Regering en parlement maken schimmen van Oranjt
Eetlokalen
altijd goed
voor hartig
stukje politiek
lUHUM-JAilL
WAAROM DE JONG GEEN MAJESTEITSSCHENNIS PLEEGT
Politiek
Partij
Parlement
BINNENLAND LEIDSE COURANT ZATERDAG 20 OKTOBER 1979 PAGINA
uitz.ondering, namelijk het 1
radioprogramma „In de Ra
Haan". Om volstrekt
onnaspeurlijke reden zijn a
bewindslieden er tuk op di
hun zegje te kunnen doen,
aldus Van, der Wiel. In
politiek Den Haag heeft m
zelfs de indruk dat een
bewindsman/vrouw een
bepaalde zaak nog niet in
ministerraad brengt om in
de Rooie Haan "met een
nieuwtje te kunnen komen
Hoewel de ministerraad eei
belangrijke aangelegenheid
moet men er volgens Van
Wiel toch ook niet te zwaa
aan tillen. „Want heel vee j
echte politiek wordt ook
elders bedreven. Daar zijn
eetlokalen voor, zoals Royi
en Des Indes". Daarbij kan
het overigens ook goed fou
gaan, vooral als de wijn w
rijkelijk vloeit. Dat moge
blijken uit de val van het
kabinet-De Quay in decern
1960.
GOEDE BOURGOG1S
Op de 21e begon de Tweet
Kamer toen met de begrot
van Volkshuisvesting en
Bouwnijverheid, zoals het I
departement toen nog heel I
Minister Van Aartsen (AR
sprak het „onaanvaardbaar
uit over een motie van zijl
partijgenoot Van Eibergen
het aantal gesubsidieerde
woningen met vijfduizend
vergroten. De bewindsmar
zei wel accoord te kunnen
gaan met een motie-
Andriessen (de huidige
minister van Financiën),
waarin een verhoging met
2500 werd gevraagd. De
confessionele fracties ginge
in beraad in het exclusieve
restaurant „Stade van Won
en besloten uiteindelijk vo
de motie van Andriessen t
stemmen. Voorzitter Bruin
Slot van de anti
revolutionairen motiveerdi
dat als volgt: „Het gaat om
een kabinet dat de AR-frai
heeft gewild".
De bourgogne bij Worch m
zo echter zo goed geweest z
dat de meeste confessioneh
parlementariërs zich alleen
nog herinnerden dat ze vo
de eerst te behandelen mo
die van Andriessen dus,
moesten stemmen". En wa
gebeurde er Na een voor
van orde werd de volgordi
veranderd, omdat de mees
verstrekkende motie het ei
aan de orde moest komep.
gevolg was dat de AR voor
motie-Van Eibergen stemd
waardoor deze werd
aangenomen (70 - 59).
Minister Van Aartsen stap
op. en vervolgens ook het
gehele kabinet. De Quay
slaagde erin de stukken te
lijmen (Wim Kan: „Lijmei
Jan...waardoor het kabii
nog geen maand later wee
kon aantreden.
NIET ALLEEN
MINISTERRAAD
BEPAALT BELEID
DEN HAAG De wekelijkse persconferentie
van de minister-president na het (vrijdagse)
kabinetsberaad, bestaat tien jaar. De
bijeenkomst, die vaak „openingen" van de
voorpagina oplevert, mag dan nu niet meer weg
te denken zijn, zij is min of meer toevallig
ontstaan. Dit vertelde hoofddirecteur Gijs van
der Wiel van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD)
deze week tijdens een gedachtenwisseling met het
Genootschap van Hoofdredacteuren over het
voorlichtingsbeleid van de regering. Tot nu toe
was de officiële lezing dat de persconferentie het
gevolg was van het rapport van de Commissie-
Biesheuvel over de openbaarheid van bestuur.
„Maar zo is het natuurlijk niet gegaan," aldus
Van der Wiel. „Premier De Jong was het zat dat
hij na afloop van de ministerraad onophoudelijk
werd gebeld." De Jong, „typische organisator" als
hij was, besloot alle geïnteressseerde journalisten
in de gelegenheid te stellen hem vragen te stellen,
„op voorwaarde dat er geen telefoontjes meer
zouden komen".
Aanvankelijk was het zo dat
de premier niet letterlijk
geciteerd mocht worden,
zodat hij niet elk woord op
een goudschaaltje behoefde te
wegen. „In het geval van De
Jong was dat maar goed ook,
want hij hield er een apart
taalgebruik op na,herinnert
Van der Wiel zich. „Zo had
hij het altijd over „die
olieboeren als hij de olie
industrie bedoelde". Volgens
de R VD-chef zou er menige
politieke storm zijn
opgestoken, als dit soort
uitspraken letterlijk in de
krant v/as gekomen. Aan Piet
de Jong bewaart de
parlementaire pers overigens
nog dierbare herinneringen,
omdat hij iedere journalist op
de bijeenkomst de hand
schudde en vervolgens
persoonlijk de stencils
uitreikte.
De Tweede Kamer had in die
periode veel moeite met dit
contact tussen premier en
pers. „Ze waren bang dat de
uitspraken van de minister
president in de vorm van
notulen een soort sub-
Handelingen zouden
wordenVan der Wiel legt
uit dat dit geenszins het geval
is. „Er worden alleen wat
aantekeningen van de
uitspraken gemaakt, die later
op de avond met de berichten,
die het ANP ervan gemaakt
heeft, naar de Kamer worden
gebracht. De volgende dag
komen daar dan nog de
reacties in de andere media
bij".
VAN AGT
Een andere regel betreffende
de persconferentie was dat er
alleen mededelingen gedaan
zouden worden over afgedane
zaken. Maar Biesheuvel, de
opvolger van De Jong, bracht
daar al verandering in. Hij
gaf ook antwoord op vragen
van actuele politieke aard.
„Den Uyl,aldus Van der
Wiel, „ging daarin nog veel
verder. Alles wat met de
hedendaagse politiek te
maken had, kon aan de orde
komen". Wat dit betreft vindt
Van der Wiel dat Van Agt
niet anders is. Integendeel
zelfs. „Hij laat zich vaak
verleiden te antwoorden op
vragen, die hem in zijn
kwaliteit van CDA-voorman
Maidenspeech 1
Trillend van de zenu
wen en met klamme
handen hun papieren
vasthoudend bestijgen
de meeste nieuwe Ka
merleden het spreek
gestoelte als zij voor de
eerste keer de regering
mogen toespreken. Zo'n
eerste openbare politie
ke toespraak, die aan
het Binnenhof net als in
het Britse rijk de naam
maidenspeech draagt,
is voor de nieuwelingen
de psychologische in
gang naar het „echte"
Kamerlidmaatschap.
Als je daar doorheen
bent. tel je eigenlijk pas
echt mee als volksver
tegenwoordiger. Na het
houden van een mai
denspeech wordt het
betreffende Kamerlid
dan ook traditiegetrouw
door zijn collega 's en de
aan wezige be windslie-
den gefeliciteerd. Troe-
leltjes voor de baby die
z'n eerste stapjes heeft
gezet.
Er is nog een andere
ongeschreven traditie
aan het houden van een
maidenspeech verbon
den: de nieuweling, mag
niet worden geïnter
rumpeerd. Dat aan dit
gebruik echter niet al
tijd wordt voldaan,
bleek de afgelopen
week weer eens.
Maidenspeech 2
Het jonge Twentse
PvdA -Kamerlid Flip
Buurmeyer, die bijna
twee maanden geleden
zijn intrede in de Ka
mer deed, stak tijdens
de behandeling van de
begroting voor Binnen
landse Zaken zijn aller
eerste betoog af. Een
bepaalde passage werd
door de GPV-er Ver-
brugh niet goed begre
pen en een ogenblik
vergat het aandachtig
luisterende Kamerlid
dat Buurmeyer zijn
maidenspeech stond te
houden. Met lange pas
sen beende hij naar de
interruptiemicrofoon en
zei: Mag ik even....".
Verder kwam hij niet,
want de verwijtende
oogopslag van voorzit
ter Dolman deed hem
beseffen dat hij zich
niet aan de traditie
hield. „O, sorry, da's
waar ook. Het is een
maidenspeech", mom
pelde Verbrugh. La
chend keek Buurmeyer
zijn collega aan en zei:
„Stelt u uw vraag maar,
hoor, ik vind het niet
erg". Waarop PvdA-
fractieleider Den Uyl,
die als een coach de
verrichtingen van zijn
pupil had gevolgd, er
aan toevoegde: „Ga uw
gang maar, de heer
Buurmeyer kan dat wel
aan". En zo kon Ver
brugh zijn vraag toch
nog kwijt. Buurmeyer
diende hem trouwens
keurig van repliek.
Het muisje kreeg nog
een leuk staartje, want
toen minister Wiegel
even later Buurmeyer
in lovende bewoordin
gen complim en teerde
met zijn politieke ont
maagding, voegde hij
eraan toe: „Ik herinner
mij nog hoe een jong
Kamerlid in 1967 ook
tijdens zijn maiden
speech werd geïnter
rumpeerd. De geachte
afgevaardigde heeft
zich daar toen ook
voortreffelijk doorheen
geslagenGegniffel
alom, want ieder be
greep dat Wiegel over
niemand minder dan
zichzelf sprak.
DRENTEN 1
Tijdens de debatten
over onze Binnenlandse
Zaken viel herhaalde
lijk het woord decentra
lisatie: provincies en ge
meenten moeten meer
rijkstaken overnemen.
De overgrote meerder
heid van de Kamer is
daar een warm voor
stander van. Ook D'66.
Maar toen de VVD-er
Albert-Jan Evenhuis
aan het woord kwam,
verweet hij D'66, wel
met de mond decentra
lisatie te belijden maar
niet met de daad. Dat
leverde een vermake
lijk debatje op tussen de
Drentse ex-geschiedeni
sleraar Evenhuis en
D '66- woordvoerder
Laurens-Jan Brink
horst, die bekend staat
om zijn nogal venijnige
betoogtrant.
„Geef eens een paar
voorbeelden, waaruit
blijkt dat wij geen de
centralisatie nastre
ven?", riep Brinkhorst.
Hij werd op zijn wen
ken bediend. Een van
de voorbeelden was
volgens Evenhuis het
feit dat D'66 voorstan
der is van een landelijk
filmcentrum, een Hol
lands Hollywood waar
alle Nederlandse films,
van speelfilms tot docu-
Brinkhorst:
.voorbeelden?
mentaires, in elkaar ge
zet worden. Een beetje
ongelukkig voorbeeld,
waar Brinkhorst on
middellijk als een tijger
zijn klauwen in zette.
Hij maakte daarbij ech
ter een grote fout: hij
dacht dat Evenhuis het
over filmkeuringen
had.
DRENTEN 2
Brinkhorst: „Zo zo,
vindt de heer Evenhuis.
dat Limburgers wel
pornofilms mogen zien
en Groningers niet
Vindt hij dat bijvoor
beeld de Zeeuwen maar
beschermd moeten wor
den tegen de ondeug
den van de moderne
filmindustrie?"
Even hu is: „Nee, daar
heb ik het niet over".
Brinkhorst (schampe
rend): ,.U lokt deze re
actie zelf uit, maar ik
heb er geen behoefte
aan om er verder op in
te gaan. In Drente,
waar u vandaan komt,
ligt met misschien an
ders. Welicht moet men
daar een eigensoortige
filmkeuring hebben, ge
zien de zeer bijzondere
eigenaardigheden van
de Drenten".
E ven huis woeden d):
„Dit is kolder! Pure,
pure kolder!".
Evenhuis:
.pure kolder
Brinkhorst: „En toch
begrijp ik uit uw woor
den dat de Drenten een
eigen filmbeleid nodig
hebben
Toen werd het onparle
mentaire gebekvecht
ook voorzitter Dolman
teveel en met een blik
van „dit kun je niet ma
ken", vergezeld van een
forse hamerklap stuur
de hij Brinkhorst weer
naar zijn bankje terug.
SIGAAR
Tot slot nog even het
volgende. Wat is een si
gaar eigenlijk? De Dik
ke Van Dale leert ons:
een sigaar is een rolletje
vast meengewerkte ta
bak, van een dekblad
voorzien, bestemd om
gerookt te worden. Dat
klinkt vrij aardig. Maar
minister Frans Andries
sen die onze Financiën
beheert, weet veel beter
wat een sigaar is. In het
op Prinsjesdag aange
kondigde wetsontwerp
ter verhoging van de
belastingen op sigaret
ten en shag staat te le
zen, dat sigaren niet in
prijs worden verhoogd.
En wat verstaat An
driessen dan wel onder
een sigaar? Lees maar
even mee: „Onder siga
ren worden versta
baksrolletjes mei
dekblad met not
sigaarkleur en een
blad, beide van ge
nereerde tabak,
vermeld in post
hoofdletter E vai
Tarief In voerrei
waarvan de ta
deeltjes voor tenn
60 gewichtsperq
breder en langer
dan 1,75 mm. en
van het dekblad si
gewikkeld is vo
een lijn, die me
lengte-as van het
tje een scherpe
van tenminste
graden maakt".
Juist.
De uitdrukking
zit geen woord j
bij" krijgt hierdoo:
een geheel nieuw
mensie. En trout
meneer Frans, w,
dan eigenlijk een
male sigaarkleur?",
DICK VAN 1
scrn
gesteld worden. Ik zit dan wel
eens met het zweet in de
handen
Van. der Wiel, die op de
persconferentie vrijwel altijd
de minister-president
begeleidt, meent dat Van Agt
zich bij deze gelegenheid
bepaald niet onheus
tegenover journalisten
gedraagt, zoals hem nogal
eens verweten wordt. Dit
vooral omdat hij de
vragenstellers vaak niet
serieus zou nemen. Volgens
Van der Wiel is die indruk
onjuist. „Hij is alleen wat
jovialer. In tegenstelling tot
Den Uyl. die als minister
president toch echt vanaf de
Olympus neerblikte".
Dat de huidige premier een
voorkeur heeft voor radio en
televisie werd door zijn
woordvoerder bevestigd. „Hij
voelt zich het meest op zijn
gemak als hij de bevolking
direct kan toespreken". Van
der Wiel is het er niet mee
eens dat sommige
televisierubrieken Van Agt
en vroeger ook andere
premiers - op vrijdagavond
bijna ononderbroken aan het
woord laten. „Dat hoort in
ons systeem niet zo te zijn. De
journalist moet weerwerk
leveren, anders is de
aardigheid eraf". De onwil
van Van Agt interviews toe te
staan aan schrijvende
journalisten is niet alleen een
kwestie van tijdgebrek, zo
erkende Van der Wiel, maar
ook het gevolg van een zekere
angst voor „het indirecte" van
een artikel in een krant of
tijdschrift.
Het eeuwige te laat komen
van premier Van Agt op de
persconferentie - daarin
verschilt hij niet van Den
Uyl - mag de man niet
worden verweten, vindt Van
der Wiel. Hij streeft er altijd
naar op het afgesproken
tijdstip (meestal 19.00 uur) te
verschijnen. Maar soms zijn
de problemen zo groot dat het
eenvoudig niet gaat".
Bovendien, zo voegde Van
der Wiel eraan toe, moeten er
soms na afloop bewindslieden,
die een veer hebben moeten
laten, „bijgepleistërd"
worden. „Dat vergt toch ook
weer gauw een half uur".
Overigens wordt er in het
kabinet verschillend gedacht
over dq noodzaak van op tijd
komen. „De jongere
bewindslieden vinden dat
noodzakelijk, maar de
ouderen nemen het wat
gemakkelijker op".
„WAT HEB JE"
De agenda van de
ministerraad is altijd zo
ingericht, dat de eenvoudige
onderwerpen (hamerstukken)
het eerst worden behandeld.
Dat heeft er ook mee te
maken dat de premier dan in
elk geval, als men over
andere zaken geen
overeenstemming bereikt, iets
heeft voor de pers.
„Biesheuvel bijvoorbeeld zei
in zo'n geval in de auto,
terwijl hij zich nog even
bijschour, tegen me: wat heb
je De eenvoudige besluiten
worden in de vorm van een
stencil op de persconferentie
uitgedeeld, waarna de
premier ze al dan niet nog
even toelicht. Deze tekstjes
zijn meestal de dag voor de
ministerraad al klaar. Zij
worden meegebracht door de
hoofdvoorlichters van de
departementen naar de
zogeheten voorlichtingsraad,
waar alle agendapunten
worden doorgepraat. „Op die
manier weten alle ministers
waar de gevoeligheden
precies liggen, waardoor ze
zich beter kunnen
voorbereiden
Zoals gezegd had de eerste
persconferentie van de M.P.,
zoals Van der Wiel deze
functionaris pleegt aan te
duiden, in 1969 plaats. Veel
eerder zou dit niet gekund
hebben, omdat de bijeenkomst
ook te maken heeft met de
gegroeide positie van de
minister-president, aldus de
RVD-directeur.. „De oude
Drees zei altijd dat hij niets
meer was dan de toevallige
voorzitter van de
ministersvergadering. En al
moet je dat met een enorme
korrel zout nemen, want er
was niemand die zo zijn
stempel op het beleid drukte
als hij, in beginsel had hij
gelijk". Van der Wiel wijst
erop dat de werkzaamheden
van de premier in de jaren
van mannen als De Quay en
Marijnen niet van dien aard
waren, dat zij veel „aan de
bak (in de pers)" kwamen,
behalve tijdens de Algemene
Beschouwingen of als er iets
aan de hand was met een lid
van het Koninklijk Huis.
Volgens de R VD-directeur
kon dat ook moeilijk anders,
omdat hun collega's in het
kabinet „boven in de
gordijnen geklommen zouden
zijn" als zij zich met hun
zaken bemoeid hadden.
TUK OP ROOIE
HAAN
Pas geleidelijk aan is de
minister-president gegroeid
tot wat hij nu is: een
teamleider, die vooral staat
voor de behartiging van de
collectieve belangen van het
kabinet. Zo is het nu ook
gebruikelijk dat twee of meer
ministers, als zij met elkaar
ergens niet uitkomen, tegen
de M.P. zeggen: los jij het
maar op". In die veranderde
omstandigheden is het ook
mogelijk dat de premier de
voorlichting geeft over zaken
betreffende allerhande
departementen. Er is één
Politiek wordt (vaak) niet gemaakt in
maar tussen een hapje en een slokje
DEN HAAG Tegenover de
monarchie dient een „gepaste op
enhartigheid" te worden be
tracht. Wie dat niet doet, maakt
„schimmen"van de leden van het
Koninklijk Huis, maar geen
werkelijke mensen", aldus dr. L.
de Jong in zijn Academievoor-
dracht in 1966. Dertien jaar later
voegt hij de daad bij het woord
door melding te maken van een
buitenechtelijke zoon van prins
Hendrik en dus een halfbroer
van koningin Juliana. In de ogen
van de staatsgeschiedschrijver is
deze mededeling gepast, omdat
zij onontbeerlijk is voor een
goed begrip van het onbegrensde
vertrouwen dat koningin Wilhel-
mina stelde in de door velen van
hoogverraad betichte Francois
van 't Sant.
De redenering van De Jong gaat
echter alleen op, als er inderdaad
in het begin van de jaren twintig
een zoon is geboren uit een verhou
ding van prins Hendrik en „Elisa
beth Le Roi", al zullen er dan nog
velen zijn, die de noodzaak van de
mededeling niet inzien. De Rijks
voorlichtingsdienst zegt niets van
„Henny" te weten en wijst zelfs
met nadruk op de verklaring van
jhr. Henri van Vredenburgh, waar
in de juistheid van De Jongs gege
vens in twijfel wordt getrokken.
Met andere woorden: de regering
en het Koninklijk Huis, waarvan
de RVD ook woordvoerder is, zijn
niet overtuigd van het een en an
der.
Dat is ook niet zo verwonderlijk,
als men het bewijsmateriaal van De
Jong tegen het licht houdt. Zijn be
wering is voornamelijk gebaseerd
op een verhaal van Van 't Sant
zelf, „een eerder in deze", aldus
Van Vredenburgh, „niet betrouw
baar gebleken, direct belangheb
bende getuige". De andere bron
van de auteur was ex-premier Ge-
rbrandy, die zelf toegaf zijn kennis
van horen zeggen te hebben. Geen
wonder dus dat bijvoorbeeld de
Tweede-Kamerfractie van het
CDA twijfels uitte aan de „absolute
historiciteit" van het verhaal. De
SGP-afgevaardigde ds. Abma zou
zelfs graag de regering om ophelde
ring vragen, als hij niet vreesde
daardoor de zaak nog meer in de
publiciteit te brengen.
Zijn vraag zou luiden, zo vertelde
hij, waarom de regering de betref
fende paragraaf in deel IX van
„Het Koninkrijk der Nederlanden
in de Tweede Wereldoorlog" in
deze vorm heeft laten publiceren.
Daarbij was Abma nog niet eens op
de hoogte van het bezoek dat een
RVD-woordvoerder vorige week
donderdag bracht aan de perska
mers van Het Binnenhof en dat
overduidelijk bedoeld was om de
heren journalisten ervan te weer
houden grote aandacht te besteden
aan die 25 bladzijden in De Jongs
nieuwste boek. Op die laatste
avond van de Algemene Beschou
wingen, wanneer het altijd ouwe-
jongens-onder-elkaar is, vertelde
de RVD-man tegen een ieder, die
het maar horen wilde „dat die
zaak, je weet wel, eigenlijk niets
meer is dan die ouwe vete tussen
Van 't Sant en de familie van Vre
denburgh". Daarmee suggererend
dat de beweringen van De Jong al
leen berusten op een door wraak
zucht ingegeven vertelsel van „die
rare Van 't Sant, met wie echt wel
wat loos is geweest".
Gegeven de tekst van De Jong is
dat natuurlijk niet zo verwonder
lijk. Maar dan wordt het toch wel
heel vreemd dat de regering mach-
tiging heeft verleend voor publica
tie. Een ieder zal het er toch over
eens zijn, dat het niet niks is wat de
geschiedschrijver wereldkundig
maakt. Niet alleen laat hij een „on
echt" prinsenkind opdraven, maar
ook beweert hij dat een hoofdcom
missaris van politie was aangesteld
om de chantage-affaires van het
toenmalige staatshoofd af te wikke
len, waarbij het zelfs zover zou zijn
gekomen dat een andere familie
bijna een half miljoen gulden (in
geld van nu) lichter werd gemaakt
om de „cover up" te doen slagen.
Nu mag De Jong dan betwijfelen of
koningin Wilhelmina van „Henny"
heeft geweten, maar zijn hele be
toog wijst nergens anders op. Want
zo niet, dan was er voor de vorstin
geen reden geweest het „offer" van
Van 't Sant te belonen met haar
volledige en onbegrensde vertrou
wen.
Alle reden dus voor de regering De
Jong te laten vervolgen wegens
majesteitsschennis in plaats van
zijn beweringen te laten drukken
door de Staatsuitgeverij. De RVD
probeert dat te verklaren door te
wijzen op de vrijheid, die De Jong
geniet als geschiedschrijver met
staatsopdracht. „Daarbij is het on
vermijdelijk dat hij nu eens naar de
ene en dan weer naar de andere
kant klappen uitdeelt. Dat wisten
we van tevoren". Maar dat gaat na
tuurlijk alleen maar op als de
„klappen" terecht worden uitge
deeld. En dat nu wordt door de re
gering officieel in twijfel getrokken
en officieus zelfs ontkend.
Er klopt dus iets niet. Derhalve
rijst de vraag hoe het in werkelijk
heid is gebeurd, om De Jong nog
maar eens te citeren. Het antwoord
ligt besloten in het stencil, dat De
Jong uitdeelde op de persconferen
tie betreffende zijn nieuwe boek.
Want hoe was de procedure vooraf
gaande aan de publicatie De au
teur leverde zijn concept-tekst in
bij het ministerie van Algemene
Zaken en verzocht de aandacht
de premier te vestigen op de para
graaf-Van 't Sant. Dat gebeurde en
vervolgens stapte de heer Van Agt
met de 25 getypte velletjes naar de
koningin. Weer wat later verleende
minister Pais (Onderwijs en We
tenschappen) de gevraagde machti
ging voor publicatie. Er is dus geen
andere mogelijkheid dan dat de ko
ningin tegenover de premier het
verhaal van De Jong bevestigde.
Dit temeer omdat wij in regerings
kringen te horen kregen dat er in
derdaad een zoon Henny van prins
Hendrik het levenslicht heeft aan
schouwd. De man is inmiddels
overleden, maar heeft een dochter
nagelaten, die nu rond de dertig
moet zijn. Aan het hof noemt men
haar „het nichtje" wat erop zou
kunnen wijzen dat er voor haar ge
zorgd wordt. In elk geval weet zij
van haar bloedverwantschap met
de koningin. Dat volgt uit de mede
deling uit regeringskring dat de pu
blicatie ook niet zo leuk was voor
de familie van de overleden
Henny. Aangezien de achternaam
van deze halfprins niet bekend is
gemaakt, zou de publicatie geen di
recte betekenis hebben voor zijn
dochter, als ze van haar h<
komst niet op de hoogte is.
Uit dit alles kan dus worden
cludeerd dat de regering
moeilijkheid stond dat zij de
heid van De Jongs beweringi
kon betwisten - en ook gee
suur kon toepasssen(al is d
wel geprobeerd) omdat de
zoiets niet pikt - maar ook
ficiële bevestiging kon geve
laatste zou, zo werd ons verte
gewicht van de publicatie no
groter maken, met alle nare,
quenties van dien voor hf
ninklijk Huis. Daarbij rei
men zich kennelijk niet, di
handelwijze in strijd is met<
daag de dag als algemeen ji
varen stelling dat ook de led
de Koninklijke Familie „n
mensen zijn, met goede ma
slechte eigenschappen"en 1
dus niet aangaat hen tot
men" te maken. En dat zou
Tweede Kamer zich mogen
ken alvorens wat
(VVD,D'66) of verkrampt
te laten weten geen aandai
deze „laat-Victoriaanse opi
te willen besteden.
RIK IN T