eten en drinken op de mailbo ten was, afhankelijk van de klasse, ruim en overvloedig. Als men een menu uit die tijd bekijkt, vraagt men zich wel af hoe men deze aanslag op de spijsvertering nog heeft kun nen overleven. Al heeft God dan misschien de standen niet gewild; de mens heeft dat wel. Vandaar dat op een toenmalige mailboot vier klassen waren. Soldaten, be stemd voor dienst in de tro pen, reisden vierde klasse, on derofficieren derde klasse, su balterne ambtenaren tweede klasse en alles wat hoger was eerste klasse. Zo'n reis duurde Een avondje aan de reling. drie tot vier weken, maar men kon desgewenst de benen strekken in Port Said, in Aden, in Colombo, later ook in Algiers en in de eerste Neder lands-Indische haven Sabang op het „eiland der winden" Poeloe Weh. Met spanning werd uitgezien naar het einde van de reis. Want wie, na een zesjarig ver blijf in de tropen, van zijn zes maanden Europees verlof te rugkeerde, kon vrijwel zeker zijn van een overplaatsing en aan de aard van de overplaat sing kon men wel zo ongeveer opmaken of men bij bedrijf of gouvernement in een goed blaadje stond. Mededelingen over overplaatsing kreeg men altijd tegen het einde van de reis. Dat gebeurde welbewust; zo werd voorkomen, dat het Europese verlof bedorven werd door de wetenschap van een ongewenste overplaatsing. Een in Indië veel voorkomen de vorm van ontspanning was het afhalen en het afduwen. Een van de grote trekpleisters was dan wel de aanwezigheid van vers vatbier aan boord van de mailboot en deze ver snapering had verre de voor keur boven het gebruikelijke flessenbier Dit alles en nog veel meer, staat beschreven in een door De Boer Maritiem uitgegeven en rijk geïllustreerd boek van de hand van A.Alberts, waarin het wel en wee van de mailbo ten en van hen die op deze wijze reisden, uitvoerig uit doeken wordt gedaan T. VAN GRINSVEN A. Alberts; „Per mailboot naar de Oost". Uitgave De Boer Maritiem. Prijs: f.24,50. Fraai verweven geheimen in Oerlanderboek Niets kan de lezer vermoeden van de span ning die hem te wachten staat, als hij op de eerste bladzijden van Leonie Kooikers 'Oer landerboek' het verhaal leest over Okke en zijn opa, die een beetje kierewiet is. Als de beste detectiveschrijver bouwde Leonie voor de jeugd haar verhaal op, laag voor laag de personen introducerend die hun geheimzin nige rol komen meespelen in een wedloop, die moet eindigen bij een ontdekking die slechts door toverkracht onthuld zou kun nen worden. Of de toverkracht, door deze en gene opgewekt, ook echt werkzaam is, laat de schrijfster over aan de fantasie van de lezer. Die lezer heeft overigens al zijn handen vol aan de speurtoch ten van verschillende belanghebbenden, die het zonder magische krachten moeten stellen. Leonie Kooiker heeft zich niet beperkt tot het schrijven van een spannend verhaal. Zij gaf haar hoofdpersonen, maar ook de bijfiguren zo veel karakter mee, dat het boek ondanks alle toverij geloofwaardig werd. Die karakters ver schillen van persoon tot persoon, die ook uit eenlopende belangen hebben te behartigen. Geloofwaardig in hun spel zijn de jeugdige hoofdpersonen Okke en Oene, maar ook de volwassenen, die in dit boek een belangrijke rol spelen, zoals Willem, die later tot zijn genoegen zal opmerken dat hij voorgoed voldoende geld heeft om nieuwe schoenen te kopen (hij is in middels miljonair geworden). Alle bijrollen zijn eveneens fraai bezet: vrouw Janna de eenzame en de zwakbegaafde Teunis, voor wie een mooie taak is weggelegd. Al het geheimzinnigs rond een verloren schat wordt bovendien ge dragen door het sterke gevoel voor humor van Leonie Kooiker, die met 'Het Oerlanderboek' een vervolg schreef op 'De heksensteen'. Er volgt een derde deel, met dezelfde hoofdperso nen én een meisje. Leonie Kooiker 'Het Oerlanderboek'. Uitg. Ploegsma, prijs 14,90. In de serie Kijk-boeken van Elsevier is nu, na de molens en de kastelen, „Kijk op boerderijen" verschenen van S.J. van der Molen, die al een reeks detailstudies over het onder werp publiceerde. Met 237 kleurenfoto's van Paul Vogt en nog een aantal plattegronden en constructietekeningen is het boek uitzonderlijk rijk geïllustreerd, en doet ook aldus recht aan een bijkans onuitputtelijk onderwerp. Want op de tienduizenden agrarische bedrijven in ons land vielen vol gens een recente telling tenminste 5097 boerderijen onder de bescherming van de Monumentenwet En vooral over wat daar aan te kijken en van te weten valt, gaat het bij Van der Molen, een thema met talloze variaties. Het was tot nog toe vaak gebruikelijk de boerderijbouw in ons land naar type in Fries, Saksich en Frankisch (met al hun vari anten) te onderscheiden, met de zuid-Limburgse hoeve als een verre nazaat van de Romeinse villa in een bijzondere categorie. Zo deed ook prof. dr J.H. Gallée in zijn befaamde boek over het boerenhuis in Nederland en zijn bewoners, onlangs herdrukt naar het origineel uit 1907- 08. Van der Molen gebruikt op basis van latere wetenschappelijke inzichten een indeling in vijf „huisgroepen": de Friese, waartoe hij ook de Westfriese stolp en het Oldambster type rekent, het hallehuis (vooral in het oosten en midden van ons land maar ook elders ruim verspreid), het dwarshuis (waarbij het langgeveltype en zowel de Limburgse open als gesloten hof worden geteld) en tenslotte de Vlaamse (ook wel Brabants te noemen) en de Zeeuwse huisgroep. Vooral bouwtechnische verschillen (zoals de voor het hallehuis typische ankerbalk) spelen bij die indeling een rol, evenals his torische variaties in het oorspronkelijk gebruik voor weide- of akkerbouw, maar ook de nieuwe benadering blijft wel iets van een keurslijf houden, waarin zich een uitbundige rijkdom aan vormen maar met moeite laat persen. Systematiek is aardig, maar een boerderij is altijd allereerst het bedrijfsgebouw van een boer geweest en daartoe werd in de loop van de eeuwen de bouw telkens naar behoefte aangepast, waarbij minder op zui verheid van stijl dan geschiktheid voor dagelijks gebruik is ge let. Natuurlijk keek de dorpstimmerman of de stadse bouwmees ter wel degelijk naar de voor tijd of streek gebruikelijke vorm geving, maar ook de variaties en mengvormen zijn hier al even talrijk als in de stedelijke huizenbouw. Aldus ontsnapt de wer kelijkheid vaak aan het systeem, en dat maakt haar juist zo boeiend. Dat het resultaat dikwijls erg mooi was en harmonisch in het landschap paste, nemen we achteraf graag en dankbaar als toe gift mee - en we behoren daarop ook zo zuinig te zijn als maar enigszins mogelijk is. Maar moeten we alleen maar treuren - zoals ook in dit boek gebeurt - over wat er tegenwoordig aan agrarische bedrijfgsgebouwen wordt neergezet? Voor de boer is immers het eerste uitgangspunt ongewijzigd gebleven: doelma tigheid, wat flexibel en betaalbaar insluit, en gesukkeld met de vormgeving wordt er overal in het bouwbedrijf, ofschoon er ook een ander soort misschien meer technisch te noemen schoonheid ontstaat. Van der Molen heeft twee voorbeelden van het moderne industrieel-agrarisch landschap in zijn boek opge nomen, kennelijk bedoeld als afschrikwekkend voorbeeld, maar smaken verschillen en in het wijde landschap van de nieuwe IJsselmeerpolders doen die lichte silo's met hun blinkende koe peltjes het in elk geval best aardig. Het prijsniveau alleen al van de grond laat trouwens traditioneel bouwen, duur, degelijk en voor eeuwen bestendig, nauwelijks meer toe. Niet getreurd dus, want er is nog veel oud moois, en daarvan ge tuigt dit boek terecht overvloedig, waarbij niet alleen de wat droge bouwtechnische kost wordt opgediend, maar ook aandacht is besteed aan kleurigheden als bijgebouwen, geveltekens en or namenten, de invloed van steedse bouwers, het moderne wonen van stedelingen in boerderijen (met praktische tips), boerderijen in openluchtmusea, een ABC van boerderijtermen, en een aantal impressies uit het verleden van het leven ten plattelande, een welkom hoofdstuk, omdat hier anders - in tegenstelling met het plaatwerk van Gallée - de bij de boerderijen behorende mensen vrijwel zouden hebben ontbroken (op de meeste foto's zitten ze kennelijk binnen, of op het land). Al met al een mooi, informatief boek, dat ook nog flink wat stof tot discussie biedt. JvH. S.J. van der Molen: „Kijk op boerderijen". Uitg.: Elsevier. Prijs 32,50 ntig jaar geleden hield Sngelse schrijver Aldous icley een reeks lezingen een Amerikaanse uni- siteit, waarin hij probeer de balans op te maken het menselijk bestaan de gevaren waaraan het otstaat. Wie Huxley's „Heerlijke Nieuwe Wereld" kent, weet dat hij daarin schildert wat er ons in de naaste toekomst te wachten staat. Niets van dit alles in „Het Menselijke Bestaan" dat hij vier jaar voor zijn dood, in 1963, op papier zet te. Integendeel, het is on danks de niet geringe pro blemen waarmee de mens heid toen al worstelde, heel optimistisch van toon. Wat ook overeen lijkt te komen met de situatie van dat mo ment: een koude oorlog die naar zijn eind ging en het begin van een ongekende economische opleving die de welvaart van de jaren zestig en zeventig zou inluiden; Natuurlijk zou dit niet te eve naren onderwerp een mer a boire zijn, als Huxley er geen structuur in aangebracht had. Hij geeft zijn onderwerp vorm door een aantal concentrische cirkels te schetsen die zich steeds nauwer aaneensluiten totdat men bij de mens, die een universum op zich vormt, uitkomt. Het resultaat is wat minder vloeiend dan het beeld suggereert, maar Huxley kan in die aanpak veel kwijt, ter wijl het overzichtelijk blijft wat hij beschrijft. Zijn taak als schrijver-waarne mer bestaat nu daarin die spe- cialismes die op elk van deze cirkels betrekking hebben, te doorschouwen en die proble matiek er uit te lichten die van fundamenteel belang is voor het overleven van de mens. Achtereenvolgens schrijft hij over de toestand van onze pla neet, de bevolkingsexplosie, de techniek en de uitwerking er van op de organisatie van de samenleving, tenslotte de mens zelf, zijn onderbewuste en (de) kenmerken die hem tot mens maken: de taal, de godsdienst en de kunst. Uitputtend is de beschrijving zeker niet, het is in feite een selectie, die zijn begrenzing vindt in de toch niet geringe eruditie van Huxley en in dat gene wat destijds actueel was. Voor de meeste zaken die hij beschrijft gaat die actualiteit nog steeds op. Meestal heeft men met die problemen leren leven en ontwaart men ze nauwelijks nog. Op andere ter reinen heeft de tijd niet stil ge staan en is er een verandering ten goede opgetreden. Bijvoor beeld ten aanzien van het mi lieu dat een van Huxley's grootste bekommernissen was. Nog voor het een hausse zou worden, stak Huxley zijn licht op in het oosten. Een westerse eruditie werd aangevuld met kennis over oosterse levens wijze. Aan deze kennismaking is het wellicht te danken dat veel, zuiver rationele kritiek die in vorig werk werd gefor muleerd, is verzacht en in een ruimer kader is komen te staan. Wat bij de lezing van Huxley's boek misschien wel het meest verrassend is, is de samenhang die hij weet zicht baar te maken tussen de mens en zijn omgeving. Die is niet alleen logisch, ze overtuigt ook door de onbaat zuchtigheid van de schrijver. Men is hier ver weg van ideo logische, op vernietiging uitlo pende stokpaardjes, waarmee zo vaak het heil van de wereld wordt gepropageerd. Aldous Huxley schuwt de striid niet, maar als vrijzinnig liberaal richt hij die liever op misstan den dan tegen mensen. Als je beseft hoe uitgewogen Hux ley's „diagnose" van twintig jaar geleden is, verlang je des- temeer naar zijn kijk op de si tuatie anno 1979. Misschien is dat nog wel het beste compli ment voor een boek dat twin tig jaar te laat op de markt komt. PAUL VAN ES Aldous Huxley: Het Mense lijk Bestaan. Uitgave: Bert Bakker, Amsterdam. Prijs: f 34.50 Mensen in Nood", de katholieke stichting >or bijzondere noden en vluchtelingen- irg, is een campagne begonnen voor hulp |an de meer dan 350.000 kinderen, die ver- ijven in vluchtelingenkampen in Soe- n, Somalië en Djiboeti. kinderen, die de helft van de bevolking |an de vluchtelingenkampen uitmaken, ver leren in grote nood. Er is een groot tekort m kleding, voedsel, onderdak en onderwijs- logelijkheden. Gezien de ernst van de situa- e heeft de regering van Somalië onlangs de loodtoestand afgekondigd. Mleen al in Somalië zijn in de eenentwintig lampen meer dan honderdduizend kinderen k li de schoolleeftijd van zeven tot veertien Jar. Hun gezondheid is slecht. Velen lijden aan ondervoeding, tuberculose, diarree en an dere ziekten. Elke vorm van onderwijs ont breekt. In Djibouti is sprake van een alarme rende toestand onder de ongeveer driedui zend Ethiopische leerlingen van het voortge zet onderwijs. Zij kunnen in de kleine maat schappij van Djiboeti geen plaats vinden en leven zonder onderdak op straat. Om bij te dragen aan een oplossing van de ontstellende nood onder de kinderen is „Mensen in Nood" een campagne begonnen en heeft voor giften het gironummer 1111222 van „Mensen in Nood" te Den Bosch openge steld. Vanavond zendt de KRO om 21.20 uur op Nederland II een Brandpuntreportage uit over de toestand van de vluchtelingen in Soe dan en Somalië. Willebrord Frequin en Lajos Kalanos maakten dit filmverslag. Het percentage rooms-ka- tholieken onder de wereld bevolking is in 1977 in ver gelijking met het jaar er voor afgenomen. Volgens een dezer dagen gepubli ceerde Vaticaanse statistiek waren er op 31 december 1977 in de wereld 739 mil joen gedoopte rooms-katho- lieken. Dat is 18,1 procent van de wereldbevolking te gen 725,5 miljoen of 18,3 procent het jaar daarvoor. Het aantal priesterwijdin gen verminderde van 6.178 in 1976 tot 6.034 in 1977. Het aantal priesters dat om ont heffing uit het ambt vroeg, nam in 1977 af. Het waren er toen 2.506 tegen 2.802 in 1976. In 1977 waren er 61.013 seminaristen tegen 60.276 in 1976. [ij priesters en religieuzen ie in moeilijkheden verke- en spelen meestal naast ïenselijke problemen ook ragen op het gebied van et geloofsleven een grote ol. Er is een duidelijke sa- Qenhang tussen lichame- ijke en psychische gezond- eid en een gezond geeste- ijk leven. )it wordt gesteld in het jaar erslag 1978 van het Centraal Adviesbureau voor Priesters en Religieuzen (CAPER) te Utrecht, dat dit keer bijzon dere aandacht besteedt aan het onderwerp spiritualiteit. Gezegd wordt, dat er in feite maar weinig priesters of reli gieuzen zijn, die bij het CA PER komen om geestelijke' begeleiding. Toch blijkt bijna steeds, dat. onder alle moei lijkheden vaak ook vragen spelen rond geestelijk leven en spiritualiteit. Soms proberen mensen in hun noodsituatie krampach tig terug te grijpen naar de veiligheid van het vroegere geloofsleven, met als gevolg, dat zij nog meer vervreem den van zichzelf. Anderzijds zijn er religieuzen die niet aan een gezond geestelijk le ven toekomen, omdat zij psy chisch op de een of andere wijze geblokkeerd of ver ward zijn. Het geestelijk le ven dient te worden bevrijd uit dit soort stoornissen, aldus het jaarverslag. Gezegd wordt nog, dat er tot nu toe geen gelegenheid tot gesprek is geweest met de bisschop van Roermond, mgr. Gijsen, die geen geld meer voor CAPER beschikbaar wil stellen. In het komende jaar zal de directeur van CAPER, N. Vendrik met pensioen gaan. Als zijn opvolger is aangetrokken pater drs. W. Willems ocd. aantal hoogleraren en lecto ren van deze universiteit heb ben zich in brieven bezorgd uitgelaten over de onderzoek sprocedure van de Romeinse congregatie van de geloofsleer tegen prof. dr. E. Schille- beeckx. Het stichtingsbestuur dringt er bij de prefect van de Romeinse congregatie, kardi naal Seper, op aan „zoveel mogelijk en bij voortduring te worden geïnformeerd". De hoogleraren en lectoren be klemtonen onder meer, dat ware wetenschap slechts kan zijn gediend met een openba re en onbevangen discussie zonder vrees voor sancties. Zij dringen aan op duidelijke waarborgen voor de vrijheid van wetenschapsbeoefening. De brief is door 182 hooglera ren en lectoren van de uni versiteit ondertekend. Enkele hoogleraren en lectoren heb ben zich van de brief gedis- tanciëerd. De leeftijdsopbouw van her vormden is in vergelijking met die van de Nederlandse bevolking oud te noemen, volgens drs. M. M. J. van Hemert in het rapport „De hervormden in Nederland aantal, leeftijdsopbouw, ontwikkeling", een uitgave van het KASKI. In 1947 was van de Nederlandse be volking, respectievelijk van de hervormde kerk 20 resp. 26,5 procent ouder dan vijf tig jaar. In 1971 was dat 24,5 procent, resp. 32,3 procent en volgens de prognose voor 1981 wordt dat 26,5 tegen 36,3 procent. Het aantal her vormden neemt af. In 1972 waren er volgens de kerke lijke administratie onge veer 3.450.000 en op 1 janua ri 1978 3.057.500. De progno se voor 1981 is 2.900.000. On der meer wordt de toene ming van het aantal leden door geboorte overtroffen door de afneming als ge volg van overlijden. „Kruispunt", de KRO-radio- rubriek over kerk en samen leving zendt vanavond tussen half acht en acht uur een ge sprek uit met de Franse theo loog Jacques Pohier, schrijver van het door de Romeinse congregatie voor de geloofs leer veroordeelde boek „Als ik God zeg", dat vorige week in Nederland werd geïntrodu ceerd door Pohier's ordege noot prof. dr. E. Schille- beeckx. De Duitse katholieke gees telijke Winfried Pietrek is bereid om samen met acht andere Duitse burgers een jaar lang vrijwillig in een strafkamp in de Sovjet- Unie te werken als Moskou de Litouwse strijder voor de mensenrechten, Viktoras Petkus, vrijlaat. Pietrek is ervan overtuigd, dat de Sov jet-ambassadeur in Bonn als goed Sovjetburger zijn aanbod zal aannemen. Vol gens Pietrek kan een groep gezonde en werklustige mannen en vrouwen voor de „opbouw van de Sovjet- Unie" veel meer betekenen dan een gevangene die al ze ventien jaar vastzit. Met dit initiatief reageert hij op een noodkreet van een Litouw se Helsinki-groep die be zorgd is om het leven van Petkus. Als eerste buitenlandse ka tholieke bisschop sinds de overname van de macht door de Chinese communis ten heeft de bisschop van Rottenburg-Stuttgart, dr. Georg Moser, in de Volk srepubliek China tijdens een veertiendaags verblijf daar gesprekken kunnen voeren. Daarbij is het ook gekomen tot een ontmoe ting met de minister-presi dent Hua Guofeng. Na zijn terugkeer zei mgr. Moser: „Een begin- is ge maakt. Nu moet zeer zorg vuldig worden nagegaan hoe de dialoog tussen China en de katholieke kerk kan wor den voortgezet." De hoop van de bisschop was in zoverre niet in vervulling gegaan, dat het hem niet was gelukt Rome-getrouwe katholieken te ontmoeten, hoewel hij dat had geprobeerd. In totaal voerde hij vier ge sprekken met vertegenwoor digers van de Chinese vere niging van patriottische ka tholieken. Hij pleitte ervoor deze katholieken en hun moeilijke situatie genuan ceerd te beoordelen. Het zou onjuist zijn hen direct al van anti-Romeinse gevoelens te betichten. De bisschop had ook navraag gedaan naar de protestantse christenen in China. Hij noemde het feit, dat hij ook een ontmoeting had kun nen hebben met minister president Hua, opmerkelijk. Alles bijeen bevestigde mgr. Moser, de verklaring van de paus, dat er iets in beweging was wat betreft de verhou ding tussen de katholieke kerk en China. Hij was zowel op serieus te nemen barrières gestuit als op zeer goede mo gelijkheden tot gesprek, als mede op de bereidheid het gesprek voort te zetten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 9