Op rede
van
Lagos
is geen
schip
veilig
voor
zee
piraten
Het belang van het slachtoffer belandt veelal in de marge.
DEN HAAG Jaarlijks
worden ruim
vijfhonderdduizend
mensen het slachtoffer
van een misdrijf.
Tweederde van het aantal
delicten wordt echter
nooit opgelost, zo blijkt
uit de statistieken. Vele
duizenden mensen
I kunnen derhalve nimmer
verhaal halen, bij gebrek
aan een aanwijsbare
dader. Maar zelfs als de
i boosdoener is gepakt, zijn
er nog vele problemen op
te lossen, alvorens men
iets van zijn schade krijgt
vergoed. Een werkgroep
van Humanitas heeft over
deze problematiek
onlangs een rapport laten
verschijnen met de titel
„Een sleutelvoorziening
voor slachtoffers van
delicten". Die werkgroep
had als opdracht na te
gaan op welke manier de
lacunes die'bestaan in de
i voorzieningen voor
slachtoffers van delicten
konden worden ingevuld.
En dat er hiaten in de
1 hulpverlening zijn, werd
wel duidelijk tijdens het
I onderzoek. Er zijn er zelfs
zoveel dat de werkgroep
er niet in is geslaagd aan
de opdracht te voldoen.
„Inventarisatie van alle
lacunes zou een
mensenleeftijd vergen",
zo staat in het rapport.
Maar toch heeft men de
vinger kunnen leggen op
een aantal feilen in de
bewuste hulpverlening.
Zoals duidelijk is, komen
gerechtelijke molens pas
in werking wanneer er een
mogelijke dader van een
misdrijf is aangehouden.
En zoals gemeld schiet
tweederde van het aantal
slachtoffers met deze
maatregel niets op.
Humanitas constateert
echter dat als het wel tot
een rechtszaak komt, de
officieren van justitie zich
zozeer richten op de
verdachte en de mogelijke
straf die hij moet krijgen,
dat het belang van de
slachtoffers in de marge
belandt. Hetztelfde geldt
voor de straffen die de
rechters de verdachten
opleggen. Om dan niet te
spreken van het geval
waarin verschillende
mensen het slachtoffer
zijn geworden van
dezelfde dader(s). Bij
dagvaarding komt het
herhaaldelijk voor dat dan
niet alle belastbare feiten
bij de zaak worden
betrokken en op die
manier verdwijnen
automatisch enige
slachtoffers uit het beeld.
Zo zijn er meer
voorbeelden te noemen
waarbij slachtoffers
binnen het huidige
strafrecht niet aan hun
trekken komen. Er is
weliswaar de mogelijkheid
van „voeging", maar de
meeste mensen kennen
die regeling niet. Een
folder, die kortgeleden
door het ministerie van
jüstitie is ontworpen en
die bij melding van een
misdrijf op het
politiebureau wordt
uitgereikt, kan daarin
enige verbetering
brengen, zo meent
Humanitas. Wat houdt die
mogelijkheid in?
Schadevergoeding
Er zijn twee
mogelijkheden om
schadevergoeding via de
rechter te vragen: de
burgerlijke rechter bij wie
het volle schadebedrag en
eventueel smartegeld
kunnen worden geëist en
de strafrechter. Bij deze
laatste kan
schadevergoeding worden
geëist tot maximaal een
bepaald bedrag. Als de
rechter dit maximale
bedrag heeft toegewezen,
verliest de eiser het recht
de rest van de schade bij
de burgerlijke rechter te
vorderen. In beide
gevallen moet het
slachtoffer zelf een
verzoek tot behandeling
van zijn schade-eis bij de
rechtbank indienen. Het
moet dan wel gaan om
schade die niet wordt
vergoed door een
verzekering. Via de
burgerlijke rechter is het
allemaal vrij ingewikkeld,
zo staat in de folder van
justitie. Het gaat dan
namelijk om een aparte
rechtszaak die door het
slachtoffer is
aangezwengeld. En
bovendien komt het nogal
eens voor dat de dader
toch niet in staat is om
alles te betalen. Maar de
mogelijkheid bestaat.
Via de strafrechter is het
een stuk eenvoudiger,
vooral als het om kleine
bedragen gaat. Aan de
strafrechter kan worden
gevraagd de eis tot
schadevergoeding gelijk
mee te behandelen als de
dader van het misdrijf
toch moet voorkomen. Als
de zaak wordt behandeld
door de kantonrechter
kammen een maximum
van 600 gulden aan
schadevergoeding eisen.
Bij de rechtbank (zowel de
meervoudige kamer als de
politierechter) bedraagt
dit maximum 1500 gulden.
Wie gebruik wil maken
van de mogelijkheid om
via de stafrechter
schadevergoeding te
vragen, doet er goed aan
zo snel mogelijk bij de
politie aangifte te doen
van het strafbare feit,
waarvan men het
slachtoffer is geworden.
Aan de politie moet dan
worden gezegd dat er
schadevergoeding wordt
verlangd en dat, als de
dader niet uit eigener
beweging betaalt, men wil
worden opgeroepen als
de zogenaamde
„beledigde partij". Hoe
zo'n zaak verder moet
worden behandeld staat
allemaal in de folder. Ook
staan er adressen in van
mensen en instanties die
rechtshulp kunnen
verfenen.
Niet waterdicht
Maar deze juridische
mogelijkheden zijn
volgens het Humanitas-
rapport niet waterdicht.
Verder constateert de
werkgroep dat voeging
voor het slachtoffer een
slopende affaire kan
worden: het langdurig
tijdsverloop totdat de
verdachte wordt
opgeroepen; de ook voor
het slachtoffer
onbegrijpelijke kanten van
de rechtszitting enzovoort.
Humanitas wijst
bovendien nog op het
merkwaardige feit dat hoe
ernstiger de schade van
het slachtoffer is, des te
geringer de kans wordt
dat de dader tot
schadevergoeding in staat
zal blijken te zijn. Immers,
naarmate het misdrijf
ernstiger en de schade
groter is, zal de straf
evenredige vormen
aannemen (dan wel een
onvoorwaardelijke
geldboete, dan wel
gevangenisstraf) en des te
minder zal de dader in
staat zijn om iets te
vergoeden. Van een
inmiddels kale kip valt
immers weinig meer te
plukken.
Maatregelen
Er moet dus iets worden
gedaan om slachtoffers
van misdrijven beter te
helpen dan tot nu toe.
Maar wat? Een duidelijke
blauwdruk kan de
werkgroep ook niet geven,
maar hij doet wel enkele
suggesties. Humanitas
kiest ervoor dat in
principe ieder slachtoffer
van een misdrijf in
aanmerking komt voor
hulpverlening. Of het nu
mensen zijn die aangifte
doen bij de politie, of
slachtoffers die dat niet
kunnen of durven. Bij
deze laatste categorie
denkt men aan
bijvoorbeeld
buitenlanders en dan met
name (maar niet alleen) de
illegale, aan minderjarige
weglopers,
drugverslaafden,
homofielen, ex-
delinquenten of
kleurlingen. Want of men
een misdaad nu meldt of
niet, slachtoffer blijft men.
Humanitas tekent daarbij
overigens wel aan dat, wie
zich voor de belangen vari
de slachtoffers wil
inzetten, niet uit het oog
mag verliezen dat er zich
gevallen kunnen voordoen
waarin de slachtoffers zelf
(mede) verantwoordelijk
zijn
r de
totstandkoming van het
misdrijf. Als voorbeeld
noemt het rapport twee
vechtersbazen die elkaar
een aframmeling geven.
„Bij wijze van spreken is
dan degene die het hardst
kan lopen en het eerst bij
het politiebureau is om
aangifte te doen, om die
reden het „slachtoffer".
Maar in alle andere
gevallen kiest Humanitas
voor hulp aan alle
slachtoffers. Die hulp
moet actief worden
aangeboden (men moet er
dus niet om hoeven
vragen) aan iedereen die
door een misdrijf
lichamelijk letsel oploopt,
aan alle slachtoffers die
ouder zijn dan 60 jaar en
die op welke manier dan
ook gedupeerd zijn en aan
die slachtoffers van wie bij
melding blijkt dat zij hulp
nodig hebben. In alle
andere gevallen moet
hulpverlening in elk geval
beschikbaar zijn.
Maatschappelijk
werker
Over de manier waarop
die hulpverlening vorm
moet krijgen denkt
Humanitas aan een
maatschappelijk werker
die vanuit het
meldingspunt (het
politiebureau dus) de
aansluiting kan geven op
wat er aan mogelijkheden
zijn voor hulpverlening.
Ook mensen die niet naar
de politie durven, zouden
hier terecht kunnen. Wat
Humanitas het meest is
opgevallen, is dat er geen
herkenbaar en
aanspreekbaar iemand is
waar de slachtoffers naar
toe kunnen. „Als er niet
een speciaal iemand is om
gedupeerden, die hulp
behoeven, wegwijs te
maken om zonodig hun
belangen te behartigen bij
de verschillende instanties
en instellingen, dan
zouden de slachtoffers
van delicten feitelijk het
bos worden ingestuurd,
hoe fraai een folder of
uitleg ook de hun ter
beschikking staande
mogelijkheden uit de
doeken doet", zo meent
Humanitas. „Gevreesd
moet worden dat bij
gebrek aan steun van een
aparte functionaris, juist
die slachtoffers verstoken
blijven van adequate hulp,
die het meest kwetsbaar
zijn. Kwetsbaar door het
misdrijf zelf of als gevolg
van hun persoonlijke en
sociale omstandigheden".
LONNEKE VAN KOOT
DOKKUM „Die piraterij
op de rede van Lagos
de grote havenstad van
het Westafrikaanse Nigeria
is de laatste jaren
stevig uit de hand gelopen.
Als we daar voor anker
liggen, dan heeft iedereen
's nachts wel een stevige
ijzeren stang bij zijn bed
staan. Vroeger gebruikten
die negers een knuppel,
maar nu hebben ze echt
wel geweren bij zich en
daar weten ze mee om te
gaan ook. Als het de heren
bij een overval op een
schip niet naar de zin gaat,
dan slaan ze de hele boel
kort en klein. Vorig jaar
werd er zelfs nog een
Deense kapitein
neergestoken. Alle
persoonlijke bezittingen
van de bemanning werden
geroofd, terwijl de
(meevarende) vrouw van
de kapitein werd
verkracht...". Aldus het
relaas van coasterkapitein
Willem Wilstra uit het
Friese Dokkum. De
zeepiraterij herleeft (niet
alleen in de Afrikaanse
wateren) en heeft zelfs een
omvang aangenomen, die
25 jaar-geleden niet voor
mogelijk werd gehouden.
„Het is eigenlijk te gek om
los te lopen, dat de actuele
situatie ons dwingt oude
documentatie over piraterij
en verzekering weer van
onder het stof te halen",
zo schreef onlangs in het
blad „Eigen Vervoer" de
heer D. Koole,
procuratiehouder bij de
Nationale Nederlanden. De
zeepiraat, aldus de heer
Koole, roept in onze
herinnering de figuur op
van de romantische rover
met voor één oog de
zwarte lap en een gezicht
met duidelijke littekens
van opgelopen
sabelhouwen. Een figuur
uit een ver verleden, die
romanschrijvers en
filmmakers tot gruwelijke
verhalen en beelden
-jfcir v
inspireerde en jeugdige
lezers en kijkers in vroeger
jaren rode oren bezorgde.
Na de Tweede
Wereldoorlog werd
piraterij een vergeten
begrip. In de Chinese en
Maleisische wateren
gebeurde het ook na de
Tweede Wereldoorlog nog
wel dat een schip werd
geënterd en geplunderd,
maar men kon toch gerust
stellen dat de grote
handelsvaart van het euvel
van piraterij niets meer te
vrezen had. Omvang en
snelheid van de schepen
en de route-planning zullen
daaraan wellicht niet
vreemd zijn geweest.
Bliksemactie
Op de grote en druk
bevaren scheepvaartroutes
mag men dan niet veel te
duchten hebben, op
menige plaats is de laatste
.tijd een herleving van de
zeepiraterij waarneembaar.
Willem Wilstra: „De
mensen hier hebben er
eigenlijk geen idee van wat
daar zoal gebeurt. Men
onderkent niet de ernst
van de situatie".
Op de ankerrede voor
Lagos, ongeveer vijf mijl
uit de kust, liggen soms
honderden schepen
wekenlang te wachten om
gelost te worden. Dat is
voor de piraten het
jachtterrein bij uitstek en
de politiepatrouilles ter
plaatse staan machteloos.
Met hun snelle
(zelfgebouwde) kano's met
buitenboordmotor komen
deze zeeschuimers zo
maar uit een kreek van de
bush-bush te voorschijn.
Met een man of tien
overvallen ze bliksemsnel
een schip en verdwijnen
weer even razendsnel als
ze gekomen zijn, vaak een
grote chaos en doden
achterlatend. Tal van
zeemansbonden hebben al
klachten ingediend bij
diverse regeringen, maar
de autoriteiten staan
machteloos. Een tweetal
Kamerleden heeft vorig
jaar voorgesteld om
desnoods maar een
oorlogsschip mee te
sturen, maar dat is volgens
Willem Wilstra ook een
hachelijke zaak. „Deze
moeten uiteraard buiten
de territoriale wateren
blijven. Komen ze er
binnen, dan krijg je ook
weer spanningen. En als
wij ons als bemanning
zouden bewapenen en zo'n
knaap zouden
neerschieten dan heb je d€
poppen ook zo aan het
dansen. Een
wraakoefening op de
Nederlandse kolonie in
Lagos zou dan niet
denkbeeldig zijn".
De Nederlandse schepen
die op de rede liggen,
lichten dan ook vaak tegen
de avond het anker om
een veiliger plek op 25 tot
30 kilometer uit de kust op
te zoeken. Zo ver wagen
de piraten zich meestal
niet op zee. Bemanningen
van schepen die op de
rede blijven liggen nemen
vaak weer andere
maatregelen: ze zetten hun
schip in floodlight en
barricaderen het
achterschip met
prikkeldraad. „Ze
zich de piraten van het lijf
te houden", aldus Willem
Wilstra.
De politie- en
douanemensen vinden
deze hele zaak ellendig
genoeg, maar ze staan
gewoon machteloos. Als
het hun te gortig wordt,
trekken ze met een
patrouille de bush-bush in
om een negerdorp plat te
branden. Maar de mannen
zelf zijn meestal
ongrijpbaar. Het zijn harde
jongens, die niet voor een
kleintje vervaard zijn.
De heer Koole daarover:
„Dat het hier gaat om
harde criminaliteit wordt
bewezen door de tamelijk
geavanceerde bewapening
waarmee men opereert,
terwijl een goede
organisatie en
„professionele" aanpak af
te lezen vallen uit het
opmerkelijke feit, dat men
vrij nauwkeurig weet welke
goederen zich aan boord
bevinden en waar de
lading van hun gading is
gestouwd. Men beschikt
kennelijk over goede
informatie".
Goed bewapend
Nigeria heeft overigens
niet het
alleenvertoningsrecht. Uit
informaties van Lloyd's,
aldus de heer Koole, bleek
dat ook havenplaatsen als
Freetown in Sierra Leone
en Takoradi en Tema in
Ghana van zich doen
spreken.
In het Caribisch gebied
schijnt een vaartocht op je
eentje ook niet
aanbevelenswaard te zijn.
Volgens officiële berichten
zijn in dat gebied nogal
wat jachten onder
vreemde omstandigheden
verdwenen, in sommige
gevallen zelfs met
bemanning en al. Volgens
de heer Koole opereren in
de Straat van Malakka, de
Golf van Thailand of de
Zee van Celebes ook
piraten met speedboten en
trawlers, uitgerust met
automatische geweren, M-
79 granaten en in sommige
gevallen zelfs met anti
tank-geschut. Recentelijk
is het voorgekomen dat
een Liberiaans
vrachtschip, de Rio
Colorado, onder vuur van
zeerovers kwam te liggen,
terwijl de Filippijnse
luchtmacht te hulp moest
komen bij een Panamees
vrachtschip dat bij de
Sulu-eilanden aan de
grond liep en daar
Molestrisico
In vroeger jaren kon men
de piraterij onderscheiden
in de particuliere piraterij
en de gelegaliseerde
kaapvaart. Deze laatste
bestond hierin dat het
vanwege de overheid door
het verlenen van
zogenaamde kaperbrieven
aan particulieren
toegestaan was om
schepen buit te maken en
op te brengen naar een
haven van het land,
waarvan de overheid
kaperbrieven had
afgegeven. Volgens
definities uit boeken over
zeeverzekering zijn
particuliere piraten echter
„dieven die zonder
onderscheid plunderen ten
eigen voordele". Engelse
assuradeuren
beschouwden de piraterij
in voorbije eeuwen altijd
als een gewoon gevaar van
de zee, maar volgens de
nu geldende
uitsluitingsclausule wordt
ook piraterij als een
molestrisico aangemerkt
De Nederlandse en Duitse
assuradeuren echter
rekenen „geweld, muiterij,
kaperij, zeeroverij en
represailles" tot de
gewone gevaren van de
zee. Uiteraard onder het
voorbehoud dat zij niet het
karakter van oorlog of op
oorlog gelijkende
handelingen mogen
hebben. De heer Koole
concludeert dan ook dat
het, gezien de huidige
situatie, zeer nuttig is dat
onder een
goederentransport
verzekering het oorlogs-
en stakersrisico wordt
bijgesloten, zodat men niet
tussen twee stoelen kan
komen te zitten...
GERRIT DAMSMA
I 4
Met dit soort zelfgemaakte kano's met buitenboordmotor komen de piraten razendsnel vanuit een kreek op de schepen toeschieten. Na huh
overval verdwijnen ze weer even snel als ze gekomen zijn.