KLM begon zestig jaar geleden met gehuurd toestel en gehuurde piloot, twee passagiers en een bundel kranten n De beroemd geworden Dougles DC-2 „Uiver", waarmee in 1934 de handicapaectie in de luchlrace Londen-Melbourne werd gewonnen. De prestatie bezorgde de KLM het predikaat van betrouwbaarheid en de Amerikaanse vliegtuigbouwer geweldige reclanlg Morgen, zondag 7 oktober, is het zestig jaar geleden dat 's werelds oudste luchtvaartmaatschappij, de Koninklijke Luchtvaart Maatschappif KLM werd opgericht. Een respectabele mijlpaal, maar geen reden om feest te vieren, zo heeft men in Amstelveen geredeneerd, temeer omdat het 50-jarig bestaan de nodige festiviteiten heeft gekregen. Toch, zestig jaar lang heeft een klein landje als het onze kans gezien een luchtvaartonderneming van wereldformaat in de lucht te houden. Vooral de laatste tien jaar heeft de KLM de wind niet steeds mee gehad, maar onze nationale trots bleef overeind tijdens tarievenoorlogen, energiecrises en politieke verwikkelingen. De grote zilveren vogels met de nationale driekleur op het staartvlak hebben overal ter wereld enorme goodwill gekweekt. De KLM is onze meest sympathiekë vliegende ambassadeur. Daarnaast is de KLM, nog steeds onder dezelfde naam opererend, een van de belangrijkste luchtvaartmaatschappijen ter wereld. Daarom op deze pagina een brokje Nederlandse luchtvaarthistorie, vanaf de eerste De Havilland DH-9, die langs spoorlijnen zijn koers bepaalde, tot de Airbus, de nieuwste machine (van Europees fabrikaat) die in de beginjaren '80 het gezicht van de KLM een ander aanzien zal geven. AMSTERDAM Toen het vliegtuig na de Eerste Wereldoorlog geschikt bleek als transportmiddel, waren de zakelijk ingestelde Nederlanders er als de kippen bij. Vooral de jonge luitenant vlieger in het Nederlandse leger, Albert Plesman, was haantje de voorste op de in 1919 te Amsterdam gehouden „Eerste Luchtverkeer-Tentoonstelling". Hij kreeg alle aandacht voor zijn ideeën om het vliegtuig op commerciële basis te exploiteren. Nog in hetzelfde jaar werd op zijn initiatief een beginkapitaal van bijna 600.000,- bijeengebracht en toen Plesman ook nog het vertrouwen won van koningin Wilhelmina, stond de oprichting van een Nederlandse luchtvaartmaatschappij niets meer in de weg: 7 oktober 1919 werd de KLM gesticht. In feite werd toen alleen een naamloze vennootschap opgericht, want er kon nog niet gevlogen worden. Enerzijds niet omdat men niet over vliegmachines beschikte en anderzijds omdat de winters toen nog ouderwets waren. Na zeven maanden voorbereiding waren Plesman en zijn collega's zover gevorderd dat 's werelds oudste luchtlijn, die tussen Amsterdam en Londen, geopend kon worden. Op 17 mei 1920 vloog de eerste KLM-machine, een gehuurde De Havilland DH-9 met aan de stuurknuppel een eveneens gehuurde piloot, twee passagiers en een bundel kranten van de Engelse hoofdstad naar Amsterdam. Dit type (Engels) vliegtuig was een tot verkeerstoestel omgebouwde bommenwerper. De machines boden plaats aan twee passagiers buiten de vlieger en er was bepaald wat moed voor nodig om voor je lol zo'n vlucht mee te maken. De dienstregeling bepaalde een tijdsduur van vier uur en gedurende die periode vloog men op geringe hoogte langs de kustlijn naar Calais en vandaar naar Dover (de kortste afstand over zee) om vervolgens de spoorlijn naar Londen te volgen. Als het weer niet tegen zat had men ruimschoots vier uur nodig, maar meestal werd het wat langer en soms keerde de machine terug naar Amsterdam. De eerste passagiers kregen bij wijze van service een leren vliegjas, hoofdkap en bril, dikke handschoenen en een sjaal. Bij hevige kou werd ook weieens een warmwaterstoof verstrekt. Van meet af aan probeerde Plesman het vertrouwen te winnen voor de vliegerij en hoe goed hem dat gelukt is bewijst wel het feit, dat de initialen KLM óók garantie aanduiden voor veiligheid. Fokker Iets minder sterk dan de naam van dr. Albert Plesman is die van Anthony Fokker verbonden aan onze luchtvaartmaatschappij. Fokker was met een treinlading vliegtuigen en onderdelen vanuit Duitsland teruggekeerd naar Nederland en zag duidelijke perspectieven in een samenwerking met de ondernemende Plesman. Het eerste echte verkeerstoestel dat de KLM kocht na de periode van de DH's was een Fokker F-2, een toestel uitgerust voor vier passagiers in een gesloten cabine met rieten fauteuils en raampjes die open konden voor ventilatie. Er hingen zelfs bloemvaasjes aan de romp... Plesman ging er van uit, dat zijn commerciële „waar" het.vliegen als prettig en comfortabel moest ervaren. De arme piloten moesten genoegen nemen met een open zitplaats, overgeleverd aan de elementen. Zij bestuurden de machines als „koetsiers op de bok". Contact met de passagiers was alleen mogelijk via briefjes die door een luikje werden uitgewisseld. De F-2 haalde een kruissnelheid van 120 kilometer per uur. Eendrachtig aan de toen geldende slogan: „Fokker bouwt, Plesman koopt", was de Nederlandse vliegtuigbouwer inmiddels bezig aan een nieuw toestel en daarbij dacht hij ook aan de zitplaats van de vlieger. De opvolgende F-3 bood hem een plaatsje naast de motor, zodat hij aan één kant „gebakken werd" en aari de andere kant bevroor. De machine, die plaats bood aan vijf passagiers, bezorgde dé KLM een goede reputatie, want het was het enige toestel dat ook bij slecht weer-door bleef vliegen. De F-3 had een apart vrachtruim, zodat post e.d. niet meer in de passagiersruimte behoefde te worden opgestapeld. De door Fokker gebouwde toestellen voldeden over het algemeen goed en deze inbreng deed de jonge ondernemer snel uit de kinderschoenen groeien. Ook internationaal bouwde Fokker een uitstekende naam op met zijn produkten, want in 1930 werden voor 65 procent alle operationale verkeersvliegtuigen door hem gebouwd. Expansie Twee jaar na de oprichting waren de lijnvluchten routine geworden en opende men in Amsterdam het eerste luchtpassage- en vrachtkantoor en werd begonnen met het maken van luchtfoto's (1921), een nieuwe poot die zou uitgroeien tot de dochteronderneming KLM Aerocarto BV. Maar de Nederlandse luchtvaartpioniers zagen uiteraard ook brood in toekomstige verbindingen met de overzeese gebiedsdelen in het Verre Oosten en het Caraïbisch gebied. Op 1 oktober 1924 reeds waagde men de sprong naar Batavia in een éénmotorige Fokker F-7, een machine die op verzoek van Plesman door Fokker was gebouwd. De F-7 zou samen met de varianten een mijlpaal worden in de geschiedenis van de burgerluchtvaart. Het vliegtuig kon acht passagiers vervoeren en had als noviteit een toilet. Belangrijker was de maximale kruissnelheid van 157 kilometer per uur. De eerste vlucht naar Oost-lndië werd volbracht in 55 dagen, maar daar was een motorstoring boven Bulgarije debet aan. De afstand van 15.373 kilometer was in 127 vlieguren overbrugd... De F-7 was ook uitgerust met een installatie voor radio-telefonie, maar dit primeurtje was in de laatste plaats te danken aan Plesman. Aanvankelijk zou de F-2 al toegerust worden met zo'n belangrijk communicatiemiddel, maar Plesman liep er niet warm voor. „Wat moet ik met die rommel in mijn vliegtuigen", moet hij gezegd hebben. Het vliegverkeer buiten dè Europese lijnen bracht Fokker ertoe de F-12 (1931) te bouwen, een toestel met drie (Wasp)motoren van 425 PK elk en een kruissnelheid van 195 kilometer per uur. Ook deze machine had een noviteit: de boordkeuken. Daarvan profiteerden de vier passagiers op de lange Indië-lijn dankbaar, hoewel het toestel plaats bood aan 16 reizigers. Men had dus alle comfort. Met name de langere luchtlijnen inspireerden de vliegtuigbouwer, want luttele tijd daarna introduceerde hij de F- 18. Plesman bestelde er vijf en dus werden er ook niet meer geproduceerd. De F-18 is als een beroemd type de KLM-historie ingegaan via de „kerstvlucht" met de „Pelikaan" in 1933 en de eerste vlucht met de „Snip" in 1934 naar de West. Douglas Zo rond 1933 krijgt de samenwerking tussen Plesman en Fokker een knauwtje. Daarvoor waren de Amerikanen verantwoordelijk. Ook in de VS vlogen de Fokkers, maar dat wilde niet zeggen dat men daar met gevouwen handen zat af te wachten wat die Nederlanders in hun polderlandje zouden uitbroeden. De machines van Fokker (die ook vestigingen had in Amerika en Albert Plesman (rechts) en Anthony Fokker, de twee grond- legggers van de Nederlandse burgerluchtvaart. Fokker bouw de de vliegtuigen, Plesman kocht ze. Canada) en andere Europese vliegtuigbouwers waren hoofdzakelijk van hout. De Amerikaanse pioniers Boeing en Douglas experimenteerden in de beginjaren '30 met machines vervaardigd van metaal. De ommekeer in de burgerluchtvaart kwam dan ook in 1934. Terwijl Fokker verder bouwde met de F- 20 (intrekbaar landingsgestel) maakte de DC-1 zijn eerste proefvlucht. Een machine die veel moderner was dan het produkt van de Nederlander. Plesman kocht evenwel toch de F-20, maar toog ook naar Amerika om de „blikken Amerikanen" te bekijken. Na zijn terugkomst deelde hij Fokker mee dat de KLM ook metalen machines wenste, maar eerstgenoemde zat wat vastgeroest aan de techniek uit de twintiger jaren en kon aan dit verzoek niet zo snel voldoen. Uiver Hoe uitstekend de samenwerking met Fokker ook was, Plesman en de zijnen wilden niet achterblijven bij deze revolutionaire ontwikkeling en plaatsten orders voor DC-2-toestellen. Het werd het begin van een samenwerking met een Amerikaanse fabrikant, die ondanks de ups en downs uit het recente verleden, nog steeds bestaat. Op 12 december 1934 arriveerde de „Statendam" na een stormachtige oversteek in Rotterdam en de afhalers keken stomverbaasd naar de vreemde deklading; een „geamputeerd" De H-NACC, een Fokker F-7, waarmee vlieger Van der Hoop en zijn collega's in 1924 de eerste vlucht naar Batavia maak ten. Ze waren 127 uur in de lucht... vliegtuig dat kort daarna met de registratie PH-AJU en onder de naam „Uiver" (wereld)geschiedenis zou maken in de Londen- Melbourne-race onder gezagvoerder Parmentier, een naam die later gegeven werd aan andere vliegtuigen van Douglas. De gewonnen handicap-race bezorgde de KLM roem over de gehele wereld en Douglas reclame, waarvoor de fabrikant best een paar machines gratis geleverd zou kunnen hebben. Zover is het evenwel nooit gekomen, want tussen de KLM en de Amerikaanse producent heeft steeds een keiharde, zakelijke verstandhouding bestaan. Niettemin kreeg door het succes van de Uiver de samenwerking tussen beide een voortreffelijke start. De KLM heeft honderden machines van Douglas gekocht (de laatste is de in de VS berucht geworden DC-10). De DC-2 werd gevolgd door de DC-3, de beroemde Dakota. De KLM was de eerste luchtvaartmaatschappij die dit toestel bestelde. Er zijn van dit type in totaal 35.000 exemplaren gebouwd, een aantal dat in deze tijd door geen andere machine overtroffen zal worden. De DC-3 is al lang uit de produktie, maar vliegt nog steeds en dan met name in de Zuidamerikaanse landen. Een paar jaar voor de Tweede Wereldoorlog kocht de KLM een produkt van een andere Amerikaanse vliegtuigfabrikant: Lockheed. De zogenaamde Lockheed-14 Met.ziin is orovtori^tipke dubbele kielvlakken was hij kleiner dan de DC-3. Het toestel kon tien passagiers vervoeren, vier minder dan de Dakota van toen. Oorlog Tijdens de oorlogsjaren werden de KLM-activiteiten nagenoeg gestaakt, met uitzondering van het Caraïbische routenet, een charter in samenwerking met de Britse luchtvaartmaatschappij BOAC via Bristol-Lissabon-Gibraltar, de „life-line", zoals Churchill hem noemde. De oorlogsjaren inspireerden de Amerikanen met name tot het construeren van machines voor militair gebruik en evenals in 1919 profiteerde ook in 1945 de burgerluchtvaart daarvan. In mei 1945 was Schiphol, onze nationale luchthaven, volledig vernield en de KLM had geen vliegtuigen meer. Plesman toog evenwel naar de VS en nam een duik in de oorlogsvoorraden. Hij kwam terug met 18 grote viermotorige DC-4 „Skymasters" en zo'n 30 Dakota's. Schiphol werd hersteld en reeds halverwege het jaar werd het binnenlandse luchtnet heropend. Op 28 november vloog men weer op de lijn naar Batavia. In 1946 startte men met proefvluchten op New York en op 21 mei van dat jaar was de KLM wederom haantje de voorste met de eerste luchtlijn van het Europese naar het Amerikaanse continent. In 1946-1947 kwamen ook geregelde lijndiensten naar Zuid- Amerika en Zuid-Afrika tot stand. In 1951 werd Australië als laatste ontbrekende werelddeel in het net opgenomen. In de (burger)luchtvaart is er in 1955 sprake van een nieuwe0' revolutionaire ontwikkeling. De militaire vliegerij was sinds 19 al vertrouwd met machines die voortgestuwd werden door straalaandrijving (een vinding van de Duitse ingenieur Heinker maar toen medio 1955 Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen tientallen straalvliegtuigen aanschaften, was het hek van de der' Opnieuw beet de KLM de spits af door als eerste niet- e Amerikaanse maatschappij een aantal Douglas DC-8 machine#' bestellen. Dat heeft de grondlegger van de KLM, Plesman, nr meer mee mogen maken. Hij overleed op 31 december 1953r 64-jarige leeftijd. a! Met de komst van de straalvliegtuigen verdwenen de machinr met zuigermotoren, de „Super-Connies" (DC-7 c), waarmee *r duizenden militairen in burger naar de West en het toenmalj<£' Nieuw-Guinea werden getransporteerd. Het straaltijdperk verdreef een vervoermiddel dat gemeengoed was geworden, zuigervliegtuigen zijn nu bijna nostalgisch. De DC-8 machines zijn er nog steeds, maar ook de DC-9 jj" (Europese luchtlijnen voornamelijk), de DC-10 en de grote 'k Boeings, zoals de 747. Machines die reusachtige investering#* vergen, waardoor het steeds moeilijker wordt het rendement,0 winst om door te kunnen gaan, veilig te stellen. Tegenslagen g Van zestig jaar burgerluchtvaart zijn de laatste tien jaren niet,e eenvoudigste geweest. Het aantal toestellen werd ingekromp^ door de verplichte aankoop uit concurrentie-overwegingenu van grotere en snellere machines. De vervoerscapaciteit wer<j( vergroot, maar nieuwe vliegtuigen kosten onnoemelijk veel g^j De KLM raakte dan ook in de afgelopen jaren in de rode cijf%. Dank zij de geweldige koopmansgeest (en regeringssteun) kl^ men weer tegen de wal op. |n Er waren ook andere tegenslagen, zoals het verongelukken Vj een helikopter op 10 mei 1974 in de Noordzee. Zes u bemanningsleden vonden hierbij de dood. Maar de allergrooti; ramp in de geschiedenis van de burgerluchtvaart was die op6l Tenerife, toen een KLM-Boeing en eenzelfde machine van Paj Am op elkaar botsten en in brand vlogen. De ramp eiste 58()e mensenlevens. t; Verder waren er de voortdurende tarieven-oorlogen en het n touwtrekken om landingsrechten voor bepaalde vliegtuigen (L Angeles-Tel Aviv), waardoor men steeds op verschillende fron^ in de slag moest. i( Airbussen De luchtvaart is een dynamisch gebeuren, waarbij het noodzai is voortdurend te anticiperen op de te verwachten p ontwikkelingen. Daarom is het niet vreemd dat de KLM voor b eerst sinds een reeks van jaren vliegtuigen van Europese mak|e besteld heeft. In 1983 komen de zogenaamde „Air-bussen" i)i dienst voor korte en middelgrote afstanden. De A-310 biedt yi plaats aan 200 passagiers. Deze breedrompvliegtuigen hebbei een gunstig brandstofverbruik en zijn door het geringe c geluidsniveau milieuvriendelijk. De komst van de Europese i< vliegtuigen betekent ook weer een hernieuwde kennismaking re: de produkten van Fokker, één van de participanten in de Aipi bus. Overigens vliegt de KLM-dochter, NLM CityHopper, al e geruime tijd met de paradepaardjes van de Nederlandse ei vliegtuigindustrie, de F-27 en de F-28. ii Met het oog op de verwachte toename van passagiers- en i vrachtvervoer, zal in 1981 na het gereedkomen van het nieu\è vrachtgebouw de vrachtafhandelingscapaciteit verdubbeld worden tot 500.000 ton per jaar. k Vloot De KLM-vloot omvat thans 52 vliegtuigen van de types Boeing> Douglas. In de periode tot 1985 komen daar nog eens 4 Boein 747 en 2 DC-9-30R en 10 Air-bussen bij. De 18.000 personeelsleden van de KLM verwachten ook in de komende jaren de wind achter te hebben. Hun enthousiasme staat da^ borg voor. JAN VAN KERKVOOR In 1975 kwam de Boeing 747 M (Mixed) de luchtvloot vers# ken. Een andere uitvoering, het B-type, bleek hèt antwoord de verwerking van het steeds stijgende vervoersaanbod. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 26