Regering en parlement maken schimmen van Oranjt Eetlokalen altijd goed voor hartig stukje politiek lUHUM-JAilL WAAROM DE JONG GEEN MAJESTEITSSCHENNIS PLEEGT Politiek Partij Parlement BINNENLAND LEIDSE COURANT ZATERDAG 20 OKTOBER 1979 PAGINA uitz.ondering, namelijk het 1 radioprogramma „In de Ra Haan". Om volstrekt onnaspeurlijke reden zijn a bewindslieden er tuk op di hun zegje te kunnen doen, aldus Van, der Wiel. In politiek Den Haag heeft m zelfs de indruk dat een bewindsman/vrouw een bepaalde zaak nog niet in ministerraad brengt om in de Rooie Haan "met een nieuwtje te kunnen komen Hoewel de ministerraad eei belangrijke aangelegenheid moet men er volgens Van Wiel toch ook niet te zwaa aan tillen. „Want heel vee j echte politiek wordt ook elders bedreven. Daar zijn eetlokalen voor, zoals Royi en Des Indes". Daarbij kan het overigens ook goed fou gaan, vooral als de wijn w rijkelijk vloeit. Dat moge blijken uit de val van het kabinet-De Quay in decern 1960. GOEDE BOURGOG1S Op de 21e begon de Tweet Kamer toen met de begrot van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid, zoals het I departement toen nog heel I Minister Van Aartsen (AR sprak het „onaanvaardbaar uit over een motie van zijl partijgenoot Van Eibergen het aantal gesubsidieerde woningen met vijfduizend vergroten. De bewindsmar zei wel accoord te kunnen gaan met een motie- Andriessen (de huidige minister van Financiën), waarin een verhoging met 2500 werd gevraagd. De confessionele fracties ginge in beraad in het exclusieve restaurant „Stade van Won en besloten uiteindelijk vo de motie van Andriessen t stemmen. Voorzitter Bruin Slot van de anti revolutionairen motiveerdi dat als volgt: „Het gaat om een kabinet dat de AR-frai heeft gewild". De bourgogne bij Worch m zo echter zo goed geweest z dat de meeste confessioneh parlementariërs zich alleen nog herinnerden dat ze vo de eerst te behandelen mo die van Andriessen dus, moesten stemmen". En wa gebeurde er Na een voor van orde werd de volgordi veranderd, omdat de mees verstrekkende motie het ei aan de orde moest komep. gevolg was dat de AR voor motie-Van Eibergen stemd waardoor deze werd aangenomen (70 - 59). Minister Van Aartsen stap op. en vervolgens ook het gehele kabinet. De Quay slaagde erin de stukken te lijmen (Wim Kan: „Lijmei Jan...waardoor het kabii nog geen maand later wee kon aantreden. NIET ALLEEN MINISTERRAAD BEPAALT BELEID DEN HAAG De wekelijkse persconferentie van de minister-president na het (vrijdagse) kabinetsberaad, bestaat tien jaar. De bijeenkomst, die vaak „openingen" van de voorpagina oplevert, mag dan nu niet meer weg te denken zijn, zij is min of meer toevallig ontstaan. Dit vertelde hoofddirecteur Gijs van der Wiel van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) deze week tijdens een gedachtenwisseling met het Genootschap van Hoofdredacteuren over het voorlichtingsbeleid van de regering. Tot nu toe was de officiële lezing dat de persconferentie het gevolg was van het rapport van de Commissie- Biesheuvel over de openbaarheid van bestuur. „Maar zo is het natuurlijk niet gegaan," aldus Van der Wiel. „Premier De Jong was het zat dat hij na afloop van de ministerraad onophoudelijk werd gebeld." De Jong, „typische organisator" als hij was, besloot alle geïnteressseerde journalisten in de gelegenheid te stellen hem vragen te stellen, „op voorwaarde dat er geen telefoontjes meer zouden komen". Aanvankelijk was het zo dat de premier niet letterlijk geciteerd mocht worden, zodat hij niet elk woord op een goudschaaltje behoefde te wegen. „In het geval van De Jong was dat maar goed ook, want hij hield er een apart taalgebruik op na,herinnert Van der Wiel zich. „Zo had hij het altijd over „die olieboeren als hij de olie industrie bedoelde". Volgens de R VD-chef zou er menige politieke storm zijn opgestoken, als dit soort uitspraken letterlijk in de krant v/as gekomen. Aan Piet de Jong bewaart de parlementaire pers overigens nog dierbare herinneringen, omdat hij iedere journalist op de bijeenkomst de hand schudde en vervolgens persoonlijk de stencils uitreikte. De Tweede Kamer had in die periode veel moeite met dit contact tussen premier en pers. „Ze waren bang dat de uitspraken van de minister president in de vorm van notulen een soort sub- Handelingen zouden wordenVan der Wiel legt uit dat dit geenszins het geval is. „Er worden alleen wat aantekeningen van de uitspraken gemaakt, die later op de avond met de berichten, die het ANP ervan gemaakt heeft, naar de Kamer worden gebracht. De volgende dag komen daar dan nog de reacties in de andere media bij". VAN AGT Een andere regel betreffende de persconferentie was dat er alleen mededelingen gedaan zouden worden over afgedane zaken. Maar Biesheuvel, de opvolger van De Jong, bracht daar al verandering in. Hij gaf ook antwoord op vragen van actuele politieke aard. „Den Uyl,aldus Van der Wiel, „ging daarin nog veel verder. Alles wat met de hedendaagse politiek te maken had, kon aan de orde komen". Wat dit betreft vindt Van der Wiel dat Van Agt niet anders is. Integendeel zelfs. „Hij laat zich vaak verleiden te antwoorden op vragen, die hem in zijn kwaliteit van CDA-voorman Maidenspeech 1 Trillend van de zenu wen en met klamme handen hun papieren vasthoudend bestijgen de meeste nieuwe Ka merleden het spreek gestoelte als zij voor de eerste keer de regering mogen toespreken. Zo'n eerste openbare politie ke toespraak, die aan het Binnenhof net als in het Britse rijk de naam maidenspeech draagt, is voor de nieuwelingen de psychologische in gang naar het „echte" Kamerlidmaatschap. Als je daar doorheen bent. tel je eigenlijk pas echt mee als volksver tegenwoordiger. Na het houden van een mai denspeech wordt het betreffende Kamerlid dan ook traditiegetrouw door zijn collega 's en de aan wezige be windslie- den gefeliciteerd. Troe- leltjes voor de baby die z'n eerste stapjes heeft gezet. Er is nog een andere ongeschreven traditie aan het houden van een maidenspeech verbon den: de nieuweling, mag niet worden geïnter rumpeerd. Dat aan dit gebruik echter niet al tijd wordt voldaan, bleek de afgelopen week weer eens. Maidenspeech 2 Het jonge Twentse PvdA -Kamerlid Flip Buurmeyer, die bijna twee maanden geleden zijn intrede in de Ka mer deed, stak tijdens de behandeling van de begroting voor Binnen landse Zaken zijn aller eerste betoog af. Een bepaalde passage werd door de GPV-er Ver- brugh niet goed begre pen en een ogenblik vergat het aandachtig luisterende Kamerlid dat Buurmeyer zijn maidenspeech stond te houden. Met lange pas sen beende hij naar de interruptiemicrofoon en zei: Mag ik even....". Verder kwam hij niet, want de verwijtende oogopslag van voorzit ter Dolman deed hem beseffen dat hij zich niet aan de traditie hield. „O, sorry, da's waar ook. Het is een maidenspeech", mom pelde Verbrugh. La chend keek Buurmeyer zijn collega aan en zei: „Stelt u uw vraag maar, hoor, ik vind het niet erg". Waarop PvdA- fractieleider Den Uyl, die als een coach de verrichtingen van zijn pupil had gevolgd, er aan toevoegde: „Ga uw gang maar, de heer Buurmeyer kan dat wel aan". En zo kon Ver brugh zijn vraag toch nog kwijt. Buurmeyer diende hem trouwens keurig van repliek. Het muisje kreeg nog een leuk staartje, want toen minister Wiegel even later Buurmeyer in lovende bewoordin gen complim en teerde met zijn politieke ont maagding, voegde hij eraan toe: „Ik herinner mij nog hoe een jong Kamerlid in 1967 ook tijdens zijn maiden speech werd geïnter rumpeerd. De geachte afgevaardigde heeft zich daar toen ook voortreffelijk doorheen geslagenGegniffel alom, want ieder be greep dat Wiegel over niemand minder dan zichzelf sprak. DRENTEN 1 Tijdens de debatten over onze Binnenlandse Zaken viel herhaalde lijk het woord decentra lisatie: provincies en ge meenten moeten meer rijkstaken overnemen. De overgrote meerder heid van de Kamer is daar een warm voor stander van. Ook D'66. Maar toen de VVD-er Albert-Jan Evenhuis aan het woord kwam, verweet hij D'66, wel met de mond decentra lisatie te belijden maar niet met de daad. Dat leverde een vermake lijk debatje op tussen de Drentse ex-geschiedeni sleraar Evenhuis en D '66- woordvoerder Laurens-Jan Brink horst, die bekend staat om zijn nogal venijnige betoogtrant. „Geef eens een paar voorbeelden, waaruit blijkt dat wij geen de centralisatie nastre ven?", riep Brinkhorst. Hij werd op zijn wen ken bediend. Een van de voorbeelden was volgens Evenhuis het feit dat D'66 voorstan der is van een landelijk filmcentrum, een Hol lands Hollywood waar alle Nederlandse films, van speelfilms tot docu- Brinkhorst: .voorbeelden? mentaires, in elkaar ge zet worden. Een beetje ongelukkig voorbeeld, waar Brinkhorst on middellijk als een tijger zijn klauwen in zette. Hij maakte daarbij ech ter een grote fout: hij dacht dat Evenhuis het over filmkeuringen had. DRENTEN 2 Brinkhorst: „Zo zo, vindt de heer Evenhuis. dat Limburgers wel pornofilms mogen zien en Groningers niet Vindt hij dat bijvoor beeld de Zeeuwen maar beschermd moeten wor den tegen de ondeug den van de moderne filmindustrie?" Even hu is: „Nee, daar heb ik het niet over". Brinkhorst (schampe rend): ,.U lokt deze re actie zelf uit, maar ik heb er geen behoefte aan om er verder op in te gaan. In Drente, waar u vandaan komt, ligt met misschien an ders. Welicht moet men daar een eigensoortige filmkeuring hebben, ge zien de zeer bijzondere eigenaardigheden van de Drenten". E ven huis woeden d): „Dit is kolder! Pure, pure kolder!". Evenhuis: .pure kolder Brinkhorst: „En toch begrijp ik uit uw woor den dat de Drenten een eigen filmbeleid nodig hebben Toen werd het onparle mentaire gebekvecht ook voorzitter Dolman teveel en met een blik van „dit kun je niet ma ken", vergezeld van een forse hamerklap stuur de hij Brinkhorst weer naar zijn bankje terug. SIGAAR Tot slot nog even het volgende. Wat is een si gaar eigenlijk? De Dik ke Van Dale leert ons: een sigaar is een rolletje vast meengewerkte ta bak, van een dekblad voorzien, bestemd om gerookt te worden. Dat klinkt vrij aardig. Maar minister Frans Andries sen die onze Financiën beheert, weet veel beter wat een sigaar is. In het op Prinsjesdag aange kondigde wetsontwerp ter verhoging van de belastingen op sigaret ten en shag staat te le zen, dat sigaren niet in prijs worden verhoogd. En wat verstaat An driessen dan wel onder een sigaar? Lees maar even mee: „Onder siga ren worden versta baksrolletjes mei dekblad met not sigaarkleur en een blad, beide van ge nereerde tabak, vermeld in post hoofdletter E vai Tarief In voerrei waarvan de ta deeltjes voor tenn 60 gewichtsperq breder en langer dan 1,75 mm. en van het dekblad si gewikkeld is vo een lijn, die me lengte-as van het tje een scherpe van tenminste graden maakt". Juist. De uitdrukking zit geen woord j bij" krijgt hierdoo: een geheel nieuw mensie. En trout meneer Frans, w, dan eigenlijk een male sigaarkleur?", DICK VAN 1 scrn gesteld worden. Ik zit dan wel eens met het zweet in de handen Van. der Wiel, die op de persconferentie vrijwel altijd de minister-president begeleidt, meent dat Van Agt zich bij deze gelegenheid bepaald niet onheus tegenover journalisten gedraagt, zoals hem nogal eens verweten wordt. Dit vooral omdat hij de vragenstellers vaak niet serieus zou nemen. Volgens Van der Wiel is die indruk onjuist. „Hij is alleen wat jovialer. In tegenstelling tot Den Uyl. die als minister president toch echt vanaf de Olympus neerblikte". Dat de huidige premier een voorkeur heeft voor radio en televisie werd door zijn woordvoerder bevestigd. „Hij voelt zich het meest op zijn gemak als hij de bevolking direct kan toespreken". Van der Wiel is het er niet mee eens dat sommige televisierubrieken Van Agt en vroeger ook andere premiers - op vrijdagavond bijna ononderbroken aan het woord laten. „Dat hoort in ons systeem niet zo te zijn. De journalist moet weerwerk leveren, anders is de aardigheid eraf". De onwil van Van Agt interviews toe te staan aan schrijvende journalisten is niet alleen een kwestie van tijdgebrek, zo erkende Van der Wiel, maar ook het gevolg van een zekere angst voor „het indirecte" van een artikel in een krant of tijdschrift. Het eeuwige te laat komen van premier Van Agt op de persconferentie - daarin verschilt hij niet van Den Uyl - mag de man niet worden verweten, vindt Van der Wiel. Hij streeft er altijd naar op het afgesproken tijdstip (meestal 19.00 uur) te verschijnen. Maar soms zijn de problemen zo groot dat het eenvoudig niet gaat". Bovendien, zo voegde Van der Wiel eraan toe, moeten er soms na afloop bewindslieden, die een veer hebben moeten laten, „bijgepleistërd" worden. „Dat vergt toch ook weer gauw een half uur". Overigens wordt er in het kabinet verschillend gedacht over dq noodzaak van op tijd komen. „De jongere bewindslieden vinden dat noodzakelijk, maar de ouderen nemen het wat gemakkelijker op". „WAT HEB JE" De agenda van de ministerraad is altijd zo ingericht, dat de eenvoudige onderwerpen (hamerstukken) het eerst worden behandeld. Dat heeft er ook mee te maken dat de premier dan in elk geval, als men over andere zaken geen overeenstemming bereikt, iets heeft voor de pers. „Biesheuvel bijvoorbeeld zei in zo'n geval in de auto, terwijl hij zich nog even bijschour, tegen me: wat heb je De eenvoudige besluiten worden in de vorm van een stencil op de persconferentie uitgedeeld, waarna de premier ze al dan niet nog even toelicht. Deze tekstjes zijn meestal de dag voor de ministerraad al klaar. Zij worden meegebracht door de hoofdvoorlichters van de departementen naar de zogeheten voorlichtingsraad, waar alle agendapunten worden doorgepraat. „Op die manier weten alle ministers waar de gevoeligheden precies liggen, waardoor ze zich beter kunnen voorbereiden Zoals gezegd had de eerste persconferentie van de M.P., zoals Van der Wiel deze functionaris pleegt aan te duiden, in 1969 plaats. Veel eerder zou dit niet gekund hebben, omdat de bijeenkomst ook te maken heeft met de gegroeide positie van de minister-president, aldus de RVD-directeur.. „De oude Drees zei altijd dat hij niets meer was dan de toevallige voorzitter van de ministersvergadering. En al moet je dat met een enorme korrel zout nemen, want er was niemand die zo zijn stempel op het beleid drukte als hij, in beginsel had hij gelijk". Van der Wiel wijst erop dat de werkzaamheden van de premier in de jaren van mannen als De Quay en Marijnen niet van dien aard waren, dat zij veel „aan de bak (in de pers)" kwamen, behalve tijdens de Algemene Beschouwingen of als er iets aan de hand was met een lid van het Koninklijk Huis. Volgens de R VD-directeur kon dat ook moeilijk anders, omdat hun collega's in het kabinet „boven in de gordijnen geklommen zouden zijn" als zij zich met hun zaken bemoeid hadden. TUK OP ROOIE HAAN Pas geleidelijk aan is de minister-president gegroeid tot wat hij nu is: een teamleider, die vooral staat voor de behartiging van de collectieve belangen van het kabinet. Zo is het nu ook gebruikelijk dat twee of meer ministers, als zij met elkaar ergens niet uitkomen, tegen de M.P. zeggen: los jij het maar op". In die veranderde omstandigheden is het ook mogelijk dat de premier de voorlichting geeft over zaken betreffende allerhande departementen. Er is één Politiek wordt (vaak) niet gemaakt in maar tussen een hapje en een slokje DEN HAAG Tegenover de monarchie dient een „gepaste op enhartigheid" te worden be tracht. Wie dat niet doet, maakt „schimmen"van de leden van het Koninklijk Huis, maar geen werkelijke mensen", aldus dr. L. de Jong in zijn Academievoor- dracht in 1966. Dertien jaar later voegt hij de daad bij het woord door melding te maken van een buitenechtelijke zoon van prins Hendrik en dus een halfbroer van koningin Juliana. In de ogen van de staatsgeschiedschrijver is deze mededeling gepast, omdat zij onontbeerlijk is voor een goed begrip van het onbegrensde vertrouwen dat koningin Wilhel- mina stelde in de door velen van hoogverraad betichte Francois van 't Sant. De redenering van De Jong gaat echter alleen op, als er inderdaad in het begin van de jaren twintig een zoon is geboren uit een verhou ding van prins Hendrik en „Elisa beth Le Roi", al zullen er dan nog velen zijn, die de noodzaak van de mededeling niet inzien. De Rijks voorlichtingsdienst zegt niets van „Henny" te weten en wijst zelfs met nadruk op de verklaring van jhr. Henri van Vredenburgh, waar in de juistheid van De Jongs gege vens in twijfel wordt getrokken. Met andere woorden: de regering en het Koninklijk Huis, waarvan de RVD ook woordvoerder is, zijn niet overtuigd van het een en an der. Dat is ook niet zo verwonderlijk, als men het bewijsmateriaal van De Jong tegen het licht houdt. Zijn be wering is voornamelijk gebaseerd op een verhaal van Van 't Sant zelf, „een eerder in deze", aldus Van Vredenburgh, „niet betrouw baar gebleken, direct belangheb bende getuige". De andere bron van de auteur was ex-premier Ge- rbrandy, die zelf toegaf zijn kennis van horen zeggen te hebben. Geen wonder dus dat bijvoorbeeld de Tweede-Kamerfractie van het CDA twijfels uitte aan de „absolute historiciteit" van het verhaal. De SGP-afgevaardigde ds. Abma zou zelfs graag de regering om ophelde ring vragen, als hij niet vreesde daardoor de zaak nog meer in de publiciteit te brengen. Zijn vraag zou luiden, zo vertelde hij, waarom de regering de betref fende paragraaf in deel IX van „Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" in deze vorm heeft laten publiceren. Daarbij was Abma nog niet eens op de hoogte van het bezoek dat een RVD-woordvoerder vorige week donderdag bracht aan de perska mers van Het Binnenhof en dat overduidelijk bedoeld was om de heren journalisten ervan te weer houden grote aandacht te besteden aan die 25 bladzijden in De Jongs nieuwste boek. Op die laatste avond van de Algemene Beschou wingen, wanneer het altijd ouwe- jongens-onder-elkaar is, vertelde de RVD-man tegen een ieder, die het maar horen wilde „dat die zaak, je weet wel, eigenlijk niets meer is dan die ouwe vete tussen Van 't Sant en de familie van Vre denburgh". Daarmee suggererend dat de beweringen van De Jong al leen berusten op een door wraak zucht ingegeven vertelsel van „die rare Van 't Sant, met wie echt wel wat loos is geweest". Gegeven de tekst van De Jong is dat natuurlijk niet zo verwonder lijk. Maar dan wordt het toch wel heel vreemd dat de regering mach- tiging heeft verleend voor publica tie. Een ieder zal het er toch over eens zijn, dat het niet niks is wat de geschiedschrijver wereldkundig maakt. Niet alleen laat hij een „on echt" prinsenkind opdraven, maar ook beweert hij dat een hoofdcom missaris van politie was aangesteld om de chantage-affaires van het toenmalige staatshoofd af te wikke len, waarbij het zelfs zover zou zijn gekomen dat een andere familie bijna een half miljoen gulden (in geld van nu) lichter werd gemaakt om de „cover up" te doen slagen. Nu mag De Jong dan betwijfelen of koningin Wilhelmina van „Henny" heeft geweten, maar zijn hele be toog wijst nergens anders op. Want zo niet, dan was er voor de vorstin geen reden geweest het „offer" van Van 't Sant te belonen met haar volledige en onbegrensde vertrou wen. Alle reden dus voor de regering De Jong te laten vervolgen wegens majesteitsschennis in plaats van zijn beweringen te laten drukken door de Staatsuitgeverij. De RVD probeert dat te verklaren door te wijzen op de vrijheid, die De Jong geniet als geschiedschrijver met staatsopdracht. „Daarbij is het on vermijdelijk dat hij nu eens naar de ene en dan weer naar de andere kant klappen uitdeelt. Dat wisten we van tevoren". Maar dat gaat na tuurlijk alleen maar op als de „klappen" terecht worden uitge deeld. En dat nu wordt door de re gering officieel in twijfel getrokken en officieus zelfs ontkend. Er klopt dus iets niet. Derhalve rijst de vraag hoe het in werkelijk heid is gebeurd, om De Jong nog maar eens te citeren. Het antwoord ligt besloten in het stencil, dat De Jong uitdeelde op de persconferen tie betreffende zijn nieuwe boek. Want hoe was de procedure vooraf gaande aan de publicatie De au teur leverde zijn concept-tekst in bij het ministerie van Algemene Zaken en verzocht de aandacht de premier te vestigen op de para graaf-Van 't Sant. Dat gebeurde en vervolgens stapte de heer Van Agt met de 25 getypte velletjes naar de koningin. Weer wat later verleende minister Pais (Onderwijs en We tenschappen) de gevraagde machti ging voor publicatie. Er is dus geen andere mogelijkheid dan dat de ko ningin tegenover de premier het verhaal van De Jong bevestigde. Dit temeer omdat wij in regerings kringen te horen kregen dat er in derdaad een zoon Henny van prins Hendrik het levenslicht heeft aan schouwd. De man is inmiddels overleden, maar heeft een dochter nagelaten, die nu rond de dertig moet zijn. Aan het hof noemt men haar „het nichtje" wat erop zou kunnen wijzen dat er voor haar ge zorgd wordt. In elk geval weet zij van haar bloedverwantschap met de koningin. Dat volgt uit de mede deling uit regeringskring dat de pu blicatie ook niet zo leuk was voor de familie van de overleden Henny. Aangezien de achternaam van deze halfprins niet bekend is gemaakt, zou de publicatie geen di recte betekenis hebben voor zijn dochter, als ze van haar h< komst niet op de hoogte is. Uit dit alles kan dus worden cludeerd dat de regering moeilijkheid stond dat zij de heid van De Jongs beweringi kon betwisten - en ook gee suur kon toepasssen(al is d wel geprobeerd) omdat de zoiets niet pikt - maar ook ficiële bevestiging kon geve laatste zou, zo werd ons verte gewicht van de publicatie no groter maken, met alle nare, quenties van dien voor hf ninklijk Huis. Daarbij rei men zich kennelijk niet, di handelwijze in strijd is met< daag de dag als algemeen ji varen stelling dat ook de led de Koninklijke Familie „n mensen zijn, met goede ma slechte eigenschappen"en 1 dus niet aangaat hen tot men" te maken. En dat zou Tweede Kamer zich mogen ken alvorens wat (VVD,D'66) of verkrampt te laten weten geen aandai deze „laat-Victoriaanse opi te willen besteden. RIK IN T

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 10