Nu 6 jaar lang
■i 17/-(.rente
De
windhandel
van het
antiek
Beleggers
in het
eigen huis
springen
er nu nog
goed uit
postgiro en
rijkspostspaarbank
MARKENSE
ZEVENTIENDE
EEUWSE
SCHOMMELWIEG
RAAK JE
IN PARAGUAY
AAN DE
STRAATSTENEN
NIET KWIJT
DEN HAAG Voor hen die zich
niet alleen een fauteuil in
rococostijl of een staand
„horlogie" uit de achttiende
eeuw aanschaffen om erin te
rusten of er het uur van de dag
op af te lezen, maar die de koop
ook doen in de waan een slimme,
waardevaste belegging te
plegen, heeft Hans van der
Meijden een schier
ontgoochelende mededeling.
Noch geeft hij veel hoop aan
degenen die de van grootmoeder
geërfde Friese keeftkast behalve
als oogstrelend meubelstuk en
handige bergruimte ook zien als
een appeltje voor de dorst dat
met het verglijden der jaren
steeds sappiger wordt. Antiek is
als investering, die op lange
termijn geld, liefst veel geld
moet opleveren, in de ogen van
Hans van der Meijden niet of
nauwelijks interessant.
Dit stellende knaagt hij een wijd
verbreide zekerheid aan, maar hij
kan het weten. Op het ogenblik
werkt hij als deskundige voor een
van de grootste veilinghuizen voor
kunst en antiek in Nederland.
Vanuit Amerika echter is hij
ondanks zijn jeugdige leeftijd van
26 jaar benaderd om aldaar
zijn kennis beschikbaar te stellen,
en wel tegen een honorarium dat
met vijf nullen gechreven moet
worden. Zeg maar: de Johan
Cruijff van de antiekwereld, die
kennelijk jong talent evenzeer op
zijn waarde weet te schatten als
het profvoetbal. Hoe Hans van der
Meijden in zo luttele jaren tot
expert is uitgegroeid, vormt een
verhaal apart en valt buiten het
kader van dit verhaal. Volstaan zij
met de informatie dat hij
Aziatische kunstgeschiedenis
heeft gestudeerd, dat hij een
opleiding heeft gevolgd aan de
Rijksacademie voor beeldende
kunsten, dat hij Chinese en
Japanse teksten even gemakkelijk
leest als u de kinderversjes van
Annie M. G. Schmidt
(„Talenkennis is essentieel in mijn-
vak") en dat hij de handelsgeest
bezit van Maup Caransa.
Nauwelijks aan de kinderschoen
ontwassen duizendpoten van dit
formaat zijn zeldzaam, maar ze
blijken te bestaan.
Beleggen in antiek, daar moet het
over gaan. Hoe glad als een
psyché-spiegel in empirestijl het
ijs is waarop men zich dan waagt,
maakt Hans van der Meijden
meteen aan het begin van het
gesprek duidelijk. „Er bestaan
allerlei dikke boeken met
beschrijvingen van antieke
stukken. Ze vermelden ook de
waarde. Daaraan denkt de
adspirant-koper een houvast te
hebben, maar het tegendeel is
dikwijls waar, want hoe is zo'n
prijs tot stand gekomen? Nou: een
antiquair brengt bijvoorbeeld op
een veiling een stuk in voor 28.000
gulden. Veel te duur, dus geen
hond die het koopt en het stuk
gaat terug. Maar in de boeken
komt mooi het bedrag van 28.000
gulden te staan, want voor die
prijs had het zogenaamd op de
veiling moeten gaan".
Einde citaat. Het riekt naar
windhandel en elke ingewijde kan
bevestigen dat die geur nogal
rondwaart in het wereldje van
onbeschermde
beroepsbeoefenaren waar
iedereen zich antiquair mag
noemen, mits de Kamer van
Koophandel hem als zodanig wil
inschrijven.
Het begrip antiek dekt een
gigantische grabbelton vol
produkten van handwerk en
kunstnijverheid die, globaal,
minstens een eeuw oud moeten
zijn: meubels en tapijten,
voorwerpen van goud, zilver, tin,
brons, koper, glas, porselein of
aardewerk, bibelots, klokken,
horloges, spiegels, kroonluchters,
wandkleden en sieraden. Ze
hoeven niet altijd kunstwaarde te
bezitten; ze kunnen ook boeien
door hun ouderdom, door de aard
van het materiaal waaruit ze zijn
vervaardigd en door het
vakmanschap of juist de naïveteit
waarmee ze zijn gemaakt. Dat is
de caleidoscopische keuze
waarvoor de belegger zich gesteld
ziet. Zijn besluit wordt voorts
bemoeilijkt door de voortdurende
golfbeweging waaraan de
antiekmarkt onderhevig is. Ideaal
zou zijn: kopen bij het laagste en
verkopen bij het hoogste tij. Maar
wanneer treurt de eb het diepst of
is het springvloed? In tegenstelling
tot de maritieme wereld kent de
antiekwereld daarvoor geen
kalenders en tabellen. Van der
Meijden: „Wie beleggingen op
lange termijn in antiek wil plegen,
zou de gave van profetie dienen te
bezitten. Je kunt eenvoudig een
markt niet voorspellen, op geen
enkel terrein. Je kunt nooit twintig
jaar vooruit zien hoe de interesse
dan zal liggen. Je weet niet of iets
over twintig jaar nog waardevol
zal zijn".
Het komt er kort en goed op neer
dat antiek in tegenstelling tot
bijvoorbeeld diamant geen
intrinsieke waarde heeft, geen
ingebakken waarde van zichzelf.
Een diamant kan men overal en te
allen tijde verkopen, want
iedereen weet wat hij is en wat hij
vertegenwoordigt. „Maar als je
een 17-de eeuwse schommelwieg
Hans van der Meijden: „Antiek als investering niet of nauwelijks in
teressant".
uit Marken wilt verkopen in
Paraguay", zegt Hans van der
Meijden, „dan raak je hem aan de
straatstenen niet kwijt, tenzij je
met een verdraaid goeie babbel
komt, want wat weten ze in
Paraguay van Marken?".
Een uitzondering vormen stukken
antiek waaraan historie kleeft. Een
empire-stoel waarop aantoonbaar
Napoleon gezeten heeft, ontleent
aan dit feit een intrinsieke waarde
die alle andere empire-stoelen
ontberen, al zijn ze even gaaf of
zelfs gaver. Hier speelt mee wat
Van der Meijden „de magie" van
het antiek noemt, het aureool dat
's mensen oog verblindt voor de
werkelijkheid. Daarom wordt in de
wereld van de antiekhandel zo grif
geschermd met lokkertjes als
„afkomstig uit de nalatenschap
van baron Van Heeckeren".
Helaas voor beleggers zijn
nachtspiegels waarop Willem de
Zwijger gezeten, kwispedoors
waarin Rembrandt gespuugd en
hoedespelden waarmee Mata Hari
zich geprikt heeft, doorgaans
nergens te koop. Daarmee
behoort investeren in het
magische antiek eigenlijk de
enige zekere en echt lucratieve
manier vrijwel tot de
onmogelijkheden.
Zinvol tot zeer zinvol daarentegen
kan speculeren in antiek zijn.
Wanneer men een aankoop op
korte termijn zeg binnen een
jaar weer van de hand doet, is
de kans op een forse winst veel
groter dan wanneer men er vijftien
jaar mee wacht. De kunst is dan
niet verliefd te raken op het
betrokken stuk, zich er niet aan te
hechten. Om die reden laten
handelaren in antiek hun
aanwinsten vaak onmiddellijk
inpakken en kijken ze er nooit
naar. Hans van der Meijden kent
uit zijn praktijk voorbeelden te
over van wonderbaarlijke
geldvermenigvuldigingen als
resultaat van speculeren in antiek.
Hij noemt een Chinese schildering
van Wang s'hi-shin, hier voor 200
gulden op de kop getikt, binnen
enkele maanden in Hongkong
voor 15.000 gulden van de hand
gedaan. Hij noemt de Mercator-
atlas die bij Sotheby voor meer
dan een miljoen onder de hamer
kwam nadat hij voor een fractie
van dat bedrag in een Antwerpse
winkel onder een stapel oude
tijdschriften vandaan was gehaald.
Onkunde aan de kant van de
handelaar speelt bij dit soort
„mazzels" een hoofdrol. Hij heeft
eenvoudig geen benul van de
waarde die,hij in huis heeft.
Winst in de antiekhandel bestaat
bij de gratie van onkundigheid.
Ergens op het platteland van
Drenthe of de Achterhoek wordt
een failliete boedel geveild,
waaronder een Renaissance-kast
uit de 17-de eeuw. Het zaaltje is
gevuld met lokale agrariërs.
Weten zij veel? Dank zij de
onkunde ter plekke kan een
slimmerik die kast voor 1300
gulden in de wacht slepen
lachwekkend hoog bod, monkelen
de verzamelde boeren en er
nog geen etmaal later in
Amsterdam 30.000 gulden voor
vangen.
„O ja, dat komt voor", monkelt
Hans van der Meijden op zijn
beurt. „Sterker, zulke
buitenkansjes zijn in Nederland en
de buurlanden meer dan genoeg
te vinden, met name op die
gebieden waar de verkoper niet
beseft wat hij verkoopt". Vrij en
simpel vertaald komt zijn advies
hierop neer: sla je slag waar je
onkunde bespeurt en pas je
bovendien razendsnel aan bij de
markt. Dan kun je rijk worden.
De antiekwereld draait net als
veel andere segmenten van de
economie op de smeerolie van
zwart geld. Kopers in veilingzalen
worden vaak met codenamen
aangeduid teneinde eventueel
aanwezige speurneuzen van de
belastingdienst de reuk van een
prooi te ontnemen. Bezitters van
zwart geld hebben nogal eens
grote bedragen te dumpen. Doen
ze dat in antiek en gaat hun
belangstelling uit naar een duur
stuk 30.000 gulden of meer
dan kunnen ze beter eerst naar de
volgende waarschuwing van Van
der Meijden luisteren. „Wees er
voor honderd procent van
overtuigd dat je een goed stuk
aanschaft en zorg voor een
certificaat van een deskundige.
Het probleem is: wie mag je als
deskundige aanmerken? Veertig
procent van wat er in Nederland
onder de hamer komt, betreft
niet-Europees antiek, een terrein
waarop experts met een lantaren
te zoeken zijn. Onze vaderlandse
taxateurs kennen er niet eens een
opleiding voor".
Hoed u voor het advies van
iedereen die op welke manier dan
ook bij de antiekhandel betrokken
is, zegt Hans van der Meijden met
klem. Vraag je altijd af: als hij een
bepaald stuk zo warm aanprijst,
waarom pleegt hij dan zelf de
investering niet? „Ik geloof
namelijk niet in engelen. Ik geloof
niet in onbaatzuchtigheid of
filantropie, zeker niet bij
handelaren. Eis in elk geval een
beschrijving van het stuk,
compleet met de periode waaruit
het dateert en natuurlijk de prijs.
Verbind er de voorwaarde aan dat
de handelaar het geld teruggeeft
wanneer binnen een redelijke
termijn (bijvoorbeeld een maand)
zou blijken dat het stuk niet is wat
op het formulier staat. Leg alles
schriftelijk vast. Een handelaar die
dit weigert, gelooft zelf niet in zijn
waar. Dat weet de koper
tenminste zeker".
Antiekhandelaren en
veilinghouders streven
logischerwijs hun eigen voordeel
na, niet dat van de belegger. Ze
komen dus nauwelijks als adviseur
in aanmerking. Wie dan wel? Van
der Meijden oppert enkele
mogelijkheden, want deskundigen
zijn te vinden, zij het moeilijk. Men
kan iemand in de arm proberen te
nemen die zelf bewezen heeft een
succesvol verzamelaar van antiek
te zijn. Men kan zich wenden tot
een auteur die deskundig over
antiek heeft gepubliceerd. Men
kan te rade gaan in universitaire
kringen waar veel (overigens voor
de buitenstaander lastig
toegankelijke) kennis ligt
opgeslagen. Men kan de hulp
mobiliseren van een vakman uit
de praktijk: een werknemer op
een tinfabriek, een meubelmaker,
een schilder. In zulke gevallen is
het gebruikelijk een advies te
honoreren met een zeker
percentage. „Maar dat geld is niet
weggegooid", zegt Hans van der
Meijden. „Geld wordt juist vaak
weggegooid door beleggers die
zich op hun eigen deskundigheid
verlaten, die vertrouwen op hun
eigen inzicht. Geloof me: de fijne
kneepjes kun je echt niet halen uit
een antiekblad".
DEN HAAG De interesse voor het beleggen in huizen lijkt te
verschrompelen. De grote institutionele beleggers, pensioenfondsen
en dergelijke hebben vorig jaar dertigduizend woningen afgestoten.
Om de eenvoudige reden dat andere beleggingen winstgevender
waren. In hoeverre is dit een teken aan de wand voor de kleine
belegger? Als we over de kleine belegger in huizen spreken dan
moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen degene die een
redelijk kapitaaltje bezit, daarvan enkele huizen koopt en die weer
verhuurt en degene die zijn kapitaal in een eigen huis stopt. Want ook
dat is beleggen.
De oude vuistregel „een huis
moet zichzelf in tien jaar
terugverdienen" gaat niet
meer op. De bouwkosten zijn
zo hoog gestegen dat een
rendement van tien procent
een onhaalbare kaart is
geworden. Daar komt bij dat
de onderhoudskosten
telkenjare hoger worden. Door
schilders, loodgieters en
„klusjesmannen" worden voor
in wezen simpele karweitjes
rekeningen gepresenteerd,
waarop bedragen staan van
bijna astronomische grootte.
En dan, waar vind je nog een
vakman? „Die lopen bij het
GAK, man", zingt een
Utrechtse cabaretier, niet
onterecht.
Rente
Dat allemaal in aanmerking ge
nomen lijkt het niet zo'n gun
stig besluit om het kleine kapi
taaltje dat men heeft in huur
woningen te steken. De over
heid garandeert de investeer
ders netto vier procent rente.
Wil dat meer kunnen worden
dan zullen de huren fors om-
BELEGGINGSBEWIJZEN. SPAARDEPOSITO'S. MEER INFORMATIE?
Beleggingsbewijzen zijn waardepapieren,
die u voor 11000,- of f 5000,- per stuk kunt kopen.
Om vervolgens te kunnen profiteren van wat
wordt genoemd 'rente op rente'.
Het rentepercentage dat geldt op 't
moment van aankoop, blijft gedurende de hele
looptijd van kracht.
Zowel het gestorte bedrag als de totale
rente komen aan het eind van de looptijd vrij.
Spaardeposito's zijn rekeningen met dag
afschriften, waarop u bedragen vanaf f 1000,- voor
cén of meer jaren kunt vastzetten tegen hoge rente.
Het gestorte bedrag komt vrij zodra de looptijd is
verstreken, maar over de jaarlijks bijgeschreven
rente kunt u steeds direkt beschikken.
Ook in dit geval geldt dat de op 't
moment van aankoop geldende rente niet meer
verandert tijdens de looptijd.
Via onderstaande bon kunt u nadere
informatie thuisgestuurd krijgen.
U kunt ook bellen:
020 - 591 2173 fafd. Beleggingsbewijzen),
020 - 591 2138 (afd. Spaardeposito's).
looptijd
aankoopbedrag
opbrengst
vaste rente
3 jr.
f 1000.-
f 1.268,48
8'/.%
f 5000,-
f 6.542,40
81%
4 jr.
f 1000,-
f 1.398,68
8W,u
f 5000,-
f 6.993,38
85/i%
5 jr.
f 1000,-
f 1.556.35
9'/.%
f5000,-
f 7.781,75
9'/.%
looptijd
ljr.
vaste rente
2jr.
8
3 jr.
8'/.%
4 jr.
8V\%
5 jr.
9lA%
6 jr.
9 lA%
Beleggingsbewijzen Spaardeposito's
Postkode/Plaats:
Kruis uw wens(en) aan en stuur
deze bon in een envelop zonder Vj
postzegel naar:
Administratiekantoor poctgiro en
rijkspostspaarbank, Weesperzïjde 190, X
1097 DZ Amsterdam.
Eventuele rentewijzigingen voorbehouden.
hoog moeten. Gaan de huren
fors omhoog dan betekent dat
automatisch dat de animo om
te huren kleiner wordt. Dat le
vert dan weer leegstand op,
dus geen rendement. Een spi
raal waar moeilijk uit lijkt te
komen. Vergeleken met die
vier procent netto kapitaalop
brengst zijn de aanbiedingen
van sommige banken veel aan
trekkelijker. Geld op lange ter
mijn vastgezet brengt, zonder
rompslomp, zo'n negen pro
cent op.
Aan die medaille zit natuurlijk
ook een keerzijde, want die ne
gen procent per jaar zijn geen
negen procent. Er moet wor
den afgetrokken het aantal
procenten dat het geld door
inflatie minder waard is gewor
den. Kijk, dat kan bij huizen
niet gebeuren. Bij een rustige
markt gekocht zal een huis na
tien jaar nog steeds dezelfde
waarde hebben.
Misschien kan het dan wel ver
kocht worden voor een bedrag
dat vijftig procent hoger ligt
dan u ervoor hebt betaald.
Tien tegen éèn, gerekend met
een gezonde markt, dat dan de
inflatie vijf procent is geweest,
gedurende die tien jaar.
Met opzet hebben we het hier
over een gezonde markt.
Eigenlijk als tegenhanger tot
wat zich de laatste jaren op de
huizenmarkt heeft afgespeeld:
eerst een torenhoog stijgen
van de prijzen, daarna een
sterke terugval, gepaard aan
paniekverkopen, gevolgd door
een bijna-stilstand in de verko
pen. Randverschijnselen: steen
en been klagende bouwers en
makelaars, kopers die nu met
twee huizen, het oude en het
nieuwe, zitten en daardoor
zeer zware financiële verplich
tingen hebben. Eén ding is
echter als een paal boven wa
ter gebleven. De werkelijke
waarde van de huizen is geble
ven. Voor huizen die tien jaar
geleden werden gebouwd wor
den nu prijzen betaald die 150
tot 175 procent hoger liggen
dan de nieuwprijs. Gedeeltelijk
zit daar de inflatie in, gedeelte
lijk de verhoging van het prijs
niveau door die niet te verkla
ren prijzengolf, die inzette tij
dens de oliecrisis van '73, toen
de sociaal-economische voor
uitzichten in feite even onzeker
waren als nu.
De waarde van het huis zal
echter nog op een andere ma
nier toenemen. Als de nieuw
bouw erg duur wordt zal de
oudbouw meegaan in die prijs
stijging. En die nieuwbouw
wordt duurder! „De regerings
plannen voor de woningbouw
dreigen van een eigen huis
weer een schaarste-artikel te
maken, waarvan de prijzen
aanzienlijk zullen stijgen. Als
de plannen doorgang vinden
zal het eigen huis voor nog
minder mensen bereikbaar
worden. Dat zou in strijd zijn
met het standpunt dat de over
heid altijd heeft ingenomen, de
bevordering van het eigen wo-
ningbezit". Dat is de mening
van ir. M. E. F. Kool, directeur
van Euro-woningen B.V..
Huren „Er dreigt een vicieuze
cirkel te ontstaan die nog
slechts met ingrijpende maat
regelen te doorbreken is. De
kern van de zaak is het feit dat
vele duizenden Nederlanders
blijven wonen in huizen die
gezien hun inkomen eigen
lijk te goedkoop zijn. Zij zou
den gemakkelijk in een duur
dere woning kunnen wonen.
Deze mensen hebben onvol
doende bereidheid te verhui
zen naar een koophuis. Omdat
er voor jonggehuwden in de la
gere inkomensklassen goedko
pe huizen nodig zijn, is de
overheid gedwongen voor deze
opstarters meer huurhuizen te
bouwen. De regering heeft dan
ook aangekondigd bijna
10.000 meer woningwetwonin
gen en 5.000 premiehuurwo
ningen te plannen. Door het
ombouwen van de plannen
met naar verhouding meer wo
ningwet - en premiehuurwonin
gen zullen de grondprijzen
voor de andere sectoren nog
verder moeten stijgen. Omdat
(meer) schaarse grond door
woningwetwoningen in beslag
zal worden genomen, zullen
gemeenten een deel van de
kosten van de grondexploitatie
moeten afwentelen op een klei
ner aantal premie- en vrije-
sectorwoningen. Daardoor zul
len de kosten extra stijgen",
aldus ir. Kool.
Een voorzichtige conclusie
moet dan ook zijn dat zeker de
belegger-in-het-eigen-huis er
nu goed uitspringt. Waarbij
best aangetekend mag wor
den, al valt dat buiten het di
recte beleggingsbestek, dat de
inflatie ook degenen helpt die
een hypotheek sluiten. Immers,
het bedrag dat nu wordt ge
leend, wordt ook elk jaar min
der waard.
Spanje
Meer en meer gaat de kleine
belegger er ook toe over zich
een tweede woning in het bui
tenland aan te schaffen. Vooral
Spanje is bijzonder in trek.
Reeds 25.000 huizen zijn daar
in Nederlands bezit. Die mas
sale trek naar Spanje is na
tuurlijk wel gepaard gegaan
met de nodige problemen en
zelfs negatieve bijwerkingen.
Er ontstond in de nieuwbouw
een totaal ongecontroleerde
wildgroei. De kwaliteit van de
huizen was van zeer bedenke
lijk niveau en er waren maar al
te veel maatschappijen, die
zich bedienden van deze revo
lutiebouw. Tot op de dag van
vandaag is dit verschijnsel nog
steeds niet voldoende wegge
nomen.
Het is dan ook zeker „niet aan
te bevelen om onroerend goed
in Spanje te kopen, met als
enig oogmerk het verwerven
van een geregeld rendement in
de vorm van huuropbreng
sten". Dat is de conclusie van
drs. C. E. van der Lande, die
kortelings bij uitgeverij Sam
son een boekje vol nuttige
raadgevingen liet verschijnen:
„Een huis kopen in Spanje".
Wat voor Spanje geldt, geldt in
mindere mate ook voor Oos
tenrijk, Zwitserland en Frank
rijk, zij het dan, dat het daar
wat minder stormachtig is toe
gegaan met de bouw voor
„vreemden".