Residentie-Orkest
begon 75 jaar geleden
met kleine burgeroorlog
tussen Viottisten
en Mengelbergianen
is.
#1^ Eerste Matinee
Indringend
romandebuu
Oek de Jong
Opwaaiend*
zomerjurken
Spotprent van Louis Raemaekers op de langdurige onenigheid tussen het Residentie-Orkest (hier verpersoonlijkt
door de trombone-spelende Viotta) en het Amsterdamse Concertgebouworkest dat geregeld in Den Haag concerteer
de (hier vertegenwoordigd door Willem Mengelberg met een klarinet in zijn hand). Als toekijkende derde de minister
met hoge hoed, die zegt: „Als jullie kibbelen, krijgt geen van beiden wat".
Den Haag dankt zijn Residentie-Orkest aan
een rasechte Amsterdammer die om niet
geheel duidelijke redenen Hagenaar wilde
worden. Henri Viotta, zoon van een muzi
kaal geëngageerde arts, ging op zijn zes
tiende jaar naar het conservatorium in
Keulen. Hij speelde hartstochtelijk cello,
later ook piano en viool en volgde compo
sitielessen. Toen hij 23 was en al aan een
veelbelovende carrière als uitvoerend mu
sicus was begonnen, besloot hij aan de
Leidse universiteit te gaan studeren. Hij
promoveerde er in de rechten en er werd
zelfs gepubliceerd dat hij de muziek eraan
zou geven. Kennelijk bevredigde de advo
catuur hem echter niet, want hij keerde
geleidelijk aan tot de muziek terug. Al
gauw bleek hij te behoren tot de weinige
artiesten met organisatorische kwaliteiten.
Bij artistieke manifestaties fungeerde hij
als energiek, doortastend en vasthoudend
gangmaker.
Alvorens Viotta op 48-jarige leeftijd naar
Den Haag kwam om er directeur te worden
van de Muziekschool (later Koninklijk Con
servatorium) had hij al belangrijk werk ver
richt. vooral ook op publicistisch gebied. Hij
maakte muziek van Sweelinck voor de toen
malige uitvoeringspraktijk geschikt en ge
tuigde in tal van dagblad- en tijdschriftarti
kelen van zijn belangstelling voor de vader
landse componeerkunst van zijn dagen en
verder van zijn bewondering voor het werk
van Berlioz, Liszt en Wagner. Het „Festspiel-
haus" in Bayreuth was in 1876 geopend en
in Duitsland zelf was over de meester van
het nieuwe „Gesamtkunstwerk" in boek
vorm nog nauwelijks iets verschenen. Toch
kwam Viotta al in 1883 met een degelijke
Nederlandse biografie van de componist.
Vanwege zijn historisch belang zal dit boek
binnenkort zelfs worden herdrukt.
Eveneens in 1883 gaf Viotta de stoot tot de
oprichting van de Wagnervereniging, die met
haar vele modelopvoeringen in ons muziek
leven een grote rol zou gaan spelen. In 1888
dirigeerde hij het openingsconcert in het pas
voltooide Amsterdamse Concertgebouw. Het
is altijd een raadsel gebleven waarom hij het
aanbod, een definitief Concertgebouworkest
te gaan samenstellen en te gaan leiden, van
de hand heeft gewezen. De indruk ontstond
dat het aanvaarden van de functie van direc
teur van de Haagse Muziekschool in 1896
voor Viotta een vlucht betekende uit het
Amsterdamse muziekleven, ook al bleef hij
dan artistiek leider en dirigent van de Wag
nervereniging.
allerlei incidentele initiatieven moest gaan.
Met de Haagse afdeling van de Wagnervere
niging en het Concertgebouworkest zette hij
in het Gebouw voor Kunsten en Weten
schappen een modelopvoering van Beetho-
vens „Fidelio" op touw. Vervolgens greep hij
de kroningsfeesten van 1898 aan voor een
galaconcert in de Dierentuin, met een gele
genheidsorkest van louter Haagse musici.
Later gaf hij met soortgelijke ensembles nog
concerten in K. en W.
De naam Residentie-Orkest (verzonnen door
jhr. mr. W.J.M. van Eysinga, studievriend
van Viotta, die hem op alle mogelijke manie
ren behulpzaam was), werd voor het eerst
gebruikt op een concert dat Viotta op 7 fe
bruari 1903 in K. en W. gaf en waarop met de
Haagse Wagnervereniging een lang Beetho
ven-programma werd uitgevoerd. Hetzelfde
Residentie-Orkest en hetzelfde koor werkten
samen op een Wagner-avond die een maand
daarna in K. en W. plaatshad.
Geen eigen orkest
"Opvallend fraai"
Den Haag had bij Viotta's komst al vijf jaar
geen eigen symfonieorkest meer. Het en
semble dat de Franse Opera in de Koninklij
ke Schouwburg bediende en dat vaak wis
selde van samenstelling, was in de loop van
de tijd achteruit gegaan en op den duur
kwalitatief zo onbevredigend, dat het Ge
nootschap Concert Diligentia zijn contract
met dit orkest opzegde en zijn symfoniecon
certen van 1891 af liet verzorgen door het
jonge Amsterdamse Concertgebouworkest.
Voor andere uitvoeringen en voor de bege
leidingen van oratoria en dergelijke werden
de orkesten van Haarlem en Utrecht naar
Den Haag gehaald. De zomerse Kurzaal-con-
certen waren in handen van het uitstekende
Berlijns Philharmonisch Orkest en later van
een orkest uit Parijs.
Natuurlijk kende Viotta de situatie waarin hij
hiei belandde. Spoedig na zijn benoeming
aan de Muziekschool deed hij het voorstel,
in navolging van buitenlandse conservatoria,
aan de school een vast orkest te verbinden
waar vakleraren en vergevorderde leerlingen
deel van konden uitmaken. Er waren wel be
stuurders die daar voor voelden, maar er
waren er ook die vonden dat de school zich
tot de muziekpedagogie moest beperken.
Allen schrokken echter terug van de hoge
kosten.
Viotta was er de man niet naar zich hierdoor
uit het veld te laten slaan. Toen hij zag dat
hij zijn doel niet rechtstreeks kon bereiken,
zal hij gedacht heboen dat het dan maar via
Op deze diplomatieke manier maakte Viotta
de Haagse muziekliefhebbers vertrouwd met
de idee van een nieuw Haags symfonieor
kest, en met zijn eigen capaciteiten als diri
gent. De grondslagen waren nu gelegd en
het kwam er op aan spijkers met koppen te
slaan. Terwijl een officieel oprichtingscomitè
met hoogwaardigheidsbekleders, de gefortu
neerde maecenas E.K.G. Rose en de muzi
kale wiskundeleraar dr. P. Molenbroek (voor
administratie en financiële berekeningen),
nog druk doende was, kondigde de voortva
rende Viotta voor het winterseizoen 1903-
1904 al de eerste concertserie in Diligentia
aan. De voor een orkest eigenlijk minder ge
schikte zagl aan het Lange Voorhout werd
gekozen omdat men nog niet op een grote
orkestbezetting kon rekenen en omdat men
het financiële risico wilde beperken.
Zie hier een gedeelte van een recensie van
het eerste concert van de serie, gegeven op
6 oktober 1903. Deze recensie verscheen de
volgende dag in De Nieuwe Courant, een
toenmalig Haags dagblad voor de betere
kringen. Er stond te lezen:
„Een aantal Haagsche musici, onder leiding
van mr. Viotta, vormende een ensemble, dat
zich noemt Het Residentie-Orkest, gaf gis
termiddag in Diligentia het eerste van een
aangekondigde serie van zes uitvoeringen
van klassieke muziek.
Uitgevoerd werden Schuberts Unvollendete
Symphonic, Notturno, voor vier strijkorkes
ten en hoorns, van Mozart; en de Eroica.
Mr. Henri Viotta,
de Amsterdamse
jurist die ook
musicus was,
werd in 1896
directeur van de
Haagse
muziekschool
die in 1903
Koninklijk
Conservatorium
ging heten. Het
is in de eerste
plaats aan
Viotta te
danken dat het
Residentie-
Orkest werd
opgericht. Hij
was ook van
1903 tot 1917 de
eerste directeur
en dirigent. Het
portret is een
litho van H.J.
Haverman met
op de
achtergrond
een afbeelding
van Richard
Wagner voor
wiens werk
Viotta een
onbegrensde
verering had.
Het ensemble heeft werkelijk uitmuntend ge
speeld. De klank van het goed bezette
strijkkwartet was opvallend fraai; ook de ko
perinstrumenten klonken, op kleine uitzon
deringen na, goed en enkele houten blaasin
strumenten werden door voortreffelijke kun
stenaars bespeeld.
En wat de weergave betreft, men behoeft
het niet altijd met Viotta's opvattingen eens
te zijn, toch dient erkend, dat zijn leiding die
is van een denkend en hoog ernstig kunste
naar. Viotta's leiding is waardig en nimmer
zal hij - zoals Mengelberg in klassieke wer
ken zoo hinderlijk doet - zich ongepaste vrij
heden veroorloven, die, ten koste van het
werk, dienen moeten om voor een zeer bij
zonder dirigent door te gaan".
Nauwelijks was dus het Residentie-Orkest
gesticht, of dit krantenverslag riep al de con
troverse op met het Concertgebouworkest
en de dwingende persoonlijkheid van diens
dirigent. Want een dwingende persoonlijk
heid was Viotta als dirigent, ondanks al zijn
kwaliteiten, toch niet. Van de persreacties
op het openingsconcert van de eerste win-
terserie was de hierboven aangehaalde kri
tiek nog de meest positieve. Elders stuitte
men op onwilligheid. Het kwam er op neer
dat men tevreden was met de geroutineerde
orkesten uit Amsterdam en Berlijn. Waarom
dan een nieuw orkest? Was al die activiteit
soms het gevolg van de persoonlijke eer
zucht van een conservatorium-directeur die
zich niet bij zijn leest wil houden, werd er ge
vraagd.
concerten te geven. Curieus is de medede
ling in een programma van een concert dat
het Residentie-Orkest op 3 januari 1906 in
het Utrechtse Tivoli gaf. Daarin staat dat het
orkest veertien eerste violen telt, „waaron
der er zijn van bijzonder schoon gehalte: 't
zijn alle Italiaanse instrumenten, waaronder
een Ruggieri, Gaglione, Stradivarius, Panar-
mo enz. Verder veertien tweede violen, acht
alten, acht violoncellen, zes contrabassen
(dus een strijkorkest van reeds vijftig in
strumenten), voorts vier fluiten, vier hobo's,
vier clarinetten, twee fagotten, vier hoorns,
twee trompetten, vier bazuinen, een bastu
ba, twee pauken, een slagwerk en een harp,
te zamen zevenenzeventig personen. Het ko
per is uit één fabriek, wat aan de eenheid
van den klank wonder wel ten goede komt".
Uit dit citaat moet worden afgeleid dat een
normale symfonische bezetting al spoedig
na de stichting werd bereikt.
Referendum
Toen het Residentie-Orkest op deze manier
zijn reden van bestaan en zijn levensvat
baarheid had bewezen, werd de aanval geo
pend op het aloude Concert Diligentia, dat al
lang niet meer in Diligentia maar in K. en W.
zijn concerten gaf. Desondanks hield men
vast aan de verwarring stichtende naam van
het genootschap, dat tegen een aantrekkelij
ke uitkoopsom het Concertgebouworkest uit
de hoofdstad liet overkomen. Hoewel het
bestuur er wel voor voelde aan een Haags
orkest de voorkeur te geven, vond men het
niet te pas komen de Amsterdammers, die
men in 1891 zelf had uitgenodigd, nu de
bons te geven, terwijl er op hun prestaties
niets viel af te dingen, ook al erkende Men
gelberg zelf dat het koper in het Haagse en
semble beter was. Omdat de meningen ook
onder de Diligentia-leden sterk verdeeld wa
ren, werd ten einde raad een referendum
uitgeschreven.
Door dit referendum heeft gedurende enkele
maanden in het deftige Haagje een kleine
burgeroorlog gewoed, die zich al eerder on
dergronds had aangekondigd. De aanhan
gers van het Residentie-Orkest voerden met
de middelen van hun tijd een grootscheepse
actie. Tal van bezoeken werden afgelegd om
de stemgerechtigde leden aan het verstand
te brengen dat het er niet om ging een artis
tieke keus te doen tussen het Amsterdamse
en het Haagse orkest. De zaak was „of Den
Haag baas zou zijn in eigen huis ten bate
van zijn eigen inwoners en ook ten bate van
de edele roeping der muziek, dan wel of wij
hier aan den leiband van Amsterdam zouden
blijven loopen", zoals dr. P. Molenbroek het
formuleerde.
De kwestie hield de gemoederen danig be
zig. Zelfs in de toen nog zo nette Haagse
tram, waarin niet onbeschaafd luid gespro
ken mocht worden, deden zich luidruchtige
twistgesprekken voor. Tenslotte beslisten de
cijfers, waarna de Haagsche Courant kon
schrijven: „Het Amsterdamsche Orkest heeft
den veldslag verloren, maar een verloren
veldslag is soms eervoller dan een overwin
ning". Aldus kreeg de beslissing wel een bit
tere bijsmaak, maar in het kamp van het Re
sidentie-Orkest heerste een overwinnings
roes. Voor de tien voor het genootschap
Concert-Diligentia te geven concerten zou
men tienduizend gulden ontvangen, en dat
was toen een heel bedrag. Het was voor het
Haagse orkest zelfs een zaak van zijn of niet
zijn.
Toch was de overwinningsroes wel een beet
je voorbarig. Al spoedig bleek dat een niet
onaanzienlijk deel van de Diligentia-leden
zich niet bij de uitspraak van de stembus
wilde neerleggen. Zij scheidden zich af en
zorgden er voor dat het Amsterdamse Con
certgebouworkest toch elke winter geregeld
in Den Haag bleef concerteren. Dat is geluk
kig nog altijd het geval. Dank zij de subsi
dies uit de algemene middelen zou een con
currentiestrijd zoals die toen is gevoerd, nu
geen zin en dus geen rechtvaardiging meer
hebben. Nu komt het er alleen op.aan of de
orkesten elkaar op de juiste wijze aanvullen
en het muzikale aanbod ter plaatse groter
en gevarieerder maken. JOHN KASANDER
Hartstochtelijke baron
Deze weerstand was niet alleen voor de am
bitieuze Viotta maar ook voor zijn in hun eer
getaste medestanders alleen maar reden tot
het uiterste door te zetten. Voor eigen reke
ning en risico had mr. J.A.H. baron Van Zuy-
len van Nijevelt, een hartstochtelijk amateur
dirigent, met het „gehuurde" Residentie-Or
kest in K. en W. al een paar volksconcerten
met populaire programma's en lage toe
gangsprijzen gegeven. Deze concerten wa
ren danig ingeslagen, wat de twijfelachtige
houding van het duurdere publiek ten aan
zien van de concerten in Diligentia weer wat
goed maakte.
Zo durfde men het aan met ingang van het
winterseizoen 1904-1905 alle concerten in K.
en W. te geven en het aantal zondagmiddag
concerten uit te breiden tot twaalf, het aan
tal volksconcerten tot vijf. Om financiële re
denen was men wel gedwongen de boer op
te gaan en in allerlei steden in eigen beheer
RESIDENTIE-ORKEST
op Zondag 20 November 1904, des namiddags le half drie, in de Groole Ziel vin liet
Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage.
wn Ml IrfAVI MkïN.» VAN DLN III.Cl! ANDRÉ SPOOR,
PROG-RAMMA.
I Symphonl# No. (F Moll) Op 14 P. TSCHAIKOWSKY
Andante soslewito. Moderato eon otium. Moderato assai quasi Andante, Modern
Moderato assoi quasi Andante, AHeqro
Fiuicalo Ostinato. IV. Finale Allee'
i. andante, allegro e,
No 2. Concert for die Violioe (E Moll) Op. 64
F MENDELSS0HN-BARTH0LDY
Voor te dragen
r den Hcc
I. Allegro motto oppas s.
Vorrpirl iu Lohengrin
Oaverlor* ia Uonoro No. J
Prijzen der PUctsenBatcon f2.— Zaal f 1.75. Tusschenpalerij f 1.50. BovengaleriJ f I.-
Sbnmicmcntcii lijn vcrkrijghaar voor een serie van n 'ni.-itiiii.Vs (Je le. Je. Se. 7c. *>c cn tic. oi dc 2c. 4e. ftc. 8e.
en 12c) bi| dc lirniali.il. VAN l:CK. Vlamingstraat. Den Haag. en aan hel Gebouw legen ontlcrslaanüc. prijzen per scri
Balcon f9.—. Zaal f7.50. Tusschengalerij f6.—. Bovengalerij f 4.50.
Plaatsbespreking voor ccn gclicele serie dagelijks aan hel Gebouw a 10.10 per plaats en per concert
Plaatsbespreking voor ten concert aan het gebouw VOOR OE AANDEELHOUDERS Zaterdagvoormiddags van 10-12:vc
rigc bezoekers Zaterdagnamiddag* van I I en Zondags van 10-12. telkenmale oorafgaaudc aan dc daia voor
vastgesteld. (20 en 27 November II en 2i December. 8 cn 22 Januari. S en 10 Februari. Sen 10 Maan cn lb April.
Diploma's en vrijblljetten niet geldig uitgezonderd die der pers.
Wie de geschiedenis van het Residentie-Orkest nagaat, moet vaststellen dat het zeer on
regelmatig heeft gejubileerd. Dat kon gebeuren doordat de oprichting van het ensemble
niet op een bepaalde datum is te fixeren. Met recht kan men volhouden dat het orkest
tussen 1902 en 1906 is ontstaan. Als peildatum voor de oprichting wordt nu aangehouden
20 november 1904 toen in het Gebouw voor K. en W. het eerste concert werd gegeven
van een eigen winternerie na vele proefballonnetje» die vooraf al waren opgelaten
De titel „Opwaaiende
zomerjurken", die Oek de
Jong aan zijn eerste romj
gaf, wordt door velen nie
gewaardeerd. Toch vind il
heel precies datgene in we
als thema van het boek
herken, immers, ik associ
de woorden „opwaaiende
zomerjurken" met dat
beroemde beeld uit de fili
„The Seven Year-Itch" va
Billy Wilder, waarin Marily
Monroe op zeker moment
door New York loopt, gekl
in een luchtige witte jurk,
in alle opzichten de term
'zomerjurk' waarmaakt. A
ze boven het rooster van
ondergrondse komt te stal
waait haar rok hoog op. f
beide handen probeert ze
hem neer te slaan en oml
te houden. Het is een
moment van grote allure:
erotiek is zo hevig aanwe;
dat de hele film (over erof
en kortstondige
liefdesaffaires) eigenlijk
samengebald leken in dat J
ene ogenblik.
Dat over de titel van een
een jong Nederlands autel
Oek de Jong, die met de#d
roman debuteert. Een boe0'
dat een permanente
erotische opwinding als b
heeft. Drie delen bevat h^r'
en vol nuanceringen, ne
terugblikken, tijdssprongen®
beschrijft het drie episode
uit het leven van een en
dezelfde jongeman, een ua
zekere Edo, die vanuit *c
verschillende gezichtshoek®
perspectieven, wordt gevd911
door de verteller.
Het tweede deel overtuigtIC'
het meest van de drie: he!m
sleept me het hevigst mee*®
ik geloof dat het technisch*
het knapst gemaakt is. Herfl'
een liefdesgeschiedenis v^rï
een jongeman met een w/ei
oudere vrouw, zijn tante, f1"
logeert in de zomer met oj
en tante aan zee, de
erotische opwinding voor i
vrouw slaat toe en obsedeer
hem in hevige mate. Het 01
verhaal over deze net niet"1
vervulde liefdesgeschiederj®^
is verteld als een reeks Ja'
flashbacks, opgehangen al®
het afscheidsmoment. De I j
jongeman komt de kamer f
oom en tante binnen om *st
gedag te zeggen, heeft zi<Pa.
echter bij het scheren deer^
verminkt. In de seconde Cf®
hij binnenkomt en zich
realiseert dat zijn tante ziji'
verwonding ziet, speelt he
hele gebeuren van de zon 01
en de niet voleinde erotie Jf
zich in zijn gedachten af.
De hoofdpersoon in de di ,v
verhalen verkeert in
verschillende momenten v ïr:
zijn leven. Het eerste deel!€l
heet „Oskar Vanille", en i{9€
opnieuw in een knappe
constructie van tijd- en
perspectiefwisselingen - e
heel rijk beeld van het c
ontwaken van erotiek. Da f1
speelt de moeder van de
dan nog een grote rol. He v'
derde deel heet „Scherm
reflectie". Het is het mee:
een verhaal. Het beschrijfpj
een reis, allereerst een
episode op een boot, waa^,
Edo terugkeert van een
vakantie, met een vriendirjb,
Nina. De reis door de
Middellandse Zee gaat nl< p
zonder spanningen tussen
beide. In Rome haakt Edc^ t
dan ook af, na een reeks gr
merkwaardige ontmoeting t
Zijn leven moet geleefd
worden volgens een patro
dat hij zelf niet kan
veranderen. Alsof een dro
van hemzelf (of een ander,
in zijn leven tot werkelijkf* 1
moet worden gebracht. H< t
niet zozeer uit zijn vrije wil
noodzaak tegenover Nina
dat hij haar alleen verder
reizen. Het is een macht
buiten hem om.
Wat mij het meest intrigei
aan de roman van Oek di
Jong is de technische
constructie en het ontbrel
van emotionele géne. De
opbouw van het boek is
zodanig, dat de drie deler |v
elk een andere levensfase
elk een andere benaderin
vanuit de verteller, toch
enorme samenhang vertor
die niet alleen voorkomt i
het feit dat de jongeman
elk deel Edo heet, met al: |e|
alter ego Oscar Vanille, d
ook in deel 2 en deel 3 zo)e[
en dan de kop opsteekt. ve
Die samenhang ligt missel f
wel in de rechtstreeksheid
ongehinderdheid in de n
weergave van de duistere a
emoties van de erotiek en
erotisch beleven. Oek de
Jong zelf spreekt in
interviews wel van pathos
maar ik weet niet of dat ,n
beste typering is van dezi lr
wijze van omgaan met y
emoties. „Pathos" houdt
immers toch iets van
theatraliteit in zich,
„showen", vertonen,
voorspelen. En dat aspec
ontbreekt totaal. Oek de
Jong tovert je niks voor
vanwege het effect, hij
registreert emoties, legt
verslag van uit en doet dl
innemend, direct en
ongegeneerd, dat je als li
al vrij snel „betoverd" b<
Een debuut dat er zijn ml
JAN VERSTAPPEN
Oek de Jong: „Opwaaiei
Zomerjurken", roman.
Uitgeverij Meulenhoff,
Amsterdam. Prijs 26,50.